206. - Metten schoonen daghe, onder den hane EN metten hane.
Deze drie uitdrukkingen beteekenen Met het krieken van den dag, In den vroegen morgen; Fr. A l'aube, Au point du jour, Au soleil levant. De Haan is immets het zinnebeeld van het aanbreken van den dag.
L. Gilliodts-van Severen, Mémoriaux de Bruges, I, 256-257: ‘Van (dat zy) up zekeren daghe verleden, openbaerlic ende metten schoonen daghe ghedanst hadden up strate onder den hane...’ (1531.)
Eene variante luidt:
‘... ghedanst hadden up strate metten hane’. (1531)
Een voorbeeld van El coc chantant (met de beteekenis alsboven), uit Grég. le Grand, bij Littré, vo Coq, hist. Overigens, men zie bij La Curne de Samte-Palaye de uitdrukking Coqs chantans, d.i. ‘l'heure de la nuit que l'en dit Coqs chantans’, met dit voorbeeld: ‘par nuyt endroit (= vers) les coqs chantans’.
Men kent de uitdrukking Met de kiekens gaan slapen, waarbij bedoeld wordt het vroeg slapen gaan van de buitenlieden, die overigens ook even vroeg, en wèl met den haan uit het bed moeten om zich tot het werk te begeven. Hier zij herinnerd aan de uitdrukkingen Met den haan opslaan, Vroeg opstaan: Veur haan en hinn' opstaan, Zeer vroeg opstaan (De Bo, Idiot.; Teirlinck, Idiot., i.v. Hane; Ned. Wdb., vo Haan, kol. 1388, met de vermelding: ‘in Zuid-Nederland’); Den haan op de messing vinden, Den nacht in de herberg doorgebracht hebben en in den vroegen morgen tehuis komen (Teirlinck, Idiot., vo Messing).