Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1914
(1914)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 497]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergadering van 17 Juni 1914.Aanwezig de heeren: Z.E. Kan. Amaat Joos, bestuurder; Jhr. Mr. Nap. de Pauw, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren: Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, eerw. Dr. Jan Bols, Karel de Flou, Dr. L. Simons, Prof. dr. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Prof. dr. Willem de Vreese, Kan. dr. Jac. Muyldermans, eerw. Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck, Prof. dr. C. Lecoutere, Dr. Eug. van Oye, Frank Lateur, Dr. Leo Goemans, Prof. dr. J. Mansion en Omer Wattez, werkende leden; de heeren R. van den Berghe, Prof. dr. Leo van Puyvelde, Prof. dr. Julius Persyn, eerw. J. Jacobs en Ing. Edm. Fabri, briefwisselende leden.
De heeren V. Dela Montagne, werkend lid, en Dr. Is. Bauwens, briefwisselend lid, hebben bericht gezonden dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de Mei-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering: Cuvelier (J.). - Les dénombrements de foyers en Brabant (XIVe-XVe siècle), par J. Cuvelier, archiviste général du royaume. Table onomastique. Bruxelles, 1913. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woordenboek der Nederlandsche taal. Derde deel, 21ste afl. (9de afl. van het 2de stuk). Draf-Drinken. Bewerkt door Dr. J.A.N. Knuttel. 's Gravenhage en Leiden, 1914. Middelnederlandsch Woordenboek van wijlen Dr. E. Verwijs en Dr. J. Verdam, Hoogleeraar te Leiden. Deel 8, afl. 9/10.
Tijdschriften. - Académie Royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts, nos 2-4, 1914. - Id. Bulletin de la Commission Royale d'Histoire, t LXXXIII, no 1. - Bulletin des Commissions Royales d'Art et d'Archéologie, no 10. - Bibliographie de Belgique, Livres etc. nos 8-9, 1914. - Le Musée belge, nos 1-2, 1914. - Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, no 5, 1914. - Revue Néo-Scolastique, Mai 1914. - Revue Sociale Catholique, no 7, 1914. - Revue de l'Université de Bruxelles, no 8, 1914. - Sommaire idéologique des ouvrages et revues de philosophie, mai 1914. - Bulletins des Musées royaux, no 4, 1914. - Arbeidsblad, nr 7, 1914.
Door de ‘Antwerpsche Bibliophilen’, te Antwerpen: Denucé (Jan). - Oud-Nederlandsche Kaartmakers in betrekking met Plantijn, door Jan Denucé, Toegevoegd Conservator van het Museum Plantin-Moretus. II. Antwerpen-'s Gravenhage, 1913.
Door de Koninklijke Hoofdrederijkkamer ‘Het Kersouwken’, te Leuven: Letterkundige Bijdragen. Kamerjaar: Februari 1913-1914.
Door de ‘Société de Littérature wallonne’, te Luik: Annuaire 1914. - No 27.
Door de ‘Commissie voor 's Rijks Ceschiedkundige Publicatiën’, te Den Haag: Colenbrander (Dr. H.T.). - Gedenkschriften van Anton Reinhard Falck, uitgegeven en met appendix voorzien door Dr. H.T. Colenbrander. 's-Gravenhage, 1913. Hoogewerff (Dr. G.J.). - Bescheiden in Italië omtrent Nederlandsche kunstenaars en geleerden, beschreven door Dr. G.J. Hoogewerff. Tweede deel: Rome, Archieven van bijzondere instellingen. 's-Gravenhage, 1913. Molhuysen (Dr. P.C.). - Bronnen tot de Geschiedenis der Leidsche Universiteit, uitgegeven door Dr. P.C. Molhuysen. Eerste deel: 1574-7 Februari 1610. 's-Gravenhage. Worp (Dr. J.A.). - De briefwisseling van Constantijn Huygens (1608-1687), uitgegeven door Dr. J.A. Worp. Derde deel: 1640-1644. 's-Gravenhage, 1914.
Door de ‘Königlich preussische Akademie der Wissenschaften’, te Berlijn: Sitzungsberichte, 1914: I-XVIII. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door de ‘Kaiserliche Akademie der Wissenschaften, philosophisch-historische Klasse’, te Weenen: Denkschriften, 57. Band, 2. Abh. Sitzungsberichte, 173. Band, 1. Abh.; - 174. Band, 2. Abh.
Door den ‘Verein für niederdeutsche Sprachforschung’, te Halle: Bremer (Otto) - Regelen für die plattdeutsche Rechtschreibung, nebst Textprobe und Wörterverzeichnis, mit Unterstitzung des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung, herausgegeben von Professor Dr. Otto Bremer. Halle, 1914
Door ‘Det Kongelige Danske Videnskabernes Selskab’, te Kopenhagen: Tuxen (Poul) - An Indian Primer of Philosophy or The Tarkabhāsā of Keçavamiçra. Translated from the original Sanscrit with an introduction and notes by Poul Tuxen, Ph.D. (D. Kgl. Danske Vidensk. Selsk. Skrifter, 7. Raekke, Historisk og Filosofisk Afd. II. 3) Kobenhavn, 1914. Oversigt over det Kongelige Danske Videnskabernes Selskabs Forhandlinger, 1914, no 2.
Door de ‘Accademia dei Lincei’, te Rome: Rendiconti, N. 11o-12o e Indice del Volume, 1914.
Door de ‘Académie Impériale des Sciences’, te St.-Petersburg: Bulletin, no 9, 1914.
Door den heer Prof. dr. Ad. de Ceuleneer, werkend lid, te Gent: Mengelingen I, II, III en VI; - Vlugschriften: nr 6. (Nrs 6, 96, 102, 108 en 123 van de Schriften door het Davidsfonds uitgegeven.) Université de Liége. Ouverture solennelle des cours le 26 Octobre 1912. Discours de M. le Recteur A. Gravis sur l'Enseignement normal des Sciences. Rapport sur la situation de l'Université pendant l'année 1911-1912. Liége, 1912.
Door Z. Em. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen: La Vie diocésaine Mai 1914. - Documenta II.
Door den heer Dr. A.-J -J. Vandevelde, bestuurder van het Laboratorium, te Gent: Vandevelde (Dr. A -J.-J.). - De scheikunde in betrekking met de kunst van den steendrukker (1e deel, Anorganische stoffen), door Dr. A.-J.-J. Vandevelde. (Overdruk uit de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie.)
Door den heer Dr. G. Kloeke. te Hamburg: Kloeke (Dr. G.) - Der Vokalismus der Mundart von Finkenwärder bei Hamburg. Von Dr. Gesinus Kloeke, Wissenschaftlichem Hilfsarbeiter am Deutschen Seminar zu Hamburg. Sonderabdruck | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
aus dem Jahrbuch der Hamburgischen Wissenschaftlichen Anstalten. Bd. XXX. 1912. Hamburg, 1913.
Door de Redactie: Leuvensche Bijdragen, XIIe jg., 1e afl. - De Molen. Kalender van de Meulenhoff-editie voor 1914. - Tijdschrift der Gemeentebesturen, nrs 6-7, 1914. - Museum, nr 9, 1914. - De Vlaamsche Hoogeschool, nr 5, 1914.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Willmann (Hofraad Dr. Otto), Rustend Professor der Duitsche Hoogeschool te Praag, Lid des Heerenhuis van den Oostenrijkschen Rijksraad. - Didactiek als vormingsleer in haar verband met de maatschappijleer en de geschiedenis der Vorming. Naar de vierde Duitsche uitgave bewerkt door G. Simeons, Hoofdopziener bij het lager onderwijs te Luik, en Frans de Hovre, Doctor in de wijsbegeerte, Leeraar aan het St.-Jozefsgesticht te St.-Niklaas. Met een Inleidingsbrief door Z.E. Kardinaal Mercier. I. Inleiding. - De geschiedkundige typen van het Vormingswezen. II. De Vormingsdoelen. - De Vormingsinhoud. - De Vormingsarbeid. - Het Vormingswezen. Lier-Antwerpen, z.j. Peddie (R.A.). - Conspectus incunabulorum. An index catalogue of fifteenth century books, with references to Hain's repertorium, Copinger's supplement, Proctor's index, Pellechet's catalogue, Campbell's Annales & other bibliographies. By R.A. Peddie, Author of ‘Fifteenth Century Books: A Guide to their Identification,’ etc., etc. Part II (C-G). London, 1914. Deutsches Wörterbuch von Jacob Grimm und Wilhelm Grimm. 12. Bandes I. Abtheilung II. Lieferung. Versuch-Vertreten. Bearbeitet von Dr. M. Leopold. Algemeene Catalogus van den Nederlandschen Boekhandel, Antwerpen. Zentralblatt für Bibliothekswesen, 5 u. 6. Heft, 1914. - De Gids, Juni 1914. - Natuur en Wetenschap, Mei 1914.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid, nr 5, 1914. - Biekorf, nr 10, 1914. - Bijdragen tot de Geschiedenis bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, April 1914. - St.-Cassianusblad, nr 6; Bijvoegsel, nrs 8-9, 1914. - Onze Kunst, Juni 1914. - Neerlandia, nr 6, 1914. - Het Katholiek | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onderwijs, nr 8, 1914, - De Opvoeder, nrs 15-17, 1914. - De Opvoeding, nr 6, 1914. - Christene School, nrs 15-16, 1914, - De Schoolgids, nrs 23-26, 1914. - Studien, nr 5, 1914. - Volkskunde, nrs 5-6, 1914. - Dietsche Warande en Belfort, nr 5, 1914. - Badische Heimat, nr 2, 1914. - Mein Heimatland, nr 3, 1914. - Korrespondenzblatt, nr 4, 1914. - The John Crerar Library, 19th annual report for the year 1913. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.1o) Van de pers gekomen uitgave. - Den 12 Juni is van de pers gekomen: Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd, door Th. Coopman en wijlen Jan Broeckaert, tiende deel (1885-1886).
- Op genoemden dag werd een exemplaar van het boek aan de heeren werkende en briefwisselende Leden gezonden, alsmede aan den Z.E. heer Pater van de Ven, S.J., stichter van het Van de Ven-Heremans-Fonds, en aan den Z.E. Pater Joz. Salsmans, S.J., stichter van het Salsmans-Fonds. De Bestendige Secretaris liet ook aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de 74 exemplaren geworden, bestemd voor de verschillende inrichtingen, welke, door tusschenkomst van zijn Departement, de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie ontvangen.
2o) Erasmus Colloquia. - Den 7 Mei 1914 heeft de heer Dr. Hendrik de Vocht zijne kopij ingezonden. Er zal zoohaast mogelijk met het drukken van het werk begonnen worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer Karel de Flou, secretaris, legt als volgt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Prof. dr. C. Lecoutere, voorzitter; Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Edw. Gailliard, Prof. dr. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willem de Vreese, Th. Coopman, eerw. Kan. Amaat Joos, Dr. Leo Goemans en Karel de Flou, lid-secretaris.
Het verslag over de April-vergadering wordt goedgekeurd.
Aan de dagorde staat:
a] Prijsvragen door de Commissie voor te stellen. Gezien dat reeds vele prijsvragen uitgeschreven zijn, besluit de Commissie er voor het oogenblik geene nieuwe voor te stellen.
b] Kleine verscheidenheden, door den heer Edw. Gailliard medegedeeld. - Eenige vakwoorden van de ‘Neringhe vanden mudsereeders’. - Aelmoessene, Aelmoessenye (1567, 1752): Aelmoessene goed (1463, 1634); Aelmoessene mate (1463); Aelmoesschensche rente (1463). - Ammanscep. (1297.) - Ancoppelinghe, Coppelinghe, aan de ‘Moerbuise’ te Brugge. (1508, 1542.) - Bedderend ligghen. (1415.) - Beer, een soort laken. (1535.) - Beghelen: Ene vreimde coe beghelen ande zine.... (1378.) - Bejane: Feeste vander bejanen. (1478.) - Belasten ende vutgheven in.... (1522.) - Beludder. (1368.) - Besiegeld, in zake van lazarussen. (1408.) - Hemlieden bespreken. (1402.) - Beteringhe, van eenen ‘bilk’. (1292.) - Bevroed = Advies. (1376.) - Bewachten = Beletten. (1509.) - Bezetten: Iemand bezetten op... (1349.) - Bieghen = Bejegenen, fr. Contrarier. (1473.) - Blocide. (1328.) - Breke hebben = Gebrek (Te kort) hebben. (1346.) - Bringhen te ghiften. (1317.) - Buerdenaer: de ‘Buerdenaers’ te Brugge. (Teksten van 1434, 1444, 1451, 1522 en 1540.)
- Er wordt beslist deze bijdragen in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. - Door de Academie in pleno vergaderd goedgekeurd.
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - De heer Th. Coopman, secretaris, legt als volgt verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: eerw. Dr. Jan Bols, ondervoorzitter; Prof. Mr. Julius Obrie, Piof. dr. Willem de Vreese, Is. Teirlinck, Kan. dr. Jac. Muyldermans, Omer Wattez, werkende leden, en Th. Coopman, lid-secretaris. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verslag over de April-vergadering wordt goedgekeurd.
Aan de dagorde staat: a] Wat het Volk in Zuid- en Noord-Nederland over Stad en Dorp, Land en Volk vertelt, door de Heeren Jozef Cornelissen en J.B. Vervliet aan de Academie ter uitgave aangeboden. - Verslag door de Heeren Is. Teirlinck en O. Wattez. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
1o) Verslag van den heer Is. Teirlinck.De heeren P.J. Cornelissen en J.B. Vervliet zijn geene vreemdelingen voor de leden der Vlaamsche Academie: ieder van ons kent en raadpleegt, veelal met dankbaarheid, hun omvangrijk Antwerpsch Idioticon dat, in 1898, door onze Instelling met goud werd bekroond. De twee vlijtige schrijvers bieden ons thans ter uitgave aan eene verhandeling. die den titel draagt: Wat het Volk in Zuid- en Noord-Nederland over Stad en Dorp, Land en Volk vertelt. En den verklarenden ondertitel: Spot- en Bijnamen, Spotrijmen, Spotvertellingen, Sagen, Volksetymologie, Spreekwoorden en Zegswijzen. Deze verhandeling behoort dus tot het gebied van de Folklore en wel bepaaldelijk tot het onderdeel, dat men met den naam Volkshumor heeft aangeduid.
Ik begin met te verklaren dat ik den aibeid der twee folkloristen - zij zijn het waarlijk: hun te vroeg gestorven tijdschrift Ons Volksleven (12 jaargangen), hun Idioticon, hunne Vlaamsche Volksvertelsels en Kindersprookjes bewijzen het - met groote belangstelling heb nagezien. En om de Leden der Commissie voor Nieuwere Taal en Letteren over de uitgebreidheid van dien arbeid behoorlijk in te lichten, hoef ik hier enkel de Inhoudstafel over te nemen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze inhoudsopgave toont ons niet alleen den grooten omvang aan, maar ook de aangenomen rangschikking; deze steunt op de geographische groepeering der plaats- en volksnamen, die naar alphabetische orde zijn opgegeven. Of dit nu wel de echt wetenschappelijke is, die voor een werk als het ons voorgelegde, kan en moet geeischt worden? Ik meen het niet. En een der gewichtige redenen, die mij dwingen zulke afkeurende meening uit te drukken, is dat men, door zulke methode, gelijke of gelijkende gegevens, die in een wetenschappelijk werk niet mogen gescheiden worden, op verschillende, verafgelegen plaatsen van het werk aantreft. Eenige voorbeelden dienen ten bewijze: De spotsage De Oolenaars kunnen niet tellen past niet alleen op Oolen (Antwerpen), maar ook op Edelare en Hillegem; De Oolenaars | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
willen hunne kerk verplaatsen, ook op Balen; Van den grooten Kaarsendomper der kerk van Oolen, ook op Tongeren, Edam, Domburg, Meteren, Kampen; Van het gras op de kerk van Oolen, ook op Hillegem, Hasselt, Pulderbosch, Bakel; De Oolenaars begraven eenen levenden mol, ook op Hasselt; De Oolenaars meten eenen put, ook op Eis. Zouden die spotsagen niet beter op dezelfde plaats van de verhandeling voorkomen, te zamen met nog andere, die thans in het werk verspreid liggen? Zou dit geene echt wetenschappelijke methode zijn? Weliswaar verwijzen de schrijvers, onder elk dezer nummers, naar al de gemeenten van wier inwoners hetzelfde wordt verteld; doch, naar die wijze van groepeeren, vindt de lezer toch hetzelfde of een soortgelijk spotvertelsel op verwijderde plaatsen van de verhandeling en wordt deze zonder nut en wenschelijkheid zwaarder, lijviger. Waarom hebben de schrijvers hunne stof niet geschikt naar de indeeling op bladzijde XIII hunner inleiding, waar men 9 groepen aangegeven vindt? Ik denk wel dat deze indeeling enkel vluchtig is aangelegd en kan verbeterd worden; doch zooals zij daar staat, verkies ik deze rangschikking naar den aard of inhoud der stof boven de aangenomen geographische, die me onwetenschappelijk toeschijnt.
De schrijvers hebben getracht aan hunne voorgangers te geven wat hun toekomt, en dat is loffelijk. Toch stelt men hier en daar een voorzeker niet opzettelijke vergetelheid vast. En ik denk dat de rechtvaardigheid eischt dat de reeds bestaande verzamelwerken - ik bedoel die werken die voor de eerste maal het uit den volksmond opgevangene of het uit tijdschriften en uit niet-folkloristische boeken overgenomene - telkenmale waar 't pas geeft, worden aangehaald. Voor de herhaaldelijk geciteerde werken kunnen de schrijvers eene verkorting gebruiken.
Het werk van de Heeren Cornelissen en Vervliet blijft, zelfs zooals de schrijvers het hebben opgevat en opgemaakt, eene merkwaardige bijdrage op het gebied der Nederlandsche folklore en het verdient door de Academie gesteund te worden. Is het bezwaar - voortspruitende uit het gemis van echt wetenschappelijke schikking - groot genoeg om de Academie te beletten onmiddellijk tot de uitgave over te gaan? Of indien de Commissie en de Academie mijne meening dienaangaande goedkeuren, is het gewenscht dat zij de Heeren schrijvers verzoeke, hun ingezameld materiaal naar aard en inhoud van het medegedeelde te groepeeren? De Commissie voor Nieuwere Taal en Letteren kan hierover een besluit nemen en dit de Academie voorleggen. Toch, wat er ook worde besloten, denk ik dat, in allen gevalle, de schrijvers zich de moeite zullen moeten getroosten hun werk - het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
beslaat ruim 1100 kleine bladzijden - opnieuw over te schrijven. Zooals het nu is, kan het niet zonder nuttelooze bijkosten gedrukt worden: elke bladzijde is langs de twee kanten beschreven, en veel, zeer veel bijvoegsels, aanvullingen, enz. zijn in of naast den eersten tekst gelascht of geplakt. Men vindt zelfs, op het einde, eene ‘nalezing’, die in een gedrukt boek kan gemotiveerd schijnen, omdat men naar volledigheid streeft, doch niet in een voor den druk bestemd handschrift. Goede, klare, ordelijke en ordentelijke kopij mag door de Academie, die spaarzaam handelen moet, geeischt worden. Ik meen niet dat mijn verslag eenigszins zal schaden aan dezen verdienstelijken arbeid; ik ben overtuigd dat het veeleer den schrijvers bate zal aanbrengen; de door mij gewenschte wijzigingen, herziening en overschrijving moeten de waarde er van inderdaad verhoogen. Ik hoop dat onze Commissie - zelfs indien zij mijne zienswijze aanneemt en gegrond keurt - toch den wensch zal uitdrukken dat de al dan niet gewijzigde folkloristische studie van de Heeren Cornelissen en Vervliet in de lijst der uitgaven van de Academie opgenomen worde. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
2o) Verslag van den heer OMER WATTEZ.Ik heb met genoegen het werk van de heeren Cornelissen en Vervliet nagezien en meen dat het voor onze folklore eene goede aanwinst zal zijn. Ik sluit mij aan bij het oordeel van onzen bevoegden collega, M. Is. Teirlinck, die de goede hoedanigheden van het werk, maar ook de gebreken er van heeft in 't licht gesteld. Inderdaad, door de geographische indeeling wordt het wat langdradig en komt het meer voor als een woordenboek dan als eene studie. Door de indeeling te volgen, welke de schrijvers in de inleiding van hun werk hebben ontwikkeld (blz. XIII), kan die langdradigheid vermeden worden, en krijgt het wellicht de verdienste niet alleen van een wetenschappelijk folkloristisch boek, maar ook van letterkundig werk. Wellicht is het ook nog voor eenige taalkundige verbeteringen vatbaar. Zoo las ik in eene nota bij het woord Vlasboters (van Zele), bladzijde XIV, uit het stuk De properheden van der steden van Vlaenderen medegedeeld door Willems in het Belgisch Museum, het volgende: ‘Vlasboters, vlasslagers, van vlas en booten, doch wellicht te lezen vlasbokers, Z. Kiliaen op dit woord.’ Men moet niet gaan lezen vlasbokers, waar er staat vlasboters. Booten is immers een bekend woord in onze Vlaamsche dialecten. De schrijvers hadden maar het Zuid-Oostvlaandersch Idioticon van ons geacht medelid Is. Teirlinck op te slaan. Daar staat bij dit woord: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Booten (met scherplange o) bedr. zw. ww. Verv.: boottege, geboot. Geroot en gedroogd vlas, voor het zwingelen met den boothamer breken. Vlas booten. Verg. DB., Ned. Wdb. Booten is een Germaansch woord en beteekent slaan, Vgl. to beat in het Engelsch, ook ons botsen.
Behalve deze opmerkingen kan ik niets dan den ijver prijzen waarmede dit werk is bijeengebracht, en ik hoop dat de Commissie voor Nieuwere Taal en Letteren niet zal weigeren dien vlijt te beloonen door de uitgave van hun werk aan de Koninklnke Vlaamsche Academie voor te stellen, nadat de schrijvers zullen rekening hebben gehouden met de gegronde aanmerkingen van den heer Teirlinck en zijne aanbevelingen aangaande een handschrift, door de Academie voor den druk bestemd.
Na voorlezing dezer verslagen vraagt Frof. dr. Willem de Vreese het woord. Hij betoogt, dat, naar zijn meening, uit die verslagen zelf overtuigend blijkt, dat er geen sprake van zijn kan, het aangeboden werk ‘al dan niet gewijzigd’ ter uitgave aan te nemen. Het moet wel degelijk gewijzigd worden: het behoort methodisch ingericht; corpus en nalezing dienen tot een geheel verwerkt te worden,- Spreker herinnert aan de geschiedenis van het Aanhangsel bij het Antwerpsch Idioticon van dezelfde schrijvers -; er behoort een ordentelijke kopij van gemaakt te worden. De heer De Vreese stelt dus voor, dat het werk den schrijvers zou teruggezonden en dat deze met die voorwaarden zouden in kennis gesteld worden.
- De Commissie sluit zich aan bij dat voorstel van Prof. Willem de Vreese: de schrijvers zullen verzocht worden aan de aan- en opmerkingen door de verslaggevers gemaakt, het gewenschte gevolg te geven. - Door de Academie in pleno vergaderd goedgekeurd.
b] Een brief uit China, door den eerw. Pater Schram medegedeeld. (Kan. dr. Jac. Muyldermans.) - Tot de eerstvolgende vergadering uitgesteld.
c] Prijsvragen door de Commissie voor te stellen. - De heeren Leden zijn van oordeel voor het oogenblik geen nieuwe prijsvragen voor te stellen.
d] Kleine verscheidenheden: Levelingen. Door den heer Eug. van Oye wordt aan de Commissie, ter opneming in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Verslagen en Mededeelingen een opstelletje over Levelingen aangeboden: dit woord is een slechte vertaling voor microben of bacteriën, die nu toch in de geleerde wereld overal bekend zijn. - Aangenomen. Door de Academie in pleno vergaderd goedgekeurd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dagorde.1o) Geheime vergadering. - Wedstrijden voor 1914. Lezing door den Bestendigen Secretaris over de verslagen door de heeren van de keurraden uitgebracht. - Stemming. De Academie had, voor het jaar 1914, zes prijsvragen uitgeschreven. Hieronder volgt een beknopt overzicht van de ingezonden prijsantwoorden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste prijsvraag.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede prijsvraag.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 509]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De heer Dr. Goemans, eerste verslaggever, erkent gaarne dat plan en methode van het werk volkomen overeenstemmen met die welke door de verschillende dialecstudiën der Leuvensche Bijdragen gehuldigd werden. Een zeer verdienstelijke nieuwigheid door de schrijvers ingevoerd, is de breede plaats aan de phonetische experimenten ingeruimd. Het heele opstel getuigt van veel nauwkeurigheid, belezenheid en wetenschappelijken zin. Ook is zijn besluit, dat dit antwoord op de gestelde vraag een zeer degelijke studie uitmaakt, welke ten volle verdient bekroond te worden, op voorwaarde evenwel dat de schrijvers hun werk aanvullen wat vormleer en lexicon betreft. De heer Mr. Paul Bellefroid sluit zich bij het verslag van den heer Goemans aan. Naar de heer Dr. Mansion verklaart, zal de ingezonden studie elk onpartijdigen beoordeelaar overtuigen, dat het uitgeven van dit werk voor de Nederlandsche dialectologie een zeer belangrijke aanwinst beteekent en dat de inzenders daarvan buitengewoon voor hunne taak berekend zijn. Des te vrijmoediger mag hij zich uitlaten over hetgeen hij aangevuld, gewijzigd of verbeterd mocht wenschen. Ten slotte heeft hij de eer aan de Academie voor te stellen aan het antwoord den uitgeloofden prijs toe te kennen, mits dit door de vormleer en eene woordenlijst volledigd worde.
- De Vergadering neemt het voorstel tot bekroning aan, onder de voorwaarde door de heeren verslaggevers gesteld.
De Bestendige Secretaris opent daarop den brief die bij de bekroonde verhandeling gevoegd is. Schrijvers blijken te zijn de heeren Dr. L. Grootaers, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Namen, en Dr. J. Grauls, beambte aan het Ministerie van Openbare Werken en Landbouw.
- Naar aanleiding van den wensch door den Bestendigen Secretaris uitgesproken, beslist de Academie, dat het antwoord, voór het ter pers gaat, aan een laatst onderzoek van den heer Dr. Leo Goemans zal onderworpen worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 510]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde prijsvraag.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 511]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
de meeste der hierbij behoorende vragen, zoover ze voor oplossing vatbaar waren, te hebben opgelost. De gedane opmerkingen hebben alleen tot doel den schrijver bij het herzien van zijn arbeid behulpzaam te wezen. De vlekken, die er nog aan mochten kleven, zijn niet van aard dat ze de bekroning van zijne studie zouden kunnen verhinderen. Bij de twee eerste verslaggevers sluit zich Prof. dr.C. Lecoutere aan, mits voldaan worde aan de voorwaarden waar van zij de bekroning afhankelijk maken.
- De Academie neemt het voorstel tot bekroning aan, onder de voorwaarde door de heeren verslagge vers gesteld. Er wordt vervolgens door den Bestendigen Secretaris overgegaan tot het openen van den brief bij de prijsverhandeling gevoegd. Schrijver blijkt te zijn de heer Dr. Jules Storme, te Gentbrugge. - Naar aanleiding van den wensch door den heer Bestendigen Secretaris uitgesproken, beslist de Academie, dat het antwoord, voor en aleer het ter pers gaat, aan een laatste onderzoek van den heer Prof. Dr. Willem de Vreese zal onderworpen worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vierde prijsvraag.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 512]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vijfde prijsvraag.
|
1o) | West- en Oost-Vlaanderen. |
2o) | Antwerpen, met de Antwerpsche en Limburgsche Kempen. |
3o) | Klein Brabant, Zuid-Brabant, Haspegouw en Zuid-Limburg. |
Verg. Dr. A. Beets, in de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, 1908, 553 vlgg.
Prijs: 200 fr. per onderdeel.
Steller van de vraag: de heer Prof. dr. Willem de Vreese.
Een antwoord is ingekomen, met kenspreuk: Vliegt de Blauwvoet - Storm op zee.
Werden tot leden van den keurraad aangesteld, de heeren: Is. Teirlinck (tot vervanging van den heer de Vreese en in overleg met dien), Alfons de Cock en eerw. Dr. Jan Bols.
De Heer Is. Teirlinck, eerste verslaggever, begint met te zeggen, dat het ingezonden materiaal zeer omvangrijk is en veel waarde bezit. Ruim 500 pakjes of briefomslagen, met steekkaarten of fiches opgevuld, liggen hier voor de hand. Alhoewel uit het inkijken blijkt, dat de inzender van het antwoord zelf weinig heeft verzameld, toch heeft hij het geluk gehad een niet onaanzienlijk aantal verzamelaars te zijner beschikking te hebben. Daarop volgen talrijke beschouwingen en bedenkingen over den ingestuurden arbeid, dien hij op het einde van zijn verslag samenvat, om te toonen wat niet, of althans niet behoorlijk, door den inzender of leider van het heele werk werd gedaan. Men leide daaruit niet af, dat de arbeid niet goed is: in het ons ingezondene ligt een echte volksmeteorologische schat. Daarom moet de heer Teirlinck voorstellen, den inzender
den tijd te gunnen om zijn arbeid naar de uitgesproken wenschen te voltooien, en de prijsvraag tot met 1916 aan te houden.
Met evenveel lof spreekt de heer A. de Cock over de ingediende prijsverhandeling. Slechts enkele punten uit Teirlinck's verslag wil hij in het licht stellen; de onvolledigheid van het prijsantwoord, het gebrek aan zorg in het excerpeeren van de gedrukte bronnen, en het citeeren uit de tweede hand. De heer A. de Cock sluit zich overigens geheel en al bij de conclusiën van den heer Is. Teirlinck aan.
Zoo doet ook de eerw. Dr. Jan Bols, derde verslaggever, met een voorbehoud evenwel omtrent den vorm aan het werk te geven.
- Het voorstel om de prijsvraag voor het jaar 1916 aan te houden, wordt, om nader advies, naar de Commissie voor Prijsvragen verzonden.
- De heer Dr. W. de Vreese wenscht de aandacht der Vergadering te vestigen inzonderheid op de volgende vraag door den heer Is. Teirlinck gesteld: ‘De inzender kon hier kiezen tusschen drie systemen: alles in echt Nederlandsch stellen (dat schijnt me voor een Zuidnederlandsch folkloristisch werk niet aanbevelenswaardig); - alles in dialect aangeven (dit schijnt me practisch onmogelijk te zijn); - alles naar een eenvormig systeem min of meer dialectisch voorstellen (dit schijnt me het doelmatigst te wezen)’. - Een werk als dit moet niet dienen om de kennis van de dialecten, taalkundig gesproken, te verspreiden; aan het weergeven van de dialecten zijn trouwens groote stoffelijke bezwaren verbonden, en 't lijkt onzinnig een werk uit te geven, dat alleen voor hen, die alle Zuidnederlandsche dialecten kennen, werkelijk nut oplevert. Daarenboven, in elk geval: ‘een systeem, niet de drie, voor het heele werk’. De heer de Vreese verlangt niet dat de Academie daaromtrent thans iets beslisse, wel dat dit punt door de Commissie voor prijsvragen zou worden onderzocht om voor 't vervolg een klaren toestand te scheppen. - (Aangenomen.)
Zesde prijsvraag.
Vak- en kunstwoorden.
Gevraagd werd: Een vakwoordenlijst van de Garenspinnerij (met inbegrip van den Garenbleek, enz.), met opgave van de Fransche, Duitsche en Engelsche benamingen.
Prijs: 600 fr.
Steller van de vraag: de heer Th. Coopman.
Is ingekomen een prijsantwoord met kenspreuk: Carpe diem.
Werden tot leden van den keurraad aangesteld, de heeren Ingenieur Edm. Fabri, briefwisselend lid (in overleg met den heer Coopman), V. Bekaert, technisch bestuurder der Vlasspinnerij Sint-Salvator te Gent, en G. Pipyn, leeraar in de (Katoen)spinnerij aan de Nijverheidsschool aldaar.
De drie heeren verslaggevers zijn het eens om te verklaren dat de Schrijver van Carpe diem de vraag op eene verkeerde wijze heeft opgevat: zijn werk betreft zoowel de hennep als het vlas, ja zelfs de jute en de aloë. Daarbij, zegt de heer Fabri, behandelt het niet enkel de spinnerij en bijkomende bewerkingen, doch het omvat gansch de linnenweverij, tot zelfs de kantenweverij en ja, de voorwerpen die van het geweven goed gemaakt worden, spaart de Schrijver ons niet. Het ingezonden prijsantwoord heeft aldus een uitgebreidheid gekregen, die het veeleer aan een taalkundig woordenboek, dan aan een Vakwoordenboek doet gelijken. Het werk moet dus niet alleen merkelijk besnoeid worden, maar gansche deelen zouden dienen weg te vallen. En toch is het antwoord niet van zulken aard, dat het zonder meer kan afgewezen worden: de Schrijver heeft zijn taak ernstig opgevat. Ook besluit de heer Fabri met het voorstel de prijsvraag opnieuw uit te schrijven.
De heeren V. Bekaert en G. Pipyn, wien ik hier gaarne den besten dank der Academie betuig voor hunne zoo bereidwillige medewerking, wijzen, op hunne beurt, op enkele verbeteringen aan de prijsverhandeling toe te brengen: zij sluiten zich allebei bij het voorstel van den heer Ingenieur Fabri aan.
- Het voorstel om de prijsvraag opnieuw uit te schrijven wordt, om advies, naar de Commissie voor prijsvragen verzonden.
Karel Boury-prijskamp.
Voor toondichters.
Gevraagd werd: Het op muziek brengen van 10 der 25 gedichten, die door de Academie in vergadering van 17 Juni 1912 bekroond werden.
Prijs: 250 fr.
12 antwoorden werden ingezonden, met kenspreuk:
Immer zingen;
De Toekomst hoort der Jeugd;
Voor 't Volk;
Voor onze jeugd;
Laat de kinderen zingen;
Om van mijn volk, om van mijn land, een ware zoon te blijven!;
Voor Taal en Volk;
Schild en Vriend;
Tot moeders genoegen;
De Kabouters klabettren, zingen en schettren;
Vlaanderen ten beste;
Vertrekken.
Werden tot verslaggevers aangesteld, de heeren: Em. Wambach, bestuurder van het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium te Antwerpen; Aug. de Boeck, leeraar aan hetzelfde Conservatorium, en Oscar Roels, leeraar aan het Koninklijk Conservatorium te Gent.
De heeren verslaggevers stellen voor de prijsantwoorden Immer zingen en De Toekomst hoort der Jeugd
ex aequo te bekronen en spreken den wensch uit dat acht liederen, door hen opgegeven, zouden uitgegeven worden.
De Academie sluit zich bij dat voorstel aan.
Uit de brieven die bij de prijsverhandelingen gevoegd zijn, blijkt dat Immer zingen het werk is van den heer Leo van der Haegen, leeraar aan het Muziekconservatorium te Gent, en De Toekomst hoort der Jeugd dit van den heer Arth. Meulemans, toonkundige, leeraar aan het Lemmensgesticht, te Mechelen.
De heeren Emiel Wambach, Aug. de Boeck en Oscar Roels spreek ik den innigsten dank der Academie uit voor hunne talentvolle medewerking.
2o) Lidmaatschap der Academie. Verkiezing. - De Vergadering gaat tot de verkiezing over:
A. Openstaande plaats van briefwisselend lid, tot vervanging van den heer Omer Wattez, thans werkend lid. - Worden door den heer Bestuurder tot stemopnemers aangewezen: de heeren Karel de Flou en Dr. Jan Bols.
Wordt verkozen: de heer Mr. L. Dosfel, advocaat, te Dendermonde.
B. Openstaande plaats van buitenlandsch eerelid, tot vervanging van den heer Johan Franck. overleden. - Stemopnemers: de heeren Mr. Julius Obrie en Prof. Willem de Vreese.
Wordt verkozen: de heer Prof. dr. W. Seelmann, opperbibliothecaris aan de Koninklijke Bibliotheek, te Berlijn.
3o) Plechtige vergadering: Lezing der voordrachten op die vergadering te houden. (Als toepassing van art. 11, § Zittingen, der Wet van 15 Maart 1887.)
4o) Lezing door den zeer eerw. Kan. dr. Jac. Muyldermans: Een woord over de humaniora. - In zijne
beschouwingen over de studie der klassieken van Rome en van Athene, bespreekt de heer Muyldermans het eigenlijke doel der Humaniora, antwoordt gaande weg op eenige opwerpingen er tegen, toont ons aan hoe het komt dat zoo velen nu tegenstanders der klassieke humaniora zijn, en geeft bij gelegenheid eenige practische wenken nopens het onderwijs der oudere talen. Hij legt dan uit, hoe de studiën der humaniora eene hoogst nuttige gymnastische oefening zijn voor het verstand, voordeel dat noch in de wetenschappen noch in de moderne talen te vinden is... Zelfs ligt voor het onderwijs in die talen een heilzaam krachtig hulpmiddel ter hand in de studie der klassieken. Alhoewel voorstander van de studie der moderne talen, zou de spreker het voor eene ramp houden - eene ramp voor de algemeene cultuur van ons volk, - wierde er inbreuk gemaakt op de aloude humaniora. Men verbetere wat gebrekkig is, doch men breke niet af hetgene onontbeerlijk blijkt te zijn en moeilijk kan vervangen worden.
5o) Lezing door den eerw. heer Joz. Jacobs: De invloed der Middelgermaansche dialecten op de oudste Middelvlaamsche dialecten, welke langs de Noordzee gesproken werden. - De heer Jacobs bekomt het woord, en deelt een opstel mede, dat nader ingaat op een der belangrijkste conclusies van zijn werk: Middelvlaamsche klankleer (1912). Hij onderzoekt namelijk welke Germaansche elementen in de oudste middelvlaamsche taal (1250-1330), langsheen de Vlaamsche zeekust gesproken, besloten liggen. Hij vergelijkt de talrijke niet oudnederfrankische klanken en vormen op dit gebied aangetroffen, met de taalverschijnselen, welke de ingvaeonische gewestspraken uit vroegere tijden vertoonen, en komt tot het besluit dat de Vlaamsche zeekust bewoond geweest is door allerlei volkeren o.a. Angelsaksen, Friezen, Kenters, Denen, Noormannen, wellicht ook Saksen, doch vooral Franken. Hij heeft bijgevolg de bewijsstukken
geleverd van de nieuwe thesis door prof. Joh. Franck in zijne Mittelniederlandische Grammatik, blz. 2 (1910) vooruitgezet.
- De heer Bestuurder bedankt de heeren Muyldermans en Jacobs voor hunne belangrijke lezingen en stelt voor die in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. (Aangenomen)
- De vergadering wordt te 4 1/2 uur gesloten.