| |
| |
| |
Vergadering van 15 Juli 1925
Waren aanwezig, de heeren: Mr. Leonard Willems, bestuurder, Prof. Dr. L. Scharpé, onderbestuurder, en Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren: K. de Flou, Dr. L. Simons, Gustaaf Segers, Kan. Dr. J. Muyldermans, Kan Am. Joos, Is. Teirlinck, Prof. Dr. J. Mansion, O. Wattez, Prof. Dr. Leo van Puyvelde, Prof. J. Vercoullie, Prof. Dr. A. Vermeylen, Prof. Karel van de Woestyne, Dr. J. Persyn, Dr. M. Sabbe, en Pater J. Salsmans S.J., werkende leden;
Pater J. van Mierlo jun. S.J., briefwisselend lid.
Lieten zich verontschuldigen: de heeren Prof. Dr. A.J.J. Vandevelde, E.H.J. Jacobs en Prof. Dr. A. van Hoonacker, werkende leden; Prof. Dr. Frans Daels, F.V. Toussaint van Boelaere en Prof. Dr. A. Carnoy, briefwisselende leden.
⋆⋆⋆
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de Junivergadering; het wordt zonder aanmerkingen goedgekeurd.
| |
Aangeboden boeken.
Door de Regeering:
Université de Gand. Recueil de travaux publiés par la Faculté de Philosophie et Lettres. 55e fascicule. De Goudmaker. Blijspel. Een indirekte navolging van Ludvig Holberg's Det Arabiske Pulver, volgens het eenig bekende handschrift voor het eerst uitgegeven door Dr. H. Logeman, hoogleeraar te Gent Gent, 1925.
Door de ‘Bayerische Akademie der Wissenschaften. Philosophischphilologische und historische Klasse’. Sitzungsberichte. Jahrgang 1924: 3.-6. Abhandlung und Schlussheft. - Jahrgang 1925: 1.-2. Abhandlung.
Door ‘Videnskapsselskapet’ te Kristiania:
Skrifter 1923. I. Matematisk-Naturvidenskabelig Klasse. - II. Historisk-Filosofisk Klasse.
Forhandlinger. Aar 1923.
Door het ‘Ministerio de Relationes exteriores de los Estados Unidos de Venezuela’:
Boletín. Nrs 2-3, 1925.
| |
| |
Door Dr. J.W. Muller, buitenlandsch eerelid te Oestgeest (bij Leiden):
Recht, Wet en Staat door J.W. Muller. (Overdruk uit Mensch en Maatschappij, drie-maandelijksch tijdschrift 1 Juli 1925, no 2.)
Door Kan. Dr. J. Muyldermans, werkend lid:
Reichs-Marine-Amt. Nordsee-Handbuch. Südlicher Teil (Hoofden). Die niederländische und belgische Küste von Terschelling bis zur französischen Grenze. Die Ostküste Englands von Cromer bis South-Foreland. Fünfte Auflage. Berlin, 1913.
Door Kan. Dr. J. Muyldermans, namens den Schrijver:
Kijkjes in Kongoland, door A.J. Witteryck. Brugge, z.j.
Door den heer Is. Teirlinck, werkend lid, namens den Schrijver:
La légende du chevalier voué au démon et sauvé par Sainte Gertrude. Essai de critique folklorique, par Jean Gessler, Professeur à l'Athénée Royal de Hasselt, Membre correspondant de l'Académie Royale d'Archéologie de Belgique. Bruxelles, 1925. (Extrait de Folklore Brabançon, no 23.)
De Legende van den Ridder die zijn ziel verkocht aan den Duivel en door Ste Gertrudis gered werd. (Korte samenvatting van bovenstaande studie.)
Door Dr. A.J.J. Vandevelde, werkend lid:
Natura docet. Natuurwetenschappelijke bibliotheek onder leiding van Paul van Oye, Dr. Sc. et med. - I. Prof. Dr. A.J.J. Vandevelde: Over melk en melkvervalsching.
Door den heer J. Kleijntjens S.J.:
Overzicht onzer huidige staatsinrichting, door J. Kleijntjens S.J. en H.I. de Bie.
Door den Schrijver:
Het Leven en de Werken van Johannes Looff, stempelsnijder en graveur te Middelburg, door M.G.A. de Man. Middelburg, z.j.
⋆⋆⋆
Aangekocht: Bijdrage tot Folklore. Onder de Wekkeringe. Een reesem brokskens Gentsch leven voor 't Volk bijeengegaard, door Lodewijk de Vriese. Gent, 1925.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Telegram van Z.M. den Koning. - Als antwoord op het telegram den 28 Juni, ter gelegenheid van de Plechtige Vergadering en van het jaarlijksch feestmaal aan Z.M. gezonden, ontving de Bestendige Secretaris op 1 Juli het volgende antwoord:
| |
| |
‘De Koning was zeer gevoelig aan den inhoud van het telegram welk Gij namens de Koninklijke Vlaamsche Academie Hem hebt toegestuurd, en Zijne Majesteit gelast mij U en al dezen wier tolk Gij waart, hartelijk in haren naam te danken.
's Konings Kabinetsoverste.’
2o) Rechtspersoonlijkheid. - Brief van 23 Juni 1925, waarbij de heer Minister van Wetenschappen en Kunsten (Beheer der Schoone Kunsten, Letteren en Openbare Boekerijen) aan de Academie een afschrift stuurt van het Koninklijk Besluit van 12 Mei 1925 houdende de maatregelen van toepassing der wet van 2 Augustus 1924 (zie Versl. en Meded. 1924, blz. 863) betreffende de toekenning van de Rechtspersoonlijkheid aan de Koninklijke Vlaamsche Academie.
Ministerie van Wetenschappen en Kunsten en Ministerie van Binnenlandsche Zaken en Volksgezondheid.
Beheer der Schoone Kunsten, der Letteren en der Openbare Bibliotheken.
100.02
ALBERT, Koning der Belgen,
Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden heil.
Gelet op artikel 6 der wet van 2 Augustus 1924, houdende toekenning van rechtspersoonlijkheid aan de Koninklijke Academie der Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten van Belgié, aan de Koninklijke Vlaamsche Academie, aan de Koninklijke Academie voor Fransche Taal en Letterkunde en aan de Koninklijke Academie van Geneeskunde.
Op de voordracht van Onzen Minister van Wetenschappen en Kunsten en van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Volksgezondheid;
Wij hebben besloten en wij besluiten:
Eerste artikel: De eigen bezittingen van de voormelde Academiën worden door haar wederzijdsche Bestuurscommissies beheerd.
Artikel 2: De bestuurscommissie verricht al de beheersen beschikkingshandelingen welke voormelde bezittingen aanbelangen en zorgt voor het naleven der voorwaarden opgelegd
| |
| |
door de schenkers en erflaters voor de aan de Academie gedane giften en legaten.
Elke aankoop van een onroerend goed ten bezwarenden titel en elke vervreemding van een onroerend goed dient vooraf toegelaten bij koninklijk besluit.
Artikel 3: De Bestuurscommissie benoemt zoo noodig het vereischte personeel voor het beheer of voor het bewaken van sommige deelen van de eigen bezittingen, bepaalt de voorwaarden van de betrekking, en stelt de bezoldiging ten laste van de eigen bezittingen vast.
Artikel 4: Het reglement van iedere bestuurscommissie moet aangevuld worden, inzonderheid wat betreft de te nemen maatregelen voor het beheeren van de eigen bezittingen der betrokken Academie en voor het beheeren van het geld.
Artikel 5: Een staat van de onroerende goederen en een inventaris van de roerende goederen en waarden waarvan de eigendom aan voormelde academiën bij de wet van 2 Augustus 1924 werd toegekend, zullen tegensprekelijk worden opgemaakt door de Bestuurscommissie en een afgevaardigde van Onzen Minister van Wetenschappen en Kunsten of van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Volksgezondheid.
Artikel 6: Onze Minister van Wetenschappen en Onze Minister van Binnenlandsche Zaken en Volksgezondheid zijn, ieder voor wat hem aangaat, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, den 12 Mei 1925.
(Get.) ALBERT.
Van 's Konings wege:
De Minister van Wetenschappen en Kunsten, (Get.) P. Nolf.
De Minister van Binnenlandsche Zaken en Volksgezondheid, (Get.) Poullet.
Voor gelijkvormig afschrift: De Onderbestuurder, (Get.) C. Bastin.
3o) Te Deum op 21 Juli. - Brief van 10 Juli, waarbij de Weled. Gouverneur van Oost-Vlaanderen de heeren Voorzitter en Leden der Academie uitnoodigt het Te Deum bij te wonen
| |
| |
dat op Dinsdag 21n Juli, te 11 uur, in de Hoofdkerk van St.-Baafs zal gezongen worden, ter gelegenheid van den verjaardag der inhuldiging van den Doorluchtigen Stichter van ons Koninklijk Stamhuis. - Hebben de plechtigheid bijgewoond, de HH.: Mr. Leonard Willems, bestuurder, en Dr. L. Goemans, bestendig secretaris.
| |
Mededeelingen namens commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De heer Prof. Dr. J. Mansion, secretaris der Commissie, brengt verslag uit over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Waren aanwezig, de heeren: Is. Teirlinck, voorzitter, K. de Flou, Kan. Dr. Muyldermans, Dr. L. Simons, Mr. L. Willems, Prof. Dr. L. van Puyvelde, Dr. L. Goemans, Dr. M. Sabbe, leden, en Prof. J. Mansion, lid-secretaris. Hospiteerende leden P.J. van Mierlo en Prof. J. Vercoullie.
Aan de dagorde staat:
1o) Derremonde. - Mededeeling door Prof. Dr. J. Mansion.
Spreker doet vooral uitkomen dat de namen Dender en de afleiding Derremonde (deze ouder dan de nieuwe samenstelling Dendermonde) uit Thenremunde, waarschijnlijk oorspronkelijk Germaansch zijn en niet hoeven met de voor-Germaansche waternamen op -ara verbonden te worden.
2o) De bijnaam van Lambert le Bègue. - Lezing door Pater J. van Mierlo, jun. S.J.
Uit de zeer uitvoerige studie van Spreker kunnen slechts eenige hoofdpunten aangestipt worden. 1. De bijnaam li Bègue kan niet de Stotteraar beteekend hebben, wat o.m. blijkt uit de gelijktijdige polemiek tusschen Lambert en zijne vijanden, die hem op alle manieren bestookten maar hem nooit om een lichaamsgebrek lastig vielen.
2. De bijnaam van Lambert moet wel geweest zijn ‘de Ketter’, Lambertus haereticus, aangezien hij zich tegen vele beschuldigingen van ketterij te verdedigen had. Wat hem aangewreven werd klopt zeer nauwkeurig met de leerstellingen der Albigeezen.
3. Lambert le Bègue is niet de stichter der begijnen te Luik, daar de eerste begijnenvereeniging te Luik eerst lange jaren na zijn dood opkomt en toen als nova plantatio bestempeld wordt.
| |
| |
4. Het woord begijn heeft vóor 1230 overal de beteekenis ketter of onbetrouwbaar vroom. In het Keulsche wordt de term op de Albigeezen toegepast.
De Commissie stelt voor deze twee lezingen op te nemen in de Verslagen en Mededeelingen.
2o) Bestendige Commissie voor Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Gustaaf Segers, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig, de heeren Kan. Am. Joos, voorzitter, Kan. Dr. J. Muyldermans, Dr. L. Goemans, O. Wattez, Dr. J. Persyn, Dr. L. van Puyvelde, Prof. J. Vercoullie, leden, Dr. M. Sabbe, hospiteerend lid, en G. Segers, lid- secretaris.
Aan de dagorde staat:
1o) Eenige wenken voor de woorden en uitdrukkingen in de gevoelstaal. (Slot.) - Lezing door Kan. Am. Joos.
De heer Joos leest het slot van zijne verhandeling over degevoelstaal. De secretaris wenscht den heer Joos geluk met zijne voordracht, die even merkwaardig mag genoemd worden in het opzicht van de taalstudie, van het taalonderwijs en van de volksletterkunde.
Al de leden der Commissie sluiten zich bij deze gelukwenschen aan. Aan de Academie zal voorgesteld worden de verhandeling van Kan. Joos in hare Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
2o) Sprokkeling op het gebied van 't Onderwijs in de 17e en 18e eeuw. - Lezing door Kan. Dr. J. Muyldermans.
Welk was de toestand van ons onderwijs in de Lagere en Middelbare Scholen in de 17e en 18e eeuw? Hoe was het met onze taal in deze onderwijsinrichtingen gesteld? Spreker treedt daarover in uitvoerige beschouwingen; ook handelt hij over de hervormingen, welke door het Oostenrijksch Bestuur werden ingevoerd. Hij onderzoekt eenige schoolboeken, welke in die dagen in onze gewesten gebruikt werden, en besluit zijne verhandeling met een onderzoek over den gemoedstoestand onzer vaderen in de 17e en 18e eeuw.
De heer Voorzitter dankt, namens de Commissie, den heer Muyldermans om zijne belangrijke voordracht, waarin tal van nagenoeg onbekende bescheiden en feiten voorkomen. - Er zal aan de Academie voorgesteld worden deze verhandeling in hare Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
3o) Taal- en Letterkundig onderwijs in de Lagere en Mid- | |
| |
delbare School. - Lezen en Opstellen. - Lezing door Gustaaf Segers.
Gezien het gevorderd uur zal deze lezing in de Septembervergadering plaats hebben.
| |
Dagorde.
1o) Commissie tot het voorstellen van Prijsvragen. Benoeming der Commissie. - Worden benoemd: de heeren Leden van het Bestuur, en de heeren Wattez en Vercoullie, werkende leden.
2o) Salsmans-Fonds. - Op voorstel der Commissie van Beheer van het Salsmans-Fonds en na kennisneming van de verslagen van de heeren Kan. Dr. J. Muyldermans en P.J. Salsmans S.J., beslist de vergadering dat het werk Limburgsch Gebedenboek uit de XVe eeuw, door Dr. Floris Prims, archivaris der stad Antwerpen, ter uitgave aangeboden, op kosten van het Fonds zal gedrukt worden.
De uitgebrachte verslagen zullen in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen worden.
| |
Verslag van Kan. Dr. J. Muyldermans.
Voor het Salsmans-Fonds werd een ‘Limburgsch Gebedenboek uit de XVe eeuw’ ingeleverd.
Dit handschrift is alleszins merkweerdig, en dit doet de inzender kort en klaar in zijne inleiding uitkomen. Het kan niet geloochend: zulk slag van boeken, uit den tijd die onmiddellijk de Hervorming voorafging, dragen terdege bij om ons volk te doen kennen in zijn innigste zieleleven, in zijn godsdienstige gevoelens. De kennis daarvan behoort toch ook wel tot 'n volledige kennis van 's volks leven en streven. - Zeker zijn tal van gebeden uit die tijden bekend; wij kennen ook geestelijk proza en geestelijke poëzie; maar nevens een en ander mag een katholiek kerkboek, in zekere mate volledig, nog zeer belangrijk heeten: het is oprecht een vuurbaken te meer op de baan van 's volks geschiedenis.
Nu, naar mijn oordeel, zage ik geerne bij sommige gebeden een woordje uitleg. Is wel altijd geen bijgeloof wat velen in onzen tijd bijgeloof schijnt. Overigens, vooraleer afkeuring te vellen, verplaatse men zich met de verbeelding in de XVe eeuw, en dan eerst zal men met recht en met kennis van zaken oordeelen. Wat alstoen bij ons volk gang en klank had, is nog niet heel
| |
| |
en al verdwenen. Dit eenvoudig, onbewimpeld godsdienstig gemoed leeft nog bij velen voort, en de Heiligen, door onze voorouders vereerd en aangeroepen als hun patronen, zijn nog onze - laat ik zeggen onze volksheiligen van heden.
Ik durf er nog bijvoegen, dat de verklaring van eenige verouderde woorden en spreuken ook zou passen. Men geve dien uitleg 'tzij aan den voet der bladzijde, 'tzij - en nog liefst - op het einde van 't boek, waar men die woorden in een lijstje kan rangschikken.
Zoo de Academie met dit oordeel instemt - wat ik durf verhopen - dan geve men deze eenige regels aan den inzender over. Ik zoude wenschen, dat men met het drukken van het werk zoodra mogelijk kon aanvangen.
| |
Verslag van P.J. Salsmans S.J.
Ik ben het eens met den Z.E.H. Kan. Dr. Muyldermans: dit ‘Kerkboek’ verdient waarachtig, dat het door onze Koninklijke instelling zou uitgegeven worden, en wij zijn dankbaarheid aan den E.H. Dr. Prims verschuldigd omdat hij het eerst aan ons heeft aangeboden. Het is van groot belang in geschiedkundig, godsdienstig, folkloristisch en philologisch opzicht. Te meer daar er tot nog toe weinig aandacht gewijd is aan verzamelingen van volksgebeden uit de Middeleeuwen, noch oude ‘kerkboeken’ werden uitgegeven.
Als strikte voorwaarde nochtans van mijn gunstig advies, vraag ik dat de inzender eenige aanteekeningen bij zonderlinge zaken en uitdrukkingen zou voegen: anders kan het licht gebeuren, dat de lezer verkeerd begrijpe.
⋆⋆⋆
3o) Lezing door G. Segers, werkend lid: - Eenige karaktertrekken van Bilderdijk. - Bilderdijk tegenover Vondel.
De heer Segers ontleedt enkele karaktertrekken van Bilderdijk, en treedt te dier gelegenheid in beknopte beschouwingen over sommige werken van den dichter. Vervolgens plaatst hij hem tegenover Vondel, en doet uitschijnen, dat beiden, de grootste dichters waarop onze letterkunde trotsch is, wat karakter, gemoedsaard en levensopvatting betreft, hemelbreed met elkaar verschilden, wat door hunne werken gestaafd wordt.
Op voorstel van den heer Bestuurder beslist de vergadering dat de lezing van den heer Segers in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
|
|