Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1926
(1926)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Middelnederlandsche Bijdrage uit het Würzburger Hsch. ch. 9. 144.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Indien ik me niet vergis, was het J.F. Willems die in zijn Belgisch Museum het eerst de aandacht trok op dien tak onzer Middelnederlandsche Letterkunde, en in het eerste Deel van dit tijdschrift (1837) op bl. 101-136, onder den titel: van alderhande sprokene, Clein notabel verskine, zoowat duizend verzen; dan in zijn zesde deel (1842) op bl. 184-217, onder den titel: Oude rijmspreuken en priamelen, zoowat 900 verzen uit het Hulthemsche hs. afdrukte. Verreweg de meeste dier spreuken stammen dus uit de XIVe eeuw, voorzeker zijn er oudere onder. Willems, in deel I en VI, werpt de vraag op van hun ontstaan, brengt ze in verband met den duitschen Freidank; geeft uit die verzameling een dertigtal duitsche spreuken die voor inhoud en vorm nagenoeg met de dietsche overeenstemmen, maar laat in het midden of hier rechtstreeksche afhankelijkheid voorop te zetten is. Hij meent veeleer dat de beide spreukenbundels uit de volksmond, hoofdzakelijk, en onafhankelijk van elkaar, zijn opgeschreven. Daarna hebben vele geleerden zich met deze en andere rijmspreuken bezig gehoudenGa naar voetnoot(1), en is er heel wat materiaal verzameld geworden, maar zoover ik weet is er nog geen samenvattende studie over geschreven. Trouwens die zou wellicht voorbarig wezen, want het lijkt me zeer waarschijnlijk dat in menig ascetisch handschrift - de verzamelhandschriften vooral - nog heel wat geborgen ligt. Ik meen daarom goed te doen met 'n bescheiden bijdrage te leveren tot dit letterkundig genre, en deel volledig mee, wat in het Würzburgsche handschrift van dien aard is te vinden.
⋆⋆⋆
De beschrijving van het hsch. door Dr. de Vooys gegeven in zijn Middelnederlandsche Marialegenden, II, bl. LIX, is zeer beknopt. Het volgende kan er aan toegevoegd worden. Het eerste katern zit in een dubbel perkamentblad, waarvan de eene zijde op het voorplat van den band is geplakt; een ander dubbel perkamentblad omvat de twee laatste papieren bladen, en een zijde ervan is tegen het achterplat van den band gekleefdGa naar voetnoot(2). Het schrift en de punctuatie (de dubbele punt komt nagenoeg met alle waarden voor) brengen het tot de tweede helft der XVe eeuw. Op het eerste fol ro van het eerste kwatern staat: dit boec | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoert toe die carthusers bùten aemstelredam. Sommighe legenden C. VII.Ga naar voetnoot(1) Het verso van dit folio, alsmede fol. 2-8ro zijn blank. Op fol. 8vo staat de volgende inhoudstafel met bijbemerkingen.
Na dit eerste kwatern volgt er 'n kwintern, dan 'n kwatern, dan 'n sextern, weer 3 kwinternen, daarop 20 kwaternen. Er zijn echter 2 blanke bladen afgesneden van het vierde kwintern, één blank blad uit het vierde kwatern, nog één beschreven blad uit het 15e kwatern. Het handschrift telt dus nu nog 223 bladen. De afschrijving van het hsch. is dan weer eens 160 mm × 113, dan weer 155 mm × 118, of 158 mm × 113. Het hiertoe gewoonlijk gebruikte potlood is vaak uitgewischt, ofwel heeft men zich vergenoegd met op vele bladzijden slechts enkele lijnen te trekken; daar waar de aflijning met inkt geschiedde is ze nog volle- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dig. Bij deze laatste aflijning staat het schrift op de regels, bij de eerste er tusschen. Geen signaturen. Het tweede katern heeft 'n eigenaardige folieering, oi, oii, oiii, oiiii, ov, dus de 5 eerste bladen en steeds recto van het kwintern. Het derde katern heeft dan weer ovi, ovii, oviii, oix, dus de 4 eerste bladen recto van het kwatern. Het vierde katern volgt met oxi, oxii, oxiii, oxiiii, oxv, oxvi, dus de zes eerste bladen recto van het kwatern. Met het vijfde katern begint eene nieuwe folieering van i-xxviii regelmatig, maar daar breekt ze af. Die twee folieeringen zijn zoo niet van dezelfde hand dan toch uit denzelfden tijd. De band heeft verder 'n moderne folieering gekregen. Reclamen en custoden vindt men op het einde der katernen en ook op verschillende bladen in de katernen zelf; ze bepalen zich gewoonlijk tot het volgend woord, soms 2 of 3. In sommige katernen zijn er custoden op het verso van elk blad. Op bl. 222vo staat nog eens: Dit boec hoert toe die carthuser broders bùten Aemstelredam. Het schrift is groot en alhoewel nog al regelmatig, is het over 't algemeen slecht verzorgd. Vele stukken van den inhoud zijn slordig geschreven, met tal van woorden die in de pen bleven, letters die versprongen, grove taalfouten en ongerijmdheden, zoodat men veronderstellen moet dat scriver of scrifster het model hier en daar niet goed begreep. De stukken die er tweemaal in voorkomen laten trouwens blijken dat de arbeid slordig is verricht. Het boek werd op verschillende tijden geschreven, zooals deze herhalingen wel bewijzen, en eveneens de nota op bladz. 148vo: Byt om gods willen... Toch blijft het schrift zichzelf zeer gelijk. De legende van S. Geroen is van 'n andere hand in kleine letter, of zij veel jonger is dan het overige schrift betwijfel ik. De versiering bestaat enkel uit roode streepjes op hoofdletters, roode onderlijning der opschriften, en het aanbrengen hier en daar van 'n paar stipjes voor oogen en neus in de kronkels eener hoofdletter, alsmede groote roode hoofdletters voor de onderscheidene stukken en kapittels. De leesteekens zijn C in 't rood, fungeert voor §§ of onderdeelen. Somtijds staat het voor het opschrift van hoofdstukken. Uitroepings- of vraagteekens zijn niet voorhanden. De dubbele punt komt dikwijls alhoewel onregelmatig voor en heeft de waarde van, -; -: -.; verreweg het meeste die van, of;. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij staat soms voor hoofdletters. In verzen duidt ze het verseinde aan. De woorden zijn door = gescheiden op 't einde der regels, zonder acht te slaan op de lettergrepen, in de bontste wijze. Dikwijls gaat het schrift over de afschrijving heen. Verbeteringen:
De verbeteringen zijn nog al talrijk, maar ze hadden tien maal talrijker moeten zijn. Enkele uitgezonderd, zijn ze van dezelfde hand.
⋆⋆⋆
Hier volgt nu 'n volledige inhoudsopgave van de stof in het hsch. overgeleverd. Zonder dergelijke volledige opgave is er voor 'n systematische studie over het een of ander stuk of traktaat geen mogelijkheid.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
⋆⋆⋆ Hierop volgen nu de eerste serie van rijmspreuken. Voor zoover ik weet is er een enkel reeds gedrukt: spreuk II. Ik heb me veroorloofd korte ophelderingen in voetnotas te leveren. De punctuatie is van mij. De teksten werden in 1903 afgeschreven, in 1913 op het hsch. nog eens gecollationneerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Ga naar margenoot+ Dat is die rycste, die nu levet,:
Die noch goet, noch eer en hevet
Noch yet, daer hem syn sinnen oprusten:
Want dan mach hem syns ghelustenGa naar voetnoot(1)
5[regelnummer]
Nyet te hebben, niet willen, niet syn:Ga naar voetnoot(2)
Dat is dat wesen, wesen myn.Ga naar voetnoot(3)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II
Ga naar margenoot+ Alder blyscapen een verghancGa naar voetnoot(4)
Dan daer men hoer der enghelen sancGa naar voetnoot(5)
Ga naar margenoot+ Ende alder armoeden is een eyndeGa naar voetnoot(6)
Sonder der ermer helle ellende.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III10[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Waerlec hi en dunct mi syn niet vroetGa naar margenoot+
Die noch al te sterve heeft
Ende immer sterve moet.Ga naar voetnoot(7)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV
Ga naar margenoot+ Gode mynnen ende hem ontsien,
Sonde scwen ende die vlien,Ga naar voetnoot(1)
15[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Gherne gheven ende noede werken,Ga naar voetnoot(2)
Ende van vianden altos wel spreken; No
Ga naar margenoot+ Die dat dade, god soude hem gheven
Bliscap ewelic na dit leven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V
Ga naar margenoot+ Ghi sult u bedencken in alre tyt:
20[regelnummer]
Waen ghi quaemt ende wat ghi syt, Nota bene
Ende waer u te varen betaemt,
Ga naar margenoot+ Ende wat ghi waert eer ghi hier quaemt
Want ghi ymmer sterven moet
Ga naar margenoot+ Ende die doet comet onverhoet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ VI25[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die mensch soude altos dencken op gode
Want die werelt is loes:
Haier ghenuechte is onsuverheitGa naar voetnoot(3),
Haer raet is hoverde ende ghierecheit,
Haer dienst is soet, haer loon is cranc,
30[regelnummer]
Haer bloemen is scoen, haer vrucht is stancGa naar voetnoot(4)
Haer sekerheit is verradenisse,
Haer medecine is verghiffenisse,Ga naar voetnoot(1)
Haer ghelove is lieghen,
Haer gheleisten is bedrieghen,
35[regelnummer]
Voer bliscap geeft si grote rouwe,
Scande voer eer, loesheit voer trouwe,
Ende voer rijcheit armoede groet
Ende voer ewelike leven ende die ewighe doet.Ga naar voetnoot(2)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII
Ga naar margenoot+ Dat scorpioen heeft een scoen aenschyn,
40[regelnummer]
Maer syn stert is doet venynGa naar voetnoot(3)
Die den stert kent ende besiet
Hi en spelet mitten hoefde niet;Ga naar voetnoot(4)
Dit waen ic, dat men wel verstaet,
Want die werelt is int einde queat.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII45[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Onthoudt in u vyf punten goet
Salich is hi die se doet:
Ga naar margenoot+ Den tyt te verliesen selden,
Vrienscap ieghens die gheen die u scelden,
Ga naar margenoot+ In liden te hebben sachten moet,
50[regelnummer]
Te minnen die u leyde doet,Ga naar voetnoot(1)
Ende bliscap in versmaetheden
Dat syn grote volcomen volmaecthede.
⋆⋆⋆
Vier folio's verder begint 'n nieuwe reeks spreuken, die, in eenzelfden trant en versmaat geschrevenGa naar voetnoot(2), van hooger letterkundig gehalte zijn. In hetzelfde metrum zijn die welke Willems in zijn Belg. Mus I bl. 114-135 uitgegeven heeft. De versmaat past uitstekend bij deze kernachtige gezegden. De Würzburger dichter heeft (2 maal uitgezonderd, stroof XX en XXIV) het zes-verzen schema steeds in 't midden gecaesureerd. Bij hem hebben de meeste verzen staande rijmen, de caesuurverzen steeds vrouwelijke. Er is uit beide, en andere, verzamelingen wel 'n degelijke keuze te doen om het verwaarloosde vak der zedelijke poezie in onze bloemlezingen wat te verrijken. De laatste strophe is wel de mooiste. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
Ga naar margenoot+ Die werlt gheeftGa naar margenoot+
al dat hi heeft
in den tiden:
Onstadecheit
5[regelnummer]
onrust, arbeit
ende bitter liden.Ga naar voetnoot(1)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II
Ga naar margenoot+ Hets groet ghewin:
dat een, met sin,
hem daer toe keren:
10[regelnummer]
Dat hi verblyt,
tot alre tyt,
in onsen heer.Ga naar voetnoot(2)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III
Ga naar margenoot+ Die heer, die spreyt
Ontfermicheit
15[regelnummer]
op alle dien
Die hem mit oghenGa naar voetnoot(3)
in horen doghen
aenesien.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV
Ga naar margenoot+ Dat witte cleyt
20[regelnummer]
is reynicheit
in syn beduden,
In allen sticken
sel di mickenGa naar voetnoot(1)
dite behuden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V25[regelnummer]
Onse heer mintGa naar voetnoot(2)
gheen dinc
meer dan reynicheit,
Die mit mynnenGa naar voetnoot(3)
in 't herte van binnen
30[regelnummer]
is vercleyt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI
Ga naar margenoot+ Die niet ende neemtGa naar voetnoot(4)
alset beteemt
der dinghe waer,
Als hi dus slaectGa naar voetnoot(5)
35[regelnummer]
die viant die waect
ende tret hem naer.Ga naar voetnoot(6)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII
Ga naar margenoot+ Een reyn moet
die arbeyt doet
mit nendicheit,
40[regelnummer]
Doe dit wort gheloent
ende ghecroent
alsoe hi verscheyt.Ga naar voetnoot(1)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII
Ga naar margenoot+ Dat is goet
wat men hem doetGa naar voetnoot(2)
45[regelnummer]
dat nit en laectGa naar voetnoot(3),
Als is die doecht
die therte verhoertGa naar voetnoot(4)
ende salich maect.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX
Ga naar margenoot+ Die soe wie aensietGa naar voetnoot(5)
50[regelnummer]
syns selfs verdriet
ende syn ghebreken,
Die en sel niet gheerenGa naar voetnoot(6)
yemant te deren
mit fellen steken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X55[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dien thert is zoet,Ga naar margenoot+
heeft een vermoetGa naar voetnoot(1)
opten anderen:Ga naar voetnoot(2)
Dat si ter doecht
hem hebben ghevoecht,Ga naar voetnoot(3)
60[regelnummer]
ende daer in wanderen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIIn hogher lusten,
en in rusten,Ga naar voetnoot(4)
ende in vreden,
Daer hanghet an
65[regelnummer]
die punte vanderGa naar voetnoot(5)
salicheden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIIEen hert belast,
gebonden vast
mit swaren sonden,
70[regelnummer]
Dat heeft onlede
onrust, onvrede
tot allen stonden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII
Ga naar margenoot+ Een herte op aerden,
mit hoverdeienGa naar voetnoot(1)
75[regelnummer]
vol gheblasen,
Hout tot allen tiden
den mensche in liden,
en doet hem rasen.Ga naar voetnoot(2)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIV
Ga naar margenoot+ Een herte vercont,
80[regelnummer]
ende daer in veront
een wedermoet,Ga naar voetnoot(3)
En can tferdriet
vergheven niet
dat men hem doet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XV85[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Och heer god
hoe wort die sotGa naar voetnoot(4)
int leste beswaert,
Die hem niet
in deser tyt
90[regelnummer]
te recht en waert.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVI
Ga naar margenoot+ Soe wien ghenoecht
dit edel doecht,Ga naar voetnoot(1)
dats een iuweel
Dat hem doet gheven
95[regelnummer]
ewich leven
tot synen deel.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVII
Ga naar margenoot+ Hope doet
den reynen moet
in gode verbliden,
100[regelnummer]
Ende alle onspoet
om tewighe goet
te lichter liden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVIIIDie sterke minne
doet vrije sinne
105[regelnummer]
laste liden,
Si drinct dat suer
des die natuerGa naar voetnoot(2)
haer soud vermiden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIXHi is wel gheleert,
110[regelnummer]
so wie dat keert
al daer den moet,
Daer hem waertGa naar voetnoot(1)
al onghespaert
een ewich goet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XX115[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Wye dat gode
ende syn ghebodeGa naar voetnoot(2)
in hogher lusten
Wil bescouwe,Ga naar voetnoot(3)
moet, mit trouwen,
120[regelnummer]
van binnen rusten.Ga naar voetnoot(4)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXIMen vynt nietGa naar voetnoot(5)
duerbaers yet
in smensken sinne,
AlseGa naar voetnoot(6) is aldaer,
125[regelnummer]
reyn ende claer,
godlike mynne.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXIIEen reyn hert
is sonder smert
in allen weghen,
130[regelnummer]
Daer en is niet
ewich verdriet
meer of te weghen.Ga naar voetnoot(1)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXIIIDie syne scatGa naar voetnoot(2)
hevet ghesat
135[regelnummer]
in ganser vreden,
Mach hem verhoghen;
hi is ontfloghen
alle onlede.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXIV
Ga naar margenoot+ Die vromelike
140[regelnummer]
sonder wiken,
in der doechtGa naar voetnoot(3)
Altoes opclivetGa naar voetnoot(4)
ende blivet,
is vol ghenoecht.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXV145[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Tot hoghen dinghen
hoert sonderlinghe
neyndicheit;
Die slaprich syn
dats dubbelt pynGa naar voetnoot(1)
150[regelnummer]
om niet te arbeitGa naar voetnoot(2)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXVI
Ga naar margenoot+ Diet soe voeghetGa naar voetnoot(3)
dat hem ghenoeghet
ende is te vreden;
Die is wel bedacht
155[regelnummer]
ende levet sacht,
in salicheden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXVIIO edel ryc!
dyns ghelyc
niet en mach syn,
160[regelnummer]
Van vroude tontfaen,Ga naar voetnoot(4)
ende wech te slaen
des herten pyn.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXVIIIWaer wil reginert,Ga naar voetnoot(1)
daer is verkeert
165[regelnummer]
dat regiment;
Recht ende reden
syn vertreden
ende verellent.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXIXEen vat ontbonden,Ga naar voetnoot(2)
170[regelnummer]
na synen doen
so gheeftet rooc;
Na des herten wensch
so ghift die menscheGa naar voetnoot(3)
syn oerdeel oec.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXX175[regelnummer]
Die hoeden conde
tot alre stonde
synen mont,
Die maect hem vrede
tot alre stedenGa naar voetnoot(4)
180[regelnummer]
in des herten gront.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXXI
Ga naar margenoot+ Elc sy een man,
ende stride, dan
als des is noet;
Hi maec hem warm
185[regelnummer]
ende roet den arm
in weder stoet.
Vóór en na de eerste stroof staat nog in 't hsch. Vliet, swycht, ende ruste mit gode
Ende houdt nernstelike syn ghebode.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
⋆⋆⋆ In hetzelfde artikel van het Tijd. v. Leiden heeft Dr. de Vooys ook het incipit en explicit gepubliceerd van het reeds besproken lied van Minne (bl. 66) en er op gewezen (bl. 71) hoe hetzelfde lied voorkomt in een Berlijnsch hsch. M.S. germ. fol. 1027, waaruit hij incipit en explicit voor dat lied en nog twee andere afdrukt. Daar wordt niet vermeld dat het hier bedoelde dichtstuk reeds gedrukt is in 1848, door A.v. Arnswaldt in zijn Vier schriften von Johann Rusbroeck (Hannover-Hahn). Ik heb me te vergeefs bemoeid het Berlijnsche Hsch. naar Antwerpen te krijgen, en moet me dus wel tevreden stellen met den tekst van v. Arnswaldt als deze zich bevindt op bl. XXXVII der Inleiding. Alhoewel lang niet zuiver, is hij op ettelijke plaatsen boven dien van het Würzburger Hsch. te verkiezen; hij krijgt dus de eereplaats. 'n Vergelijking der twee teksten is zeer interessant, en het betreffende merkwaardige lied kan dus wellicht in zijn oudsten vorm worden hersteld.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bemerkingen. 1o) Dat dit lied niet van Hadewych is, staat vast; al klinkt de aanhef Hadewigiaansch. Er is te weinig kunst aan het woord. Er zijn te veel opvattingen en uitdrukkingen, die tot 'n latere periode der Minne-mystiek behooren. Reeds in strofe II. b.v. het Sy moet si voir meeesters voet..., en de overige technische bewoordingen als ziele sonder mond... anderheit... blootheit... enz. zijn uit de XIVe of het einde de XIIIe eeuw. In alle geval na-Hadewigaansch. Beelden als ‘een vuerich cloot’ zijn, ook op zichzelve, reeds daarvan 'n bewijs. 2o) Maar het lied, naast enkele Hadewigiaansche opvattingen, lijkt meer op de Ruysbroecksche mystiek betrekking te hebben. Natuurlijk is het niet van den Meester, daarom is het weer over 't algemeen, in den vorm vooral, te volmaakt. Uit zijn school echter is het wel; het zit vol van reminicensies, al kan ik geen strofe of vers aanduiden, die nagenoeg met 'n uitspraak van Ruysbroeck eensluidend zijn. 3o) Er zijn ook opvattingen en uitdrukkingen in, die steeds in herinnering brengen enkele der post-Hadewigiaansche Rythmata, al is het metrum hier geheel anders. Drie vrie geeste(n) uit stroof VIII duiden ook op toestanden die in de XIVe eeuw tehuis hooren, en liefst in de eerste helft. Ik ben dus ook geneigd ons gedicht te dateeren ± 1325. Het verdient in alles opmerkzame studie, en zoodra we beter georienteerd zullen zijn in de mystieke letterkunde der XII-XIV eeuwen, zal het wel zijn plaats vinden en bewaren.
Antwerpen, 26-5-25.
Dr. D.A. Stracke.
Slotwoord. Dr. de Vooys sprekend over Ms. German, fol. 1027 uit Berlijn, gewaagt maar van die geestelijke liederen. Er zijn er echter nog meer uit dit hsch. te publiceeren; want A. Reifferscheid, bl. 56, somt er nog verschillende op onder: IV: Verschiedenes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik geef hier het incipit en explicit, om de opzoekingen en vergelijkingen te vergemakkelijken.
Ga naar margenoot+ O helige geist vader ende sone
Die eyn Got is yn drie personen.
In lyden sult du u verblyden
Ende leven in verduldycheyt
Dit is dat slot der heiligher Drievuldicheyt.
Ik merk daarbij op, dat Blommaert een dergelijk lied uit het Hulthemisch hsch. publiceerde in zijn Oud-vlaamsche gedichten. II] Van drie doden konyngen ende van drie levendigen konynghen.
Ga naar margenoot+ In eynre suter zomer tyt,
Soe men minnentliken siet,
Lief gras bloyen menigherleye
Als ons die tyt van meye;
So wart een grote iacht gestalt.
Ga naar margenoot+ Dat wy syn hulde verwerven
En dan wy sterven
Des gunne ons got van hemelryc
In sinen tronen ewelyc. Amen.
Deze twee gedichten zijn in den codex afgeschreven in het jaar 1436. Ook vermeldt Reifferscheid nog bl. 54 onder: II: Verschiedenes, de volgende.
Ga naar margenoot+ Een spiegel alre minschen
Ick rade u allen dat ghi u daer toe keert
Ende ghi alle daghen sterven leert
Want got en heft ons nyet te weten ghegheven
Dyenestu der werelt du blyef bedrogen
Als du moges syen myt oghen.
Dat ordel dat die scepen wysen
Des en kan ick niet geprysen
Oc en kan ick des ghelasteren nyet...
Den armen als den ryken
Nu ende toe allen stonden
Als dat hier voirmaels is gevonden.
Ga naar margenoot+ Die tien gebode gaets te ryme.
Deze drie laatste gedichten zijn ± 1406 geschreven. |
|