Verslag.
De ondergeteekenden, leden van de jury belast met het beoordeelen van den ‘Boury-prijskamp’ door de Koninklijke Vlaamsche Academie uitgeschreven, vergaderd op heden 2 Juni 1914, na kennis genomen te hebben van hunne wederzijdsche verslagen en na grondige bespreking, verklaren dat twee antwoorden in aanmerking komen, namelijk,
die met kenspreuk: Immer zingen, en
die met kenspreuk: De Toekomt hoort der Jeugd.
Alhoewel de prijsvraag in 1911 luidde: ‘Verlangd worden: Voor het Lager Onderwijs (Hoogste klassen) 25 Schoolliederen (gedichten en muziek)’, kan men het den componist van ‘Immer zingen’ niet euvel duiden sommige teksten als kunstliederen bewerkt te hebben, onder anderen: De Waterlelie en De Nachtegaal.
Immers wat zegt Dr. Hugo Verriest in zijn verslag over de bekroonde gedichten van Willem Gijssels?
‘Of dit nu liederen zijn voor lagere scholen? Voorzeker zijn een groot deel er van liederen voor Colleges en Athenea en zelfs voor Hoogescholen; ja, voor groot volk.’ (Blz. 77, Verslagen der Keurraden, 1912.)
Jammer genoeg is de toondichter zoo goed niet geslaagd in de liederen die hij voor kinderen bestemt.
Daarentegen vindt men in ‘De Toekomst hoort der Jeugd’ allerliefste schoolliederen; de wijsjes zijn nooit banaal, en de bewerking getuigt van goeden smaak en grondige kennis der harmonieleer.