Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1914
(1914)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 296]
| |
Kleine verscheidenheden.I.
| |
[pagina 297]
| |
‘Vanden Waterhuuse der zelver stede, byden welcken de fonteinnen van diere meest alle ghewatert moeten werden...’ (Mémoriaux de Bruges, u.s., I, 200, tekst van 1523.)
Het was vroeger voorzien van een ‘muelne.., daer de engienen mede gaen’ (Invent., u.s., V, 524), met ‘xxviij ketelen’ (Id., V, 311), ‘omme twater vander veste te laten dienen in de moederpipe’ (Id., V, 309), welke molen door paarden in beweging werd gebracht. Somwijlen kon het wel gebeuren - men zie de eerst aangehaalde teksten, - dat een of ander onderaardsche ‘pipe’ kwam te breken en dat alsdan het water der ‘Moerbuise’ verloren liep. In dit geval, moest de bewaarder van het Waterhuis ‘crachte van water slaen’, of met alle kracht ‘water slaen’, opdat de dienst niet zou onderbroken zijn. | |
234. - Ten costen vanden onghelicke.Deze uitdrukking luidt nog ten huidigen dage Ten koste van ongelijke. Een voorbeeld daarvan: Ten coste van onghelycke, in de ‘Cueren’ van het Brugsche Vrije, van het jaar 1461:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. du Franc, I, 537: ‘Ende eyst zo, dat yemandt zo mancke ende zo oudt es, dat hy ter vierscaere niet commen en mach, ende daer eedt toediende, dat twee secpenen dien eedt hoiren zullen ten coste van onghelycke’.
Aux frais de la partie succombante heet zulks in het Fransch, d.w.z. ten koste van ‘la partie qui perd son procès’, of van hem die in 't ongelijk gesteld wordt.
Een andere vorm is Ten costen vanden onghelicke, of wellicht Ten koste van hem die ongelijk heeft:
L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 188: Niklaas Bouree, ‘presentmeestre’ der stad Brugge, beweert in bezit te zijn van het recht ‘eenen grooten’ te heffen op elke kan wijn ‘die ghepresenteert wordt den suppoosten van’ de drie hoofdkerken dier stad. De kanunniken echter ‘ontkennen de possessie’. De schepenen beslissen als volgt: ‘So es hy (Claeys Bouree) byden voorseide college van scepenen van Brugghe ter verifficacie van dien gheadmitteert gheweist ten coste vanden onghelicke’. (Vonnis van 19 September 1522.) | |
[pagina 298]
| |
Andere voorbeelden: ‘Ende dit al Ten coste vanden onghelycke’, in eene akte van 30 September 1530, op Staatsarchief te Brugge, Fonds der Karthuizers, Charters, oud nr 2388, voorloopig blauw nr 5328; - in Audenaerdsche Mengelingen, V, 180; - Ten coste ende perijckel van den ongelycke, in Les Coust. de Flandre, Ie deel, blz. 22, Ville de Gand, Cost. van 1563, art. viii van de IVe rubriek, en bij A.E. Gheldolf, Cout. de Gand, I, blz. 22. | |
235. - Vernoech.Door iemand ‘die hem vermeit wat wetende vander konst van nigromancien..., belast ende vutghegheven’ van zekere diefte, - wordt ‘Fransois Goethals ghevanghen ende gheremmysert ende alzo ghehouden drie of vier daghen’. Hij is echter onschuldig: zijne vrienden doen dan ook ‘zoo vele vernoechs’, dat hij los gelaten wordt. Wellicht zal Vernoech doen beteekenen: Zulke waarborg geven, zulke overtuigende bewijzen leveren van de onschuld van den betichte, dat het genoegzaam mocht blijken.
L. Gilliods van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 153: ‘Ende alzo ghehouden drie of vier daghen, tot dat sheesschers (de betichte) vrienden, daerof gheadverteirt zynde, zo vele vernoechs ghedaen hebben, als dat hy ontsleghen es gheweist costeloos ende scadeloos.’ (Uit een vonnis van 27 Januari 1522 n.s.)
Vernoucht zyn hieronder wil zeggen: De noodige voldoening ontvangen hebben (in het onderhavig geval, De rechten, de gelden aan den heer verschuldigd ontvangen hebben):
Staatsarchief te Brugge, Fonds der O.-L.-Vrouwkerk, te Kortrijk, Charters, voorloopig blauw nr 643: ‘Ende dat ic bailliu oic vernoucht was van sHeeren rechte ende van alle hovelicke rechten...’ (Akte van 3 October 1530.)
Een voorbeeld van zijne ‘Crediteurs vernoughen’, in Placc. van Vlaenderen, eerste deel, blz. 768, in eene ordonnantie van 4 October 1540. | |
236. - Mette.Dit woord is een dialectvorm van Meter, Fr. Marraine, en is ten huidigen dage nog in gebruik. Zie bij De Bo. Een voorbeeld in een vonnis der schepenen van Brugge, van 19 Juni 1520, bij L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 141. | |
[pagina 299]
| |
237. - Wateren.Beteekent Van water (van het noodige water) voorzien. De ‘castelein en conchierge vanden scepenhuuse’ der stad Brugge was onder anderen belast ‘tlavoir neffens scepene camere te waterene’. (Akte van 16 Juni 1520, bij L. Gilliodtsvan Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 141.) | |
238. - Besluutsele.Is een synoniem van Beslutinge = Afsluiting (zie bij Verdam). Het wijst op de gemetselde afsluiting met kolommen en eene deur, welke b.v. aan eene kapel in eene kerk gemaakt is; Fr. Clôture:
L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 273: ‘Te leveren... tbesluutsele van der capelle vanden voorseiden ambochte... int cloostre van den Predicaren, met zulcke molueren ende van zulcken fatsoene als...’ (1530.)
Over zulke ‘Besluutselen’ leze men bij J. Gailliard, Inscript. funér. de la Fland. occid., II, Bruges, Eglise de Notre-Dame, blz. 263, kol. 2: ‘...aboutterende van suyden den houtten thuyn van de voorschreven cappelle...’; blz. 264, kol. 2: ‘het maken van den thuyn...’; blz. 270, kol. 1: ‘... cappelle bevryt ende ofsloten aen beede syden met metalen calommen...’; blz. 282, kol. I: ‘... die chierlic ofslutende met houtwercke of steenwercke, met latoene columne...’. | |
239. - By zunne scine.By zunne scine beteekent Vóor zonsondergang. Men zie in onze Keure van Hazebroek, V, 389, kol. 1, vo Son, verschillende uitdrukkingen, die met de onze kunnen gelijkgesteld worden, en men vergelijke verder met die, op. cit., IV, 52-55, onder het woord Dach aangehaald. Wat den hieronder volgenden tekst betreft, heeft echter By zunne scine tot een zeer zonderlinge interpretatie aanleiding gegeven:
L. Gilliodts-van Severen, Cout. de Bruges, I, 374: ‘Item, wat zieke (uit “der Lazerien van Brughe”, welke, zooals genoeg geweten is, buiten de stad gelegen was), die niet by zunne scine huter stede van Brugghe en es, of die navens van ziinen sticken bleven slapende..., verbuert iij lib. par.’ (Reglement uit de XIVe eeuw.) | |
[pagina 300]
| |
Men vertale niet: Item, le malade qui est sorti de la ville de Bruges avant le lever du soleil... Onze tekst beteekent integendeel: Item., le malade (die naar de stad gekomen zijnde, zooals dit op zekere dagen toegelaten was), qui n'a pas quitté la ville avant le coucher du soleil... - Melaatschen mochten immers in de stad niet vernachten. | |
240. - *Befelen.De penseniers, ‘pensezieders’, of pensverkoopers, hadden sedert onheuglijke tijden, te Brugge, ‘beseten ende ghebruict zeeker plaetse binnen der grooter maerct’, tot het uitoefenen van hunnen handel.... (Uit een oorkonde van 7 Mei 1548, bij L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 438.) - Een schrijver heeft echter befelen, in plaats van beseten gelezen, wat den tekst onduidelijk maakt. | |
241. - *Brechtene.Is eene verkeerde lezing voor Wachtene:
L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 400: ‘Anthonine..., begrepen van dat zoe hadde laten toeverie doen binnen haren huuse..., es scerpelic ghelast haer daer af te wachtene ende haer te verdraeghene meer van ghelycken te doene, up...’ (1545.)
Edw. Gailliard. | |
III.
| |
[pagina 301]
| |
fruit somwijlen afgeraden. Ten jare 1518, den 24 Juli, werd uit vrees van ‘haesteghe of smettelicke ziecte’, alle verkoop van pruimen te Brugghe stipt verboden:
Archief der stad Brugge, Fonds der Hallegeboden, Register over de jaren 1513-1530, fol. clıiıȷ: ‘Voort, ute dien dat de prumen een dangereux fruyt es, daer ute dat ghescepen ware eenich grief ende jnconvenient te commene, mids den heeten ende weecken tyd, die jeghewordich es, ende omme den jnwonende deser stede te bet te wachtene ende beschermene van eeneghe haesteghe of smettelicke ziecte, So eist datmen eenen yeghelycken jnterdiceird ende verbied eeneghe prumen, hoe danich dat die zyn, binnen deser stede te coopene of vercoopene, noch ooc eeneghe prumen van buten binnen deser stede te brynghene, upde boete van vj lb. par., de zelve prumen ghedolven te zijne ende boven dien ghecorrigeirt te zyne ter discrecie van scepenen.’ | |
25. - Een schandelijk verwijt uit vroegere dagen.Dat het kwaad, waarvan er hieronder spraak is, wezenlijk bestaat, is maar al te waar, edoch - laat het ons voor de eer van 't Menschdom hopen - 't is wellicht zoo erg niet als zekeren meenen. In oude oorkonden, treffen wij het verwijt aan ‘Zijns vaders werck doen’ (d.i. Cum matre sua actus venereos agere), dat ook heette Iemand ‘op sin moeder’ wijzen. Teksten van Noordnederlandschen oorsprong, uit de jaren 1551 en 1558, hebben wij in onze Keure van Hazebroek (IV, 281, kol. 2, en V, 439, kol. 1-2) medegedeeld. In de keure van de ‘aerbeijders’ van Brugge, uit het jaar 1425 luidt dit ‘Met zijnder moedren te doene hebben’:
L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 10: ‘Item, zo wat ghildebroedre... die eenen anderen heet lieghen, eeneghe onbehoirlicke eeden zwoere, dorpelicke ende onneerlicke woorden sprake heetende ijemend anders met zijnder moedren te doene thebbene, die zal telcker reijsen verbueren een half liver was ten proufijte vander cappelle’.
Een voorbeeld met Zyne ‘Moeder bezeghen’: Twee mannen komen te Brugge in eene taverne binnen (1539), alwaar zij ‘de weerdinne vanden huuse vonden spelende met quaerten vut recreatien, om een pinte biers, jeghens eenen | |
[pagina 302]
| |
landsman die daer te gaste commen was’. Terwijl de weerdin een oogenblik in eene kamer daarnaast was moeten gaan, nam een van de mannen de kaarten in de hand ‘ende speilde tzelve spel’ bij haar ‘beghonnen ute’, den landman vragende met hem te willen voortspelen: deze weigert. Daarop wordt de kerel gram en snauwt den landman ‘zeere dorpelic’ toe: ‘Wildy niet spelen, zo muecht ghy u moeder bezeghen’. - ‘Dat muecht ghy zelve doen’, was het antwoord. Aanstonds vallen de twee kerels den landman te lijve, maar de waard en de waardin kwamen tusschen en ‘spraken ten besten’. (Mémoriaux, u.s., I, 342.) | |
26. - Voor de verfraaing der stad brugge.Een huis gestaan ‘ten...schoone tooghe’: Reeds ten jare 1540 stond de zaak aan de orde van den dag: een huis, ‘tScaepshooft’ genoemd, staande bij de Onze-Lieve-Vrouwkerk te Brugge, op den hoek van de Maria- en van de Heilig Geeststraat, wordt, dit jaar, op kosten der stad hersteld, gezien de eigenaar niet in staat is dit op eigen kosten te doen en omdat genoemd huis zoo schoon gelegen is: ‘vut consideracien dat tzelve huus ghestaen es ten zelve schoone tooghe’, (L. Gilliodts-van Seveien, Mémoriaux de Bruges, I, 351.) | |
27. - De zwartekunst.Simoen, ‘maerscalc’ van den Keizer, was te Gent, omstreeks de laatste dagen der maand December 1521, een ‘somme van penninghen’ ontfutseld geweest. De man wist niets beters te doen dan ‘Winnocq Baillart’, poorter der stad Brugge, die zich vermat wat te ‘weten vander konst van nigromancien’, te rade te gaan, ‘omme by tselfs middele ende konst’ te weet te komen ‘wie hem syn ghelt ontvremt hadde’. Welnu, ‘naer zeker fantasien by hem gheoorboort’, had genoemde Baillart, zekeren Frans Goethals, poorter van Gent, alsook eenige andere personen ‘belast ende vutghegheven... Simoens ghelt ontvremt hebbende’. Goethals verklaarde ‘onnosel ende onbesculdich’ te zijn; de andere ‘belaste persoonen’ hielden overigens evenzeer staande geen schuld aan de diefte te hebben. | |
[pagina 303]
| |
Winnoc Baillart bleef evenwel bij zijn stuk en, in bijzijn van een ‘vanden fouriers’ van den Keizer, beschuldigde stellig Goethals van de diefte ‘of emmere daertoe gheholpen’ te hebben. Goethals was dan ook aangehouden geweest, maar, dank aan de kranige tusschenkomst van zijne vrienden, was hij algauw ‘ontsleghen geweist costeloos ende scadeloos’, nadat hij nochtans ‘in grooten pericle was gheweist van zyn dumen te verliesene mids der groter vorst die doe was ende ooc van ghepynt te zyne’. Intusschen was Winnoc Baillart zelve, ‘ten vervolghe vanden voornoomden Simoene’, aangehouden geworden. Frans Goethals, die steeds ‘een joncman met eeren’ was geweest ‘van goeden eerbaren gheslachte’, eischt recht, maar Winnoc Baillart bidt ‘om gracie, als qualic bedocht gheweist hebbende ende datmen regard zoude willen nemen by zyne qualiteit, aermoede ende tgebreck van zinnen dat hy tandren tyden ghehadt heift’. De Schepenen van Brugge, bij vonnis van 27 Januari 1522 (n.s.), ‘mids dien dat al notoire es dat Winnocq tandren tyden int dullehuus ghelegen heift’, leggen dezen tot straf op ‘den voornoemde Fransois Goethals verghevenesse te biddene blootshoofs, knyelende up eenen knye’ en verbieden hem, op zware straf, zich voortaan ‘eenichsins te moeyene met negromancien’. (Bij L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 153-155.) | |
28. - Het houden van ‘table de prest ende wouckere’.Zekere Frans van Bussaen had ‘tanderen tyder.’ te Brugge ‘table de prest ende wouckere ghehouden’. Na zijne dood, stortten zijne weduwe ende hoirs', in handen van den vicaris, officiaal en griffier ‘van den gheestelicken hove van myn heere’ den bischop van Doornik, eene som van 200 pond grooten ‘vlaemscher munt’, - eene vrij aanzienlijke som voorwaar - ‘omme te vreden te stellene ende te contenterene de gheenen die hemlieden wisten van hem te beclaghen, ende daerinne hy duechdelic ghehouden mochte wesen’. Het zij ter eere van den man gezegd, er was ‘niemant ghecommen, die hem souffisantelic heeft weten daeiof te doleren ende beclaghen’. | |
[pagina 304]
| |
Daar de weduwe en de erfgenamen van Frans van Bussaen bepaald hadden, dat, ‘by ghebreke van dien’, genoemde som in aalmoezen moest uitgedeeld worden, werd, bij akte van 31 Maart 1536, tot de uitdeeling overgegaan. (L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 323-324.) | |
29. - De predikatie in de kloosters.In October 1535 was te Brugge een geschil ontstaan, tusschen den officiaal, de pastoors en kerkmeesters dezer stad, aan de eene zijde, en de ‘vier oordenen mendicanten’ aldaar, aan de andere zijde. De ‘mendicanten’ beweerden, krachtens ‘privilegie papale’ het recht te hebben ‘in huerlieder cloosters voor de noene’ te prediken. Dit recht werd hun betwist door de eersten, die, ten slotte, het college van Schepenen verzochten om ‘assistencie’. Het College weigert de gevraagde ‘assistencie’, om ‘by processe de zelven van de vier oordenen daer toe te bedwinghene’, maar belooft zich ‘gheerne te employerenGa naar voetnoot(1), omme by minne ende vrientscip hemlieden te induceren omme te willen ghelieven ende ghereneGa naar voetnoot(2) in tpreken de parochie kercke(n) deser stede’. (L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 314.) | |
30. - De ‘grog’ vroeger.De ‘grog’ heette vroeger Bonbon: ‘Twee pinten bonbon, bestaende den bonbon in eene pinte water ende een glas brandewyn’. (Uit een register van 1739-44.) (Bij L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 309.)
Edw. Gailliard. |
|