Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922
(1922)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 233]
| |||||
Vergadering van 15 Februari 1922.Zijn aanwezig de heeren: O. Wattez, bestuurder, Dr. Goemans, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren: Karel de Flou, Dr. Lod. Simons, Prof. Dr. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Kan. A. Joos, Isid. Teirlinck, Prof. Dr. J. Mansion, Prof. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen, Prof. Dr. A.-J.-J. Vandevelde en J. Jacobs, werkende leden;
De heeren Dr. Maurits Sabbe en Prof. Dr. Frans Daels, briefwisselende leden, en Prof. Dr. H. Logeman, buitenlandsch eerelid.
Hebben zich laten verontschuldigen, de heeren Dr. Hugo Verriest en Prof. Dr. L. Scharpé, werkende leden, en F.V. Toussaint van Boelaere, briefwisselend lid. ***
De Bestendige Secretaris geeft lezing van het Januariverslag, dat wordt goedgekeurd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering: Recueil des ordonnances des Pays-Bas autrichiens, 3e série: 1700-1794. T. 13e, contenant les ordonnances du 1er janvier 1787 au 28 décembre 1790, par M.P. Verhaegen, Conseiller à la Cour d'Appel de Bruxelles. Bruxelles, 1914. | |||||
[pagina 234]
| |||||
Recueil des ordonnances des Pays-Bas. 2e série 1506-1700. Les ordonnances monétaires du XVIIe siècle. Albert et Isabelle: 1598-1621. - Philippe IV: 1621-1665. - Charles II: 1665-1700, par M. Victor Brants, professeur à l'Université catholique de Louvain, membre de l'Académie royale de Belgique, correspondant de l'Institut de France et de l'Académie royale d'Espagne. Bruxelles, 1914. Coutumes des Pays et Comté de Flandre. Quartier d'Ypres. Coutumes de la ville et commune de Roulers, par L. Gilliodts van Severen, Docteur en droit, Membre de la Commission Royale pour la publication des anciennes lois et ordonnances de la Belgique. Bruxelles, 1914.
Tijdschriften. - Arbeidsblad, Dec. 1921. - Bulletin de la Commission Royale des anciennes lois et ordonnances de Belgique, vol. X, fasc. 3. - Le Musée belge, juillet et octobre 1921, et Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, oct. 1921. - Revue de l'Université de Bruxelles, déc. 1921-janv. 1922.
Door de ‘Kungl. Universitetets i Uppsala Bibliotek’: Uppsala Universitets Arsskrift 1921. Filosofi, sprakvetenskap och historiska vetenskaper 5. Sprakvetenskapliga Sällskapets i Uppsala Förhandlingar. Jan. 1919-Dec. 1921. Uppsala, z.j.
Door de Vereeniging het ‘Vlaamsch Geneeskundig Tijdschrift: 1922. Geneeskundig Jaarboek. Brugge, z.j.
Door de Bibliotheek der Universiteit van Gent: Bibliothèque de l'Université de Gand. Nouvelles Acquisitions. Année 1920. - Id. 1921.
Door den heer J.-E. Buschmann, Rijnpoortvest 15, te Antwerpen: Etrennes typographiques & Almanach des Miniatures pour l'année 1922, offert par l'Imprimerie J.-E. Buschmann. Antwerpen, z.j.
Door den Z.E.H. Kan. Van den Gheyn, te Gent: Gheyn (Chan. van den). - L'iconographie de Dieu le Père. (Extrait de Gand artistique, nos 1-2, 1922.)
Door den heer E.H. van Heurck, te Antwerpen: Les Drapelets de Pèlerinage en Belgique et dans les pays voisins. Contribution à l'iconographie et à l'histoire des pèlerinages par Emile H. van Heurck, Membre de la Commission administrative du Musée de Folklore d'Anvers, Membre titulaire de l'Académie royale d'Archéologie de Belgique, de la Société Française d'Ethnographie, de la Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, de Leyde, Trésorier de la Société des Bibliophiles Anversois. 160 illustrations dont 4 planches et et une trichromie hors texte. Anvers, 1922. | |||||
[pagina 235]
| |||||
Door den heer Jan van Meel, te Antwerpen: Openbare Boekerijen, Vak- en Kinderbibliotheken, Leeszalen, Reizende Bibliotheken. Practisch Handboek voor hunne Inrichters en Bestuurders, door Jan van Meel, Bureeloverste bij het Provinciebestuur van Antwerpen, Secretaris der Provinciale Commissie van Openbare Boekerijen en Vlaamsche Letterkunde. Vereerd met eene Inleiding van Mr. J. Verachtert, Advocaat, Volksvertegenwoordiger voor het Arrondissement Turnhout, Oud-lid der Bestendige Afvaardiging van den Provincieraad, Voorzitter van hoogergenoemde Commissie. Z. pl. (Antwerpen), 1921.
Door Dr. P. van Oye, Karel Janssenlaan 9, te Oostende: Over de ‘Träufelspitze’ der bladeren op Java, door Dr. Paul van Oye (Tasikmalaja-Java). (Overdruk uit Natuur- en Wetenschappelijk Tijdschrift, Sept. 1921.) Beitrag zur Myxophycen-Flora van Java, door denzelfde. (Sonderabdruk aus Hedwigia, Band LXIII, 1921.)
Door de Redactie:
Maandblad van het Verbond van het Vlaamsch Personeel der Openbare Besturen, nr 1, 1922. - De nieuwe Taalgids, nr 1, 1922. - Korrespondenzblatt, nr 5, 1919-1920.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatstverschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Biekorf, nr 1, 1922. - Limburg, Januari 1922. - Mechlinia, Dec, 1921. - Neerlandia, Febr. 1922. - De Opvoeder, nrs 3-5. 1922. - De Schoolgids, nrs 3-6, 1922. - Studiën, Febr. 1922. - Vlaamsch opvoedkundig Tijdschrift, Febr. 1922. - De Kleine Vlaming, Febr. 1922. - Dietsche Warande en Belfort, Febr. 1922. - La Vie diocésaine, janvier 1922.
Voor den Aug. Beernaert-Prijskamp (1920-1921) werden ingezonden:
Door den heer L. du Castillon, Steenweg van Jette, Brussel: Doornenkroon. (Handschrift.) | |||||
[pagina 236]
| |||||
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.1o) Schenking door den heer Dr. K. Barbier, van Veurne. - Bij brieve van 9 Februari, als antwoord op een schrijven van het Bestuur der Academie van 2n dezer, zegt de heer Dr. BARBIER, dat hij zal trachten, wat de belegging der fondsen betreft, zoo gauw mogelijk aan de door ons uitgesproken wenschen voldoening te geven. Hij schrijft verder: ‘Daar ik 77 jaren tel, en ieder dag een voorval mij kan treffen, zoo bevestig ik, met dit schrijven, dat de gift met hare voorwaardan, volgens mijne begeerte uitgedrukt in den brief, dien ik zond aan den Heer Vercoullie, aan de Vlaamsche Academie zal moeten toegekend worden...’.
2o) Plechtige vergadering op Zondag, 25n Juni. - Ons geacht medelid, de heer Frans van Cauwelaert, volksvertegenwoordiger en burgemeester der stad Antwerpen, heeft, bij brieve van 11n dezer, laten weten dat, niettegenstaande zijne zeer drukke bezigheden, hij zich niet wil onttrekken aan de uitnoodiging der Academie, om de feestrede op onze plechtige jaarvergadering te houden.
3o Mayombeesch Idioticon, van Pater L. Bittremieux, S.J., missionnaris in Congo. - Volgens beslissing der Academie (zie Versl. en Meded., jaarg. 1920, blzz. 400, 723 en 785; en jaarg. 1921. blzz. 18 en 220) zal de druk van dit werk door tusschenkomst van het Van de Ven-Heremans-Fonds bezorgd worden. - Den 30n Januari 11. werd een beperkte aanbesteding tusschen twee drukkers der stad gehouden. Het drukken van het boek is aan de Firma Erasmus toegezegd. - Den 7n Februari is de kopij in handen van den Bestendigen Secretaris gekomen. Zonder uitstel zal het werk ter pers gaan. Er wordt echter nog gewacht op eenige inlichtingen | |||||
[pagina 237]
| |||||
vanwege Pater De Clerck, rector van het Missiehuis van Scheut, te Leuven, aan wien door den Schrijver de uitgave is opgedragen.
- Den 15n Februari werd er geschreven, met mededeeling van de drukkosten, aan het Ministerie van Koloniën te Brussel, dat voor zijn ‘Congo-bibliotheek’, 200 exx. van het boek wenscht te ontvangen.
4o) ‘Voagie gedaen naer Canton... in 1719-1721’. - De heer André van Iseghem, advokaat bij het Hof van Beroep te Brussel, schrijft, bij brieve van 29 Januari aan de Academie, dat, onder de boeken door den heer Isidore van Iseghem aan de stad Oostende gelegateerd, er een handschrift bestaat, met titel: ‘Voagie gedaen naer Canton onder de commando van den Capitein Philippus De Moor, 1719-1721’, groot 66 vellen propatria, dat volgens hem zou verdienen door de Academie in hare Verslagen en Mededeelingen opgenomen te worden. Bij het handschrift gaan verschillende Latijnsche stukken, die schijnen in betrekking te staan met een zending aan zekeren ‘Cardinal du Tournon’ toevertrouwd, welke naar China gezonden werd om onderhandelingen met de Regeering van dit land aan te knoopen. Het schip, waarop de reis gedaan werd, heette ‘Sanctus Franciscus Xaverius’ en had drie kloosterlingen aan boord: de kapelaan heette ‘Pater Honoratius van Hende’, was geboren Gentenaar en mag als de schrijver van genoemd handschrift aangezien worden. - Moet aan het voorstel van den heer A. van Iseghem gevolg gegeven worden? - De Academie beslist de zaak naar de Bestendige Commissie voor Geschiedenis om advies te verwijzen. | |||||
[pagina 238]
| |||||
Letterkundige Mededeeling,door den heer Dr. Maurits Sabbe, briefwisselend lid, over het prachtig boek Les drapelets de pèlerinage en Belgique et dans les pays voisins. Contribution à l'iconographie et à l'histoire des pèlerinages, par Emiel H. van Heurck, membre de la Commission administrative du Musée de Folklore d'Anvers. Anvers, J.E. Buschmann, imprimeur-éditeur, 1922 (XX-529 pages). - Met opdracht als volgt van den Schrijver aan de Academie: ‘A l'Académie royale flamande, gardienne de ma langue maternelle, je suis heureux d'offrir ce nouvel ouvrage. Anvers, le 25 Janvier 1922, Emile H. van Heurck’.
Ik heb de eer en het genoegen uit naam van den verdienstelijken Antwerpschen folklorist, den heer Em. van Heurck, aan de Koninklijke Vlaamsche Academie een exemplaar aan te bieden van zijn jongste werk: Les Drapelets de Pèlerinage en Belgique et dans les pays voisins. Contribution à l'iconographie et à l'histoire des pèlerinages, uitgegeven te Antwerpen door J.E. Buschmann, 1922. (Groot in 4o, XX + 529). Em. van Heurck is een der gelukkigste en handigste verzamelaars van zeldzame voorwerpen en documenten, die betrekking hebben op het oude Vlaamsche volksleven. Hij bezit een schat van voortbrengselen onzer populaire houtgravuur, een niet minder merkwaardige verzameling van oud-Vlaamsche volksboeken van allen aard, en zeker de rijkste collectie bedevaartvlaggetjes, die men ergens vinden kan. De verdienste van Em. van Heurck beperkt zich echter niet tot het verzamelen, hij heeft zich ook met de beste gevolgen toegelegd op de studie van alles wat hij bijeenbracht. Geholpen door een veelzijdige belezenheid en een werklust zonder grenzen heeft hij ons reeds tal van boeken geschonken, die op dat speciale gebied der folklore als toonaangevend mogen beschouwd worden. Wij vermelden alleen zijn overvloedig gedocumenteerde Histoire de l'Imagerie populaire flamande, die hij in samenwerking met G.J. Boekenoogen in 1910 liet verschijnen, en zijn zoo belangwekkende studie over | |||||
[pagina 239]
| |||||
L'Onguent armaire et la Poudre de Sympathie dle in 1915 het licht zagGa naar voetnoot(1). Het boek, waarmede Em. van Heurck de folkloristische literatuur thans weer komt verrijken overtreft wellicht nog in waarde hetgeen hij ons vroeger reeds schonk. Het is de vrucht van geduldige, goed geleide opzoekingen, en van menige ernstige opoffering for the joy of the work. Voor hetgeen de Belgische gewesten betreft, kunnen wij aannemen, dat het boek de stof uitput, en waar de heer Oscar van Schoor, insgelijks een verdienstelijk verzamelaar van overblijfsels van het oud-Vlaamsch volkslevenGa naar voetnoot(2), in een inleidend epistel Van Heurck's werk ‘une oeuvre maîtresse’ noemt, laat hij zich geenszins door de vriendschap tot overschatting verleiden.
De behandelde stof was de studie en de inspanning, die Em. van Heurck zich getroostte, volkomen waardig. Reeds in de 12e eeuw brachten de bedevaartgangers van de gewijde plaatsen die zij bezochten gegoten of gestempelde plaatjes in zilver, tin of lood mede, voorzien van de beeltenis of het emblema van de vereerde heiligen. Ze kochten in de kapellen of in de onmiddellijke buurt deze voorwerpen, die de relikwie of het mirakuleuze beeld hadden aangeraakt, en maakten ze aan hun kleed of aan hun broodzak vast. Op de terugreis lieten ze die in stad en dorp kussen door de geloovigen, die de vrome bedevaarders dan gaarne met gastvrijheid, voedsel en geld beloonden. Veel van die bedevaartplaatjes werden teruggevonden niet alleen in Engeland, in het Noorden van Frankrijk en te ParijsGa naar voetnoot(3), maar ook te Namen en in de Schelde vóór Antwerpen, bij de rechtmaking der kaaien in 1885-1886. Deze plaatjes werden omstreeks het midden van de 15e eeuw, toen het gebruik van de houtgravuur, het papier en | |||||
[pagina 240]
| |||||
de drukkunst zich verspreidde, langzamerhand vervangen door gedrukte vlaggetjes, die veel gemakkelijker en goedkooper te vervaardigen waren. Dit was vooral het geval in Vlaanderen, waar de houtgraveerders buitengewoon talrijk waren. In elk geval waren die vaantjes hier in de 16e eeuw algemeen gekend, zooals blijkt op sommige schilderijen van dien tijdGa naar voetnoot(1). Em. van Heurck is zelfs geneigd om die bedevaartvlaggetjes voor een Vlaamsche uitvinding te houden, tegen het oordeel van den E.H.R. Flahault in, die meent, dat ze van Spaanschen of Italiaanschen oorsprong zijn. Van die heel oude bedevaartvaantjes zijn er weinig of geene bewaard gebleven. Zij ondergingen het zelfde lot als de meeste druksels, die veel gebruikt werden. Almanakken, volksboeken, schoolboeken enz., die voortdurend in handen genomen werden en niet veilig in de bibliotheken bleven, versleten al heel spoedig en toen ze stuk gelezen waren, werden ze als waardeloos weggeworpen. De bedevaartvaantjes werden in de keuken op den schoorsteenmantel of in de stallingen aan de muren vastgehecht, als behoedmiddel tegen ziekte en maleficie, en zoo werden ze door rook en stof, de werking van 't licht, de uitwasemingen van het mest en dies meer langzaam maar zeker vernietigd. Voor de verzamelaars waren die vaantjes dus edel wild, waarop ze met hartstocht gingen jagen. Het is in ons land, zoowel in de Vlaamsche als in de Waalsche gewesten, dat men er het grootste aantal van aangetroffen heeft. In Frankrijk zijn ze, buiten Fransch-Vlaanderen, zoo goed als onbekend. Ten onzent bezat het Printencabinet van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel er in 1918 slechts 29; de heer Em. van Heurck echter, die de verzamelingen aankocht van wijlen ons medelid Jan Broeckaert en den archaeoloog Paul Cogels, bezit er ongeveer 500. Van al die vlaggetjes geeft hij in zijn werk een volledige iconographische beschrijving. Ongeveer 150 reproducties verduidelijken dat gedeelte van het werk. Em. van Heurck weidt | |||||
[pagina 241]
| |||||
uit over de vereerde heiligen, hun mirakelen, de bijzondere plaatselijke devotiën waarvan zij het voorwerp zijn, de broederschappen, waarvan zij de beschermers zijn; de folkloristische gebruiken, waartoe hun eeredienst aanleiding gaf en nog geeft, enz. Al die inlichtingen geven een treffend beeld van de volksvroomheid in onze gewesten, zij dragen werkelijk, zooals de heer Van Schoor het schrijft, de laatste vervliegende geuren en de verstervende kleuren van de in Vlaanderen eenmaal zoo bloeiende dichterlijke legenda aurea. die aan 't uitsterven is. De geschiedenis der heiligenvereering en de folklore beide worden door den arbeid van den heer Em. van Heurck gediend. De vaantjes zelf zijn in dit opzicht al heel belangrijk. Op de eene zien wij de kerk, waar de heilige vereerd werd; het omliggende landschap; eigenaardige ceremoniën, zooals de paardenwijding met den hamer van St Elooi te Eyne, te Everghem en elders; vreemdsoortige ex-voto's zooals de kous met graan gevuld, die aan St Quintinus te Lennik in Brabant geofferd wordt om van de waterzucht te genezen; het onderdompelen van de relikwiekast van den H. Winok in de Colme te St-Winoksbergen; de weegschaal, waarmede de zieken gewogen werden, wier gewicht in graan of in was aan St Cornelis te Lier werd geofferd; de processie ter eere van den aangebeden heilige, enz.
Ook de geschiedenis onzer graphiek kan uit deze studie voordeel trekken. Sommige bedevaartvaantjes werden inderdaad geteekend door befaamde kunstenaars zooals Abraham van Diepenbeeck, Filips Fruytiers e.a. en gegraveerd door een heele pleiade meesters in het vak zooals J.C. Jeghers, de Bouttatsen, de Harrewijns, de Lommelin's, e.a. Sommige bedevaartvaantjes zijn onberispelijke modellen van graveerkunst, b.v. die van Aarschot, Assche, Balen, St-Lambrechts Woluwe, Eename, enz.
Ik dacht goed te doen bij het aanbieden van de Drapelets de Pèlerinage de gansch bijzondere aandacht van de leden der Academie er op te vestigen en tevens den voortreffelijken auteur met mijn gelukwenschen mijn dank aan te bieden voor alles wat hij in zijn belangrijk boek heeft bijeengebracht. | |||||
[pagina 242]
| |||||
Verslagen namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer Secretaris Prof. J. Vercoullie, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren Mr. Leonard Willems, voorzitter, Edw. Gailliard, Karel de Flou, Kan. Amaat Joos, Dr. Leo Goemans, Prof. Dr. J. Mansion, leden, en Prof. J. Vercoullie, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
| |||||
[pagina 243]
| |||||
Deze verschillende punten worden achtereenvolgens door de twee sprekers behandeld, behalve Mnl. oogscalc en cloosterbier uit de Lexicographische Sprokkelingen door den heer L. Willems, die naar een latere zitting verzonden worden.
- De Commissie stelt voor, beide lezingen in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taalen Letterkunde. - De heer Omer Wattez, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren Kan. Dr. Jac. Muyldermans, voorzitter, Is. Teirlinck, Gustaaf Segers, en Prof. Dr. Aug. Vermeylen, leden, Dr. Maurits Sabbe, hospiteerend lid, en Omer Wattez, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
a] Naar aanleiding van een brief van Th. Poelman: De talenkennis van Plantin's dochters. Dr. John Clemens en zijn gezin. - Mededeeling van den heer Dr. Maurits Sabbe. - In de Plantin-drukkerij te Antwerpen verbeterden de dochters van den drukker drukproeven in Latijn en Grieksch en verder in Oostersche talen: Hebreeuwsch enz. Kenden zij die talen? Of konden zij die alleen lezen zonder ze te verstaan, gelijk onze huidige drukkers die soms proeven verbeteren in vreemde talen? Dit onderzoekt Dr. Sabbe aan de hand van Theodoor Poelman, commentator der classieke uitgaven van Plantin, die acht bundels met nota's van allen aard heeft nagelaten op snippertjes papier, zelfs rijmpjes in 't Nederlandsch, die bewijzen dat de humanist gaarne 't kleed zijner geleerdheid aflegde om zijne moedertaal re gebruiken. | |||||
[pagina 244]
| |||||
b] Is Vondel in Zuid-Nederland geweest? - Mededeeling van Dr. Maurits Sabbe. - Naar aanleiding eener vroegere lezing van Dr. M. Sabbe over Balthasar Moretus II schreef Dr. Sterck in het dagblad De Tijd een artikel waarin hij de vraag stelt of Vondel zelf, gelijk zijne dochter, in Zuid-Nederland was geweest. De heer Sabbe geeft lezing van dit stuk. Dr. Sterck schijnt de vraag bevestigend te willen beantwoorden. Dr. Sabbe deelt het artikel alleen mede om de aandacht op de zaak te vestigen en ze verder te onderzoeken. Daarna volgt eene bespreking aan welke de heeren Segers en Vermeylen deel nemen.
c] Een Roeselaarsch Paaschspel uit de XVIIIe eeuw. Lezing door Prof. Dr. Lod. Scharpé. - Dit punt, gezien de afwezigheid van Prof. Scharpé, zal in eene volgende vergadering worden behandeld. | |||||
Dagorde.1o) Boekerij. Verslag van den Bestendigen Secretaris over den toestand der Boekerij. (Ingevolge art. 16 van het Reglement van inwendige orde voor de Secretarie.) De Bestendige Secretaris legt zijn verslag ter tafel, over den toestand van de Boekerij der Academie gedurende het jaar 1921. - De Vergadering beslist, dat dit stuk in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
2o) Fondsen. - Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - Verslag over de Fondsen, waarvan het beheer door de Commissie wordt waargenomen: Dienstjaar 1921. - Namens de Commissie, doet de heer Bestendige Secretaris, verslag over de werkzaamheid betreffende het Karel Boury-Fonds, het Vande Ven-Heremans-Fonds en het Aug. Beernaert-Fonds en dezer geldelijken toestand gedurende het dienstjaar 1921. - Ingevolge bepaling van de Koninklijke Besluiten houdende goedkeuring dier Fondsen, zal een afschrift van genoemd verslag aan den Minister van Wetenschappen en Kunsten worden overgemaakt. | |||||
[pagina 245]
| |||||
3o) Salsmans-Fonds. Verslag over het dienstjaar 1921. - Namens de Commissie doet de Bestendige Secretaris verslag over de Werkzaamheid van dit fonds en dezes geldelijken toestand, gedurende het dienstjaar 1921. - Ingevolge art. 5 van het Koninklijk Besluit van 25 Februari 1909, houdende goedkeuring van dit Fonds, zal een afschrift van genoemd verslag aan den Minister van Wetenschappen en Kunsten worden medegedeeld.
4o) Commissie voor Rekendienst. Benoeming van drie Leden, die met het Bestuur de Commissie van Rekendienst voor het jaar 1922 zullen uitmaken. - Worden benoemd de heeren Kan. Amaat Joos, Prof. J. Vercoullie en Mr. Leonard Willems.
5o) Driejaarlijksche wedstrijd voor Nederlandsche Tooneelletterkunde: 21e Tijdvak (1919-1920-1921). Benoeming van de Jury. - Brief van 14 Januari 1922, waarbij de Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten om een voordracht verzoekt ‘van tien personen, tot benoeming van een Keurraad van vijf leden, ter beoordeeling van den Driejaarlijkschen Wedstrijd van Nederlandsche Tooneelletterkunde, 21e tijdvak, in dezer voege dat minstens drie leden van de Jury kunnen genomen worden onder schrijvers, welke geen deel van de Vlaamsche Academie uitmaken’. - Worden aangewezen:
Binnen de Academie: de heeren: Dr. Lod. Simons, Prof. Dr. Lod. Scharpé, Prof. Dr. A. Vermeylen, Dr. Maurits Sabbe, Dr. Julius Persyn en F.V. Toussaint van Boelaere;
Buiten de Academie: de Eerw. heer Bernaerts, bestuurder van den Tooneelgids; - de heeren: Lod. Monteyne, letterkundige, criticus van het Tooneel te Antwerpen; - Hendrik Colassin, voorzitter van de Koninklijke Tooneelmaatschappij ‘De Morgenstar’, te | |||||
[pagina 246]
| |||||
Brussel; - Dr. De Gruyter, leider van het Volkstooneel.
6o) Lezing door den heer J. Jacobs: Over Schrijfen Spreektaal in de Middelnederlandsche dialecten. - Spreker handelt over het veel besproken vraagstuk der schrijf- en spreektaal in de middeleeuwen. Zonder thans in te gaan op den invloed, welken de schrijftaal op de spreektaal, of de spreektaal op de schrijftaal kan gehad hebben, of te onderzoeken hoe trouw de volkstaal in de Mnl. schrijftaal is weêrgegeven, gaat spreker na, steunend vooral op de niet-litteraire schrijftaal, in hoeverre er een geschreven en gesproken Κοινη in de middeleeuwsche Nederlanden kan bestaan hebben, en komt tot het besluit, dat er geen algemeene schrijftaal bestaan heeft, ja dat iedere gouw, iedere stad, haast ieder ‘scriver’ een bijzondere schrijftaal had. Evenzoo bewijst hij, dat er in de middeleeuwen noch van een algemeene, noch van een min algemeene, noch van een echt beschaafde spreektaal onder enkele uitgelezenen kan sprake zijn: de volkstaal werd als omgangstaal in elk gewest gehoord.
- De bestuurder wenscht den heer Jacobs geluk met zijn hoogst belangwekkende lezing, en stelt voor die in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. (Goedgekeurd.)
- De vergadering wordt te vier uur gesloten. |
|