| |
| |
| |
Plechtige Vergadering van 1 Juli 1923.
Te 10 1/2 uur vergaderen de heeren Leden in het eere-salon der Academie.
Zijn aanwezig de heeren Prof. J. Vercoullie, bestuurder, Prof. Dr. J. Mansion, onderbestuurder, en Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren: K. de Flou, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, G. Segers, Kan. Am. Joos, Is. Teirlinck, O. Wattez, Prof. Dr. L. van Puyvelde, Prof. Dr. L. Scharpé, Mr. L. Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen, Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde, J. Jacobs, Dr. M. Sabbe en Herman Teirlinck, werkende leden;
de heeren Prof. Dr. Frans Daels, F.-V. Toussaint van Boelaere en Mr. J. Muls, briefwisselende leden.
Z.D.H. Mgr. Rutten, bisschop van Luik en Kan. Dr. J. Muyldermans, werkende leden; Mej. V. Loveling en Prof. Dr. A. van Hoonacker, briefwisselende leden; en Dr. H.-J. Eymael, buitenlandsch eerelid, lieten zich verontschuldigen.
Zijn verder aldaar aanwezig: Z.D.H. Mgr. Seghers, bisschop van Gent, Z.E.H. Kan. M. de Baets, vicarisgeneraal, aartspriester van het Bisdom, A. Huyshauwer, J. Maenhaut en A. Siffer, volksvertegenwoordigers, en Dr. J.-F.-M. Sterck, buitenlandsch eerelid der Academie, te Haarlem.
Te 11 uur worden genoemde heeren, samen met het Bestuur en de Leden der Academie, door den pedel naar de feestzaal geleid.
Nemen plaats aan het bureel: Prof. J. Vercoullie, bestuurder, Prof. Dr. J. Mansion, onderbestuurder, Dr. L. Goemans, bestendig secretaris en Dr. J.-F.-M. Sterck, feestredenaar.
| |
| |
Verder zijn nog aanwezig: Mej. B. Boonants, gemeenteraadslid; - Dr. L. Brounts, leeraar; - Al. Callant, letterkundige; - A. Campers, rustend leeraar; - W.-H. Claes, hoofdonderwijzer; - V. Coremans, student, Aerschot; - P.-S. Crijnen, leeraar; - A. Criel, bijzondere; - V. de Bièvre, leeraar; - E. de Bont, beambte; - A. de Boosere, leeraar; - Cam. de Bruyne, hoogleeraar, oud-schepen; - Pater A. Dechamps S.J., leeraar; - H. de Clercq-Evrard, hoofdschoolopziener en Mej. E. de Clercq, regentes; - E.H.F. de Mol, bestuurder; - Kan. G. de Munck, leeraar aan het Seminarie; - Osw. de Schamphelaere, voorzitter van het Willemsfonds (Gentsche tak); - H. de Tracy, provincieraadslid; - U. Dhaenens, rekenplichtige aan de Landbouwhoogeschool; - J. Eeckhout, letterkundige; - R. Goethals, onderpastoor; - Pater Jos. Jacobs S.J., rector van het St.-Barbaracollege; - R. Nachtergaele, doct. jur.; - Jan Poot, bestuurder van den K. Vl. Schouwburg te Brussel; - O. Putman, bestuurder der Middelbare School; - Osc. Roels, leeraar aan het Kon. Conservatorium; - Pater E. Schepens S.J.; - R. Schoorman, eere-archivaris van den Staat; - Comm. C. Sevens, der Artillerie; - R. Sichien, leeraar; - L. Smeesters, hoofdonderwijzer; - Odiel Soenen, bibliotheekbestuurder; - Kan. A. Standaert, professor aan het Seminarie; - Gust. Thiry, leeraar; - Ant.
Thomas, student te Poperinghe; - van Broeckhoven, student, te Gheel; - Leo van der Haegen, leeraar aan het Conservatorium; - Pater Van der Reydt, leeraar aan het St.-Barbaracollege; - Eerw. H.J. van de Velde, leeraar; - J.-E. van de Velde, apotheker; - Jef van de Wiele, student; - F. van Geluwe, inspecteur der posterijen; - O. van Hauwaert, opziener van het Middelbaar Onderwijs; - Frans van Holle, beambte; - H. van Laetem, ingenieur; - Pater J. van Mierlo jun.; - Pater J. van Nieuwenhuyse, leeraar aan het St.-Barbaracollege; - F. van Nuffel, student te Lebbeke; - G. van Ouytsel, eere-leeraar; - H.-J. Vereecke, beambte; - B. Verhaeghe, drukkeruitgever; - Jos. Vermeulen, student; - W. Verniers, beambte; - V. Wattez, postbeambte; - Mary-L. Willems, kunststudente; - E. Winsel, gemeenteraadslid; - alsook de heeren reporters van De Standaard en Het Volk. - Verder nog een groot getal dames en heeren, belang- | |
| |
stellenden in het werk der Koninklijke Vlaamsche Academie.
Vanwege verschillende personen heeft het Bestuur der Academie schriftelijk bericht ontvangen, dat het hun ten zeerste spijt deze plechtige vergadering niet te kunnen bijwonen. Het zijn de HH. Nolf, Minister van Wetenschappen en Kunsten; - Mgr. A. de Bock, huisprelaat van Z.H. den Paus, vicaris generaal; - Luitenant-Generaal Van Acker; - Senator C. de Bast; - van Ackere en Pussemier, volksvertegenwoordigers; - de Gouverneur der provincie Oost-Vlaanderen; - de Burgemeester van Gent; - de Rector der Gentsche Hoogeschool; - Dr. Karel Barbier, van Veurne, stichter van den Barbierprijs; - Mevr. de Douairière Merghelynck, weduwe van Jhr. Arthur Merghelynck, die aan de Academie het Beauvoorde-kasteel met zijn kunstschatten vermaakte; - G. van den Bossche en R. de Saegher, schepenen der stad Gent; - G. d'Hondt, stadsontvanger; - J. Gheysens, schoolopziener, te Drongen; - Kan. Cl. Ledegen, secretaris van Z.H. den Bisschop; - Mej. C. van de Wiele, te Kortrijk en O. van Malleghem, gepensionneerd advocaat-generaal.
* * *
De heer Bestuurder heet de aanwezigen welkom en leest vervolgens een verhandeling over ‘Het Stamland der Indo-Germanen’.
Daarna verleent hij het woord aan Dr. J.-F. Sterck, buitenlandsch eerelid der Academie, inspecteur van het Lager Onderwijs te Haarlem, die spreekt over ‘De Ontwikkeling van Vondels karakter’.
De twee lezingen werden door de aanwezigen zeer gesmaakt en warm toegejuicht. - Aan den heer en Mevrouw Sterck (die insgelijks de vergadering bijwoont) wordt een hartelijke ovatie gebracht, als de heer Bestuurder Vercoullie er in zijn dankwoord tot den spreker aan herinnert, dat beiden vanwege de Belgische Regeering een hooge onderscheiding bekwamen, voor de groote diensten door hen, tijdens den oorlog, aan onze vluchtelingen bewezen.
Ten slotte doet Dr. Leo Goemans, bestendig secretaris, de hieronder volgende mededeelingen aan de vergadering:
| |
| |
In haar vergadering van 20 Juni jl. werd door ons genootschap overgegaan tot de verkiezing van drie briefwisselende leden. De plaatsen waren opengevallen door het afsterven van Baron Nap. de Pauw, Edw. Gailliard en Dr. Hugo Verriest, en de benoeming van Dr. Maurits Sabbe, Mejuffer M.-E. Belpaire en den H. Herman Teirlinck, tot werkende leden.
Werden verkozen: Dr. Jos. Cuvelier, algemeen rijksarchivaris te Brussel, Prof. Dr. A. Carnoy, senator te Leuven en E.H. Al. Walgrave, letterkundige, pastoor te Vollezeele.
Ik wensch die heeren welkom in ons midden.
* * *
Van de prijsvragen door de Academie voor 1923 uitgeschreven, werden er twee beantwoord:
1. Er werd gevraagd: Een onderzoek naar het ontstaan en de ontwikkeling van het gebruik van het voegwoord of, ter inleiding van een afhankelijken zin met woordschikking van den hoofdzin achter een ontkennenden zin.
Twee antwoorden werden ingezonden.
De drie verslaggevers zijn het echter eens om te verklaren, dat geen van beide voor bekroning in aanmerking komen kan. Zij stellen voor de prijsvraag voor een ander jaar aan te houden.
2. Voor de Letterkunde werd er gevraagd: Eene Geschiedenis van de Kinderliteratuur in de Nederlanden tot en met 1900.
Deze prijsvraag, eerst uitgeschreven voor 1909 en dan aangehouden voor 1912, werd telkens beantwoord, doch de ingezonden opstellen werden niet bekroond. De uitspraak der jury luidt thans eveneens ongunstig.
De prijsvraag zal echter nogmaals worden aangehouden, doch uitgebreid tot 1920, daar in de laatste 20 jaren veel belangrijk werk op het gebied der Kinderliteratuur is geleverd geworden.
* * *
| |
| |
In den loop van het academisch jaar zijn ons genootschap drie leden ontvallen: een buitenlandsch eerelid en twee werkende leden.
Het buitenlandsch eerelid is de Engelsche geleerde Dr. Henry Bradley die sedert 1921 deel uitmaakte van de Vlaamsche Academie.
Hij was in 1845 te Manchester geboren, werd tot driemaal toe voorzitter van de Philological Society en was sedert 1889, met Dr. Murray, hoofdredacteur van The Oxford English Dictionary.
Hij leverde zeer verdienstelijke bijdragen op het gebied van de Engelsche taal en de geschiedenis; noemen wij o.a. The making of English, The story of the Goths en zijn uitgaven van oude Engelsche teksten.
Hij maakte zich vooral verdienstelijk door zijne medewerking aan het even genoemd groot Engelsch woordenboek.
* * *
Den 29 Juli 1922, overleed te Brugge, op 81-jarigen ouderdom, de H. Edward Gailliard, bestendig secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie. Hij was de laatste overlevende van de leden der Academie die, in 1886, bij dezer stichting, rechtstreeks door Koninklijk besluit aangesteld werden.
Den 1 Januari 1905 volgde hij Frans de Potter als bestendig secretaris op.
De leden onzer instelling weten wat al diensten de H. Gailliard in zijn ambt bewezen heeft: gedurende ruim 17 jaren leefde hij voor de Academie en zijn wetenschappelijk werk. Hij legde zijn ambt dan alleen neder toen de ouderdom hem tot volkomen rust noopte. Hij koesterde nochtans de hoop zijn laatste jaren te wijden aan het voltooien en ter pers brengen van zekere belangrijke bijdragen tot de kennis van het Middelnederlandsch. Helaas! die hoop werd niet verwezenlijkt.
Het scheiden van de hem zoo dierbare Academie had hem diep getroffen, en slechts drie maanden nadat hij zijn verblijf te Brugge, zijn geboortestad, had overgebracht,
| |
| |
werd hij schier plotseling aan zijne familie en zijn vrienden ontrukt.
De Academie zal steeds den man gedenken die met onvermoeiden ijver hare belangen behartigde en die zich met haar, om zoo te zeggen, vereenzelvigd had.
Een ander afsterven was even pijnlijk voor de Academie.
Den 28 October 1922, ontviel ons te Ingoyghem, in den gezegenden ouderdom van 82 jaar, ons meest bedaagd lid, de Zeer Eerw. Heer Dr. Hugo Verriest.
Ik zal het niet wagen hier de lofrede uit te spreken van den alombetreurden ‘pastor van te lande’ zooals hij zich zelf noemde. Heel het Vlaamsche land - en Noord-Nederland niet minder - kende en beminde den edelen man, dweepte met den gemoedelijken, zoetgevooisden spreker, wiens geestdriftige liefde voor zijn volk en zijn taal zooveel jeugdige harten heeft gewonnen voor de Vlaamsche zaak.
Want juist de studentenwereld voelde zich het meest nog aangetrokken tot den goeden, lieven grijsaard wiens geest jong was gebleven en die niet alleen in zijn uiterlijk, maar ook in zijn gemoed iets van de eerste frischheid en bekoorlijkheid der jeugd had bewaard.
Waar vond men ooit onder de sneeuw der jaren zulk een kinderlijke dichterziel opborrelend van jongelingsgloed en van Vlaamsch ideaal, waarop de tijd, de ontgoocheling nooit iets vermocht.
Hij was, in den vollen zin des woords, een levenwekker, een bezieler.
Pastor Verriest heeft zich in het hart van het Vlaamsche volk een onvergankelijk recht op erkentenis verworven, en hier, in de Vlaamsche Academie, waar zijn beminnelijke stem zoo dikwijls weerklonk, wordt zijn naam met liefde en eerbied herdacht.
|
|