Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1919
(1919)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 466]
| |
Kleine verscheidenheden.I.
| |
335. - Ascente.Is gevormd uit het Latijn Assensus, en beteekent Toestemming, Goedkeuring. Het woord komt voor in eene akte van 6 November 1266:
Staatsarchief te Brugge, Fonds der Abdij van Sint-Andries, Charters, oud nr III. 46. E, voorloopig blauw, nr 7434: ‘Bi den ascente ende biden wille der scepen van Brucghe...’ (1266.) | |
336. - Balleucke, banlueke.Balleucke is een verbastering van Lat. Bannum leugoe, Banntleuca, Banleuca, uit Ducange. Bij Verdam luidt het Banlucke, Banloke; edoch, in de teksten door dien lexicograaf aangehaald, beteekent het: Straatschouwing, Omheiningsban, en niet: Grondgebied, waerbinnen zich iemands rechtsmacht uitstrekte, Rechtsgebied. Balleuck hieronder zal echter inzonderheid op Hek, Hekken, wijzen, nl. op Slagboom (om den ingang van een weide, van een pachthoeve te sluiten); Fr. Clôîture, Balustrade:
D. Berten, Cout. Saint-Pierre lez-Gand, blz. 346: ‘Een hecken onghehangen is de boete van xx sc. Item, eene lene aen eenen vondel ofte brugghe bevonden in ghebreke, is de boete van v sc. gr.... Alle balleuck bevonden niet gehanghen behoorelyck, is de boete ij sc. gr....’ | |
[pagina 467]
| |
Bij Stallaert; vo Banluicke (met de varianten Balloke, Banloke, Bangeluycke, Banluke), komen de uitdrukkingen De banloke ghaen en Ommeghaen de banloke voor, waarbij op het houden van genoemde straatschouwingen gewezen wordt. Ook, Ghaen den banlueke in den onderstaanden tekst:
D. Berten, Cout. Seign. enclavées Vieuxbourg Gand, blz. 142: ‘Ende up den zelfven dach behoortmen te ghebieden eenen wettelicken schaudach binnen diere weke, omme den heere te ghaene den banlueke naer de costume vander prochie.’ (1587.)
Men vergelijke met:
D. Berten, Cout. Saint-Pierre, blz. 307: ‘Nemaer men useert daeghelicx tAelst dat ter causen van waterganghe, balleucke, ende andere ghebuerlycke rechten... te vercryghene zekere lettren...’
Id., id., blz. 317: ‘Item, men useert op de voorn. heerelichede straetberyt, balleucken, waterloopen, ende de defaillianten condempneerlick in elcker balleucke ofte waterloope in vyf schell. grooten.’ (XVe-XVIe eeuw.)
Id., Cout. Seign. Vieuxbourg, blz. 313: ‘Als te weten de balleucke, banwaerhede, watergańck, straetberyt...’ (1626.)
En met Schauleucke enle Balluecke:
D. Berten, Cout. Seign. Vieuxbourg, blz. 187: ‘Item, dat alle schauleucken ende balluecken verheven ende ghestelt werden, de haeghen ghestopt ende velden bevryt, dat de beesten daerdeure niet en connen passeren, up de boete van...’ (1501)
Id., op. cit., blz. 419: ‘Zo es de amman... ghecostumeert met scepenen te nemene visitatie vanden schauheckenenGa naar voetnoot(1), schauluecken, balluecken, spaluecken ende dies ghelycke...’ (1546.)
Loke scouwen heet dit in de ‘Cueren van Desseldonc’, van 1248, naar een afschrift van latere dagteekening:
Id., id, blz. 42: ‘Alst oec scepenen goed dinct ende nuttelic, salmen loke scouwen. Die qualike sine loke maect, sal syn in forfaite van...’ | |
[pagina 468]
| |
Ook, De lueke besien en Lueke scauwen:
Id, id, blz. 54: ‘Alst den scepenen goet dincken sal, salmen de lueke besien; ende die qualic zyn lueke of tuynen ghemaect heeft, sal wesen in meshuuse van. Men mach lueke scauwen by drye scepenen...’
Er werden soms twee schouwingen gehouden. Zoo lezen wij Gaen de winterloke ende somerloke, in het denombrement ‘van der buerchgravie van Ghend’, van het jaar 1490:
Id., id., blz. 577: ‘Ende insghelycx zo vermoghen de voorseyde bailliu..., mannen ende schepenen gane eens tsjaers den winterloke ende somerloke rondsomme der prochie ende heerlichede van Huesdene, ende ooc waterganghen, ongerechte weghen ende andre zaken van ghelycken, evenverre dat yement vanden upsetene laten in ghebrek zyn van huer debvoir te doene...’
Faire des regards ou escouaiges..., in een denombrement van 1510:
Id, id, blz. 618: ‘Item aussy, peult ledict bailly. avec lesdicts hommes de fief et echevins de Heusdene, illec, tous les ans, une fois, faire des regards et escouaiges des chemins, pour fossez, clôtures, voyes et semblables choses, et exploicter et lever sur les coulpables les amendes qui lui seront adjugés...’
Fr, Banloque:
Id., id., blz. 654: ‘Item, peut ce bailliu de Vinderhaute... avec les eschevins du lieu, tous les ans faire escouaiges des chemins, ponts, plancquesGa naar voetnoot(1), fossés, banloques et clôtures estant sous la dite seigneurie..’ (Overgave van de heerlijkheid van Vinderhaute, van 17 Mei 1460.) Edw. Gailliard. |
|