Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1914
(1914)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 729]
| |
Kleine verscheidenheden.
| |
271. - Convent.Naar Kan. Amaat Joos' Waasch Idioticon, heet Convent ieder groot huis op een Begijnenhof, waar een zeker getal begijnen te zamen wonen en waar de nieuwaangekomenen hunnen proeftijd doen. Het samenwonen der begijnen bedraagt het werken en het bidden; ieder begijn heeft overigens haar eigen cel, eet alleen en naar beliefte. Er zijn nochtans conventen alwaar eene gemeene eetzaal is, waarin elke begijn haar kast heeft, om haar eten in op te sluiten. De nieuwaangekomenen doen allen hunnen proeftijd in de conventen: na een bepaald getal jaren, - negen jaar in het Begijnenhof te Gent, - mogen zij, als zij kunnen bestaan, alleen of met tweeën, een huis van het hof bewonen. | |
[pagina 730]
| |
Aan het hoofd van ieder convent staat eene juffer, overste genaamd, die voor den pacht aansprakelijk is. Dergelijke conventen, evenals de andere huizen van het Begijnenhof, dragen den naam van een heilige, of zijn aan een heiligdom, het H. Hart van Jesus, van Maria, enz., toegewijd.
Baron Jean Bethune, in zijn Cartulaire du Béguinage de Sainte-Elisabeth à. Gand, blz. 11, heeft de ‘conventen’, ‘Maisons de communauté’ geheeten: ‘(Les) règles étaient les- mêmes pour toutes les béguines, soit qu'elles habitassent dans des maisons de communauté sous la direction d'une supérieure particulíère, soit qu'après le temps d'épreuve déterminé par les constitutions, elles eussent acheté la propriété viagère d'une maison, afin d'y vivre isolées ou avec des compagnes de leur choix’.
* * *
In het voormalig Begijnenhof van Sinte-Elisabeth te Gent,, waren er, in 1284, dertig ‘conventen’, terwijl er in eene akte van 8 Juli 1535 alleen van ‘achthien’ conventen spraak is:
Baron Jean Bethune, op. cit., blz. 39: ‘... Ains a fait conte li grande maistresse (des begines, de saint Ysabiel de Gant), par devant les autres maistresses des couvens, dont il ja bien XXX...’ (Rond 1284.) Id., op. cit., blz. 195: ‘... drie ponden grooten tsjaers... ten prouffijte, secourse ende onderstande vanden inwonende ende ghemeente vanden achthien couventen binnen denzelve hove (van Sente Lysbetten).., omme te coopene eeneghe nootsaken, hemlieden meest van noode wesende, als berringhe, kerslicht, boonen, herweten, ofte andere dijnghen...’ (Akte van 8 Juli 1535.)
Men zie de namen van de 18 conventen, bij Victor van der Haeghen, Invent, des Archives de la ville de Gand, blz. 259. Ook aldaar de namen van de conventen van het Klein Begijnenhof op het einde der XVIIe eeuw.
Aan het hoofd van ieder convent stond een overste, die den naam droeg van ‘Meesterigghe’ of ‘Meestersse’, ‘Overste’ of ‘Conventjoncvrauwe’:
Baron Bethune, op. cit., blz. 18: ‘De grootmeesterigghe sal oec hebben de macht omme in elc couvent te maecken ende te stellene eene meesterigghe over tghemeente van dien also dicwille... alst huer orbuerlic dyncken sal, byden advyse vanden selven couvente, tsy | |
[pagina 731]
| |
van binnen den huse, oft huut eeneghen anderen couventen, ende tghemeente sal diere gheoersam ende onderdanich wesen; ende die meesterigghe sal de macht hebben om huere ondersaten te ghebiedene ende te verbiedene...’ (XVe eeuw.) Id., op. cit., blz. 256: ‘... ende joncvrauw Marie vanden Haute, groodteefvrauwe van desen hove (van S. Elizabeth binnen Gendt), ende jonvrauw Catharina vanden Haute, gheselline, ende jonvrauw Adriane de Suttere ende jonvrauw Isabelle de Grave, alle beijde H. Geest eefvrauwen, mitsgaders alle de oversten vanden conventen van desen hove...’ (Akte van 21 October 1671.) Id., op. cit., blz. 305: ‘... metgaders der grootmeesterigghe vanden selven hove..., bij advijse ende overeendraghene vande ghemeene conventjoncvrauwen...’ (Akte van 17 November 1528.) Jan Broeckaert, Cartularium van het Begijnhof te Dendermonde, blz. 200: ‘Voort zal elck convent hebben een meestersse, die rype zy van zeden, die oorlove gheve ende berespe binnen den huyse die dinghen die te berespen zijn...’ (Statuten van 6 Juli 1551.)
* * *
‘Aerm payselicke beghijntkens’ of ‘arme dochters’, ook ‘arme meyskins’ of ‘erme couvent kindre’, werden in de conventen ontfangen:
Baron Bethune, op. cit., blz. 212: ‘Item eerst ende alvoren, wanneer datter eene dochtere woudt van mijnen hoijrs ende naercommers, tzij beghijntken of onbeghijntken te werden,... zo zal datte ontfaen zes halstren coorens ende dertich schellinghen grooten tsjaers. Ende daer die dochtere dan woondt, zullen vijf aerm paijselicke beghijntkens int zelve couvent ooc ontfaen in almoessenen ses halstren coorens, ende vier andre conventen, staende naest tselve couvent, zullen ooc vijf aerm beghijntkens in elc couvent ontfaen vier halsters ende alf coorens...’ (1559.) Broeckaert, op. cit., blz. 245 (Stichting van het couvent der Acht Blijdschappen, door Frans van der Nimmen, blz. 235 en vlgg.): ‘... van het couvent van de acht blijschappen... Voorts soo begeert den fondateur expresselijck arme dochters ontfangen te hebben, welcke dochters sullen int selve couvent moeten twee jaren leeren ende proeven, ende alsse dan sullen bequaem gevonden worden, soo sullen se dan beggynkens worden int selve couvent...’ (19 November 1627.) Broeckaert, op. cit., blz. 107 (Stichting door ‘Jan de Stickere, priestre’): ‘Es ghemaect ende gheordineert een nieu couvent huus van arme kinderkine, dat te houdene ende te bewoonene in deerste huus van den hove, ter rechter hant als men int beghijnhof compt..., in | |
[pagina 732]
| |
welke nieu couvent huus niement com men en sal omme te woenene dan maechde jouffrouwen ende arme meyskins van goeder fame ende name ende anders negheene...; in dit huus sal wesen een meestersse dier souffisant toe es...; ende wanneer dese (ermen couvent) kindre zullen hebben verovert ende vercreghen omme eene camere te moghen coopene, dan zullen zij uyttrecken ende andre arme kinderkins sal men dan daer in stellen...’ (15 Febr. 1447 o.s.)
Men zei dus ook Couvent huus. De vraag is echter, of in al de teksten aan Baron Bethune en aan Jan Broeckaert ontleend, niet dient Convent in plaats van Couvent gelezen te worden. Overigens het couvent huus door priester Jan de Stickere gesticht, wordt in eene oorkonde van 1453, ‘Jan Stickers convent’ geheeten. (Broeckaert, op. cit., blz. 111.)
* * *
Convent.(Couvent) werd ook op het Begijnenhof zelf van Sinte-Elisabeth te Gent toegepast:
Baron Bethune, op. cit., blz. 223: ‘Scepenen vander Kuere in Ghendt, naer tvertooch themlieden waerts bij supplicatien ghedaen bij der grootmeesterigghe vanden beghijnhove tSente Lijsbetten binnen deser voornoemder stede, over huer ende den zelven ghemeenen godshuuse, hoe dat bijder vercoopinghe... diemen onlancx gheuseert hadde te doene..., diversche jonghe beghijnen vanden voorseiden hove, int vercoopen vanden zelven goede daghelicx zeere geschandaliseert werden bijder menichte vanden persoonen woonachtig buuten den voorseiden couvente...’ (Akte van 26 Augustus 1559.)
Te Brugge stonden de ‘Conventen van aermen beghinen’ buiten ‘Wijngarde’:
Archief der Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge, Charters, voorloopig nr 326: ‘Item, so gheve ic in almoesenen eiken convente van aermen Beghinen, te Brugge, wonende buten Wijngarde...’ (Akte van 4 Februari 1346.)
* * *
In onze Table ànalytique à l'Inv. des Archives de Bruges, van L. Gilliodts-van Severen, schreven wij, op blz. 266: ‘Le mot Couvent (Convent ware juister geweest) a été employé à Bruges pour désigner certaines Maisons-Dieu’. Een voorbeeld met Koven (Kovent) laten wij volgen:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Vrije,...: ‘Ende gaven wettelike ghifte den heere Hughe vander Moerstraten, priester, sKo- | |
[pagina 733]
| |
vens bouf van Boneem, dat staet in die Corte Zilverstrate in Brugghe, van...’
Op. cit., blz. 266 (kol. 1 en 2) en 469 (kol. 2), komen de namen van verschillende ‘Conventen’ te Brugge voor. Men zie verder bij J. Gailliard, Ephémérides Brugeoises, blz. 398-404.
* * *
Conventus werd ook gebruikt, om te wijzen op de Vergadering van deken en kapittel van de Sint-Donaaskerk te Brugge:
Archief der Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge, Charters, voorloopig nr 339: ‘N. decanus et capitulum ecclesie sancti Donatiani Brugensis..., salatem in Domino. Noveritis quod cum viginti solidi parisienses... perpetui redditus nobis et nostro conventui fuissent assignati...’ (Akte van 37 November 1319.) | |
272. - Convent: wercken in convente; conventeur.Een zonderling proces grijpt plaats te Brugge, in 1572. De deken van de wollewevers verbiedt aan zekeren A. ‘te werckene met drie ghetauwen’, - A. vraagt hem naar de reden van dit verbod. - Omdat hij ‘was werkende in convente’ ten huize van B., die niet vrij in het ambacht was, antwoordt de deken. - A. zegt daarop, dat hij niet als ‘conventeur’, ‘die ghecostumeirt waeren te werckene voor een yeghelick’, mag aanschouwd worden, aangezien ‘alle twerck’ van B. ‘by hem. ghedaen wiert’. De tekst volgt:
Staatsarchief te Brugge, Fonds der ambachten van Brugge, Charters, oud nr Delepierre XXXIII. 8., voorloopig blauw nr 8450, oorkonde van 11 Augustus 1572: ‘Alzo P., deken vande wullewevers, heesschere, ghedachvaert gheweist hadde van weghen A.,- verweerere, omme te verclaersen de cause waeromme hy hem verboden hadde meer te werckene met drie ghetauwen; ‘De heesschere daertoe furnierende vertoochde tzelve ghedaen thebbene, omme dat de verweerere was werckende in convente ten huuse ende. proffijcte van B., niet vrij zijnde in sheesschers ambocht, in welcke qualiteijt hem niet gheoirloft was te werckene met meer dan twee ghetauwen, vp de boete van 50 ponden parisisen, hoewel hij voor hem zelven... mochte wercken met drie ghetauwen... ‘Daerjeghens de verweerere, met hem ghevoucht de voornoomde B.,... deden zegghen bij maniere van andtwoirde, hoe alle | |
[pagina 734]
| |
twerck vanden verweerere by hem ghedaen wiert tot oirboire ende proffycte van de medeghevouchde, zulcx dat hy voor gheen conventeur en was te houdene, die ghecostumeirt waeren te werckene voor een yeghelick, sustinerende alzoo den verweerere... wel gheoirloft te zijne te werckene met drie ghetauwen...’
Convent is een Fransch woord, dat Convention beteekent. Zie bij Dupin et Laboulaye, Gloss, de l'anc. droit franc., vo Convenant. Edoch, van een gewone overeenkomst kan er geen spraak zijn. Wercken in convente moet een bijzondere beteekenis hebben, die wij niet kunnen vaststellen. Wat Conventeur betreft, het kan niet beteekenen, zooals Stallaert, vo Conventere zegt, Hij die bij overeenkomst op daghuur werkt. Met de teksten door dezen lexicograaf en door Verdam, vis Conventen en Conventer medegedeeld, is er ook niets te maken. Uit onzen tekst blijkt: dat hij die ‘was werckende in convente’ ten huize van iemand die niet vrij in het ambacht was, enkel met twee getouwen mocht werken; dat zulk een man, wanneer hij voor ‘hem zelven’ werkte, ‘drie ghetauwen’ mocht gebruiken; dat de ‘conventeurs’, ‘ghecostumeirt waeren te werckene voor een yeghelick’. | |
273. - Dies.Dies, als bijwoord, is hetzelfde als Des en beteekent Daarom, Om die reden. Zie bij Verdam. Ter wille van zijne oudheid, verdient het volgende voorbeeld aangehaald:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Vrije, Charters, oud nr 4072, akte van den Dinsdag na Sint-Barnabas 1329: ‘Ende daer toghede die B..., dat daer jeghen hem wettelike ghedaghet stonden ende bi sire claghe... (volgen de namen), ende begaerde dies dat mense hem vord hescede...’
Het woord komt ook voor met de beteekenis van Dat:
Id., id., Charters, oud nr 5396, voorloopig blauw nr 2204: ‘Accorderende met tghuent dies hier naer volcht...’ (Akte van 7 Februari 1586.) | |
[pagina 735]
| |
274 - Diet.= Dit. Een voorbeeld uit eene akte van ‘sFrindaghes voor S. Symon ende Jude’ 1291:
Archief der Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge, Charters, voorloopig nr 92: ‘No ia diet hof no in enich ander hof...’ | |
275. - Duerzeghelt zijn.Bij akte verleden, den 22 Maart 1574, voor schepenen van Waesten, wordt eene rente bezet ten profijte van J.d.M.: deze is met het zegel van Waesten, op dubbelen staart, voorzien. - Door akte, van 23 Mei daaropvolgende, voor genoemde schepenen verleden, brengt J.d.M. gezegde rente over aan M. vd. V., met de vermelding dat deze hem toebehoort uit hoofde van de bovenstaande akte van 22 Maart, ‘duer de welcke dese lettren ghetransfixeert ende duerzeghelt zyn’, Dit laatste stuk, van 23 Mei, heeft ook het zegel van Waesten op dubbelen staart, maar, naar de sporen die van de zegels overgebleven zijn, werd dit op zulke wijze aangebracht, dat de twee zegels van elkander niet kunnen gescheiden worden. (Staatsarchief te Brugge, Fonds Kortrijk, Charters, voorloopig blauw nr 505.)
Een ander voorbeeld:
Staatsarchief te Brugge, Fonds Iperen, Charters, oud nr 5440, voorloopig blauw nr 772, akte van 13 September 1567: ‘Dat vute dien... wy vut crachte van lettren van octroye ende omme de cause gheexpresseert inde lettren, duer de welcke dese onse lettren duerzeghelt ende gheinfixeert zyn...’ | |
276. - Van hem doen.Eene zaak Van hem doen, is daarvan Afzien, Zich daarvan afmaken, fr. Se débarrasser (se désintéresser) d'une chose:
Archief der Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge, Charters, voorloopig nr 99, akte van ‘sMaendaghes naer Alre Helighen’ 1359: ‘So es ghewyst..., dat zy de zaken van hem doen ende dat zys hem niet onderwinden, omme dat het es van leengoede...’ | |
[pagina 736]
| |
277. - Dueght doen.Is hetzelfde als Goed doen, Fr. Faire du bien (distribuer, prodiguer des bienfaits):
Staatsarchief te Brugge, Fonds van Sint-Salvatorskerk, Charters, oud nr 726, voorloopig blauw nr 2529, akte van 10 December 1466: ‘... over der ghuenre zielen die hemlieden dueght ghedaen hebben...’
Men zei ook Duechden doen:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Proostsche van Brugge, Register nr 828, of ‘Ferieboek’ 1467-1473, fol. 1 vo: ‘Lysbette, de weduwe Willems vanden Hemme, oud lxiiij jaer, zeide by eede dat zoe heift ghehoren claghen Margriete der weduwe Aernoud Zanghers, dat zoe huerer dochtere niet meer duechden ghedaen en hadde, ende dat zoet ghelaten hadde, dat was om ontsienesse van hueren zuene, ende anders ne weet zoe niet.’
Dueghet = Goedheid, Vriendelijkheid, Gunstbewijs, Weldaad. Zie bij Verdam, vo Doget 3o.
Archief der Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge, Charters, voorloopig nr 53, akte van ‘tSaterdaghes naer Sinte Martins in den winter’ 1319: ‘Omme dat ene hofscede ende ene dueghet ene andere versouct...’ (De eene vriendschap is een andere waard.) | |
278. - Elnisse.Dit woord schijnt de naam van eene wijk te zijn:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Sint-Janshospitaal, Charters, oud nr 7025, voorloopig blauw nr 2602: ‘Undecim virgas terre, jacentes in elnisse, in parrochijs Sancti Bavonis et Sancti Eligij de Oostburgh...’(Maart 1262.) | |
279. - En - Een.En - Een. Een voorbeeld in eene akte van den Woensdag voor Sint-Jansmis 1271:
Archief der Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge, Charters, voorloopig nr 17: ‘Dit was ghedaen in jaër... mo. cco lxxo ende en, in. wedemaent...’ | |
[pagina 737]
| |
280. - Eer ende achter.Beteekent Voor ende na, Te allen tijde. Zie voorbeelden in ons Gloss, à l'Inv. Arch. Bruges, vo Achter, en bij Verdam, vo Eer, kol. 556. Andere, van de jaren 1320 en 1410, volgen:
Archief der Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge, Charters, voorloopig nr 133: ‘Na costumen ende vsagen, alsmen eer ende achter ghedaen hevet...’ (Akte van ‘tSaterdaghes vor Se Vincensis’ 1320 n.s.) Staatsarchief te Brugge, Fonds van Iperen, Charters, oud nr 1847, voorloopig blauw nr 350: ‘tVoorseide leengoet de vierhoucken ende de middewaert ligghende alsoot eer ende achter gheleghen heift...’ (1410.) | |
281. - Ute zyne waerde vercocht zyn en etende sculd.Ute zyne waerde vercocht zyn beteekent Boven zijne waarde verkocht zijn. Wat is echter Etende sculden?
Staatsarchief te Brugge, Fonds der Abdij van Oudenburg, Charters, oud nr 8079 (219), voorloopig blauw nr 6865, akte van 20 Augustus 1468: ‘Burchmeesters ende scepenen slands vanden Vryen doen te wetene... dat C. ende J., voochden van..., quamen ende compareerden voor ons..., ende toochden ons een ottroy twelke zij vercreghen hadden van onsen gheduchten heere, omme, ghemerct de grote sculden die zy vonden hadden ten ancommene vander voorseide voochdie jnt sterfhuus vanden voorseiden weesen vadre, te moghen vercoopen vander zelver weesen goede gheleghen jnt Vrye ende daerof ghifte gheven also wel poorters van Brugghe als andre, zonder prejudicie vanden rechten, previlegen, cueren of costumen vanden lande, verzouckende dat wyt hemlieden ooc consenteeren wilden, want zy vonden hadden eenen coopman, poorter van Brugghe zynde, wien zy tgoet staende te Eernegheem, gheheeten ter Belle, vercoopen mochten, ende de welke, niet wederstaende de groote lasten diere vutghaen dat coopen zoude twee hondert ponden groten; ‘Ende, naer dien dat wy duegdelic gheinformeert waren vanden laste ghaende vten voorseiden goede ende dat dit goet zonderlynghe wel ende al vte zyne waerde vercocht was, ende dat desen coop met allen proffitelic ende oorboorlic wesen zoude ende was omme de voorseide weesen, ghemerct ooc by speciale dat etende sculden waren daeromme men vanden voorseiden weesen goede vercoopen moeste...’ | |
[pagina 738]
| |
282. - Foelliaige.Met het oog op den tekst hieronder, werd ten onrechte door een schrijver de vraag gesteld, of door Foelliaige niet ‘faelliages, failles on heuckes’ is bedoeld. Dit woord wijst eenvoudig op zekere stof met gebladerte, met groenbladige versieringen, Fr. ‘Feuillage’. Bij Littré lezen wij vo Feuillage: Terme d'arts. Représentation de feuillage... Damas à grands feuillages. Godefroy haalt, vo Feuilleure = Feuillage, een tekst aan met ‘Chappe vert, semée d'oyseaux et de plusieurs autres feuillures’. (Uit een ‘Inventaire des poilles, vestem., ornemens’ etc. van 1468.)
L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 88: ‘Hoe dat de... verweerere, den vijfsten dach van ougst lestleden, hem heesschere vercocht hadde hondert ende dertich of veertich ellen foelliaige, wel ghestoffeirt van zyden ende anderssins, te leveren binden zes weken doe eerstcommende, ten prise van dertich grooten elcke elle...’ (1517.)
Figuré de feuillaiges, zei men in het Fransch:
Cte de Laborde, Les Ducs de Bourgogne, Preuv., II, 67: ‘Deux pieches et demie de velviau noir figuré de grans feuilliaiges, dont lesdis fueillaiges sont mypartis de velviau cramoisy et de vert, et de petittes fleurettes blanches parmi brochées d'or...’ | |
283. - Fuyte, fute.Fuyte is een andere vorm van Fute; dit laatste woord komt bij Verdam met de beteekenis List, Streek, voor:
Archief der Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge, Charters, voorloopig nr 128: ‘Sonder fuyte ende sonder enich malengien’. (Akte van ‘tSaterdaghes die gheviel te half Aprille’ 1317.) Id., voorloopig nr 159: ‘Sonder fute of malenghien’. (Akte van 18 Juni 1426.) Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Vrije, Charters, voorloopig blauw nr 636: ‘Al zonder fute ende malengien’. (Akte van 18 April 1539.)
Men vergelijke met de hieronder volgende uitdrukkingen:
Staatsarchief te Brugge, Fonds Onze-Lieve-Vrouwkerk, te Kortrijk, Charters, voorloopig blauw nr 643: ‘Zonder eenich scamp, fraulde, malengíen ofte arghelist...’ (Akte van 3 October 1530.) | |
[pagina 739]
| |
Id., Fonds Pitthem-Nevele, Charters, oud nr 483, voorloopig blauw nr 2433: ‘Ende verclaersden wel ende dueghdelic vercocht hebbende zonder fraude ofte malicie...’ (Akte van 18 October 1544.) | |
.284. - Gaen te binnen, gaen te buten.Deze uitdrukkingen wijzen op In bezit gaan en op Uit het bezit treden (van eene rente). Bij akte van 28 Mei 1343, bezetten P., L, J. en anderen, eene rente van 12 schellingen parisis, ten profijte van C., voor de kinderen van G.: En genoemde P, L., J. en consoorten ‘die ghinghens wettelike te buten, ende C. vorseid, die ghincs wettelike te binnen, te G. kinder bouf vorseid’. (Archief der Onze-Lieve-Vrouwkerk, te Brugge, Charters, voorloopig nr 200.) | |
285. - Gaen van..., gaen huute...In zake van rente, wijst Gaen van... en Gaen huute... op Bezet staen, nl. op een gemet land. Uit bedoeld gemet gingen 12 ‘groter tornoysen syaers’, d.w.z. dat het met die som jaarlijks bezet was:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Vrije (Maldeghem), Charters, oud nr 409, voorloopig blauw nr 2390: ‘Met tualef groter tornoyzen syaers, gaende van elken ghemete...’ - Lager staat in het stuk: ‘Boven al datter huute gaed...’ (Akte van 20 October 1359.) | |
286. - Ganck.Het woord komt voor in de ‘Keure ende ordonnance’, van 1425, voor de ‘aerbeijders vande ghilde van Onsen Vrauwen, diemen houd ande oude muelenbrugghe’, te Brugge; met betrekking op het lossen van schepen, schijnt het te wijzen op een soort Plank, die lag tusschen oever en schip, om dit laatste te lossen of te laden:
L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 13: ‘Item, dat den dekin bevelen mach die ganghen te draghene daer zij behoiren van daer die ligghen, ende diet wederzeijde ende gheen werck en hadde zoude verbueren xij mijten, ende vloot den ganck int watre, diet wederzeijde zoude verbueren eenen grooten.’ | |
[pagina 740]
| |
287. - Ghebrec van pandinghe.Door Ghebrec van pandinghe wordt bedoeld, dat de gedane ‘panding’, of het leggen van beslag op goed, niet genoeg had opgebracht om den eischer te voldoen, dat men nl. niet ‘so vele en vant te pandene, datmen driven of draghen mochte’, dat men hem ‘sine handen vervullen mochte van sinen heesche’. In zulk geval werd deze in bezit van het ‘gepande’ goed gesteld:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Godshuis van Sint-Obrecht, te Brugge, Charters, oud nr 214, voorloopig blauw nr 4109: ‘Het gheviel up enen wetteliken dinghedach, dat cam in ghebanre vierscaerne,ter rechter dinghety, voor redenaers. Jan D.,ende togheden met sinen wetteliken taelman, dat hi hadde versocht te panden, metten wetteliken amman, M. ende P., ende begaerde anden balliu datmen den amman vraghen soude hoe dat daer ghevoer. ‘Ende de amman seide dat hi daer niet so vele en vant te pandene, datmen driven of draghen mochte, dat hi Janne voorseit sine handen vervullen mochte van sinen heesche. ‘Ende naer den verclaerse van den amman wysden de redenaers..., datmen M. ende P. daghen soude upten naesten dinghedach al daer ieghen Janne D., als up ghebrec van pandinghe. ‘Ende daer wasser so varre toe ghevaren van dinghedaghe te dinghedaghe, bi maninghe vanden here ende wysdome van redenaers, dat Jan D. was ghedaen te M. ende Ps goede..., eerst metter crickenende daer naer ter steden daer de gront gheleghen was, metten here ende metter wet...’ (Akte van 9 Maart 1367.) | |
288. - *Ghebuerte ende paruere te makene.L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 232: ‘Dat zy (“coninc, deken, hoofmeesters... vander jonghe boghe”, te Brugge)... zekeren tyt was leden, ghecoren hadden de paruere vanden gheselscepe, omme die, ter verchieringhe vander stede ende processie (van het Heilig Bloed)... te zendene den ghone vanden gheselscepe, wiens ghebuerte ende paruere te makene...’
(Sic) voegt de geleerde uitgever bij den tekst. De schrijver van het stuk was echter mis en er dient gelezen: ‘wiens ghebuerte es de paruere te maken’, d.w.z., wiens ‘ghebuerte es gheweest te deedene ende eene paruere te makene’, zooals er overigens in het vervolg van het stuk te lezen staat. Gebuerte is hetzelfde als Beurt. Zie bij Verdam, vo Geboorte 1o. | |
[pagina 741]
| |
289. - Gheconfirmeren.Gheconfirmeren is het Fr. Confirmer:
Staatsarchief te Brugge, Fonds der Abdij van den Duinen, Charters, oud nr 6750, voorloopig blauw nr 1714: ‘Wi Florens (graaf van Holland)... doen cundich..., dat wi gheconfirmeren ende stade houden al onser ouder lettre, die die monike vanden Dunen hebben...’ (Akte van 17 April 1281.) | |
290. - Geef-bruyloft ofte feeste.Is een bruilofifeest ‘daer men geldt geeft’ bij wijze van fooi aan de inwoners, of aan de jonkheid, om te ‘verdrinken’.
Placc. van Vlaend., IVe boek, IIe deel, blz. 1127: ‘Soo wanneer eenige persoonen komende ten huweliken staete, ende bruyloft houdende daer men geldt geeft..., soo wordt geconditionneert, dat den pachter (dese impositie pachtende... op de bieren ende wynen) daer den Bruydegom woont, sal profiteren d'een helft van den accyse, ende d'ander helft den pachter daer de bruydt woont... ‘Item mits men bevonden heeft, dat hier te voren eenige persoonen voorsiende den tijdt, wanneer sy hen-lieden Geef-Bruyloft begeeren te houden, komen t'accorderen met den pachter van dat loopende saisoen, in achterdeele van den pachter van't saisoen, in de welcke de bruyloft wordt gehouden, soo wordt geconditionneert, dat dit recht sal betaeld worden aen den genen gepacht hebbende het saisoen, in de welcke de Geef-Bruyloft ofte Feeste gehouden wordt, annopende de bieren die hij sal bevinden gesleten te wesen...’ (‘Conditie’ stad Aalst, 23 Januari 1692.) | |
291. - In ghedoghe ghehouden zijn.De broeders van het Sint-Janshospitaal te Brugge houden van den hertog van Bourgondië 102 gemeten land, gelegen te Wenduyne, mits jaarlijksche betaling van zekere renten aan den Spijker van Brugge. 32 gemeten zijn echter ‘imparat’ verklaard, zoodat de rente op 70 gemeten verschuldigd blijft. Een deel van deze laatste is evenwel door de zee ingenomen. De broeders van het Hospitaal vragen derhalve, van de rente ontslagen te worden, naar evenredigheid der overstroomde landen. Daarop beveelt de Kamer van rekening te Rijsel, dat er tot een inkwest zal worden overgegaan: de hoofdredenaars, die niet talrijk genoeg | |
[pagina 742]
| |
waren, durven over de zaak niet beraadslagen en verzenden ze naar de eerstvolgende ‘rekening’:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Sint-Janshospitaal, Charters, oud nr 7101, voorloopig blauw nr 2678, akte van 16 Juli 1402: ‘Ende voort hebben, omme zekere zaken die hemlieden daartoe purren, gheordeneert dat tvorseide godshuus sal in ghedoghe ghehouden zyn vander betalinghe der vorseide renten, daerof de vorseide lxx ghemete lands ghelast zijn, in tavenand ende in also verren als comt up xxxij ghemete lands boven den vorseiden jmparat darof hierboven mencioen ghemaect es, vanden jaren ende redeninghen m.cccc. ende een, m.cccc. ende twee toter vorseide hooft redeninghe jnt jaer m.cccc. ende drie’.
In ghedoghe ghehouden zijn, uit dien tekst, beteekent dat het Hospitaal, bij gedoogzaamheid, vooralsnog van de betaling ontslagen wordt, voor de jaren 1401, 1402 en 1403. | |
292. - Ghelopen.Sprekende van schuld en van kosten, Aangeschreven staart (op zeker land):
Staatsarchief te Brugge, Fonds der Karthuizerinnen bij Brugge, Charters, oud nr 20, voorloopig blauw nr 2418: ‘Boven allen landsculden, wateringhen, hovinen ende anderen costen die ghelopen vp dit vorseide land’. (Akte van 5 November 1358.) | |
293. - Ghelosen.Met de beteekenis van Lossen; spr. van ‘waters’, ‘Sueren ende lossen’ (A. Ronse, Watering van Vladsloo-ambacht, blz. 18), fr. Décharger:
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Vrije, Charters, oud nr 4072, akte van Dinsdag na Sint-Barnabasdag 1329: ‘Ende dat si ghebreck hadden namelike van waterghanghen ende van ere sluis, daer si hars waters ghelosen mochten ende vte wateren.’ | |
294. - Ette, ettinghe; etten.Verdam kent Ettinghe alleen met de beteekenis van Recht van beweiding. Stallaert geeft het woord op met den zin van Weide, fr. Pré, Paturage. Kiliaan zegt Ettinghe, Pascua. Ette schijnt op een soort Weide te wijzen. Vandaar Etten = Doen afgrazen, afweiden. Edoch, dit laatste wordt bedrijvend | |
[pagina 743]
| |
gebruikt: Etten met beesten = Bezetten met beesten (om te weiden):
Baron Jean Bethune, Cart. Béguinage Sainte-Elisabeth à Gand, blz. 233: ‘...den nombre van 27 ghemeten lands, onder weede, ettijnghe ende zaylandt...’ (Akte van 21 April 1581.) Les Coustumes de Flandre (Cambray, 1719), I, Alost, blz. 55: ‘Etten, meersch, oft weede, diemen gewoonlick is met beesten te etten, 't gars ofte groenswaerde volght den gront tot half April, ende van daer voorts is 't have, ende gedeeligh.’ (12 Mei 1618.) Id., II, Eecloo, blz. 10: ‘Als den pachter... kanthout, oft slaghout gekapt heeft, soo en magh hy tland, daer op 't voornoemde hout gestaen heeft, niet te gerssen oft etten met beesten, gedurende den tydt van vier jaren...’ (12 December 1619.)
Het znw. Etten heeft Laurens van den Hane, de uitgever van de ‘Coustumes’, door het Fr. Item vertaald! Wat vertrouwen kan men in zulke uitzinnige vertalingen stellen?
* * *
‘Meersch ofte Ettynghe’ leest men bij Victor van der Haeghen, Invent. des Archives de la ville de Gand, blz. 289. De Ettinghe - een meer bekende vorm van Ette - was ‘maey meersch ende vette weyde’: De ‘bailliu, burghe-meester ende schepenen van den Princelycken Lande van Gavere’ vertoonen, ten jare 1732, dat binnen dezen lande zyn liggende ‘diffrente prochien langxt de Schelde, op welcke gelegen syn vele maey-meerschen ende vette weyden’. Welnu, ‘de gersinghen’ zijn ‘voor de maendt van November van elcken jaere t'elcken afgemaeyt ofte geweyd’, daar deze gemeenlijk gebruikt worden door ‘af-setenen’ van de zelve parochiën. Gezien echter de lasten maar in Februari worden omgesteld, ‘als wanneer de voornoemde meerschen al langhen tydt syn ontbloot door de voornoemde af-setenen..., soo ist dat de selve prochien seer dickwils geen recouvre en konnen becomen’. Zij vragen derhalve:
Placc. van Vlaend., VIe boek, IIIe deel, blz. 1779: ‘Dat alle d'af-setenen, de welcke eenige meerschen ofte ettinghen in pachte syn hebbende..., verobligeert sullen wesen... te stellen goeden suffisanten seker voor de lasten die, geduerende de jaeren van hunnen pacht, sullen omgestelt worden, ende dat by faute van dien, de paro- | |
[pagina 744]
| |
chien sullen vermoghen aen-te-trecken ende verkoopen de gersinghen van de selve meerschen...’
Bij decreet van 7 Januari 1733, wil Zijne Majesteit ‘que tous les forains, qui ont ou auront à l'avenir en louage quelques prairies situées aux villages des supplians... seront obligez, avant que de les pouvoir défructuer, de donner bonne et suffisante caution pour les charges, qui pendant le cours de leur bail seront pointées’.
* * *
Uit de hieronder volgende teksten blijkt evenwel, dat er tusschen Meersch en Ettinghe een zeker onderscheid dient gemaakt:
Staatsarchief te Brugge, Fonds Kortrijk, Charters, voorloopig blauw nr 564: ‘Item noch een meersch, met een deel ettinghe ofte busch daer anne wesende, palende...’ (Akte van 9 Mei 1656.) Placc. van Vlaendr., IIe boek, blz. 226: ‘Den welcken pachtere... sal doen exhiberen zynen pacht-brief (van den ghesaeysierden goede)... ten fijne dat een yeghelick daer vuyt mach weten... de grootte, canten, abouten ende de qualiteyt vanden zelven lande: te wetene, hoe vele meersschen, ettynghen, bosschen ende winnende landt, daer onder syn begrepen...’ (17 Februari 1594.) Id., IIIe boek, Ie deel, blz. 268: ‘Voorts de gerssinghen, partyen van ettinghen, huysen, ende kelders, begrepen onder het capittel van andere verpachtinghen vande nieuwe vesten, duyckedammen, rampaerden, ende bollewercken (der stad Gent).’ (Reglement van 10 December 1672.)
Een tekst met Hooghe EttingheGa naar voetnoot(1):
Placc. van Vlaendr., IIIe boek, Ie deel, blz. 374: ‘Item, hoe veele landts in elcke prochie, splete, ofte heerlijckhede is in 't gheheele: ende van dien hoe veele winnende landt, groenswaerde, meersch, ende ander hooghe ettinghe, ende dierghelijcke Wat elck apart weerdigh soude moghen zyn in pachte...’ (‘Interrogatorien...’, 23 Augustus 1550.)
* * * | |
[pagina 745]
| |
De heer Goossenaerts, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Gent, meent dat Ettinge op een stak minder goeden, of slechten grond, of slechte weide wijst(Ga naar voetnoot(1). Misschien, schrijft hij, werd op een Etting ook aan andeien het recht van beweiding gegeven, b.v. met schapen. Vgl. SpurriebraakGa naar voetnoot(2), en Ndl. Wdb., 5, 590, op Grasetting. Men denke eveneens aan de Meent. Thans is het woord te Calmpthout onbekend. Teksten volgen, welke ons door genoemden heer Goossenaerts werden medegedeeld. ‘Allen t' hout staende aende heyvelders of ettinghen over de beke.’ (Archief van Calmpthout, April 1663, vol. 33 A.) ‘Suerweyden, ettingen oft quade rouwe velders, wesende weyde ende heyde.’ (Ib., 1683, no 27.) ‘Weyden en ettingen’ (244 B. 122 R.) (F. de Potter en J. Broeckaert, Geschiedenis van den Belgischen Boerenstand, blz. 388. Document uit de 17e eeuw, opgave voor Wuestwezel.) ‘De helft van een ettinge op het Handelaer, groot een gemet 77 roeden... o. 1. 4.’ (‘Den Conincx bedeboeck van de parochie van Calmpthout.’) ‘De voors. dorpe (nl.: Wuestwezel) is groot onder saeylandt, weyden, bempden ende bossces int geheel negen hondert eenen veertich bunderen, salvo justo, daer onder begrepen veel slechte heylanden die tegenwoordich vogelweyde syn liggende ende een groot deel ettingen ofte quade velders.’ (Archief van Calmpthout, no 27, 1686.) ‘Item syn onder den voors. dorpe alnoch liggende wel ontrent de hondert buynderen ettingen oft quade rouwe velders, wesende weyde ende heyde.’ (Ib.) ‘27 bunderen ettingen en gagelvelden.’ (Ib.) ‘Twee heyvelden, genaemt de twee ettingen... ⅓ van de hellicht van eene ettinge...’ (Archief id., 30 Febr. 1771.) ‘Een derde paert van een vierde paert van dry ettingen oft heyvelden.’ (Ib., id.) | |
[pagina 746]
| |
‘Item is conditie dat den acceptant... aenveert... in gebruyck voor soo veel de huijsinghe en voordere edificien, weyden, ettinghen, heyden en gronden dijer aengaet, met een derde der saeijlanden...’ (Ib., 23 Maart 1778, 34 D.) ‘Te vercoopen eerst de hettinghs van eenen block lans genaemt den achtersten block... Item een tweede gedeelte in eenen block lans genaemt het voorst heyvelt...’ (Ib., 11 Febr. 1789, 24 A.)
Ook de naam van een weide on der Calmpthout, blijkens het plaatselijk Archief:
‘Een stuck weylant genaempt d'ettinghe, groot ontrent twee gemeten.’ (Ib., 5 Febr. 1650, 33 A.) | |
295. - Delven en verdelven.De schepenen van Brugge hadden, den 27 Augustus 1522, aan ‘alle de ghuene die ghehuust ende ghelant zyn anden waterganc vander stede’ gebod gedaan, elk ‘voor ende jeghens tzyne den zelven waterloop’ te doen ‘delven ende rumen totten ouden canten ende bodem’. Eenige inwoners voldoen aan dit gebod niet en worden derhalve in rechten aangesproken. Zij antwoorden o.a.:
L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 191: ‘Maer en hadde hemlieden niet moghelic gheweist binnen den tyde int... voorghebot verclaert, den voorseiden waterganc te doen verdelven ende rumen alzoot behoort... (Akte van 3 Nov. 1522.)
Delven en Verdelven komen dus met dezelfde beteekenis voor. In het antwoord van de aangeklaagden schijnt echter Verdelven een zekere nuance aan te bieden: zou eigenlijk Delven ende rumen niet zijn het Fr. Curer (Enlever des immondices accumulées), en Verdelven het Fr. Curer à vif fond? Verdelven uit den tekst hieronder (1397) zal alleen op Delven wijzen, tenware daardoor Opnieuw delven te verstaan was, fr. Refossiller.
Staatsarchief te Brugge, Fonds van het Vrije, No 142, Rekening over het jaar 1397, fol. xxj vo: ‘(Dachvaerden.) J. ende H.,. upten... te Heys, omme te beziene oft nood ware dat men de Ee verdolve of niet, elc j dach, iij lb.’ | |
[pagina 747]
| |
296. - Forieren. (Fourieren.)De koning komt naar Brugge: al de gene die bij den fourriers ‘gheforierd’ zijn, d.w.z. aangeduid, aangewezen zijn, om volk van het hof te huisvesten, moeten denzelven fourriers gehoorzamen:
Archief der stad Brugge, Hallegeboden 1513-30, fol. cxxiiij: ‘Voort, dat alle deghone die gheforierd zijn bijden fourriers, omme eeneghe persoonen vanden hove te logierene, dat die den zelven fourriers obedieren ende ghereed zijn huerlieder gasten tontfane zonder eeneghe opposicie of delaey...’
De fourrier was een ‘officier, qui servait sous un maréchal des logis et dont la fonction était de marquer le logement de ceux qui suivaient la cour’. (Littré, Diet.) Vergelijk aldaar met het Fr. Fourrer.
* * *
Fourieren, in den bepaalden zin van Herbergen, Huisvesten, wordt hieronder te zamen met het woord ‘Logieren’ gebruikt:
Staatsarchief te Brugge, Reg. 2948, Rekening ‘vande prochie van Eessene’ van 1625-1626, fol. 11: ‘Betaelt Pieter de Vooght, hoofman (van Eessene), over zynen dienst ghedaen gheduerende het jaer van desen quohiere voorn. 1625, zoo binnen der prochie in het fourieren vanden soldaeten, als zomtyden de zelve thebbene doen vertrecken zonder fourieren, ende voorts ghereyst buyter prochie tot onderhooren naer de soldaeten wesende upde weghen waer dat zy zouden moghen logieren, daer toe hy groote moyte heeft ghehadt...’
In de onderstaande teksten, komen Forieren, Fourieren, Logieren, alsook Forieren ende accomoderen voor. Accommoder une personne beteekent bij Littré, Diet., Lui arranger son lit, sa toilette, etc. Bien accommoder, Bien traiter: Cet aubergiste accommode bien ses hôtes.
Staatsarchief te Brugge, Reg. nr 2948, Rekening ‘vande prochie van Eessene’ van 1633-1634, fol. 2 vo: ‘Betaelt de we Joos Verluere, weerdinne inde Maecht van Ghent, over de teere thaeren huuse ghedaen bij eeneghe soldaten, upde prochie ghecommen ende thaeren huuse gheforiert, per acquit xxv lb. vij s. par.’ Fol. 2 vo: ‘Betaelt Robert Zalve, weert upde platse, over de teere tzynen huuse ghedaen by eeneghe soldaten upde prochie ghecommen ende aldaer gheforiert...’ | |
[pagina 748]
| |
Id., id., Rek. id. van 1633-34, fol. 4 vo: ‘... tot forieren ende accomoderen van soldaten...’ Id., id., Rek. id. van 1635-36, fol. 2: ‘Betaelt.... over de teere tzynen huuse ghedaen byde soldaeten aldaer hebbende ghefouriert gheweest...’ Id., id., Rek. id. van 1638-1639, fol. 4 vo: ‘Over tfourieren van drie peerden vande zelve bagagie....’ - ‘Over ghelogiert thebbene drie peerden van tzelve caroy...’
Voorbeelden volgen van Accomoderen, verder nog van Accomodatie, van Accomodatie ende logierynghe en van Accomodatie ende logemente, alle, zooals boven, met toepassing op soldaten:
Staatsarchief te Brugge, Register nr 2948, Rekening ‘vande prochie van Eessene’ van 1626-1627, fol. 2: ‘Te betaelen jaques Outerman, weert tot Eessene plaetse, over de teere tzynen huyse ghedaen desen jaere byde soldaeten aldaer gheaccomodeert upde prochie ghecommen ende by den hoofman ghezonden, volghende zyn billiet, iiijc xxviij lb. xvj s, par.’ Fol. iiij vo: ‘Te betaelen Guilliame Laureyns, weert tot het Hooghe Landeken, over d'accomodatie van soldaeten tzynen huyse gheaccomodeert, volghende zyn billiet viij lb. x s. par. ‘Te betaelen Jan Coornepuyt, weert tot Eessene plaetse, over ghelycke accomodatie ende logierynghe van soldaeten tzynen huyse ghedaen, volghende zyn billiet xxv lb. par.’ Id., id., Rekening id. van 1628-1629, fol. 5 vo: ‘Betaelt den zelven (Pieter Gheeraert), als hoofman, over zynen dienst ghedaen, gheduerende tjaer van desen quohiere, zo over het fourieren ende accomoderen vande soldaeten up deser prochie...’ Id., id., Rekening id. van 1633-34, fol. 4 vo: ‘... tot forieren ende accomoderen van soldaten...’ Id., id., Rekening id. van 1634-1635, fol. 1: ‘... zoo wel ter cause van accomodatie ende logemente van soldaeten...’
Forieren wordt hieronder toegepast op ‘geestelicke persoonen’. Bij den zelfden schrijver als die van de rekening over 1626-1627 en 1628-1629, luidt dit evenwel Fistieren en Defroyeren, alsook Defrokjeren. Bij Littré, Fêter quelqu'un: Le bien traiter, L'accueillir avec empressement; Défrayer: Payer la dépense de quelqu'un, Fournir ce qu'il faut pour repas ou entretien. De teksten volgen: | |
[pagina 749]
| |
Staatsarchief te Brugge, Register nr 12358 of Rekening ‘der kercke van Jabbeke’ van 1623-1634, fol. 21: ‘Betaelt anden zelven heer pastoor over het forieren vande geestelicke persoonen commende verheeren den goddelicken dienst opden kermesdach...’ (Id., kerkrek. van 1626-1627, fol. 22; Id. van 1628-1629, fol.37.) Id., id., Rek. id. van 1621-1622, fol. 2: ‘Betaelt Dannel de Russchere (jegenwoordich pastoor van Jabbeke), over het fistieren vande geestelicke persoonen commende verheeren...’ Id., id., Rek. id. van 1630, fol. 22 vo: ‘Betaelt anden zelven heer pastoor over het defroyeren vande geestelicke persoonen comende verheeren den goddelicken dienst ten daege vande feeste deser kercke over den jaere...’ Id., id., Rek. id. van 1631, fol. 20 vo: ‘Betaelt anden zelven heer pastoor.... over het defroejeren vande gestelicke persoonen commende verheeren den goddelicken dienst opden ommeganck dach...’
* * *
Forrier billet was hetzelfde als Logementbillet:
Staatsarchief te Brugge, Register nr 3129, Rekening ‘vande prochie van Ghistele’ van 1657-1658, fol. 8 vo: ‘Betaelt Fransoys van Elverdinghe... over het schryven van ontrent zes hondert forrier billetten...’
En Fourierement hetzelfde als Logement,
Id., id., Rek. id. van 1638-1639, fol. 5 vo: ‘...ende bij eenege fourierementen van peerden...’
Edw. Gailliard. |
|