| |
| |
| |
Vergadering van 17 December 1919.
Zijn aanwezig de heeren: Z. Eerw. Kan. Amaat Joos, bestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren: Karel de Flou, Dr. L. Simons, Prof. Dr. A. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Z.E. Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck, Prof. Dr. C. Lecoutere, Dr. Leo Goemans, Prof Dr. Jos. Mansion, Omer Wattez, Prof Dr. Leo van Puyvelde, Prof Dr. Lod. Scharpé, Prof. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Prof Aug. Vermeylen en Dr. A.-J.-J. Vandevelde, werkende leden;
de heeren: Dr. Maurits Sabbe, briefwisselend lid, en Prof. Dr. H. Logeman, buitenlandsch eerelid.
De heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw, onderbestuurder, en Dr. A. Fierens, briefwisselend lid, hebben bericht gezonden dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
***
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de November-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Een overdruk van het verslag over de Plechtige Vergadering Z.M. den Koning aangeboden. - Bij brieve van 4 December, heeft de heer Godefroid, secretaris der bevelen, den Bestendigen Secretaris verzocht, den oprechten dank van den Koning aan de Academie te willen betuigen.
***
Planting van den Boom der vrijheid. - 22 November 1919. - Het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie werd, door het Gemeentebestuur der stad Gent, op de plechtige planting van den Boom uitgenoodigd.
| |
| |
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Woordenboek der Nederlandsche taal. 3de deel, 30ste afl. (6de afl. van het 3de stuk) Flauw-Fournituren, bewerkt door Dr. J.A.N. Knuttel. - 7de deel, 10de afl. Kansel-Kap, bewerkt door Dr. A. Beets. - 8ste deel, 16de afl. (4de afl. van het 2de stuk) Lijkverbranding-Linkerzijde, bewerkt door Dr. J. Heinsius. - 12de deel, 8ste afl., Peizelijk-Penning, bewerkt door Dr. G.J. Boekenoogen. - 13de deel, 8ste afl., Rommelkamer-Rondvorschen, bewerkt door Dr. R. van der Meulen.
Tijdschriften. - Annales des Travaux publics, no 3, 1919. - Arbeidsblad, nrs 14-16, 1919. - Revue Néo-Scolastique, no 84, Novembre 1914-1919.
Door de ‘Maatschappij der Vlaamsche Bibliophilen’ te Gent:
Acquoy (Dr J G R.). - Hier beghinnen de Sermonen oft wtlegghingen op alle de Euangelien, van der Vasten, metter Passien, alsomen die inder kercken houdt zeer costelyck wtghelegt. Leest ende oordeelt. Naar den oorspronkelijken druk opnieuw uitgegeven en van eene inleiding voorzien, door Dr. J.G.R. Acquoy, hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit, te Leiden. Gent, 1893.
Door de Vereeniging ‘De Vlaamsche Philologencongressen’:
Handelingen van het Tweede Vlaamsch Philologencongres, gehouden te Gent den 20-21-22 September 1913. St.-Amandsberg, z.j.
Door de ‘Société de Littérature wallonne’, te Luik:
Bulletin de la Société, T. 55, 2e partie.
Bulletin du dictionnaire général de la langue wallonne. 9e année, 1914, no 2.
Door de Kon. Akademie der Wetenschappen, te Amsterdam:
Verhandelingen, Afdeeling Letterkunde. Nieuwe Reeks, Dl. XIV, nrs 1 en 7.
Door de Commissie voor ‘'s Rijks Geschiedkundige Publicatiën’, te 's Gravenhage:
Rijks Geschiedkundige Publicatien, nrs 22-43; kleine serie, nrs 14-19.
Posthumus (Mr. N.W.) - Bronnen tot de Geschiedenis van de Leidsche textielnijverheid. 4de deel: 1611 1650; 5de deel: 1651-1702.
Colenbrander (Dr. H.T.) - Gedenkstukken der Algemeene Geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840. 7de deel, Vestiging van het Koninkrijk. 1813-1815 (met een kaart). - 8ste deel, Regeering van
| |
| |
Willem I: 1815-1825, 1ste-3de stuk, 9de deel; Id.: 1825-1830, 1ste-2de stuk, 10de deel: Id.: 1830-1840, 1ste en 2de stuk.
Worp (Dr. J.A.) - De Briefwisseling van Constantijn Huygens (1608-1687). Vierde deel: 1644 1649. - Vijfde deel: 1649-1663. - Zesde deel: 1663-1687.
Japikse (Dr. N) - Resolutiën der Statengeneraal van 1576-1609. 1ste deel: 1576-1577 - 2de deel: 1578 1579. - 3de deel: 1580-1582. - 4de deel: 1583-1584.
Molhuysen (Dr. P C.) - Bronnen tot de Geschiedenis der Leidsche Universiteit. 2de deel: 8 Febr. 1610-7 Febr. 1647. - 3de deel: 8 Febr. 1647-18 Febr, 1682.
Heeringa (Dr. K.) - Bronnen tot de Geschiedenis van den Levantischen handel. 2de deel: 1661-1726.
Poelman (Dr. H.A) - Bronnen tot de Geschiedenis van den Oostzeehandel. 1ste deel: 1122-1499. 1ste en 2de stuk.
Brom (Dr. Gisbert). - Archivalia in Italië, belangrijk voor de Geschiedenis van Nederland. 3de deel: Rome. Overige bibliotheken en archieven.
Knuttel (Dr. W.P C.) - Acta der particuliere synoden van Zuid-Holland. 1621-1700. 5de deel: 1673-1686. - 6de deel: 1687-1700.
Hoogewerff (Dr. G.J.) - Bescheiden in Italië, omtrent Nederlandsche kunstenaars en geleerden. 3de deel: Rome. Overige bibliotheken.
Colenbrander (Dr. H.T.) - Bescheiden uit vreemde archieven, omtrent de groote Nederlandsche zeeoorlogen. 1652-1676. 1ste deel: 1652-1667 - 2de deel: 1667-1676.
Door de Universiteit, te Lund:
Acta universitatis Lundensis. Nova series. (Lunds universitets ärsskrift. Ny Foljd.) Forsta Avdelningen: Teologi, Juridik och Humanistiska ämnen. 1913-1917.
Festskrift utgiven av Lunds Universitet, vid dess tvähundrafemtioàrs jubileum 1918 Första avdelningen: Teologi, Juridik och Humanistiska ämnen. I-II. (Maakt den jaargang 1918 uit van Acta Universitatis Lundensis.)
Olaus Magnus. Historia om de Nordiska Folken. Tredje delen (tolftesextonde boken).
Inbjudningsskrifter, 1914-1918.
Door Kan Dr Jac. Muyldermans, werkend lid:
Monteyne (Lode). - Charles de Coster, de mensch en de kunstenaar. Met een voorrede van Georges Eekhoud. Antwerpen, 1917.
Voyage de Messieurs Bachaumont et La Chapelle. Auquel on a joint les Poésies du Chevalier de Cailly, la Relation des Campagnes de Rocroi et de Fribourg, & les Visionnaires, Comédie de Jéan-des-Marets de l'Académie Française: toutes Pièces excellentes qui étaient devenues fort rares. Amsterdam, 1708.
| |
| |
Catalogue de la 2e partie de la Bibliothèque de feu Monsieur le Prof. Alphonse Willems. Gand, 1914.
Door den heer Dr. de Vooys, buitenlandsch eerelid, te Utrecht:
Vooys (Dr. C.G.N. de). - Historische Schets van de Nederlandsche Letterkunde, voor Schoolgebruik en Hoofdakte-studie, door Dr. C.G.N. de Vooys. Tiende druk. Groningen, 1919.
Door Dr. Alf. Fierens.
Fierens (A.). - Les Origines de l'Indulgence de la, Portioncule. Revue bibliographique. Extrait de la Neerlandia Franciscana, T. II (1919), pp. 289-303, et T. III (1920), pp. 18-26.
Door den E.H. Jan Bernaerts, onderpastoor te St-Jans-Molenbeek:
Bernaerts (J.) pr. - Over Kinderpoeëzie. Mechelen, z.j. (1919.)
Door den heer Jaak Boonen:
Boonen (Jaak). - De Belgische Soldaat. Zijn Werk - zijn Geest - zijn Ziel, door Jaak Boonen. Amsterdam, z.j. (1919)
Door de heeren Desclée, de Brouwer en Co, drukkers-uitgevers, te Brugge:
Almanak van het Huisgezin 1920. Brugge.
Door den Z.E.H.J. Salsmans, S.J., te Leuven:
Salsmans (J) - Geneeskundige Plichtenleer. Deontologia medica, door J. Salsmans, S. J, Prof. in de zedenleer. Met Inleiding door Dr. H. de Stella, hoogl. te Gent. Leuven, z.j. (1919.)
Door den heer J.A. Stellefeld, te Antwerpen:
Stellfeld (J.A.), Advokaat, Lid-Secretaris van den Administratieven Raad van het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium. - Het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium in 1919. Antwerpen, 1919.
Door de beeren Van Rysselberghe & Rombaut, voorheen Boekhandel E. van Goethem, Volderstraat, 1, Gent:
Het Boek in 1919. Catalogus van het Nederlandsche boek, bevattende een letterkundig overzicht door G. van Hulzen en een uitgebreide titelopgaaf van nieuwe en vroeger verschenen werken, bewerkt door D. Smit, bibliothecaris v.h. Leesmuseum te Amsterdam. 20ste jg.
Catalogus van De Haan's Groene Boeken, het allerbeste van vreemden en eigen bodem. Utrecht z.j. (1919.)
Door den heer Dr. Th. van Tichelen, Papenvest 69a, te Brussel: Tichelen (Th. van). - Beelden uit het Evangelie. Antwerpen, 1919.
Door de Schrijvers:
Kleyntjens (J.) en Huybers (Dr. H.F.M.) - Leerboek der Algemeene Geschiedenis door J. Kleyntjens, te Katwijk a/d Rijn, en
| |
| |
Dr. H.F.M. Huybers, te Tilburg. Twee deelen. Zevende, herziene druk Nymegen-Antwerpen, z.j.
Id. - Handboek der Nederlandsche Geschiedenis, door J. Kleyntjens, te Katwijk a/d Rijn, en Dr. H.F.M. Huybers, te Tilburg. Eerste deel. Nijmegen, z.j.
Kleyntjens (J.) en Knippenberg (Dr. H.H.) - Van Goden en Helden. Mythen en Sagen van Grieken, Romeinen en Germanen, door J. Kleyntjens, leeraar aan het Will. college te Katwijk a/d Rijn, en Dr. H.H. Knippenberg, directeur der H.B S en Handelsschool te Helmond Derde, herziene en veel vermeerderde druk. Groningen, 1919.
Door de Redactie:
Vlaanderen, nr 7, 1 December 1919.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatstverschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Biekorf. nrs 21-22, 1919. - Neerlandia Franciscana, 1ste en 2de jaargang (1914 en 1919). - St.-Cassianusblad, nr 6, 1919. - Studiën, December 1919. - Vlaamsche Arbeid, nrs 1-2, 1919.
Voor den Aug. Beernaert-prijskamp werden de hieronder volgende boeken ingezonden:
1918-1919.
Door den Heer A.C. van der Cruyssen, te Antwerpen:
De Indringers. Hoe de Duitschers overal nestelden en zich van alles trachtten meester te maken. Antwerpen, z.j. (1919.)
Door de heeren Van Neylen en Van den Dries:
Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde. 4e uitg. Lier, 1919.
| |
Mededeeling door den Bestendigen Secretaris.
1o) Wet der Academie. Bundel betreffende de herziening van de Wet. - In het verslag over de vergadering van 26 Februari 1919, zegde de Bestendige Secretaris, dat die bundel vroeger (te weten in het jaar 1912), aan den heer Dr. W. de Vreese, als schrijver van het ontwerp tot herziening van de Wet, werd toevertrouwd. - Als gevolg
| |
| |
op een schrijven van den Bestendigen Secretaris (25 Januari 1919) werd genoemde bundel, den 4 December, aan de Academie teruggestuurd.
2o) Beperkte aanbesteding voor het drukken van het Jaarboek voor 1920. - Bij brieve van 1en December, laat de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten aan den Bestendigen Secretaris weten, dat aan den heer W. Siffer het drukken van genoemd Jaarboek is toegewezen.
Id., voor het drukken van de Verslagen en Mededeelingen voor 1920. - Uitslag - Bij brieve van 1n December, heeft het Bestuur aan den Heer Minister den uitslag van genoemde aanbesteding medegedeeld.
3o) Karel Boury-Fonds. - Prijskamp voor dichters. Ingekomen prijsantwoorden. (Men zie beneden op blz. 487.)
4o) Uitgaven der Academie. - Verzending der uitgaven van 8 October 1913 tot 3 Augustus 1914 van de pers gekomen:
a) | Jaarboek der Academie voor 1914; |
b) | Geschiedenis van het Onderwijs in de drie graden in België tijdens de Fransche overheersching en onder de regeering van Willem I, door A Sluys; |
c) | Tondalus' Visioen en St-Patricius' Vagevuur, uitgegeven door Dr R. Verdeyen en Dr. J. Endepols, 1ste deel; |
d) | Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd, door wijlen Th. Coopman en Jan Broeckaert, 10e deel: 1885-'86; |
e) | Belgische Militaire Strafrechtspleging. Ontstaan, Ontwikkeling, Talengebruik. Geschiedkundige en critische schets, door Alfred de Groote, 1ste deel; |
f) | Woordenboek der Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graaf- |
| |
| |
| schappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, door Karel de Flou. 1ste deel: Aa-Bezuiderbeke. |
Deze verzending welke den 3 Augustus 1914 zou plaats hebben, moest, ten gevolge van het uitbreken van den oorlog, tijdelijk verschoven worden. (Zie Versl. en Med., 1914, blz 693-694.)
Bovengemelde uitgaven werden den 8 December 1919 verzonden aan de buitenlandsche eereleden, alsmede - hetzij alle, hetzij enkele er van - aan 18 academiën, openbare boekerijen, hoogescholen en letterkundige genootschappen en 11 bijzondere personen uit het buitenland.
De verzending in België werd gedaan den 15 December 1919 aan 5 ministeriën, 47 genootschappen, boekerijen en onderwijsinrichtingen, en aan 25 bijzondere personen.
25 Exemplaren van het Jaarboek werden gezonden aan de Belgische en vreemde tijdschriften, aan dewelke de Academie haar Verslagen en Mededeelingen in ruiling zendt.
5) Bestendige Commissiën. - Bericht. - De Secretarissen van de vier Bestendige Commissiën worden verzocht, voor den 5en van elke maand aan den Bestendigen Secretaris de punten mede te deelen welke ter bespreking of ter beraadslaging, op de dagorde van de volgende vergadering hunner Commissie dienen gebracht, of de lezingen op te geven die aldaar zullen gehouden worden.
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde - De heer Prof. J. Vercoullie, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Aanwezig de heeren: E Kan. Amaat Joos. voorzitter, Edw. Gailliard, Karel de Flou, Dr. C. Lecoutere, Is. Teirlinck, Dr. Jos Mansion, leden, Dr. H. Logeman en L. Willems, hospiteerende leden, en J. Vercoullie, lid-secretaris.
| |
| |
Aan de dagorde staat:
a) | Kleine verscheidenheid door Prof. J. Vercoullie Fransche titel en Spinaal. - De heer Vercoullie legt de uitdrukking Fransche titel uit als beteekenende titel naar Franschen trant, en Spinaal als ontleend aan het Fr. Fil d' Épinay. |
b) | Mededeeling door den heer Leonard Willems, hospiteerend lid, over den Teirlinck-Codex der 17e-eeuwsche rijmbewerking van den Reinaert. - Spreker handelt over de Reinaert-platen van Everdingen, die hij acht gemaakt te zijn voor den Teirlinck-Codex. Een bespreking volgt, waaraan deel nemen de heeren Is. Teirlinck en H. Logeman. Deze laatste merkt o.a. op, dat het wegblijven van den naam van den auteur in den titel van den Teirlinck-Codex voor hem een bewijs is, dat die Codex niet een autograaf is. |
Daarna handelt nog de heer Willems over het ontstaan van den Ndd. Reinaert van Lubeck. Hij kan echter zijn lezing niet ten einde brengen. Het slot wordt tot de Februari-vergadering uitgesteld.
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - De heer Omer Wattez, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Aanwezig de heeren: Is. Teirlinck, voorzitter, Kan. Dr. Jac. Muyldermans, Gustaaf Segers, Dr. Hugo Verriest, Prof. Dr. Lod. Scharpé, Prof. Aug. Vermeylen, leden, en Omer Wattez, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
De scheikunde in betrekking met de kunst van den Steendrukker. 2de deel: Organische stoffen. - Verhandeling door den heer Dr. A.J.J. Vandevelde, werkend lid, aan de Academie, ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen aangeboden. - De heer Is. Teirlinck leest het verslag, door hem en Dr. Scharpé opgesteld. Hij deelt mede dat hoogleeraar J. van Buggenhout, van Leuven, het werk van Dr. Vandevelde heeft onderzocht en een gunstig advies heeft uitgebracht:
| |
| |
| |
Verslag van de heeren I. Teirlinck en dr. Scharpé:
Het handschrift, dat ons ter beoordeeling werd voorgelegd, bevat het 2e deel van een beknopt leesboek over scheikunde ten behoeve van steendrukkers.
Het 1e deel - handelende over de anorganische chemie - werd, op gunstig verslag van onzen bestuurder en geleerden collega Dr. Julius Mac-Leod en van Is. Teirlinck, vroeger reeds door de Academie in hare Verslagen en Mededeelingen opgenomen. Dit 2e deel van Dr Vandevelde's handleiding is de lofwaardige voortzetting en volmaking van het 1e deel en het verdient evenzeer in onze handelingen te verschijnen Ons geacht medelid Dr. Vandevelde bezit de gave de droogste stof met helderheid uiteen te zetten en hij weet, wat hij aanleeren wil met wetenschappelijke en zekere methoden te schikken. Ons oordeel - het oordeel van twee, op 't speciale gebied der scheikunde schier onbevoegden - werd gesteund door dit van een echt chemicus, leeraar in de scheikunde aan de Hoogere Landbouwschool der Universiteit van Leuven, van E H J van Buggenhout nl, wien een der onderteekenaars van dit verslag het hs. ter lezing en tevens ter beoordeeling mededeelde. Uit Hr van Buggenhout's alleszins gunstig oordeel blijkt niet alleen dat hij het 1e deel (over anorganische stoffen) en het 2e deel (over organische) met aandacht en met belangstelling heeft gelezen, maar dat het heele werk getuigt dat Dr Vandevelde grondige kennis heeft in de scheikunst, dat hij veel weet over andere natuurwetenschappen en geniale methode bezit om voor te dragen en te vulgariseeren. De Hr van Buggenhout zou wel hier en daar nauwkeurigheids- en volledigheidshalve een regeltje willen bijschrijyen, b.v aangaande het ontstaan van petroleum, de bepaling van koolhydraten (z.b.v. blz. 5, blz. 26); edoch, dat is maar bijzaak, zoover draagt de bedoeling niet van den schrijver’. En, voegt er bij de hoogleeraar, ‘niet alleen de steendrukkers zullen hier nuttige kennis putten, niet alleen de scheikundigen zullen dit werksken gaarne raadplegen, maar ieder
ontwikkelde Vlaming hebbe en beware het, al was het maar om aan te toonen hoe schoon onze Vlaamsche taal past om de echte wetenschap aan te leeren’.
Meer dient er waarlijk niet gezegd om onze Academie aan te zetten ook het 2e deel van dit vade-mecum der scheikunde voor steendrukkers in hare Verslagen en Mededeelingen op te nemen
(De Commissie, en vervolgens de Academie, sluiten zich aan bij het advies door de heeren verslaggevers uitgebracht.)
- De voorzitter verzoekt de Leden om mededeelingen voor de volgende vergaderingen. - De heer Scharpé zal spreken
| |
| |
over: Aanmoediging der Tooneelletterkunde; de heer G. Segers, over: De 17e November 1917. Vondels geboortedag, tijdens den wereldoorlog.
De heer Muyldermans spreekt over de Liederen van Dokkum, door Dr. Bols, eerelid der Academie, uit te geven, en zal daaromtrent eenige geschiedkundige aanteekeningen aan de Commissie mededeelen.
De heer Scharpé spreekt den wensch uit, dat de leden der Academie zooveel mogelijk de zittingen der Commissie, als hospiteerend lid, bijwonen en door mededeelingen aan hare werkzaamheden deel nemen.
| |
Letterkundige mededeeling,
1o) Door den heer Dr. Maurits Sabbe, over: Het vlugschrift van Mr. J.-A. Stellfeld, Het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium in 1919:
Voor eenige weken verscheen te Antwerpen, bij den uitgever Jan Boucherij (Hopland, 22), onder den titel Het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium in 1919, een brochure die zeker de belangstelling verdient van allen die iets over hebben voor den bloei van de eenige inrichting van hooger muzikaal onderwijs, waar zoowel de keuze der voertaal als de aesthetische opvattingen heelemaal aan ons Vlaamsch ideaal beantwoorden. Die brochure is het werk van Mr J.A. Stellfeld, een overtuigd voorstander van Benoit's kunstbeginselen en goed onderlegd musicoloog, die als secretaris van den Administratieven Raad van het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium sedert geruimen tijd reeds de ontwikkeling dezer school van dichtbij kon volgen.
Het is zeker niet de schuld van den heer Stellfeld, zoo zijn bezadigd betoog en nauwgezette studie alleen door de kracht der documentatie een ware aanklacht werd tegen de besturen, die, aangewezen om die inrichting te steunen en te volmaken, haar integendeel stiefmoederlijk behandelden.
Het onrecht Benoit's School aangedaan, blijkt uit elke bladzijde van het boek, vooral daar waar de toestanden op het Antwerpsch Conservatorium vergeleken worden met die op de Brusselsche en Luiksche gelijksoortige scholen. In alle opzichten staat Antwerpen in het nadeel.
| |
| |
Ik wil hier den heer Stellfeld niet volgen, in zijn eerlijk oprechte doch pijnlijke schildering van de menigvuldige nooden der Antwerpsche School, waar huisvesting, inrichting van leergangen en concerten, bezoldiging der leeraars, bevoorrading van bibliotheek en museum, toekennen van studiebeurzen, alles met één woord te wenschen over laat, omdat de geldelijke steun, vooral van Staatswege onvoldoende is en steeds ver beneden de hulpgelden bleef, die aan de Conservatoria van Brussel en Luik verstrekt werden.
Men moet de feiten en cijfers in de brochure zelf lezen, en met deze kleine mededeeling wilde ik dan ook alleen de Academieleden opwekken om van het werk van den heer Stellfeld kennis te nemen. Het belang van het Antwerpsch Koninklijk Vlaamsch Conservatorium is een algemeen Vlaamsch belang en wij allen moeten op de hoogte zijn van de aldaar heerschende toestanden om, daar waar wij kunnen, bij te dragen tot verbetering.
Uit naam van den schrijver, schenk ik een exemplaar van de brochure aan de bibliotheek der Academie.
| |
2o) Door den heer Kan Dr. Muyldermans, over: Geneeskundige Plichtenleer, Deontologia medica, door Z.E. Pater J. Salsmans S.J:
De zeer eerw. Pater J Salsmans S.J. biedt de Koninklijke Vlaamsche Academie ten geschenke een exemplaar van zijn onlangs verschenen werk: Geneeskundige Plichtenleer. Deontologia medica. Met inleiding door Dr. H. de Stella, hoogleeraar te Gent. (Uitgave van ‘Onze Studiën’. Naaml. Vennootschap ‘De Vlaamsche Boekenhalle, Sint Michiel’, te Leuven; blzz. 208.)
Dit werk bevat drie onderdeelen. Het eerste stelt de algemeene begrippen der zedenleer voor. Het tweede handelt over de algemeene beroepsplichten der artsen; en het derde, over hunne bijzondere beroepsplichten. In zijn voorbericht zegt de geleerde Professor ons: ‘Om den artsen zedenkundige voorlichting te verstrekken, verschenen er eenige boeken door priesters met medewerking van geneesheeren geschreven..... Doch een dergelijk nederlandsch werk is ons onbekend. Dat nu wenschen wij, uit innige genegenheid, onze taalgenooten aan te bieden, namelijk een didaktisch handboek of bondige samen- | |
| |
vatting van wat de geneesheeren uit de moraal dienen te kennen, om hun beroep op een voor het geweten onberispelijke wijze uit te oefenen’ ... ‘Ook de Heeren Geestelijken’, zegt hij, ‘kunnen een en ander voordeel uit ons werk halen... Werkelijk bedoelen wij in ons werk niets anders dan de algemeene en gewone leer der H. Kerk en der moralisten, met enkele toepassingen, streng logisch uitgewerkt, op gevallen die niet dikwijls behandeld worden. Met andere woorden, we vermelden onbetwijfelbare verplichtingen’. Dat P. Salsmans voorzichtig te werk gaat, blijkt uit 'n nota die ons een tiental namen opgeeft van mannen, uitstekende beoefenaars der geneeskundige wetenschap, aan wie hij zijn handschrift ter inzage meêdeelde... En o.a. Prof. Dr. de Stella getuigt er van in de Inleiding: ‘Dit boek zal voor ieder geneesheer en vooral voor den katholieken arts een allerbeste raadsman zijn’. Ik lees er nog in: ‘In geen ander boek heb ik zoo grondig, met zooveel kennis en zooveel praktische waarheid, het beroepsgeheim behandeld gevonden’. Hij heet het ‘een merkwaardig boek... geschreven in eene mooie en sierlijke taal..., dat zal prijken als een onontbeerlijk standaardwerk in de bibliotheek van elken katholieken geneesheer’.
Mij dunkt, dat zulke getuigenis hier volstaat om de hooge waarde van dit nieuwe werk van P. Salsmans te doen uitkomen. Den begaafden Professor in de zedenleer, die aldus buiten zijne school zijn beste krachten besteedt om zijnen taalgenooten dienst te bewijzen, zij uiterherte dank, overtuigd gelijk ik ben, dat onze collega's hiermede zullen instemmen jegens hem die de vrijgevige stichter is van ons ‘Salsmans-fonds’.
| |
3o) Door den heer Dr. Alfons Fierens, over: Beelden uit het Evangelie, door Dr. Th. van Tichelen (Antwerpen, Leuven, Leiden, 1919, in-16, 524 blzz.):
Dat het Evangelie een boek is vol heerlijken eenvoud en zedelijke verhevenheid, niemand die het loochent. Veel van zijn ongekunstelde schoonheid en zijn diepe menschelijkheid blijft echter voor ons, Westerlingen, verscholen in het ongekende van Oostersche gebruiken en Oostersche geschiedenis; wij beleven niet de toestanden die in de Blijde Boodschap geschetst worden zooals wij beleven, bij voorbeeld, een verdichtsel van Streuvels
| |
| |
of een verhaal van Bourget. Om in dit gebrek te voorzien hebben sommige schrijvers brokken van het Evangelie uitgerafeld tot een soort historischen roman: heel pakkend soms en heel meeslepend, maar vaak - men denke onder meer aan Monlaur - met zoo mondaine bekommernis dat de goddelijke Christusfiguur er bitter door lijdt.
Dr. Van Tichelen heeft, strevend naar hetzelfde doel, anders gedaan - en beter. Immers, ook hij wil in ons den geest des tijds doen trillen door ons in nauwe voeling te brengen met de beschavingselementen van Oud-Palestina, en hij doet volk en land, lucht en water, tempel en markt, stad en buiten, huis en straat voor onze oogen spelen hun wonder spel van kleurenrijkdom en ongerepte levensweelde. Wat hij beschrijft met zijn vlotte, snedige pen is echter maar het kader van de vertelling en de vertelling geschiedt, letterlijk, met den tekst zelf van Mattheus en Marcus, van Johannes en Lucas. Aan de heilige woorden wordt niet getornd en een achtergrond wordt maar geschilderd opdat de beelden, zooals de gewijde schrijvers met eigen hand ze hebben geteekend, beter zouden uitkomen.
Wetenschapswerk dus, geen fantasiewerk, en wetenschapswerk, kranig gedocumenteerd en toch verteerbaar gemaakt voor de massa! Dat links of rechts een kleinigheid soms voor critiek vatbaar is, dat hier een tafereel wel eens wat te ver uitgesponnen en elders een ander wat te kort opgezet is, - wat geeft het? Een man is opgestaan onder ons die het Vlaamsche volk, beter dan ooit te voren geschied is, de volle schoonheid doen genieten kan van de heilige verhalen waarvan het geslacht na geslacht heeft geleefd, en die gebeurtenis lijkt me belangrijk genoeg opdat ze in den schoot der Academie met eere worde vermeld.
Dr. Th. Van Tichelen is zoo vriendelijk geweest mij te verzoeken zijn arbeid aan mijn geachte medeleden te willen aanbieden: deze korte mededeeling weze dus niet een recensie, maar enkel een woord van blijdschap bij het verschijnen van een schoon Vlaamsch boek!
| |
Orde-motie.
Commissie voor de Vereenvoudiging van de Schrijftaal. - Prof. Vercoullie spreekt over de Commissie voor de Vereenvoudiging der Schrijftaal, die door de Noordnederlandsche Regeering, onder voorzitterschap van
| |
| |
Prof. Dr. A. Kluyver in 1918 werd tot stand gebracht. Hij vraagt of het voor Vlaamsch-België niet van belang is, dat de Academie met genoemde Commissie in betrekking zou komen.
Reeds driemaal - zegt de Bestuurder - heeft de Academie over de zaak van de Kollewijn-spelling uitspraak gedaan. Zijn de tijden thans wel gepast om daarop terug te komen?....
De heeren Dr. van Puyvelde, Segers en Sabbe nemen deel aan de bespreking. Deze laatste stelt voor, dat de Bestendige Secretaris om eenige exemplaren van het Verslag door genoemde Commissie uitgebracht bij de Noordnederlandsche Regeering zou verzoeken. Het stuk zou aan de Leden der Academie medegedeeld worden, tot bespreking in de Januari-vergadering.
Dat voorstel wordt aangenomen.
| |
Dagorde.
1o) Pater Salsmans-Fonds. Vraag aan de Academie gesteld: ‘Mag de beschrijving van liturgische boeken ook punten omvatten gelijk deze: de voornaamste kenmerken der plaatselijke lithurgie, hun oorsprong, hunne geschiedenis, hun invloed, hunne vergelijking met sommige punten der liturgie uit naburige steden, enz. Valt dat alles in het bereik der gestelde vraag?’ - De bestendige Secretaris heeft de zaak onderworpen aan het oordeel van twee leden der Commissie van Beheer van het Pater Salsmans-Fonds, te weten de heeren Kan. Am. Joos en Karel de Flou, die steller is van de uitgeschreven prijsvraag. Allebei hebben bevestigend geantwoord. ‘Ik denk wel, - schreef de heer K. de Flou, aan onzen Bestuurder - dat er niets in het Reglement van het Salsmans-Fonds te vinden is, waarop eene beperking zou kunnen gesteund worden. Hoe meer verwijzingen en vergelijkingen een schrijver doen kan, zonder buiten het kader der prijsvraag te gaan, hoe meer wetenschappelijke, of althans docu- | |
| |
mentaire, waarde zijn werk hebben kan’. - In dien zin zal er geantwoord worden.
2o) Germanismen. (Zie Versl. en Meded., 1913, blz. 289.) - Die wedstrijd werd opnieuw voor 1915 uitgeschreven; edoch, ten gevolge van den Oorlog, kon het prijsantwoord enkel den 25 Februari 1919 ter Academie ingezonden worden. - De heeren Joz. Jacobs, G. Segers en Dr. Mansion werden tot verslaggevers aangesteld. De verslagen door hen uitgebracht besluiten alle drie tot bekroning van het werk, op voorwaarde dat Schrijver dit betere en aanvulle naar den wensch door die heeren uitgesproken. - De Bestendige Secretaris meent te moeten herinneren aan de opmerkingen door hem in vergadering van 26 Februari (zie boven blz. 69), over dergelijke voorwaardelijke bekroningen gedaan. In elk geval dient de schrijver verzocht zijn werk, uiterlijk 15 Mei 1920, ter Academie terug te sturen: de prijs zal alleen uitbetaald worden na bepaalde goedkeuring van het handschrift door den heer Jacobs, eersten verslaggever. - (Aangenomen.)
- De heer Prof. Dr. C. Lecoutere, ingevolge art. 31 van de wet der Academie, wenscht dat het prijsantwoord hem toegezonde worde, opdat hij er kennis zou kunnen van nemen. - (Er zal aan dien wensch gevolg gegeven worden.)
3o) Boury: Karel Boury-Fonds. Prijskamp voor Dichters: Verlangd worden: Tien liederen (lager onderwijs, hoogste klasse), waaronder vijf inzonderheid voor meisjes - Zijn ingekomen 16 prijsantwoorden, met de hieronder volgende kenspreuken: Alleen de boozen zingen niet, - Alver Haegen, - Arbeid adelt, - Belg in alles en vóór alles, - Die zingt brengt de zonne in zijn huis, - Excelsior!, - Fiat, - Herleving, - Het beste voor de kinderen. - Het lied bindt vleugels aan den voet, - Laat de kinderen zingen, - ‘Liederen moeten: zingen’, - Madeliefje, - Schoolliederen B.T., - en verder nog een
| |
| |
met op den bijgaanden briefomslag: ‘Inlichtingen omtrent den schrijver’, - en een met ‘Prijsvraag voor 10 liederen (Karel Boury-Fonds)’.
Benoeming van den Keurraad. - Worden tot leden van den keurraad aangewezen, de heeren K. van de Woestijne, Omer Wattez en Prof. Aug. Vermeylen, met toevoeging van den heer Oscar Roels, toonkundige, leeraar aan het Koninklijk Conservatorium, te Gent.
4o) Wedstrijden voor 1920. - De antwoorden moesten uiterlijk 10 December 1919 ingezonden worden. - Geen prijsantwoorden zijn bij den Bestendigen Secretaris ingekomen.
5o) Lezing door den heer Kan. Jac. Muyldermans: Nationaal bewustzijn. Aanteekeningen betreffende de geschiedenis van ons volk in het begin der XIXe eeuw. Spreker vraagt: Hoe stond het met het nationaal bewustzijn onzer voorouders toen ter tijde? Schikten zij zich in het beheer van Keizer Napoleon? Neen, te oordeelen naar de officiëele verslagen der Fransche ambtenaars. Waarom hebben zij dan in 1813 het Fransche juk niet afgeschud, gelijk de Hollanders deden? Dit was niet mogelijk, zooals blijkt uit den toenmaligen toestand der Belgen tegenover de Fransche bezettingsmacht. Zeker snakten onze voorouders naar de verlossing uit de slavernij; maar ze gevoelden zich niet gerugsteund, en alleen waren zij onmachtig. Doch middelerwijl groeide hun nationaal bewustzijn aan. Dit bleek vooral in den loop van 1815, vóór en na Waterloo. Hier raadpleegt de heer Muyldermans niet zoozeer de officiëele stukken der Regeering of der diplomatie: hij haalt zijn antwoord uit de schriften, vooral uit tijd- en vlugschriften en straatliederen van dien tijd. Edoch de Verbondenen hielden weinig of geen rekening met de nationale gevoelens der Belgen: zij schenen die niet te begrijpen. België werd met Holland vereenigd, doch ook de Hollandsche Regeering scheen van stonden af blind, werd koppig, totdat 1830 ons vrijheid en onafhankelijkheid aanbracht.
| |
| |
De heer Bestuurder bedankt Kan. Muyldermans voor zijn lezing. Hij voegt er bij: Terwijl de heer Muyldermans ons den toestand van ons volk en land uiteenzette onder de Fransche bezetting, ging onwillekeurig mijn geest naar ons lijden onder den Oorlog. En ik dacht: Ja, de geschiedenis is een onophoudelijk opnieuw beginnen: er is immers weinig of geen verschil tusschen het schijnbaar nieuwe en het oude, tusschen de Duitsche en de Fransche bezetting. Gelijk wij gezegd hebben: Wij willen geen Duitschers worden, zoo zegden onze voorouders: Wij willen geen Franschen zijn. Moge het aankomend geslacht die beide kreten tot één maken en voor leuze aannemen: Noch Duitschers, noch Franschen! (Toejuiching.)
***
De Heer Bestuurder zegt dank aan zijn geachte Collega's, voor den steun dien hij steeds bij hen gevonden heeft gedurende zijn lang bestuurdersschap en voor de welwillendheid waarvan zij hem zoo menig blijk gegeven hebben.
Hij neemt afscheid van zijn ieverige medewerkers den heer Jhr. Nap. de Pauw en Edw. Gailliard, en zal een aangenaam aandenken van hen bewaren. (Handgeklap.)
De heer Segers vraagt daarop het woord.
Mijne heeren. - zegt hij, - ik ben overtuigd, dat ik de gevoelens van al de leden der Koninklijke Vlaamsche Academie vertolk, als ik het aftredend bestuur onzen innigen dank betuig, om de onwaardeerbare diensten, die het gedurende zijn langdurig bestuurderschap aan onze Koninklijke Instelling heeft bewezen.
Niet alleen heeft het gedurende de bange jaren der Bezetting, wanneer zijne taak bij uitstek moeilijk, ja, niet zelden gevaarlijk was, de eer en de waardigheid der Academie hoog opgehouden. Ook onze vergaderingen heeft het met voorbeeldige bevoegdheid en toewijding geleid. Het heeft er steeds voor gezorgd, dat deze vergaderingen even belangrijk als aangenaam waren.
| |
| |
Hulde en dank aan onzen aftredenden Heer Bestuurder, den Z.E. Heer Kanunnik Amaat Joos Door zijne bevoegdheid in alle, aangelegenheden die hier behandeld worden, door zijne verkleefdheid aan de Academie, door zijne welwillendheid jegens ons allen, was hij een parel van een bestuurder. Hij treedt nu terug in onze rangen, waar hij, naar wij vurig hopen, nog vele jaren dezelfde werkzaamheid zal aan den dag leggen, waardoor hij zich sinds zijn intreden in de Academie heeft onderscheiden.
Hulde en dank aan onzen nieuwen Bestuurder, Jonkheer Nap de Pauw. Hij geniet het zeldzame voorrecht voor de tweede maal den voorzittersstoel te bekleeden. De jaren hebben geenen vat op hem, op zijne werkkracht en zijnen werklust. Moge hij nog lange jaren dezelfde ongestoorde gezondheid genieten, tot heil onzer Academie!
Wat zal ik zeggen van onzen geliefden Heer Bestendigen Secretaris? Hij is de spil, de ziel onzer Academie. Op onze plechtige vergadering heeft onze Heer Bestuurder hem eene roerende hulde gebracht. die wij allen hebben toegejuicht, omdat zij waar is. Nooit kunnen wij hem dankbaar genoeg zijn voor de toewijding waarmede hij de belangen der Academie in alle richtingen ter harte neemt, en de uitstekende wijze, waarop hij onze uitgaven verzorgt. Nog vele, vele jaren hopen wij hem even wakker en even lustig als Secretaris onzer Aeademie te behouden.
Moge het nieuwe jaar, aan welks drempel wij staan, zegenrijk wezen voor onze Koninklijke Instelling! Moge het ons gegeven zijn, elk in zijnen werkkring, eendrachtig tot den bloei onzer Taal- en Letterkunde, en daardoor tot de zedelijke, verstandelijke en nationale heropbeuring van ons dierbaar, onverdeelbaar Vaderland bij te dragen! (Levendig handgeklap.)
***
De vergadering wordt om vier uur gesloten.
|
|