| |
| |
| |
Vergadering van 16 Februari 1921.
Zijn aanwezig de heeren: Omer Wattez, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren: Karel de Flou, Prof. Dr. A. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Kan. Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck, Dr. Leo Goemans, Prof. Dr. J. Mansion, Prof. Dr. Leo van Puyvelde, Prof. Dr. L. Scharpé, Prof. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Prof. Dr. A. Vermeylen en Dr. A.-J.-J. Vandevelde, werkende leden;
de heer Prof. Dr. H. Logeman, buitenlandsch eerelid.
De heeren Prof. Dr. C. Lecoutere, werkend lid, Dr. A. Fierens en Prof. Dr. Frans Daels, briefwisselende leden, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
***
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de Januari-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Tijdschriften. - Arbeidsblad, nrs 23-24, 1920. - Bibliographie de Belgique. 1e partie: Bulletin mensuel des publications belges ou relatives à la Belgique. 2e partie: Bulletin des articles de fond parus dans les revues belges. No 1, janvier 1921. - Revue de Droit Pénal et de Criminologie, nr 1, 1921.
| |
| |
Door het ‘Observatoire Royal de Belgique’, te Brussel.
Annuaire de l'Observatoire Royal de Belgique, publié sous la direction de G. Lecointe, directeur de l'Observatoire. 1922. Bruxelles, 1920.
Door tusschenkomst van de heeren Boucherij, te Antwerpen:
Oud-Archief van Deventer. De Cameraar, door Mr. J. Acquoy, Archivaris der Gemeente. Deventer, 1921.
Door den heer Karl W. Hiersemann, Leipzig, Königstrasse 22:
Katalog. Manuscripte vom Mittelalter bis zum XVI. Jahrhundert. Einzel. Miniaturen, orientalische Manuscripte und Malereien.
Door den heer J. Kleyntjens, S.J., St.-Willebrordscollege, te Katwijk a/Rijn:
Stukken betreffende het huwelijk van Reinout, graaf van Gelre, hertog van Limburg, en Margaretha, zijn gemalin. Ao Di 1286. Z. pl. o.j.
Door den heer Jos. Lyna, rijksarchivaris, te Hasselt:
De Rechtspleging in zake heksenprocessen in 't Graafschap Loon, door Jos. Lyna, rijksarchivaris. (Overdruk uit het maandschrift: Limburg.) Maaseyck, 1920.
Lyna (Jos.). - De Wederdoopers in het graafschap Loon. Tongeren, 1920.
Lyna (Jos.). - De Huurcedels te Sint-Truiden in de XIVe eeuw. (Extrait des Mélanges de Bormans.) Luik, 1919.
Door den heer H. Nelis, ambtenaar aan het Algemeen Rijksarchief, te Brussel:
Notes de Chronologie médiévale en Belgique. par H. Nelis. Bruxelles, 1920.
Door de Redactie:
Nederlandsche Bibliographie, Oct.-Nov. 1920. - Pro Flandria, nr 1, Januari 1921. - De Kleine Tuinbouwer, Jan. en Febr. 1921. - De Vakleeraar, nr 2, 1921.
Ingekomen boek. - Voor de Boekerij der Academie is ingekomen:
Dubbele Wegwijzer der Stad Gent met voorgeborgten, en der Provincie Oost-Vlaanderen, 1921, 149ste jg.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de
| |
| |
Boekerij der Academie de laatstverschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid, nrs 1-2, 1921. - Schweizerisches Archiv für Volkskunde, 23. Band. Heft 2. - Biekorf, nr 1, 1921. - Franciscana, nr 2, 1921. - Neevlandia, 2e afl. 1921. - De Opvoeder, nrs 3-5, 1921. - De Schoolgids, nrs 23-25, 1920, en nr 1, 1921. - Studiën, Februari 1921. - La Vie diocésaine, Janvier 1921. - De kleine Vlaming, nr 3, 1921. - Dietsche Warande en Belfort, nr 1, 1921.
| |
Mededeeling
door den Bestendigen Secretaris.
1o) Wedstrijd over de Zeevisscherij. - Daar de heer Prof. Dr. C. Lecoutere door ziekte verhinderd is de vergadering van heden bij te wonen, is het hem niet mogelijk verslag over genoemden prijskamp op te maken; de Academie wordt dan ook verzocht hem als verslaggever te vervangen. - De Vergadering beslist dat aan de heeren Prof. Vercoullie en Dr. L. Scharpé, de heer Dr. A.-J.-J. Vandevelde als derde verslaggever zal toegevoegd worden.
2o) Plechtige vergadering van 1919. - In De Standaard van 22 Januari, is een artikel verschenen, over een zoogezegde weigering van den Koning de uitnoodiging tot deze vergadering te beantwoorden. - In overleg met het Bestuur, heeft de Bestendige Secretaris, den 8 Februari, aan genoemd blad bericht gezonden, dat de zaak daarin heel onnauwkeurig werd voorgesteld.
3o) Zaak Eupen. - Brief van 20 Januari, waarbij de Weled. Heer Eerste Minister ontvangst bericht van de twee exemplaren van het antwoord der Koninklijke Vlaamsche Academie op den brief van Luitenant-Generaal Baltia, hoogen Commissaris des Konings te Malmedy, betreffende de taalkwestie in de aan België toegevoegde districten. ‘Dit betoog, - zegt de Heer Eerste Minister, - heeft bij mij veel belangstelling ver- | |
| |
wekt en ik heb er een exemplaar van overhandigd aan den Hoogen Commissaris des Konings’.
4o) Institut International de Bibliographie, te Brussel. - Brief van 2 Februari, waarbij de Bestuurder der Academie uitgenoodigd wordt tot de vergadering die, in het Palais mondial te Brussel, den Woensdag, 9 Februari, zal belegd worden, ten einde middelen te beramen om een gezamenlijke catalogus van al de bibliotheken in België tot stand te brengen. De heer Dr. Lecoutere belet zijnde, heeft hij dezen last overgedragen op ons medelid Is. Teirlinck, die op de gestelde vergadering aanwezig is geweest. Een twintigtal bibliothecarissen of afgevaardigden hadden den oproep van het Bibliographisch Instituut beantwoord. En na heldere toelichting van het te bereiken gewenschte doel door de HH. Otlet en H. de la Fontaine, werd besloten onmiddellijk de handen aan 't werk te slaan, ten einde door samenwerking het overnuttige doel te bereiken: nl. de vervaardiging van een algemeenen Catalogus der Belgische Bibliotheken, onmisbaar voor al de ernstige werkers en navorschers.
De Koninklijke Vlaamsche Academie zou goed doen - wel te verstaan in de mate harer krachten en geldmiddelen - mede te werken aan het samenstellen van soortgelijken catalogus.
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer secretaris Prof. J. Vercoullie legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren Kan. Joos, voorzitter, Edw. Gailliard, K. de Flou, Is. Teirlinck, Dr. Goemans, Dr. Mansion, leden, Dr. Lod. Scharpé en Mr. Leonard Willems, hospiteerende leden, en Prof. Vercoullie, lid-secretaris.
| |
| |
Aan de dagorde staat:
a] | Een nieuw fragment van den roman van Limborch. Mededeeling door Mr. Leonard Willems. - Spreker bezit twee fragmenten van den Limborch. Hij deelt mede dat de nieuwe lezingen in dit handschrift voorkomende, bijna overal de conjecturen bevestigen welke door Verdam, Tijdschrift v. Leiden, VIII, voorgesteld werden. |
b] | De 15de eeuwsche dichter Jan van Machelen of Mechelen zou niet een Nederlandsch maar een Fransch dichter zijn. Mededeeling door Mr. Willems. Deze laatste stelt dienaangaande de Vergadering in kennis met tal van bijzonderheden, die zijn bewering bevestigen. |
c] | Kleine Verscheidenheden, door den heer Edw. Gailliard medegedeeld: Hout maken (met het oog op brandhout). (1659.) - Helpen met trachten... (1346.) - Duersteck mette heeren handt = Apostille. (1623, 1625.) - Ghevolch in wapenen, Volghen in wapenen = Volghen ten oorloghe, spr. van ‘smale steden’ of van ‘casselryen’. (1537 en 1305, 1310.) - Eerste ende gereetste payement. (1626.) - Hodelicke vruchten waerdich maken goeder vrucht (in zake van tiende heffen). (1324.) - Hooghe ziecken en Hauts malades. (1352.) - Het in zinsneden als: ‘Ende het leghets zeven linen (lands)...’ en ‘Het siin oec eenige wiven die...’ (1289, 1315 en 1475), en in ‘Het quam voor ons als voor scepenen...’. (1482, 1515, 1574 enz.) - Briefven... deen ute den anderen ghesneden... - Competencie pastoraele (1591), Competentie ofte alimentatie (1580). - Zonne Compas. (1620.) |
d] | Door den heer L. Scharpé wordt in naam van Pater L. Reypens, neergelegd zijn verhandeling, getiteld: ‘Uit de voorstudie tot eene critische uitgave van Ruusbroec's Brulocht’, met verzoek om die in de Verslagen en Mededeelingen van de Academie op te nemen. |
- De Commissie stelt aan de Academie voor, de vier behandelde punten in de Verslagen en Mededeelingen te drukken. - Door de Academie in pleno vergaderd goedgekeurd.
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taalen Letterkunde. - De heer Omer Wattez, secretaris,
| |
| |
legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Is. Teirlinck, voorzitter, Dr. Jac. Muyldermans, G. Segers, Dr. Hugo Verriest, Dr. Lod. Scharpé, Dr. A. Vermeylen, leden, Mr. Leonard Willems, hospiteerend lid, en Omer Wattez, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
a] | Vereenvoudigde spelling. Mededeeling door den heer Taco H. de Beer, buitenlandsch eerelid. - Dient het stuk in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen? De Commissie zal het stuk onderzoeken, doch beslist, dat het niet zal opgenomen worden in de Verslagen en Mededeelingen, daar zij het debat over die kwestie als gesloten beschouwt. |
| |
b] | Dr. Paul van Oye, te Tasikmalaja (Java): Oekologie der Microörganismen, met bijzonderheden betreffende Java, ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen aangeboden. - De Commissie zal het stuk laten onderzoeken door de heeren Dr. Vandevelde en Isidoor Teirlinck. |
| |
b] | Lezing door den heer Mr. Leonard Willems, hospiteerend lid: Beknopt overzicht over de brieven van Prudens van Duyse. - De heer Willems brengt verslag uit over zijn eerste onderzoek van de duizenden brieven die het dossier Prudens van Duyse bevat. Hij is begonnen met de klasseering der brieven, volgens de schrijvers, en zal in de volgende zitting zijn onderzoek voortzetten en het schriftelijk indienen. |
| |
Dagorde.
1o) Boekerij. Verslag van den Bestendigen Secretaris over den toestand der Boekerij. (Ingevolge art. 16 van het Reglement van inwendige orde voor de Secretarie.) De Bestendige Secretaris legt zijn verslag ter tafel, over den toestand van de Boekerij der Academie gedurende het jaar 1920. - De Vergadering beslist, dat dit stuk in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden. - (Zie beneden blzz. 71-72.)
| |
| |
2o) Fondsen. - Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - Verslag over de Fondsen, waarvan het beheer door de Commissie wordt waargenomen: Dienstjaar 1920. - Namens de Commissie, doet de heer Bestendige Secretaris, verslag over de werkzaamheid betreffende het Karel Boury-Fonds, het Vande Ven-Heremans-Fonds en het Aug. Beernaert-Fonds en dezer geldelijken toestand gedurende het dienstjaar 1920. - (Zie beneden blzz. 73-74.) - Ingevolge bepaling van de Koninklijke Besluiten houdende goedkeuring dier Fondsen, zal een afschrift van genoemd verslag aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten worden overgemaakt.
3o) Commissie van beheer van het Salsmans-Fonds. - Verslag over het dienstjaar 1920. - Namens de Commissie doet de Bestendige Secretaris verslag over de werkzaamheid van dit Fonds en dezes geldelijken toestand gedurende het dienstjaar 1920. - (Zie beneden blz. 75.) - Ingevolge artikel 5 van het Koninklijk Besluit van 25 Januari 1919, houdende goedkeuring van dit Fonds, zal een afschrift van genoemd verslag aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten worden medegedeeld.
4o) Staatsprijskampen: Driejaarlijksche wedstrijd voor Nederlandsche Letterkunde. Veertiende tijdvak (1918-1919-1920). - Aanvulling der Lijst Candidaten, ingevolge het schrijven van den Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten van 12 Januari. (Zie boven, blz. 11.)- De Academie stelt als candidaten voor:
Binnen de Academie, den heer Mr. Leonard Willems.
Buiten de Academie, de heeren: Paul De Mont, te Antwerpen; Fritz Baur, te Gent; en Pater Van Mierlo, te Drongen.
| |
| |
5o) Dante-dag. - Voorstel door den heer Dr. A. Fierens, in den loop van het jubeljaar 1921, door de Academie een Dante-dag te laten beleggen. - De heer Fierens is door een erge ziekte belet de vergadering bij te wonen. Tot zijn groot spijt kan hij derhalve zijn voorstel niet toelichten. - De heer waarnemende Bestuurder geeft echter lezing van het stuk van Dr. Fierens:
Vóór enkele maanden hadden we het genoegen ons hooggewaardeerd medelid den heer G. Segers te hooren wijzen op de hooge beteekenis van het zevende eeuwfeest van Dante Alighieri, dat dit jaar wordt gevierd. Vandaag zou ik de Academie willen voorstellen dat zij een werkelijk aandeel nemen zou in de verheerlijking van den onsterfelijken dichter.
Het zal wel niet noodig zijn, om haar daartoe te bewegen, theoretisch te bewijzen dat Dante 's lands belangstelling verdient door te gewagen van de plaats die Italië's groote telg in de wereldletterkunde bekleedt, noch zelfs door er aan te herinneren hoe wij, de zonen van een volk dat opwil naar eigen leven door eigen taal, in hem te aanschouwen hebben den durver en baanbreker, die een van de eersten in de moderne tijden zijn roem onvergankelijk op de rots van het vulgare eloquium heeft gevestigd. Volstaan zal het met een enkel woord aan te toonen dat, feitelijk, in België en Vlaanderen belangstelling voor Dante bestaat en dat die belangstelling logisch tot uiting moet komen in den schoot onzer Vereeniging.
Er bestaat belangstelling in België.
Immers, de Belgische afdeeling van het Internationale Dante-komiteit, die verleden jaar een dubbele reeks voordrachten inrichtte te Brussel, heeft haar werking met een onverhoopten uitslag bekroond gezien, bij zoover dat zij, na betaling van haar onkosten, een schoonen stuiver heeft kunnen opzenden naar het hoofdkomiteit van Ravenna. De Regeering heeft door de bemiddeling van Zijn Excellentie minister Destrée aan de inrichters dier voordrachten een milde subsidie geschonken, om hen toe te laten hun werking, dit jaar, mede in eenige provinciesteden, voort te zetten. En door den rector der Brusselche hoogeschool, den heer Errera, werd in de Académie royale de Belgique voorgesteld, dat dit geleerd
| |
| |
genootschap een bijzondere zitting aan de viering van den dichter der Divina Commedia zou wijden.
Er bestaat ook belangstelling in Vlaanderen.
De Vlaamsche voordrachten, verleden jaar ingericht te Brussel door het komiteit dat we boven vernoemden, hebben, dat is waar, weinig bijval genoten: zij, die den toestand der verfransching in onze hoofdstad van nabij kenden, hadden het overigens voorzeid. Edoch daartegenover staat dan de schrille tegenstelling van Antwerpen, waar een dubbele reeks van voordrachten, in de Hoogeschool voor Vrouwen eenerzijds en in de Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding anderzijds, eivolle zalen uitlokte. Een onzer boeiendste tijdschriften, de Vlaamsche Arbeid van Jozef Muls, stelde er prijs op de Danteviering in Vlaanderen met een uitvoerige bijdrage en met een prachtig gedicht in te luiden. En tot in onze studentenvergaderingen toe werden, blijkens de verslagen, die in den Student van nieuwjaar voorkomen, herhaaldelijk en op verschillende plaatsen voordrachten gegeven over den zanger van Beatrice.
Waarom nu die belangstelling in den schoot der Academie haar bekroning moet vinden? Wel, omdat de Academie onder haar leden telt de twee mannen, die Dante in Vlaanderen het naast staan, Prof. Dr. August Vermeylen, die het schoonst over hem heeft geschreven, en Prof. Dr. Julius Persyn, die hem in den laatsten tijd het diepst heeft doorvorscht. Een Dante-dag zal ons, en geheel het Vlaamsche Volk met ons, eenige uren bezorgen van het grootste genot en tevens aan de buitenstaanders toonen dat wij de schoonheid weten te huldigen in al haar vormen.
Ik stel dus voor dat de Academie besluiten zou, ofwel een bijzondere zitting aan Dante Alighieri te besteden, ofwel, indien zulks op moeilijkheden mocht stuiten, de verheerlijking van den dichter als hoofdpunt te brengen op de dagorde van haar jaarlijksche openbare vergadering van Juni.
- Hierop beslist de Academie den Dante-dag op de gewone Mei-vergadering te stellen en te dezer gelegenheid een openbare vergadering te houden. - De heer Prof. Dr. Aug. Vermeylen neemt aan als feestredenaar
| |
| |
op te treden. De heer Dr. Julius Persyn zal uitgenoodigd worden om er ook het woord te voeren.
6o) Lezing door den heer Dr. Van Hoonacker: De jongste waarnemingen op het gebied der geschiedenis van het Semietische Alfabet. - Het Semietische Alfabet, - zegt spreker, - kwam tot stand, naar de heerschende zienswijze, in Fenicië of Kanaän. De gangbare meening was, bijzonder gedurende de laatste dertig jaren, dat de oorsprong daarvan, - uit het Egyptische of het Assyro-Babylonische schrift te verklaren -, niet vroeger op te voeren was dan ten hoogste de 15de eeuw v.C. Sir A. Evans stelde zelfs onlangs als uitkomst zijner opsporingen vooruit, dat het Fenicisch Alfabet, uit het Kretenzisch schrift ontstaan, eerst rondom de 11de of de 12de eeuw v.C. in zwang kwam. Maar inschriften in het schiereiland Sinaï ontdekt en thans op voldoende wijze ontcijferd, maken het noodig een merkelijk hoogeren ouderdom voor het Alfabetisch schrift aan te nemen. Kenmerkend voor de bedoelde inschriften is, dat zij wel in Semietische taal, maar bijna uitsluitend met Egyptische teekens opgesteld zijn. Volgens sommigen zouden zij opklimmen tot de XIIe Egyptische Dynastie, d.i. tot ongeveer 1800 v.C. Dit is ook, volgens Flinders Petrie en Eisler, het tijdvak, tot hetwelk een houten stuk zou behooren, te Kahun in Egypte gevonden, en dragende een kort opschrift in vier Finicische letterteekens.
- De heer waarnemende Bestuurder wenscht de heer Van Hoonacker geluk met zijne lezing en tevens met zijn benoeming tot briefwisselend lid der Academie. Hij hoopt dat hij ons dikwijls op zoo 'n leerrijke voordracht zal vergasten en stelt voor die in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. (Goedgekeurd.)
- De vergadering wordt te vier uur gesloten.
|
|