Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922
(1922)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 543]
| |
Zesde prijsvraag.Vak- en Kunstwoorden. - Een vakwoordenlijst van de Hoppeteelt, met opgave van Fransche, Duitsche en Engelsche benamingen. Prijs: 800 fr. Twee antwoorden zijn ingekomen. Kenspreuken: 1o) Hopbouwkunde . 2o) Humulus non humilis.
Werden tot leden van den keurraad aangesteld de heeren: Prof. J. Vercoullie, Dr. A.-J.-J. Vandevelde en Isid. Teirlinck. | |
1o) Verslag van Prof. J. Vercoullie.Van de twee antwoorden op deze prijsvraag ingezonden, is Humulus non humilis verreweg het beste. Het lijkt het werk van iemand die zoowel practisch als theoretisch goed beslagen is. De beteekenisomschrijvingen der woorden zijn nauwkeurig, volledig en tevens algemeen bevattelijk. Ik heb geen leemten ontdekt. Er zou nochtans een lijst moeten bijkomen van de Fransche, Engelsche en Duitsche woorden die in het werk opgenomen zijn. De schrijver heeft gemeend steeds den meervoudsvorm der naamwoorden en de hoofdtijden der werkwoorden te moeten opgeven. Die kunnen, om ruimte te sparen, gevoeglijk wegblijven, want de meeste woorden van de lijst zijn algemeen gangbare woorden met bijzondere toepassing op de hoppeteelt: buigingsvormen zijn dus maar aan te geven als ze van de normale Nederlandsche afwijken. Ik zou ook wenschen dat in de samenstellingen met hoppe als eerste lid, de schrijver aan den vorm hoppe i.p.v. hop de voorkeur gaf, daar die toch ten onzent nagenoeg algemeen is. Ik stel voor om Humulus non humilis te bekronen. Het tweede antwoord is zeker ook niet zonder waarde. Maar het is minder volledig dan het eerste en de beteekenisomschrijvingen zijn dikwijls minder goed geslaagd. De schrijver | |
[pagina 544]
| |
heeft ongelijk gehad als hoofdwoorden de Latijnsche i.p.v. de Nederlandsche vakwoorden te gebruiken. Daaronder komen soms fouten voor, als niet passende overeenkomst van een bijvoeglijk naamwoord met zijn naamwoord, Middellat. woorden i.p.v. classieke (tarabrum voor terebra) of woorden die niet bestaan (refrigare, continuere). De schrijver schijnt wel in staat om van zijn bijdrage een goed werk te maken, maar tegenover hetgeen de eerste mededinger geleverd heeft, ware het doelloos hem dit te vragen. | |
2o) Verslag van Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde.Er worden twee verhandelingen als antwoord op het opstellen van een vakwoordenlijst der Hoppeteelt aan de Koninklijke Vlaamsche Academie aangeboden. De eerste heet: Verklarend Nederlandsch en vertalend woordenboekje van de hoppeteelt, onder kenspreuk ‘Hoppeteelt’. De hoofdlijst geeft de Latijnsche woorden met de Nederlandsche, Fransche, Duitsche en Engelsche vertalingen, met de noodige uitleggingen, en ook de uitdrukkingen in de Vlaamsche dialecten. De tekst wordt met 26 lichtbeelden en schetsen volledigd. De vier bijgevoegde lijsten bevatten de Nederlandsch-Latijnsche, de Fransch-Latijnsche, de Engelsch-Latijnsche en de Duitsch-Latijnsche vertalingen. De tweede heet: Vakwoordenlijst der Hopteelt met kenspreuk ‘Humulus non humilis’. Na een algemeene inleiding met 32 schetsen, vangt de lijst aan, met de Nederlandsche uitdrukkingen, de uitlegging daarvan, de Fransche, Engelsche en Duitsche vertalingen, en de plaatselijke synoniemen. De lijst zelf bedraagt nog eenige figuren. De twee verhandelingen zijn goed doorgewerkt; men voelt dat zij de vrucht zijn van de vlijtige studie van bevoegde personen. De tweede verhandeling ‘Humulus non humilis’ staat echter hooger dan de eerste; zij is zeer volledig en zeer zorgvuldig opgesteld. Te vergeefs zocht ik daarin naar ontbrekende uitdrukkingen; de figuren zijn wetenschappelijk juist. Daarom ben ik van de zelfde meening als de geachte eerste verslaggever, en met hem heb ik de eer voor te stellen den prijs toe te kennen aan de vakwoordenlijst ‘Humulus non humilis’. | |
[pagina 545]
| |
3o) Verslag van den heer Is. Teirlinck.Ik ben het eens met den eersten en den tweeden verslaggever: De twee ingezonden antwoorden op de door de Academie gestelde prijsvraag zijn goed, doch ‘Humulus non humilis’ heeft grooter waarde dan ‘Hoppeteelt’. Ik begrijp b.v.Ga naar voetnoot(1) niet waarom Schr. van het laatste hs. het noodzakelijk heeft geacht als hoofdlijst te beschouwen de Latijnsch-Nederlandsche en niet, zooals men 't verwachten mocht, de Nederlandsch-Latijnsche. Daardoor wordt de bruikbaarheid van zijn woordenboek gewis niet bevorderd. Want men mag toch niet onderstellen dat Nederlandsche hoppekweekers en -handelaars met de Latijnsche terminologie zouden bekend zijn. Prof. Vercoullie steunt, met reden, in zijn verslag op andere motieven nog om zulks af te keuren. Niettemin heeft Schr. van ‘Hoppeteelt’ soms beter gewerkt dan Schr. van ‘Humulus non humilis’. Tot staving een paar goede dingenGa naar voetnoot(2). Hij heeft nl. vier woordenlijsten - de andere heeft er maar éene: 1o als hoofdlijst een Latijnsch-Nederlandsch-Engelsche met beteekenisomschrijving en wetenschappelijke ophelderingen; 2o een Nederlandsch-Latijnsche; 3o een Hoogduitsch-Latijnsche; 4o een Engelsch-Latijnsche. En dat is uitstekend. Soms ook is hij nauwkeuriger en klaarder dan zijn mededinger: men vergelijke slechts de beschrijvingen der hoppevijanden en -ziekten in de twee handschriften. Niettegenstaande die goede gedeelten staat zijn werk stellig lager dan het ander, dat methodischer opgevat en afgewerkt blijkt te zijn. Bij de aan- en opmerkingen van de eerste twee verslaggevers wil ik hier een en ander voegen; het zal misschien ten goede komen, indien, hetgeen ik hoop, het bekroonde werk ooit gedrukt wordt. 1. De twee ingezonden antwoorden mogen op volledigheid aanspraak maken. Doch - en dat ligt wel in den aard der zaak - eenige vaktermen ontbrekenGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 546]
| |
Bij de samenstellingen met hop(pe) als 1e lid - 1Ga naar voetnoot(1) heeft er ongeveer 90, terwijl 2 er meer dan 210 heeft - kan men nog voegen: Uit Groot Ndl. Wdb: hop(pe)oogst, -pluk (niet in 1), -smaak; en met -hop als 2e lid: markthop. Uit ChomelGa naar voetnoot(2) s.v. hop: hopbouwerij, -gaarde (naast -tuin), -grond, -heuvel(tje), -plant (niet in 1). Ander termen uit Chomel est in 1 ast, in 2 eest), honingdauw (1 heeft honigdauw, doch naast honig ook honing), planthout of zethout (tuig waarmede men hop plant of zet), ste(e)king (het stekken), spruitrankGa naar voetnoot(3). Chomel somt vier hoppesoorten op: Bredasche hop, Luiksche hop, Vlaamsche hop en Engelsche hop, doch geeft geen nader verklaring. Uit HeukelsGa naar voetnoot(4): namen van hop (niet voorkomende in 1) zijn ook: hoppekruid (in Walcheren), hupa (zonder plaatsaanduiding), koathoepGa naar voetnoot(5) (in Zuid-Limb.), wiensels en wijnsels (in Friesland).
2. Aangaande de hoppevijanden noteerde ik: Hs. 1 geeft geen middelen ter bestrijding op. 't Ware nuttig. 2 verwijst soms naar 't bekende werk van Ritzema Bos, Ziekten en Beschadigingen der Landbouwgewassen. De wetenschappelijke benaming van de hopmijt is Tetranychus telarius (en niet tellarius als in 1). - De hopvloo is wel een soort van Haltica (een springkevertje, vooral H. ole- | |
[pagina 547]
| |
racea L), en niet, zooals 1 beweert Tetranychus tel(l)arius, die een mijt is en tot de Arachniden behoort. De meeldauw wordt veroorzaakt door Sphaerotheca Castagnei Lév. (naar den Franschen botanist Louis Castagne, die over Uredineeën schreef, in 1842); 1 schrijft verkeerd castanei. IJzermaal ontstaat op de hoppebladeren door Phragmidium humuli Bark. (1 schrijft onjuist Phragmidon, doch s.v. roest juist Phragmidium). Euacanthus interruptus L. is niet de ‘springende larve van een soort vliegen’, zooals 1 aangeeft, wel een springcicadeGa naar voetnoot(1). Worden vergeten (nl. in 1) de volgende hoppevijanden: Agriotes lineatus L., de larve van een Elateride (springkever)Ga naar voetnoot(2). Bij den hoofdvorm hoprups mochten nog aangehaald worden Vanessa Io L. (Leunis, Lameere: ook in 2); Vanessa urticae L. (Leunis; ook in 2); Mamestra persicariae L. (Leunis; ook in 2); Orgyia pudibunda L. (Leunis); Phlogophora meticulosa L. (Leunis); de rupsen van deze vlinders knagen aan hoppebladeren. - En: Cosmopteryx Zieglerell Hb., het rupsje is een bladmoesvreter (Leunis), evenals Cosmopteryx eximia Haw. (Lameere); - Gracilaria fidella Reutti, een bladroller (Leunis). Ook de larve van een tweevleugelig insect, Agromyza frontalis Mg., eveneens een bladmoesvreter (Leunis), komt niet in 1 noch 2 voor. Cuscuta Europaea L., die met zijn sapzuigertjes de hop zeer beschadigt, wordt s.v. warkruid in 1 aangehaald en onduidelijk beschreven; doch deze phanerogame woekerplant heeft meer dan éenen volksnaam (zie Heukels, ook Paque, Vl. Volksnamen) en geen enkel wordt in 1 gevonden (sommige echter in 2, die ook een vollediger beschrijving heeft)Ga naar voetnoot(3). | |
[pagina 548]
| |
3. ‘Sedert eeuwen’, zegt Schr. van 1 (Inleiding), wordt de hop in Vlaanderen gekweekt. Zou Schr. hier niet eenige historische gegevens kunnen bekend maken? S.v. hommel neemt hij b.v. een tekst op uit een oorkonde van 1252 die bewijst dat de plant toen reeds in Vlaanderen gekweekt werd. Andere teksten met juiste jaarbepaling komen me gewenscht voor. Daartoe kunnen eenigszins van nut zijn b.v. de teksten bij de namen die men in 't Mnl. Wdb. van Verdam vermeld vindt: hop en hoppe naast huppe; hanthoppe. hoethoppe, ponthoppe (i.v. hop); hoppedrager, -gaerder, -gelt, -cruyt, -meester; hoppengroen, -sijs en -scip. Beschikte de Academie over de noodige geldmiddelen, zoo zou ik voorstellen beide antwoorden te bekronen en uit te geven; want 2 zou voor 1 een goede aanvulling zijn. Doch in de huidige omstandigheden zal dat zeker niet mogelijk zijn. Daarom sluit ik mij aan bij mijne geachte medeleden Prof. Vercoullie en Dr. Vandevelde: ‘Humulus non humilis’ is beter dan ‘Hoppeteelt’ en verdient den eenigen uitgeloofden prijs. |
|