| |
| |
| |
Vergadering van 18 April 1923.
Waren aanwezig de heeren: Prof. J. Vercoullie, bestuurder, Prof. Dr. J. Mansion, onderbestuurder, en Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren: K. de Flou, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, G. Segers, Kan. Dr. J. Muyldermans, Kan. Am. Joos, Is. Teirlinck, O. Wattez, Prof. Dr. L. van Puyvelde, Prof. Dr. L. Scharpé, Mr. L. Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen, Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde, Jos. Jacobs, Prof. K. van de Woestyne, Dr. J. Persyn, Dr. M. Sabbe, Juffr. M.-E. Belpaire en Herman Teirlinck, werkende leden;
de heer F.-V.-Toussaint van Boelaere en Prof. Dr. Frans Daels, briefwisselende leden.
De heeren Pater J. Salsmans S.J. en Mr. J. Muls, briefwisselende leden, lieten zich verontschuldigen.
* * *
Het verslag der Maart-vergadering wordt goedgekeurd.
* * *
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door Kan. Dr. J. Muyldermans, werkend lid:
De Gids, jgg. 1869 en 1871.
Door den schrijver, E.H. Cl. Buvé, pastoor te Bost (bij Tienen).
De Gerichtsboom van Mulck. - De Wondereik van Scherpenheuvel. - Met scerp ende staf. - De Belgische provincie der Beggaarden. - Twee Heiligenkalenders van Begijnhoven. - Een kapittelkerk te Vertrijck. - Toponymische bijdragen. (Zeven overdrukken uit Hagelands gedenkschriften).
Door den heer A.-H. Cornette, te Antwerpen:
Zie beneden blz. 178.
Door Dr. J. Grietens, leeraar aan het Atheneum van Antwerpen, en schepen van onderwijs te Borgerhout:
Zie beneden blz. 176.
| |
| |
Door Mr. J. van Overbeke, Ketelvest, 31, te Gent:
Hervormingen in de Strafrechtspleging, door Mr. van Overbeke, Advokaat bij het Hof van Beroep te Gent. Brussel, 1922.
Door den E.H.C. Ruts, pastoor van het Gasthuis, te Diest:
Historia generalis plantarum. Lugduni, 1586-1587. (Daarbij gaat een geschreven lijst: Neder Duytsche Namen der Cruyden die in deze twee deelen beschreven worden, als volght).
Medicina pharmaceutica oft drôgh'-bereydende Ghenees-konste. Brussel, 1682.
Nederlandsche Apotheek. 's Gravenhage, 1826.
Een herbarium zonder aanduiding van plaats van herkomst. Erg beschadigd.
Voor den Aug. Beernaert-Prijskamp (VIde tijdvak, 1922-1923) werden ingezonden:
Door den heer Karel De Winter, Koning Albertstraat, 6, te Lier:
Pan. I. Antwerpen, z.j.
Door den heer L. Opdebeek, uitgever, Sergeyselstraat, 17, Borgerhout:
In Duitsche dagen, door G. Raal. Antwerpen, z.j.
Lode Opdebeek. De tranen van Sint Pieter. Bekroond in den Letterkundigen Prijskamp uitgeschreven door den Provincialen Raad van Brabant in 1921. Penteekeningen van E. van Offel. Antwerpen, z.j. (1922).
* * *
Kroonorde. - Bij Koninklijk besluit van 8 April 1923 (Staatsblad, 12 April) werd de heer F.-V.-Toussaint van Boelaere, briefwisselend lid, tot Officier in de Kroonorde bevorderd. - De heer Vercoullie, bestuurder, wenscht hem geluk met deze onderscheiding.
| |
Letterkundige Mededeelingen.
1o Door den heer Kan. Dr. J. Muyldermans:
Namens den heer Dr. Jul. Grietens, leeraar aan 't Koninklijk Atheneum te Antwerpen en Schepene van onderwijs tot Borgerhout, heb ik de eer ten bureele der Kon. Vl. Academie als hulde neer te leggen de volgende zijner uitgaven:
1. | - Heidevertellingen. - Drukk. Naaml. Vennootsch. ‘Veritas’, Huidevettersstraat, 21, Antwerpen, z.j., 160 blz. in 16o. |
| |
2. | - Landsche Vertellingen (samen met den heer Vict. Vermeyen). - Drukk. Jos. Splichal, te Turnhout, z.j., 94 blz. in 8o. |
| |
| |
3. | - Het Wonder van de Hegge. - Drukk. ‘S.V. Lectura’, te Antwerpen (Nr VIII der Reeks), 1921, 72 blz. in 8o. |
| |
4. | - Steden en Landschappen: I. De Kempen; uitgave van ‘De Sikkel’, te Antwerpen (1922); 48 blz. druks, met 49 illustraties (met medewerking van Kan. Erens, Dr. J. Leenen, Jan Mosmans, A. van Olmen en Fl. Prims). |
| |
5. | - Leidraad tot de studie van de Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde, inz. voor Middelbaar en Normaal Onderwijs (met samenwerking van Alb. Bielen). - Drukk. G. Janssens, te Antwerpen, 5de uitg., 256 blz. in 8o. |
Hier weze bijgevoegd een vijftal Engelsche uitgaven, gedrukt bij L. Opdebeek te Antwerpen, en door Dr. Grietens, Alb. Bielen, Dr. J. Kleyntjens, J. Fabritius, met nota's voorzien:
1. | - Two Tales of Edgar Poe. - Z.j., 66 blz. gr. in 8o. |
| |
2. | - Lame Jervas, one of miss Maria Edgeworth's ‘Popular Tales’. - Z.j., 80 blz. gr. in 8o. |
| |
3. | - Washington Irving's Skctches. Rip van Winkle and The Legend of Sleepy Hollow. - Z.j., 72 blz. gr. in 8o. |
| |
4. | - A Christmas Carol being a Ghost Story of Christmas, by Charles Dickens. - Z.j., 96 blz. gr. in 8o. |
| |
5. | - Four Tales from Shakespeare, by Ch. Lamb. 1) The Tempest; 2) Merchant of Venise; 3) King Lear; 4) Macbeth. - Z.j., 80 blz. gr. in 8o. |
Men vrage ons niet de waarde der schooluitgaven van Dr. Grietens en zijner medewerkers te doen uitkomen; doch dat zij verdienstelijk werk leverden, zal, meen ik, niet betwist worden. - Wat echter zijne nederlandsche uitgaven betreft, hierin blijft de heer Dr. Grietens zijn oorsprong getrouw: zoon der Kempen, bemint hij zijne gouw met warme liefde; hij ievert met vol herte om de vaak miskende of toch onbekende schoonheid er van te openbaren, en ons de vruchten van zijn overpeinzing en studie ten beste te geven. De wijze waarop de schrijver van zijn taak zich kwijt, strekt hem tot eere.
| |
| |
2o Door den heer Dr. M. Sabbe:
Ik heb de eer, uit naam van den schrijver, A.-H. Cornette, aan de Academie een exemplaar te schenken van zijn werkje Liszt en zijne ‘Années de Pélerinage’ (Uitg. L. Opdebeek, Antwerpen).
Liszt heeft in een reeks klavierstukken, onder den titel ‘Années de Pélerinage’ tal van stemmingen en indrukken vertolkt, opgedaan gedurende de reizen met de Gravin Marie d'Agoult in 1834 ondernomen door Italie en Zwitserland. In muzikaal opzicht zijn die compositien verouderd en voor ons over het algemeen van belang ontbloot, maar ze vormen een geheel, dat voor de geschiedenis der romantiek van het hoogste belang is. De heele schaal der romantische aandoeningen wordt er in doorloopen.
Van dit standpunt uit bespreekt de heer A.-H. Cornette het werk van Liszt met een merkwaardige fijnzinnigheid en heel veel muzikale en literaire geleerdheid, die evenwel bescheiden op het achterplan blijft en het echt artistieke karakter van zijn geschrift volstrekt niet in den weg staat. De gevoelige verbeelding van den schrijver beweegt zich met voorname elegantie over een veld van kennis, waarvan wij den gezichteinder moeilijk vermoeden kunnen. Zijn nerveuse, frissche stijl is een genot.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o Brief van 12 Maart waarbij de heer Valery D'Hondt van Aalst, van wege het Nestor de Tière-comité den wensch uitdrukt een de Tière-fonds van 10,000 fr. bij de Koninklijke Vlaamsche Academie te stichten, tot het uitloven van prijzen, beurtelings voor gedrukte tooneelletterkunde en tooneelcritiek. Onderhandelingen zijn aangeknoopt waarvan de uitslag aan de Academie zal onderworpen worden.
2o Brief van 25 Maart waarbij de heer Dokter K. Barbier van Veurne den wensch uitdrukt door de Academie een prijs te zien uitschrijven van 1,000 fr. door hem te betalen, onmiddellijk na de uitspraak van eene door de Academie benoemde jury.
| |
| |
Die prijs zou een werk bekronen handelend ‘over de plantenkunde toegepast op de bloementeelt’. De heer Barbier drukt er op, dat het werk zou behelzen ‘de toepassing der wetten van 't plantenleven ter veredeling der bloemen, 't zij deze enkel tijdelijk of bij voortduring moge verkregen worden’.
Inlichtingen zijn aan het Middenbestuur gevraagd aangaande de te nemen maatregelen.
3o Begrooting voor 1923. - Brief van 2 April 1923 waarbij de heer Volksvertegenwoordiger Gollier zijn spijt uitdrukt, dat een onnauwkeurigheid geslopen is in zijn verslag over de Begrooting van het Departement van Kunsten en Wetenschappen, betreffende de reis- en zitpenningen van de leden der Koninklijke Vlaamsche Academie.
Hij zal bij de bespreking der begrooting een verklaring afleggen of doen afleggen welke de Academie alle voldoening zal geven. Wij laten hier een uittreksel uit zijn brief volgen:
‘Je suis désolé qu'une inexactitude se soit glissée dans mon rapport et vous sais gré d'avoir bien voulu me la signaler.
Ma bonne foi a été surprise...
Je profiterai de la discussion du budget pour faire une mise au point qui donnera toute satisfaction à l'Académie’.
4o Geneeskundige dienst bij het leger. - Brief van 16 April, waarbij Dr. Sano, geneesheer-bestuurder der Kolonie te Gheel, ontvangst bericht van zijn benoeming tot jury-lid voor het Examen A der militaire geneesheeren. - Het examen zal op 25 April plaats grijpen.
5o Verslagen en Mededeelingen. - De afleveringen November-December 1922 zijn langer dan naar gewoonte uitgebleven wegens het te laat inzenden van gelezen verhandelingen. De heeren Leden worden verzocht hun handschrift zoo mogelijk na de zitting zelf aan den bestendigen secretaris te overhandigen.
De Verslagen en Mededeelingen Januari 1923 en volgende, zijn nog niet ter perse gegaan wegens moeilijkheden ontstaan door de nieuwe verordeningen in zake officieel drukwerk.
| |
| |
Zoo werd ook het drukken van de Toponymie van den heer K. de Flou en van het Idioticon van den heer Is. Teirlinck eenigen tijd stopgezet. Stappen werden bij het hoogere bestuur aangewend om de laatste hindernissen uit den weg te ruimen en de belofte werd verkregen, dat wij weldra met het drukken van gemelde werken zouden mogen voortgaan.
| |
Mededeelingen namens Commissien.
1o Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche taal. - De heer J. Vercoullie, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: L. Willems, voorzitter; K. de Flou, Am. Joos, L. Goemans, L. Simons, J. Mansion en L. Scharpé, leden, en J. Vercoullie, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
1o Een tekst van de Gulden Legende. - Lezing door K. de Flou.
Spreker heeft het over een Ndl. Codex van 1358 berustende in het St-Janshospitaal te Brugge.
De Commissie stelt aan de Academie voor, om de lezing in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
2o Etymologie van ‘Ontberen’. Verhandeling door Dr. G. van Langenhove aan de Academie ter uitgave aangeboden.
De heer J. Vercoullie, die het stuk reeds ingezien heeft, besluit tot de opneming. De Vergadering duidt den heer J. Mansion als tweeden commissaris aan, met dien verstande dat, als zijn oordeel ook gunstig is, de Commissie de opneming in de Verslagen en Mededeelingen voorstelt. - De Academie sluit zich hierbij aan.
De zitting wordt om 11 u. 15 gesloten.
Verslag van den heer Prof. Dr. J. Mansion. - De ‘Etymologie van ontberen’ door Dr. G. van Langenhove is een zeer belangwekkende en degelijke etymologische onderzoeking die naar mijn oordeel alleszins geschikt is
| |
| |
om door de Academie uitgegeven te worden. Ik sluit me dus aan bij het gevoelen van Prof. J. Vercoullie en stel voor dat de bijdrage van Dr. van Langenhove opgenomen worde in de Verslagen en Mededeelingen.
2o Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal. - De heer O. Wattez, secretaris, brengt het hieronder volgende verslag uit, over de morgen-vergadering der Commissie:
Zijn aanwezig de heeren: J. Muyldermans, voorzitter; Is. Teirlinck, G. Segers, L. Scharpé, J. Persyn en M. Sabbe, leden; L. Willems, hospiteerend lid, en O. Wattez, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
1o Een Roeselaarsch Paaschspel uit de XVIIIde eeuw. Lezing door Prof. Dr. L. Scharpé (Voortzetting).
Prof. Scharpé herhaalt in 't kort wat hij in eene vorige vergadering heeft gezegd over het 1e, 2e en 3e bedrijf. Hij ontleedt daarna het 4e bedrijf. Daarin treden op Maria, Maria Magdalena, de wachters van het graf, de discipelen van Emaüs en Jesus. Het slot van het stuk is het avondmaal met de discipelen. - Prof. Scharpé eindigt zijn bespreking met een algemeene beschouwing over de waarde van het Paaschspel wanneer men de andere stukken van dien aard daarmede vergelijkt; hij zegt dat het deze in het opzicht van den kunstvorm verre overtreft.
De voorzitter Kan. Muyldermans wenscht den lezer geluk en vraagt hem dat hij het stuk zou gereed maken voor den druk, die later zou kunnen geschieden.
2o Fransch-Vlaandersche Rederijkers uit de XVIIIde eeuw. - Lezing door Dr. M. Sabbe.
De heer Dr. Maurits Sabbe bespreekt een handschrift uit de 18de eeuw, bevattende een dertigtal gedichten van rederijkers uit Belle, Steenvoorde en Cassel in Fransch-Vlaanderen: J.-J. Baey, Martin J.-Verbrugge, P.-A. de Beaurepaire, P.-J. De Badts en Andries Steven.
Deze gedichten geven zeer belangrijke mededeelingen betreffende de bedrijvigheid der rederijkerskamers op het gebied van tooneel-voordracht en -spel. Zij toonen ons aan,
| |
| |
dat de reactie tegen den pompeuzen classicistischen speeltrant van de eerste helft der 18de eeuw, omstreeks 1750 door Melle Clairon op het Fransche tooneel begonnen, en in Nederland door den Amsterdamschen acteur Corver nagevolgd, zich ook bij onze rederijkers liet gevoelen. Uit die gedichten blijkt verder dat de Fransch-Vlaandersche rederijkers der 18de eeuw Jonkheer Ymmeloot's theorie over de metriek, ontwikkeld in La France et la Flandre réformées (1626), nog altijd voor toonaangevend houden.
| |
Dagorde.
1o Lidmaatschap der Academie. Opene plaatsen. - De Academie stelt het getal opene plaatsen vast. Staan open:
Drie plaatsen van briefwisselend lid, ter vervanging van Dr. M. Sabbe, Mej. M.-E. Belpaire en Herman Teirlinck, tot werkend lid verkozen ter vervanging van Baron Nap. de Pauw, Edw. Gailliard en Dr. Hugo Verriest.
De Academie gaat over tot de benoeming der Commissie tot voorstelling van twee candidaten voor, elk der openstaande plaatsen. De Commissie bestaat uit het Bestuur en drie leden. Worden aangewezen: Kan. Am. Joos, Is. Teirlinck en Dr. J. Persyn.
2o Lezing door den heer Kan. Am. Joos, werkend lid der Academie: Het stafrijm bij Gezelle.
Kanunnik Joos begint met vast te stellen dat Gezelle zeer dikwijls opzettelijk het stafrijm gebruikt en daar een bijzondere voorliefde voor heeft. Dan vraagt hij zich af hoe die voorliefde te verklaren is.
Die voorliefde, zegt hij, is te verklaren 1o door Gezelle's liefde voor de volkstaal, 2o door de geschiktheid van het stafrijm om den vorm en den inhoud van zijn verzen in waarde te verhoogen.
Het 1ste punt bewijst steller door de woorden van Gezelle zelf; het 2de door treffende aanhalingen uit 's Dichters werken.
|
|