Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1924

[p. 195]

Vergadering van 30 April 1924

Waren aanwezig de heeren: Prof. Dr. J. Mansion, bestuurder, Mr. L. Willems, onderbestuurder, Dr. L. Goemans, bestendige secretaris;

de heeren: K. de Flou, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Kan. Dr. J. Muyldermans, Kan. Am. Joos, Is. Teirlinck, Omer Wattez, Prof. Dr. L. van Puyvelde, Prof. Dr. L. Scharpé, Prof. J. Vercoullie, Prof. Dr. A. Vermeylen, E.H.J. Jacobs, Karel van de Woestyne, Dr. J. Persyn, Mej. M.E. Belpaire en Herman Teirlinck, werkende leden;

Eerw. Pater J. Salsmans S.J., briefwisselend lid.

De heeren Prof. Dr. A.J.J. Vandevelde en Dr. M. Sabbe, werkende leden, en Prof. Dr. A. Carnoy, briefwisselend lid, lieten zich verontschuldigen.

_**_*

Leopoldsorde en Kroonorde. - Bij Koninklijk Besluit van 8 April 1924 (Staatsblad, 12 April) werden de heeren Prof. Dr. L. Scharpé, werkend lid der Academie, tot officier in de Leopoldsorde en Prof. Dr. A. van Hoonacker, briefwisselend lid, tot Commandeur in de Kroonorde bevorderd. - De heer Bestuurder wenscht hun geluk met deze onderscheiding.

Aangeboden boeken.

Door de Regeering:

Analecta Vaticano-Belgica. Vol. VIII. Documents relatifs au Grand Schisme. Textes et analyses, publiés par Karl Hanquet, professeur à l'Université de Liége. Tome I: Suppliques de Clement VII (1378-1379).

Door het Bataafsch Genootschap, te Rotterdam:

Nieuwe Verhandelingen. Tweede Reeks: 9^e dl., 1^e stuk.

Naamlijst der leden, December 1923.

Verslag der Algemeene Vergadering van 30 September 1922.

Verslag der Voordrachten van Leden. Bundel II.-3 (Winter 1922-1923.)

Door de ‘Kungl. Universitetets-Bibliothek’ te Uppsala (Zweden):

Mittelniederdeutsche Arzneibücher I. Das Gothaer mittelniederdeutsche Arzneibuch und seine Sippe. Herausgegeben von Sven Norrbom.

[p. 196]

De hieronder volgende proefschriften:

Eine westfälische Psalmenübersetzung, von Erik Rooth.

Das Lautsystem der niederdeutschen Kanzleisprache Hamburgs im 14. Jahrhundert, von Sven Lide.

Zur Geschichte der germanischen N-Deklination von Elias Wessén.

Zur Geschichte der periphrastischen Verbindung des Verbum substantivum mit dem Partizipium Präsentis im Kontinentalgermanischen, von John Holmberg.

Svarabhakti und Erleichterungsvokal im Altdeutschen bis ca. 1250, von Hans Reutercrona.

Vollständiges Glossar zu Notkers Boethius de consolatione philosophiae. Buch I. Von Nils Lindahl.

Lautstand der Mundart der Gemeinde Altengamme in den Vierlanden bei Hamburg, von Hugo Larsson.

The Vocalism of Romanic Words in Chaucer, by Ruben Nöjd.

Continental-germanic personal Names in England, in Old and Middle English Times, by Thorvald Forssner.

Toponymics or Derivations from local Names in English, by Gösta Langenfelt.

The Place-names of Wiltshire: Their Origin and History, bij Einar Ekblom.

A Grammar of the Dialect of Lorton (Cumberland), by Börje Brilioth.

Nomina Agents in Old English. Part I. By Karl Karre.

The Rime-vowels of Cursor Mundi, by Otto Strandberg.

Corrections and Additions in the Ormulum Manuscript, by Sigurd Holm.

Studies on uncompounded personal Names in Old English, by Mats Redin.

Etude sur la palatalisation de k devant une voyelle antérieure en français, par Karin Ringenson.

La particule cum comme préposition dans les langues romanes, par Carl Gustaf Santesson.

Etude sur l'emploi de l'argot des malfaiteurs chez les auteurs romantiques, par Nils Evert Taube.

Etude sur les actions analogiques réciproques du Parfait et du Participe passé dans les langues romanes I. Par Ernst G. Wahlgren.

Etude sur Magis et les expressions adversatives dans les langues romanes, par J. Melander.

Etude sur l'expression syntactique du rapport d'agent dans les langues romanes, par Hjalmar Kallin.

Le développement des proparoxytons latins en -ulus, a, um dans les langues romanes, par Ake L. Blomgren.

La construction de l'Infinitif dépendant d'une locution impersonnelle en français des origines du XV^e siècle, par Hilding Kjelman.

Studier öfver Theophiluslegendens Romanska Varianter, af Hjalmar Lundgren.

Door ‘Leuvensche Studiën en Tekstuitgaven’:

Hadewych: Visioenen. Opnieuw uitgegeven door Dr. J. Van Mierlo, jr. S.J.I. Tekst en Commentaar. Leuven, 1924.

Door de ‘Société d'Emulation, te Brugge:

Annales. T. 65, fasc. 2-4; - t. 66, fasc. 1-4.

Mélanges, VIII: Recueil de documents relatifs aux troubles religieux en Flandre 1577-1584, par le chanoine A.C. de Schrevel. Tome I.

Mélanges, IX: De eerste eeuw van het Broederschap der zeven

[p. 197]

weedommen van Maria in Sint-Salvator, te Brugge, door Kan. Ad. Duclos.

Door den E.H. Jan Bernaerts, onderpastoor te Sint-Jans-Molenbeek:

Ons Nederlandsch Tooneelrepertorium, bewerkt door Jan Bernaerts, Pr.

Door den heer C. Godelaine, leeraar aan het Atheneum, te Verviers:

Balrozeken van Minus van Looi en Naar aanleiding van Ward Schouteden's Remond en Renilde, door C. Godelaine. (Twee overdrukken uit Limburg.)

Door den schrijver:

Sur l'écologie des épiphytes de la surface des troncs d'arbres à Java, par M. Paul van Oye.

Les Marais de la Province de l'Equateur au point de vue hygiénique par le même.

Zur Biologie des Potamoplanktons auf Java. Id.

Aangekocht: Index generalis. Annuaire général des Universités. 1923-1924.

Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.

1^o) Congres der Amerikanisten. - Brief van 28 Maart, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten bericht, dat hij de HH. Prof. Ad. de Ceuleneer, werkend lid, en Prof. H. Logeman, buitenlandsch eerelid der Academie, aanstelt als afgevaardigden van het Staatsbestuur op het te Den Haag en Gothenburg te houden 21^e Internationaal Congres der Amerikanisten.

2^o) University of Illinois. - Brief van 16 April, waarbij de heer Charles A. Williams, Assistent Professor aan de ‘University of Illinois, Urbana, Illinois’ aan de Academie mededeelt, dat wijlen Prof. Kopp, bibliothecaris aan de Universiteit van Marburg een onuitgegeven handschrift heeft nagelaten over de ‘Flämish-deutsche Liedergemeinschaft in früheren Zeiten’. Hij vraagt of de Academie wellicht bereid zou gevonden worden om het stuk uit te geven. - De Academie verklaart bereid te zijn het werk aan het oordeel van een jury te onderwerpen, die dan beslissen zal of het al of niet onder haar uitgaven kan opgenomen worden. In dien zin zal aan den heer Charles A. Williams geschreven worden.

3^o) Afsterven van Dichter Lodewijk de Koninck, oudbriefwisselend lid. - De Academie verzocht den heer G.

[p. 198]

Segers, de lijkplechtigheid van Dichter de Koninck te Hoogstraten bij te wonen en zond een brief van deelneming aan de familie. - De heer Segers brengt hieronder volgend verslag uit over de plechtigheid:

Hooggeachte Collega's,

Bij telegram van 28 Maart verzocht onze heer Bestendige Secretaris mij, ons genootschap op de lijkplechtigheid van Lodewijk De Koninck te Hoogstraten, te vertegenwoordigen.

Bij brieve van denzelfden datum schreef de heer Minister van Wetenschappen en Kunsten mij, ‘dat ik hem ten zeerste zou verplichten door de Regeering te vertegenwoordigen op den dienst, welke op 3 April aanstaande om 10 uren ter nagedachtenis van den dichter Lodewijk De Koninck zal gehouden worden’. Ik heb mij van deze dubbele taak gekweten. Na den dienst heb ik mij naar de familie begeven om de deelneming der Regeering en der Koninklijke Vlaamsche Academie uit te drukken in het verlies van Lodewijk De Koninck, die onze gemeente, en zelfs het land tot eer verstrekt, en onze moedertaal heeft opgeluisterd door zijn heerlijk werk.

Namens den Gemeenteraad van Hoogstraten en ook namens de familie van Lodewijk De Koninck betuig ik hunnen dank aan de Regeering en aan de Koninklijke Vlaamsche Academie, die zich op de uitvaart hebben laten vertegenwoordigen.

Lodewijk De Koninck behoort voortaan tot onze Letterkundige Geschiedenis.

Het nageslacht is altijd rechtvaardig. Het zal de verdienste van zijn werk naar waarde beoordeelen. Toch zal het, meenen wij, getuigen, dat De Koninck een dichter bij Gods genade was, en dat zijn werk tal van stukken van wezenlijke schoonheid bevat. Het zal vooral hulde brengen aan zijne onbaatzuchtigheid, eerlijkheid en diepe overtuiging. Hij is arm gestorven.

Op onze dagen van winstbejach en zingenot, van verstoffelijking, aanbidding van het gouden kalf en zedelijk verval, vertoont het beeld van Lodewijk De Koninck zich in al zijne verheven kracht en schoonheid. Hij heeft onze moedertaal opgeluisterd: zijn naam zal in eere blijven.

Mededeelingen namens commissiën.

1^o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taalen Letterkunde. - De heer Prof. Dr. L. Scharpé, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.

Waren aanwezig, de heeren: K. de Flou, voorzitter, Kan. Am. Joos Is. Teirlinck, Dr. L. Goemans, Dr. L. Simons, Prof. Dr. J. Mansion, Prof. J. Vercoullie, Mr. L. Willems, J. Jacobs, leden, Prof. Logeman, hospiteerend lid, en Prof. Dr. L. Scharpé, lid-secretaris.

Aan de dagorde staat:

1^o) Tekstkritiek over Esopet (2^e mededeeling). - Door Prof. Dr. L. Scharpé.

[p. 199]

Is de Esopet het werk van twee schrijvers? Zoo ja, waarop kan men steunen, om in aansluiting met Maerlants mededeeling over Calfstaf en Noydekyn, het aandeel van elk der schrijvers te onderscheiden in den ons bewaarden fabelbundel? Eerst hoeft de oorspronkelijke volgorde hersteld, welke door den 14^de-eeuwschen afschrijver haast hopeloos door malkaar werd gehaald. Voorts valt te letten op het verschil in artistieke begaafdheid, tusschen de fabelen uit de eerste en die uit de tweede helft. Typische verschillen in woordgebruik laten toe de twee derden der fabelen aan den eersten, een derde aan den tweeden dichter, den voortzetter, toe te schrijven; vooral het feit dat den eersten schrijver de aanhalingsvorm seithi eigen is, en seegti eigen aan den tweeden. Ook valt te wijzen op het gebruik van een moeilijker strophenvorm (strophen van zes regelen) door den tweeden dichter, terwijl de eerste dichter een aantal fabelen niet-strophisch schreef. Eindelijk: de eerste dichter is verhalend-didactisch; de tweede dramatiseert.

2^o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal= en Letterkunde. - De heer O. Wattez, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.

Waren aanwezig de heeren: Prof. Dr. A. Vermeylen, voorzitter, Is. Teirlinck, Kan. Dr. Muyldermans, Dr. L. Simons, G. Segers, Prof. Dr. L. Scharpé, Dr. J. Persijn, leden, Mr. Willems en Prof. Logeman, hospiteerende leden en O. Wattez, lid-secretaris.

Aan de dagorde staat:

1^o) Over eenige onuitgegeven handschriften van Antoni Van Leeuwenhoek. - Lezing door Dr. A.J.J. Vandervelde.

De heer Van de Velde afwezig zijnde, wordt zijne lezing uitgesteld.

2^o) Lichtstralen uit Vondels werk. - Lezing door G. Segers.

De heer Segers leest eene verhandeling waarin hij zegt dat het veel beter zou zijn indien Vondels geheele werk meer gelezen en gestudeerd werd dan het opsporen van alle bijzonderheden uit zijn leven. Hier te lande zijn van Vondel alleen bekend de stukken die in alle bloemlezingen voorkomen en de tooneelstukken die in schouwburgen of colleges worden opgevoerd.

Spreker leest om te sluiten enkele stukken uit Vondels werk, dat minder bekend is.

De voorzitter bedankt den heer Segers voor zijne lezing en

[p. 200]

stelt voor ze te laten opnemen in de ‘Verslagen en Mededeelingen’.

3^o) Een handschrift van Bilderdijk. - Mededeeling door Prof. Logeman.

Dit handschrift is een blijspel, getiteld De Goudmaker. Het werd nooit uitgegeven. De Goudmaker van Bilderdijk is eene bewerking van een blijspel van Holberg: Het Arabisch Poeder, in het Hollandsch vertaald eerst in proza en daarna in verzen. Naar eene dezer vertalingen heeft Bilderdijk gewerkt.

Prof. Logeman spreekt over Bilderdijk's werk, en ook over zijne werkwijze, de verbeteringen toegebracht aan zijn handschrift, enz.

De voorzitter bedankt den heer Logeman voor zijne mededeeling.

Dagorde.

1^o) Lidmaatschap der Academie. Opene plaatsen. - De Academie stelt het getal der opene plaatsen vast. Staan open:

Een plaats van briefwisselend lid, tot vervanging van Mej. Virginie Loveling, overleden; drie plaatsen van buitenlandsch eerelid tot vervanging van de heeren Dr. Henry Bradley, Prof. G. Kalff en Taco H. de Beer, alle drie overleden.

De Academie gaat over tot het benoemen der Commissie tot voorstelling van twee candidaten voor elk der openstaande plaatsen. Deze Commissie bestaat uit het Bestuur en drie leden. Worden aangewezen de heeren: Is. Teirlinck, Prof. Dr. A. Vermeylen en E.H.J. Jacobs.

2^o) Lezing door den heer Omer Wattez, werkend lid. - Goethe's eerste en tweede Faust.