| |
| |
| |
Vergadering van 21 Februari 1923.
Zijn aanwezig de heeren: Prof. J. Vercoullie, waarnemend bestuurder, en Dr. L. Goemans, bestendig secretaris.
de heeren: K. de Flou, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, Kan. Dr. J. Muyldermans, Kan. Am. Joos, Is. Teirlinck, Prof. Dr. J. Mansion, O. Wattez, Prof. Dr. L. van Puyvelde, Prof. Dr. L. Scharpé, Mr. L. Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen, Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde, J. Jacobs, Prof. K. van de Woestyne, Dr. J. Persyn, Dr. M. Sabbe en Mej. M.-E. Belpaire, werkende leden;
Mr. J. Muls, briefwisselend lid.
Lieten zich verontschuldigen de heeren: G. Segers en Herman Teirlinck, werkende leden; Prof. Dr. Fr. Daels, F.-V.-Toussaint van Boelaere en Pater J. Salsmans S.J., briefwisselende leden.
***
De heer Prof. J. Vercoullie, onderbestuurder, opent de zitting met de volgende woorden:
Geachte Medeleden,
Het is U allen bekend dat het Staatsblad van 9 d.m., het Koninklijk besluit van 25 Januari 1923 bekend gemaakt heeft, waardoor ons medelid, de heer L. Goemans, tot Bestendigen Secretaris van onze Academie benoemd wordt.
Daardoor word ik, Uw Onderbestuurder, waarnemend Bestuurder. Zooeven zal de Academie, bij het 9de punt van de dagorde, in volle gezag beslissen of ze dien toestand wil behouden dan wel wijzigen.
Mijn eerste plicht is dan, den heer L. Goemans en de Academie met deze benoeming geluk te wenschen.
Daar niet één van de candidaten op wie gestemd werd, de algemeenheid der stemmen op zijn naam vereenigd heeft, blijft er, welke benoeming ook geschiedde, een minderheid die zich kan onvoldaan achten. Maar eens een
| |
| |
zaak beslist, is er in de Academie geen meerderheid oi minderheid meer, omdat we allen geen ander doel, geen ander streven kennen, dan den naam van de Academie hooghouden en tot haar bloei medewerken.
Door de plaats die de heer L. Goemans met zijn wetenschappelijk werk in de geleerde wereld ingenomen heeft, zal hij met onbetwist gezag als vertegenwoordiger van de Academie optreden waar zijn ambt van secretaris dat meebrengt.
Zijn werkkracht geeft ons den waarborg dat de bestuurlijke leiding van de Academie aan een vaste hand toevertrouwd is.
Door zijn bestuurlijke ervaring kent hij de zekerste wegen om de stoffelijke en zedelijke belangen van de Academie te verdedigen.
Ik heet onze nieuwen secretaris welkom aan de bestuurstafel.
***
De heer Dr. Goemans dankt in dezer voege:
Als inleiding tot het uitoefenen van mijn ambtsbezigheden van Secretaris der Academie zij het mij veroorloofd nogmaals mijn dank uit te spreken voor het vertrouwen waarmee mijn hooggeachte collega's mij hebben vereerd.
Ik zal mijn best doen om dat vertrouwen niet al te zeer te beschamen.
Toch is het niet zonder eene zekere angstvalligheid, dat ik in de plaats treed van den betreurden vriend en collega Gailliard.
Wie zou hem in het secretariaat der Academie kunnen waardig vervangen! Men heeft hier reeds met verdienden lof gesproken van hetgeen hij in zijn ambt verwezenlijkte.
Orde en nauwgezetheid behoorden tot zijn hoofddeugden.
De goede zorg aan het drukwerk van ons genootschap besteed legt daarvan getuigenis af.
Indien onze Verslagen en Uitgaven van allen aard niet hoeven onder te doen voor die van andere Academien dan komt de eer daarvan aan Gailliard toe.
| |
| |
Zijne ervaring, zijne veelomvattende kennis van zaken, zijne vertrouwdheid met al de geheimen van het uitgevers- en drukkersvak kunnen niet zoo ineens door zijn opvolger bereikt worden.
Ook zal ik niet alleen rekenen op de beproefde toewijding van den heer Ivo De Vreese, wien de Academie, inzonderheid in de laatste maanden, voor zijn gewetensvol werk veel dank verschuldigd is, maar ik doe een dringend beroep op den steun en de voorlichting van het Bestuur en van de leden der Academie.
Na den oorlog is het gebleken, dat eene gedurige voeling met het middenbestuur van Brussel voor de stoffelijke belangen van ons genootschap eene noodzakelijkheid is geworden. Waar die voeling in gebreke blijft, rijzen tal van bezwaren, welke den regelmatigen gang der Academie stremmen.
Eerst en vooral dienen die bezwaren geweerd te worden.
Ik bedoel hier in 't bijzonder moeilijkheden van geldelijken aard.
Waartoe dient eigenlijk eene instelling als de onze, indien haar de middelen ontbreken om de prijsantwoorden en de andere wetenschappelijke bijdragen op spoedige en gepaste wijze te laten drukken, en zoodoende de Vlaamsche wetenschap te steunen, aan te moedigen en voort te helpen ten nutte van de gemeenschap?
Zonder dat heeft de Vlaamsche Academie eigenlijk geen reden van bestaan.
Welnu menig uwer zal groote oogen opzetten als ik zeg, dat een bekroond handschrift sedert 19 jaar op eene uitgave wacht, en dat de laatste bekroonde dialectologische verhandelingen uit hoofde van hunne phonetische spelling, bij onze gewone drukkers niet kunnen ter perse gaan; ja, dat we geen verslag over zulke verhandelingen kunnen betamelijk gedrukt krijgen, als er phonetische teekens in verschijnen.
In de gegeven omstandigheden, is het raadzaam geene prijsvragen meer uit te schrijven alvorens al wat op eene uitgave wacht uit den weg is geruimd.
Zooniet zullen wij nog jaren lang in een verwarden toestand blijven ten opzichte van onze geldmiddelen en in eene netelige verhouding tegenover de auteurs.
| |
| |
Het is inderdaad eene al te groote teleurstelling voor hen de vrucht van vermoeienden arbeid in de liggers begraven te weten zonder eenig middel om ze op te delven. Want, zoo zegt men, de bekroonde stukken blijven het eigendom der Academie.
Ik geef dit laatste toe. Doch, wordt een werk door eene academische jury op regelmatige wijze goedgekeurd en drukwaardig geacht, dan is het ook plicht voor de Academie niet alleen den behaalden prijs te verleenen, maar ook in afzienbaren tijd het handschrift uit te geven.
Zooniet wordt het toekennen van een academischen prijs een soort van attestatie de morte. En dit geschiedt in strijd met de meest rechtmatige verwachtingen, de meest fondamenteele rechten van den schrijver, in strijd met het doel zelf der instelling en met het gezond verstand.
Aan zulk een misstand behoort een einde te komen, en dat zal niet uitblijven, hopen wij, dank zij de hulp van ons Bestuur en van al de leden der Academie.
Nog twee punten verdienen onze aandacht. Door eene meer practische inrichting onzer boekerij, door een beter stelsel van uitleenen van boeken, zal onze bibliotheek meer diensten bewijzen.
De lokalen der Academie eischen ook hier en daar eenige opknapping. De middelen zullen worden beraamd om daarin te voorzien.
Alles kan natuurlijkerwijs niet op enkele maanden verwezenlijkt worden.
Ik verzoek de leden een weinig geduld te oefenen en waarschuw ze hunne verwachtingen niet te hoog te spannen.
Iets waarop zij kunnen rekenen is mijn onverpoosde offervaardigheid ten bate van ons genootschap, binnen de perken van mijne gezondheid.
Vóór alles zal mijn streven zijn dat de Vlaamsche Academie dezelfde bejegening en aanmoediging geniete als hare zustergenootschappen.
Mocht ik in mijne onderneming dienaangaande niet slagen, dan zou 'k niet aarzelen aan een gelukkiger collega de plaats af te staan om de taak tot een goed einde te brengen.
***
| |
| |
Namens den heer Bestendigen Secretaris leest de heer De Vreese het verslag over de Januari-vergadering. Het wordt goedgekeurd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden
Door Kan. Dr. J. Muyldermans, werkend lid:
De stad Jericho ofte de Heerschappye der sonde vermaledyt en vernietigt, bestaende in seven sermoenen, gepredickt door Heer ende Meester Joannes Verslype.... als mede Abrahams slagofferande..... Tot Ghendt, 1725.
Door Z.D.H. Mgr. Rutten, bisschop van Luik, werkend lid:
Herderlijke brief en Vastenwet voor 't jaar O.H.J.-C. 1923. Luik, z.j.
Door den heer F.-V. Toussaint van Boelaere, briefwisselend lid:
Istoricos (Pierre Goemaere). Histoire de La Libre Belgique clandestine. Bruxelles, s.d.
Schramme (Jos.). Au Bagne de Sédan du 20 novembre 1917 au 21 mars 1918. Bruxelles, 1919.
De Haven van Antwerpen en de Economische Conferentie van Parijs, door Max Oboussier. 2de druk. Antwerpen, 1918.
Verslagen over de schending van het Volkenrecht in Belgie. 2de deel en 23e verslag. Leiden, z.j.
Essai crilique et notes sur l'altération officielle des documents belges, par Fernand Passelecq. Paris-Nancy, 1916.
Les Pourparlers diplomatiques (2 avril 1914-6 avril 1915). Paris-Nancy, 1915
Petite histoire de Belgique. Bruxelles et Paris, 1917.
Door Prof. Dr. Frans Daels, briefwisselend lid:
Voor mijn Volk in Nood, door Prof. Dr. Frans Daels, Hoogleeraar te Gent. I. Kortrijk, 1923.
Door den heer L. Delpire, Navezstraat, 22, te Schaarbeek:
Kamer der Volksvertegenwoordigers. Beknopt Verslag 1921-1922.
Senaat. Id.
Door den heer Dr. Rob. Foncke, te Mechelen:
Folklore en Letterkunde. I. Dr. Robert Foncke: Een Handvol Vlaamsche Volksvertelsels met Duitsche Varianten. Mechelen,
| |
| |
1922. II. Id.: Eduard Mörike's ‘Idylle vom Bodensee’ (1846) toegelicht. Id., 1922.
Justus de Harduyn. De weerliicke liefden tot Roose-Mond (1613). Met inleiding en aanteekeningen van Dr. Robert Foncke. Antwerpen, 1922.
Door den heer J. Langohr, leeraar te Tongeren:
Le nom de Limbourg, par J. Langohr, Professeur à l'Athénée royal de Tongres. Tongres, 1917.
A notre frontière de l'Est Moresnet-Eupen-Malmedy-Saint-Vith. Avec carte. Par le même. Liége, 1920.
Autour de Limbourg-sur-Vesdre. Son nom, son passé, son domaine, la contrée dite de langue allemande, le Nord-Est de la province de Liége, Moresnet neutre, le pays d'Eupen etc. Avec carte coloriée. Par le même. Tongres, 1920.
Le Canton d'Eupen, le Duché de Limbourg, et la Belgique. Avec carte. Par le même. Welkenraedt, 1921.
Légendes concernant Montzen (ordination de 512 prêtres), Clermont, Herve, Baelen, Walhorn, Gemmenich et Moresnet. Par le même. Id., 1922.
Door den Schrijver:
Houtkerke (Dr. J. van). - La presse flamande en Belgique. (Extrait du Beffroi de Flandre, octobre 1922). Dunkerque, s.d.
| |
Letterkundige Mededeeling,
door den heer Is. Teirlinck, werkend lid, over de drie volgende uitgaven van Dr. Rob. Foncke, te Mechelen:
1o Een handvol Vlaamsche Volksvertelsels met Duitsche Varianten. Mechelen, H. Dierickx-Beke, 1922.
Het is een vergelijkende studie van een tiental Vlaamsche volksvertelsels. R. Foncke staat reeds bekend als folklorist. Ik herinner er aan dat hij een onmisbaar volkskundig repertorium - nl. de ‘Inhoudstafel op Volkskunde, tijdschr. v. Nederlandsche Folklore (1888-1914)’ - gemaakt heeft; en dat zal wel voldoende zijn om al de folkloristen aan te zetten ook bovengenoemd boekje te lezen.
2o Eduard Mörike's ‘Idylle vom Bodensee’ (1846) toegelicht. Mechelen, Dierickx-Beke, 1922.
E. Mörike heeft zijn ‘Idylle vom Bodensee’ sterk folkloristisch gekleurd, zegt R. Foncke, en daarom heeft
| |
| |
deze getracht het frissche gedicht, in volkskundig opzicht, toe te lichten en verklaarbaarder te maken; en daarin is hij ten volle geslaagd.
3o Justus de Harduyn: de Weerliicke Liefden tot Roosemond. Uitg. De Sikkel, Antwerpen, 1922.
Het is een zeer mooie herdruk van dit uiterst zeldzaam boekje, waarvan slechts een enkel exemplaar bekend is: het heeft toebehoord aan Serrure en berust thans op de Hoogeschoolbibliotheek te Gent. R. Foncke laat den herdruk van die gedichten van den priester-dichter voorafgaan door een zeer lezenswaardige bio- en bibliographische inleiding. Ook de aanteekeningen achter deze uitgave zijn allerbelangrijkst.
Dr. R. Foncke verdient lof en dank voor hetgene hij ons met die drie boekjes heeft geschonken. Hij is niet alleen een geleerde, maar tevens een flinke schrijver. Wij allen wachten hoopvol op verderen literarischen en folkloristischen arbeid.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o Plechtige Vergadering 1923. - Brief van 27 Januari 1923, waarbij Dr. J.-F.-M. Sterck, buitenlandsch eerelid der Academie, te Haarlem, aan de Academie berichtte dat hij haar uitnoodiging om op de plechtige vergadering van 1 Juli a.s. als feestredenaar op te treden, zeer op prijs stelt; alvorens haar stellig aan te nemen, verzocht hij hem te willen inlichten, of deze vergadering zal gehouden worden bij gelegenheid van een jubileum, of een jaarlijksche plechtigheid betreft. - Aan dat verzoek werd voldaan.
2o Driehonderdste Verjaardag van Arnout Geulinckx' geboorte. - Brief van 5 Februari 1923 waarbij de heer C.-F. de Sadeleer, Barthelemy-Laan, 30, te Brussel, er de aandacht op roept dat het op 31 Januari 1924 driehonderd jaar geleden is, dat de Vlaamsche wijsgeer Arnout Geulinckx te Antwerpen geboren werd, en tevens de hoop uitspreekt dat de Academie er aan hechten zal dien verjaardag op een of andere wijze plechtig te herdenken.
| |
| |
3o Benoeming van den Bestendigen Secretaris. - Brief van 9 Februari 1923, waarbij de heer Minister aan de Academie een afschrift laat geworden van het Koninklijk Besluit van 25 Januari waarbij Dr. Leo Goemans tot bestendigen secretaris der Academie, tot vervanging van wijlen E. Gailliard, benoemd wordt.
4o Lidmaatschap der Academie. Verkiezing tot werkend lid. - Brief van 9 Februari 1923, waarbij de heer Minister aan de Academie twee afschriften stuurt van het Koninklijk Besluit van 25 Januari, waarbij de verkiezing van den heer Herman Teirlinck tot werkend lid goedgekeurd wordt.
5o Hoogere Raad der Openbare Bibliotheken. - Brief van 9 Februari 1923, waarbij de heer Minister van Kunsten en Wetenschappen de Academie verzoekt zonder verwijl een lijst van drie kandidaten voor te stellen, waaronder door de Regeering een tijdelijk lid zal benoemd worden van den Hoogeren Raad der Openbare Bibliotheken. - Werden in vergadering van 21 Februari aangeduid, de heeren Dr. L. Simons, J. Jacobs en O. Wattez.
6o Bestuur der Academie voor 1923. - Brief van 14 Februari waarbij de heer Minister verzoekt maatregelen te treffen met het oog op de vervanging van Dr. L. Goemans, in de November-vergadering tot bestuurder verkozen en sedert tot bestendigen secretaris benoemd.
7o Provinciebestuur van Antwerpen. Dienst der Openbare Boekerijen. - Brief van 16 Februari 1923, waarbij de weled. heer Gouverneur der Provincie Antwerpen de nieuwe schikkingen mededeelt welke door de Bestendige Deputatie, in overleg met de Provinciale Commissie, genomen werden, met het oog op de aanmoediging van de openbare boekerijen der provincie.
| |
Mededeelingen namens Commissien.
1o Commissie voor Middelnederlandsche Letteren - De heer Prof. J. Vercoullie brengt volgende verslag uit over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
| |
| |
Zijn aanwezig: Mr. L. Willems, voorzitter, K. de Flou, Kan. Am. Joos, Isid. Teirlinck, Dr. L. Goemans, Prof. Dr. J. Mansion, J. Jacobs en Prof. Dr. L. Scharpé, leden, Prof. Dr. H. Logeman, hospiteerend lid, en Prof. J. Vercoullie, lid-secretaris.
Daar geen wetenschappelijk punt aan de orde staat, draagt de heer L. Willems, met de instemming der vergadering, een lexicographische studie voor over de Mnl. Vlaamsche benaming liebaert in plaats van leu (leeuw).
De Commissie stelt aan de Academie voor om die in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
Het eerste punt aan de orde: Vrijheid voor de leden in het gebruik van een ‘spellingstelsel’, geeft aanleiding tot een bespreking waaraan deel nemen de heeren: Vercoullie, Logeman, Willems, de Flou, Scharpé en Goemans. Het besluit is, aan de Academie te vragen, om het volgende punt op de dagorde van een der volgende zitting te brengen:
‘Leden van de Commissie stellen voor dat de Academie aan ieder academielid de vrijheid zou laten om, voor wetenschappelijke redenen, van de officieele spelling af te wijken’.
In de Aprilzitting zal de heer K. de Flou handelen over ‘Een tekst van de Gulden Legende’.
2o Commissie voor Nieuwere Letteren. - De heer O. Wattez, secretaris, leest het volgend verslag over de morgenvergadering door de Commissie gehouden: Waren aanwezig de heeren: Kan. Muyldermans, voorzitter, Scharpé, Vermeylen, Persyn en Sabbe, leden; Vandevelde, hospiteerend lid, en O. Wattez, lidsecretaris.
Aan de dagorde staat:
1o De Fransche verzen van Vondel. Verhandeling door den heer Dr. Jan Gessler aan de Academie ter uitgave aangeboden. Advies van de heeren Segers en Vermeylen, door de Commissie tot verslaggevers aangesteld.
Prof. Vermeylen leest het verslag van G. Segers, afwezig en daarna het zijne. De heer Segers, ofschoon hij het werk niet al te gunstig beoordeeld in het opzicht van oorspronkelijkheid en rijkdom van stof, besluit echter tot
| |
| |
de opneming in de Verslagen en Mededeelingen der Academie. Prof. Vermeylen, integendeel, wenscht het niet te zien opnemen, omdat er te veel werk van de Academie, wegens de onkosten, ongedrukt blijft. - De Commissie sluit zich bij het voorstel van Prof. Vermeylen aan.
2o Een Roeselaarsch Paaschspel uit de XVIIIde eeuw, door Prof. Dr. L. Scharpé (Voortzetting).
Uitgesteld tot de volgende vergadering om aan Dr. Vandevelde toe te laten zijne lezing over A. van Leeuwenhoek te eindigen.
3o De brieven 108 tot 146 van Antoni van Leeuwenhoek. Lezing door Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde.
In eene laatste mededeeling onderzoekt Dr. Vandevelde de brieven van den grooten Nederlandschen natuurkenner, in welke hij spreekt over den brand van de tarwe, over het vervaardigen van vergrootglazen en over de koningin bij de bijen.
In een paar brieven van 1698 en van 1700 verdedigt hij zijne prioriteit over de ontdekking der spermatozoiden tegenover Hartsoeker.
De voorzitter bedankt spreker voor zijne zeer interessante lezing en stelt Voor ze in de Verslagen en Mededeelingen der Academie op te nemen.
| |
Dagorde.
Dankbetuiging aan Senator Aug. Vermeylen. - Prof. Ad. de Ceuleneer vraagt het woord en wenscht Senator Vermeylen geluk en dankt hem tevens, voor de krachtdadige houding door hem in de Commissie van den Senaat aangenomen bij de bespreking van het wetsvoorstel tot vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. - De Academie sluit zich met algemeene stemmen bij deze dankbetuiging aan.
***
Hulde aan Mej. M.-E. Belpaire. - De heer Bestuurder brengt haar hulde in de volgende bewoordingen:
Ik heb nu nog een aangenamen plicht te vervullen, namelijk gelukwenschen toe te sturen aan een medelid, dat ons aller achting en genegenheid geniet.
| |
| |
Voor veertien dagen is Mejuffrouw M.-E. Belpaire zeventig jaar oud geworden. Voorwaar een groote spanne tijds, maar ook een welgevulde reeks jaren.
Zij heeft een persoonlijke, eigenaardige plaats ingenomen in onze letterkunde.
Zij heeft een middelbaar en hooger onderwijs voor vrouwen gesticht en er met vorstelijke giften de ontwikkeling van verzekerd.
Tijdens den oorlog was haar huis in De Panne het toevluchtsoord voor onze jongens met hun stoffelijke en zedelijke nooden.
Als ik hier met de wijziging van een letter een Bijbeltekst mag toepassen, dan zal ik zeggen: ‘pertransit benefaciendo - zij gaat het land door al goed doende’. Want pertransiit past hier niet. Haar taak is nog niet af. Wij zijn zeker dat ze nog vele jaren met onverminderde kracht haar werk zal voortzetten tot luister van onze Academie, tot eer van haar land en tot heil van haar volk.
***
1o Begrooting der Academie voor 1924. - De Begrooting door de Commissie voor Rekendienst in haar vergadering van 19 dezer opgemaakt, wordt door de Academie goedgekeurd.
2o Boekerij. Verslag van den Bestendigen Secretaris. (Ingevolge art. 16 van het Reglement van inwendige orde voor de Secretarie). - Namens den Bestendigen Secretaris leest de heer De Vreese het verslag over den toestand der boekerij gedurende het jaar 1922. - De vergadering beslist dat het in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
3o Fondsen. - Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - Verslag over de Fondsen, waarvan het beheer door de Commissie wordt waargenomen: Dienstjaar 1922. - Namens den Bestendigen Secretaris, doet de heer De Vreese verslag over den toestand van het Karel Boury-Fonds, het Vande Ven-Heremans-Fonds en het Aug. Beernaert-Fonds gedurende het dienstjaar 1922. - Ingevolge de bepaling van de Koninklijke Besluiten houdende goedkeuring dier Fondsen,
| |
| |
zal een afschrift van het verslag aan den Minister van Wetenschappen en Kunsten worden overgemaakt.
4o Salsmans-Fonds. Verslag over het dienstjaar 1922. - Namens de Commissie doet de Bestendige Secretaris verslag over de Werkzaamheid van dit fonds en dezes geldelijken toestand, gedurende het dienstjaar 1922. - Ingevolge art. 5 van het Koninklijk Besluit van 25 Februari 1909, houdende goedkeuring van dit Fonds, zal een afschrift van genoemd verslag aan den Minister van Wetenschappen en Kunsten worden medegedeeld.
***
5o Geheime vergadering te 2 1/2 uur.
a) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - Verkiezing van een lid tot vervanging van Dr. Hugo Verriest. Tot stemopnemers worden aangewezen J. Jacobs en Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde. - Wordt verkozen Dr. Leo van Puyvelde.
b) Bestuur der Academie. Regeling voor 1923. - In vergadering van 15 November 1922 werden onderscheidelijk tot Bestuurder en Onderbestuurder voor 1923 verkozen, de heeren Dr. Leo Goemans en Prof. J. Vercoullie. - Daar de heer Goemans bij Koninklijk Besluit van 25 Januari jl. tot Bestendigen Secretaris werd benoemd, en hij niet terzelfder tijd als Bestuurder en Secretaris kan fungeeren moet thans in zijn vervanging voorzien worden.
Op voorstel van den heer Is. Teirlinck wordt Prof. Vercoullie bij handgeklap tot Bestuurder verkozen; bij geheime stemming wordt Prof. Dr. J. Mansion verkozen tot onderbestuurder.
***
6o Lezing door Mr. J. Muls, briefwisselend lid: De Kunst en het Gerecht. - De lezing werd opgenomen in Nrs 3-4 (Maart-April) 1923, van ‘Vlaamsche Arbeid’.
|
|