Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1912
(1912)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1269]
| |
Vergadering van 18 December 1912.Aanwezig de heeren: Kan. Dr. Jac. Muyldermans, bestuurder; V. Dela Montagne, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw Prof Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Prof Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Prof. Dr. Willem de Vreese, Kan. Am. Joos, Prof. Dr. Julius Mac Leod, Dr. Hugo Verriest, Is Teirlinck, Prof. Dr. C. Lecoutere, Dr. Eug. van Oye, Frank Lateur, Dr. Leo Goemans en Prof. Dr. J. Mansion, werkende leden; De heeren Omer Wattez, Dr. Is. Bauwens en Dr. Leo van Puyvelde, briefwisselende leden;
De heeren Minister Joris Helleputte, werkend lid, en Dr. Julius Persyn, briefwisselend lid, hebben bericht gezonden dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de November-vergadering, dat wordt goedgekeurd. | |
Afsterven van Hare Koninklijke Hoogheid Mevrouw de GRavin van Vlaanderen.- Dadelijk nadat de Bestendige Secretaris deze droeve mare ontvangen had, heeft hij, tot teeken van rouw, de nationale vlag aan den gevel van het Academiegebouw halfstok laten hijschen.
Bij het openen der vergadering, brengt de bestuurder Kan. Dr. Jac. Muyldermans eerbiedig | |
[pagina 1270]
| |
hulde aan de doorluchtige afgestorvene. Hij spreekt de deelneming uit van de Koninklijke Vlaamsche Academie in den rouw van Z.M. den Koning, Beschermheer der Academie, en in den rouw der Koninklijke Familie over het afsterven van H.K.H. de Gravin van Vlaanderen, Prinses Maria van Hohenzollern-Sigmaringen. Hij herinnert aan de edele waardigheid en de verheven deugden van Hare Koninklijke Hoogheid, die voor gansch België het toonbeeld was der vaderlandsche vrouw en der wijze teerhartige moeder. Blijven haar naam en haar voorbeeld voortleven in de dankbare herinnering van het Belgisch Volk! Kan. Dr. Jac. Muyldermans richt tot de Vergadering de hieronder volgende toespraak:
Waarde Collega's,
U zeggen hoe, op den 26 November l.l., op 's Konings naamdag, de jubelklokke plots stil viel voor de doodsklok, en het huldelied aan den Vorst overging in eenen treurzang op 's Vorsten moeder: dit ware u herhalen hetgene dien dag het hert van alle rechtgeaarde Belgen met verstomming sloeg. Als een dief in den nacht had de dood de hooggeboren Vrouw-Weduwe Gravin van Vlaanderen, Maria-Louisa-Alexandrina-Carolina, Prinses van Hohenzollern-Sigmaringen, weggerukt, en, beweende Z.M. KONING ALBERT met de diepbeproefde Koninklijke Familie eene teerhertige moeder, het Belgisch volk voelde mede zich getrof- | |
[pagina 1271]
| |
fen door den onverwachten slag, die eene begaafde vorstin, eene voorbeeldige en vaderlandsche vrouw aan zijne oprechte bewondering en dankbare liefde ontroofde. O wij mogen nog zóó gewoon zijn aan de spreuk van den latijnschen dichter: ‘Pallida mors aequo pulsat pede pauperum tabernas - Regumque turres’, - wat Vondel naschreef: ‘De dood slaat huis noch deur voorbij’, - toch zijn er van de slagen dier geheimzinnige diefegge, die altijd even diep blijven treffen. Was het hier het geval niet? De rouw der Koninklijke Familie schijnt een rouw geworden voor gansch het volk, omdat ons Koninklijk Stamhuis dagelijks inniger met het belgisch volk versmelt, en dat wij beseffen, hoe het gevaar dat uit de donkere toekomst van lieverleê opdoemt, beider lot, beider bestaan vastsnoert tegenover hetzelfde beiden bedreigend gevaarte.
Met die gedachte bezield heb ik heden de eer, in u aller naam aan onzen doorluchtigen Vorst en hoogen Beschermheer en aan de Koninklijke Familie, de hulde onzer oprechte deelneming in hun smertelijk verlies aan te bieden. Is het eene rechtmatige plicht onzer vaderlandsliefde, het is tevens eene spontane betuiging onzer diepgevoelde vereering jegens de vrome vorstin, die zulke groote plaats innam in de waardeering van 's lands deftige bevolking. Wel bracht zij in 1870, bij hare aankomst in 'tnieuwe vaderland, den edelen luister mede van hare hooge geboorte en de innemende bevalligheid van hare uitstekende | |
[pagina 1272]
| |
gaven; doch hetgene haar voor immer inburgerde onder ons volk, en de achting vol eerbied in liefde vol bewondering in de herten deed overgaan voor haren persoon, waren de voorname waardigheid en de bescheidene maar verhevene deugden, die zij als vrouw en als moeder blijken deed in het openbare en in het huiselijk leven; waren nog hare wijze en verlichte hulpveerdigheid ten dienste van kunst en wetenschap, en hare vorstelijke milddadigheid voor armen en noodlijdenden. O ja, de liefde des volks was de prijs harer deugden, en die liefde omtooide haren naam met eenen krans, waar al de eereperels van afkomst en geboorte bij tanen. Heerlijk kan het klinken in het oor der wereld, dat Hare Koninklijke Hoogheid Maria van Hohenzollern-Sigmaringen de afstammelinge was van een aloud en roemrijk geslacht, de dochter van een' prins die als eerste minister het koninkrijk Pruisen eens bestuurde, de bloedverwante van een keizerlijk-koninklijk Stamhuis, de moeder en zuster van koningen; maar bij haar afsterven de stemme te vernemen van arme vrouwen uit de volksbuurten, die weenend bij de poort van het paleis zich verdringen en smeeken ‘om nog eens de goede prinses te mogen zien’, o zulke stemme klinkt luider, klinkt heerlijker, naar mij dunkt, dan alle officiëel eerbewijs; zulke lofspraak op de volkslippen, in 't aanschijn der dood, overtreft alle eeretitels van macht en geboorte: zij is voorwaar de welsprekendste, de ingrijpendste van alle lijkredenen... Ook zal hij die op Zaterdag, 30 November l.l., den prachtigen lijkstoet zag voorbijgaan welke het | |
[pagina 1273]
| |
stoffelijk overschot der diepbetreurde vorstin tot hare laatste rustplaats voerde, bij zich zelven gevoeld hebben, dat de rouw niet in die pracht en staatsie zat, maar wel in het hert des volks. De Grieksche historicus hadde hier wederom geschreven: ‘Men vierde hare begrafenis met de grootste plechtigheid, en hare deugd werd er verheerlijkt door al wat rijk en schitterend eene lijkkoets kan versieren. Edoch, die sieraden waren noch het goud en ivoor noch de pracht eener ijdele en trotsche weelde, o neen! maar de genegenheid, de eerbied en de erkentenis, haar bewezen door hare medeburgers en door hare vijanden zelven’Ga naar voetnoot(1). Meer dan veertig jaren leefde Mevrouw de Gravin van Vlaanderen het leven onzer natie meê in al den eenvoud harer goedheid, doch met al de bewustheid harer plicht. Die plicht vervulde zij met al de zorg eener vrouw, aan wie God de taak oplegt het hert en het karakter eens konings te vormen. In die gewichtige plichtvervulling was zij de sterke en voorzichtige vrouw uit de Heilige Boeken, was zij de voorbeeldige echtgenoote en moeder, die ons volk stichtte door onberispelijken wandel, christene zeden en ouderlijke bezorgdheid. Schonk de Heer aan heur gevoelig moederherte menige voldoening, o wie zegt, of de alsem op den bodem des bekers niet alles verbitterde! Want zij kende, ja gevoelde diep het lijden, het lijden eener moeder... En, zong eens de dichter: | |
[pagina 1274]
| |
‘Moeders weten
Alleen hoe pijnlijk 't moederherte bloedt,
Als haar een zoon wordt van den schoot gereten,
Waar hij zoolang in liefde werd gevoedGa naar voetnoot(1)’; -
o zij alleen, teerlievende moeder, heeft gevoeld, hoe bloedig heur hart verscheurd werd, toen haar een zoon, de zoon van hare heiligste bekommernis, in den bloei der jaren werd ontrukt, Prins Boudewijn, terwijl, in de naaste kamer, eene geliefde dochter als met de dood aan 't worstelen lag. God is wonder in zijne schikkingen, Mijne Heeren! U die droeve bladzijde uit het leven van wijlen Mevrouw de Gravin van Vlaanderen voorleggen, ware u gansch het hert schetsen dier beproefde moeder, herte gekneed uit krachtdadigheid, liefde en zelfopoffering, teergevoelig moederhert dat zóó bitter bloeden moest, toen haar ingedrukt werd hetgeen dezelfde dichter heet: den ‘Laatsten stempel aller grootheid,
Het adderspog van lasterende snoodheid,
Het knagen van den machteloozen nijd!’
Mijne Heeren, waar wij die treurige gebeurtenis herdenken, is het enkel om nog eens onze hulde te betuigen aan hare moederlijke kloekmoedigheid; om te herinneren, hoe het lijden haar neersloeg doch niet onderdrukte, niet ontmoedigde; haar integendeel, zuiverder beeld dan ooit der christene moederliefde, verhief in aller bewondering, en haar in de eenzaamheid van het familieleven schatten | |
[pagina 1275]
| |
van teederheid en wijsheid deed opdelven om te verwerken in de opvoeding van haar dierbaar overblijvend kroost. Vaderlandsch toonbeeld van plichtvervulling in 't huiselijk leven! Moge heden meer dan ooit dat hooge voorbeeld tot les verstrekken! ‘Mijne eerbiedweerde moeder was uit eene familie gesproten, bij wie de vervulling der plicht vóór alles en vooraan stond. Zij zelve, sedert den dag waarop zij verkoos Belg te worden, stelde al hare eer, al hare betrachting in 't goede te doen, en eene zelfopoffering zonder perk of paal aan de welvaart van 't nieuwe vaderland te besteden’. Zoo sprak Koning ALBERT tot de afgeveerdigde Volksvertegenwoordigers, die hem den rouw der Kamer kwamen uitdrukken, en hij voegde er bij: ‘Gelooft mij, Mijne Heeren, dat die moeder ons opgebracht heeft in de gevoelens der vurigste vaderlandsliefde, ons op 't herte drukkend geene andere bezorgdheid te hebben dan de vervulling der plicht, en geen ander doel te beoogen dan de grootheid en het welzijn des vaderlands’. -
Waarde Collega's, in die verheven getuigenis ligt de grondreden der hulde, welke wij op dit ure aan de nagedachtenis van de doorluchtige Moeder van onzen vorstelijken Beschermheer bewijzen. Edele moeder, bezield met diep overtuigde plichtbeseffing! Vaderlandsche vrouwe met heilige toewijding aan 't welzijn van 't gemeenebest! Zij kende en smaakte het lief en het leed dezer wereld; doch hare sterkte was het Kruis des Heeren; op zijne | |
[pagina 1276]
| |
armen leunde zij om de kruisen des levens te dragen; onder zijnen zegen trok zij de eeuwigheid in. Blijven heur naam en heur voorbeeld voortleven in de dankbare herinnering van ons volk; wezen zij als een balsem op de wonden, welke hare plotselinge dood in de herten van hare dierbaren sloeg! Dien wensch bieden wij met diepen eerbied als de hulde onzer rechtmatige deelneming aan onze welbeminde Vorsten en aan de Koninklijke Familie! God verhoore dien wensch, en schenke aan de doorluchtige overledene het loon van hare edele deugden!
- Op voorstel van den heer Bestuurder, beslist de Vergadering dat, namens de Academie, een brief van rouwbeklag aan Zijne Majesteit den Koning zal gezonden worden.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de heer Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering: Dubreucq (René), Capitaine Commandant Adjoint d'E. M., du Régiment des Grenadiers, Membre du Conseil Colonial. - A travers le Congo belge Récit de voyage de Banana au Katanga, publié sous les auspices de l'Expansion belge. Revue mensuelle illustrée, 4, rue de Berlaimont. Bruxelles, 1909. Timmermans (B.), Professeur de l'Enseignement supérieur des Pays-Bas. - L'évolution de Maeterlinck. Bruxelles, 1912. Tijdschriften. - Bibliographie de Belgique, Première partie, nos 17-19, 1912. - Bulletin des Commissions Royales d'Art et d'Archéologie, nos 7-8, 1912. - Revue Sociale Catholique, nos 1-2, 1912-13. - Revue de l'Université de Bruxelles, no 2, 1912. - Tooneelgids, nr 2, November 1912. - Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée | |
[pagina 1277]
| |
belge, nos 8-9, 1912. - Sommaire idéologique des ouvrages et revues de philosophie. Novembre 1912. - Revue néo-scolastique de philosophie, Novembre 1912. - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en oudheidkunde, nr 7, 1912. - Bulletin des Musées Royaux, no 11, 1912. - Arbeidsblad, nrs 19-20, 1912.
Door de Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding, te Antwerpen: Salomons (Annie). - De vrouw in de Nederlandsche Letterkunde. (nr 158 der Verzameling.)
Door de ‘Société de littérature wallonne’, te Luik: Bulletin. Tome 54. Liége, 1912.
Door de Redactie van den Leidschen Studentenalmanak: Almanak van het Leidsch Studentencorps voor 1913. 99ste jaargang. Leiden. Door het Groningsch Studentengenootschap ‘Vindicat atque polit’, te Groningen: Groningsche Studentenalmanak voor 1913. 85ste jaargang.
Door de ‘Kaiserliche Akademie der Wissenschaften’, te Weenen: Denkschriften. Philosophisch-Historische Klasse Band LVI, nr II. Sitzungsberichte. Id. 170. Band, 5, Abhandlung.
Door de ‘Kónichlich Bayerische Akademie der Wissenschaften’, te Munchen: Abhandlungen. Philosophisch-philologische und historische Klasse. XXVI. Band, 3. Abhandlung; - XXVII. Band, 1. u 2. Abhandlung. Sitzungsberichte. Id. 1912, 2.-5. Abhandlung. Bissing (Fr. W. v). - Der Anteil der ägyptischen Kunstam Kunstleben der Volker. Festrede gehalten in der offentlichen Sitzung der K. Akademie der Wissenschaften, am 9 März 1912 von Fr. W.v. Bissing, a.o. Mitglied der philosophisch-philologischen Klasse. München, 1912. Door ‘Historisch-literarischer Zweigverein des Vogesen Clubs’, te Strassburg: Jahrbuch fur Geschichte, Sprache und Literatur Elsass-Lothringens. XXVIII. Jahrgang. Strassburg, 1912.
Door de ‘Accademia delle Scienze dell' Istituto di Bologna’: Memorie. Classe di Scienze morali. Serie I, Tomo VI, 1911-12. Sezione di Scienze Storico-Filologiche. Fascicolo Unico. Bologna, 1912. Id. Sezione di Scienze Giuridiche. Id. Rendiconto delle sessioni della R. Accademia delle Scienze dell' Istituto di Bologna. Classe di Scienze Morali. Serie prima. Vol. V (1911-12). | |
[pagina 1278]
| |
Door de ‘Académie Impériale des Sciences’, te St.-Petersburg: Bulletin, nos 16-17, 1912.
Door het ‘Consulado general de la Republica Argentina’, te Antwerpen: Martinez (Alberto B.). - La République Argentine en 1912. Résumé géographique, agricole, zootechnique, industriel et économique.
Door den heer Dr. Leo van Puyvelde, briefwisselend lid, te St.-Amandsberg: De Student, 3de en 5de jgg 1882-83 en 1884-85. Kwaepenninck, nrs 1, 2 en 3, (1879-1881). Onze Vlaamsche Wekker, nrs 10-11, 1886. Onze dageraad, jgg. 1876 en 1879. Schrant (J.M.). - Redevoering van Joannes Mathias Schrant, over het beoefenswaardige der Nederlandsche tale, zoo om haar zelve, als om hare voortbrengselen. Gehouden, ter aanvaarding van het Hoogleeraarambt in de Nederlandsche Taal- en Letterkunde aan de Hoogeschool te Gent, den derden van Louwmaand MDCCCXVIII, Gent, 1818.
Door Z. Em. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen: La Vie diocésaine, Novembre 1912.
Door den heer Dr. Laporta, te Lier: Jellen en Mietje, naar de nagelaten veranderingen en verbeteringen van den schrijver (K. Brouckaert.) Gevolgd door het avond-partijtjen. Nieuwe uitgave. Gent z.j.
Door den heer Mr. J.G.C. Joosting, rijksarchivaris in Drente, te Assen: Joosting (J.G.C.). - Drentsch Plakkaatboek, bijeengebracht door Mr. J.G.C. Joosting, rijksarchivaris in Drente. Deel I, 1412-1633. Leiden, 1912.
Door de heer A. Vanderschelden, boekhandelaar, te Gent: Leven van Sinte Amand, Patroon der Nederlanden, dichtstuk der XIVe eeuw. Eerste deel. Gent. 1842. P.G. - Minnelijke en geleersaeme t'Saemen-Spraeke tusschen den Engel Bewaerder en de Ziele handelende van de vier Uyttersten en de voornaemste middelen, die leyden tot het Rycke Godts. Uytgegeven door P.G. Tot Ghendt, 1722. Jaarboekje van de stad en het arrondissement Turnhout, voor het schrikkeljaar 1848. Bevattende Gedichten door Dr. J.R. Snieders, 1ste jaar. Turnhout. Blieck (H.). - Nieuwe Vlaemsche Spraekkunst, met de Fransche in betrekking gebragt; opgedragen aen Zijne Doorl. Hoogweerdigheid J.-B. Malou, bisschop van Brugge; door H. Blieck, pastoor te Waesten. Derde druk. Rousselaere, 1861. | |
[pagina 1279]
| |
Hubertz (P.-J.). - Vaderlandsch Lees- en Leerboek voor openbaar en bijzonder onderwijs, door P -J. Hubertz. Leuven, 1877 Roucourt (Th. J.-E). - Beknopte Spraakleer der Nederlandsche Taal, ten gebruike der scholen van middelbaar onderwijs, door Th.J.-E. Roucourt. Negende uitgave. Mechelen, 1884 Mauger (Cl.). - Nieuwe volmaeckte spraeckkonst, inne-houdende de regelen om seer gemackelyck ende op korten tydt de Fransche Taele te leeren: met ses-en-veertigh seer nuttige Fransche en Nederduytsche samenspraeken, gevolght van eenige Brieven voor de koop lieden, door Claudius Mauger Alles oversien gecorrigeert, ende gestelt op een beter order. Nieuwen druck. Utrecht, z.j. Sleeckx. - Voorbeelden van Stijl- en Letterkunde, getrokken uit de Nederlandsche schrijvers. Leesboek ten gebruike der Normaalscholen en andere onderwijsgestichten, door Sleeckx. Luik, z.j.
Door den schrijver: Helmus, - Zal ik rooken? Zal ik niet rooken? door den ouden Helmus. St-Truiden, z.j. (Tweevoud.)
Door de Redactie: De Vlaamsche Hoogeschool, nrs 10-11. 1912. - Tijdschrift der Gemeentebesturen, nr 10, 1912. - Museum. Maandblad voor Philologie en Geschiedenis, nr 3, 1912.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Bauwens (Dr. Is.) - Nederlandsch Woordenboek en Kunstwoordentolk der Geneeskunde, Heelkunde, Artsenijbereidkunde en Hulpwetenschappen Meestal afleidend en vertalend, veelal verklarend of beschrijvend, door Dr. Isid Bauwens. Antwerpen-Aalst (z.j.). Aflev. 1-10. Deutsches Worterbuch von Jacob Grimm und Wilhelm Grimm. Vierzehnten Bandes, 1. Abt, 2. Lief. Wehr-Wehtag. Bearbeitet von Dr. A. Götze. Zentralblatt fur Bibliothekswesen, Nov. 1912. - St.-Lucas, nr 9, 1912. - Gand-Exposition, nos 21-22, 1912. - Journal des Expositions, nos 30, 33, 43-46. 1912. - Plantijn, nrs 9-10 (Ons Jaarboek), 1912. - De Gids, December 1912.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatstverschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid, nr 11, 1912. - Biekorf, nr 23, 1912. - Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, November 1912. - St.-Cassianusblad, nr 12 en Bijvoegsel, nrs 21- | |
[pagina 1280]
| |
23, 1912. - Onze Kunst, nr 12, 1912. - De Vlaamsche Kunstbode, nrs 9-10, 1912. - Neerlandia, nr 12, 1912. - Het Katholiek Onderwijs, nr 2, 1912-13. - De Opvoeder, nrs 31-33, 1912. - De Opvoeding, nr 12, 1912. - Christene School, nr 3-4, 1912. - De Schoolgids, nrs 48-49, 1912. - Studiën, nr 5, 1912. - Volkskunde, nrs 11-12, 1912. - Dietsche Warande en Belfort, nr 11, 1912 - Zeitschrift des Vereins für Volkskunde, nr 4, 1912. - Les Marches de l'Est, nr 15, 1912. | |
Voor den Aug. Beernaert-prijskamp Tijdstip 1912-1913) werden de hieronder volgende boeken ingezonden.Door den heer R. Kimpe, te Lier: Kimpe (R.). - Levenswetten, door Reimond Kimpe. Antwerpen, z.j.
Ingekomen brieven. - De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met de hieronder volgende ingekomen brieven:
1o) Verkiezing van Bestuurder en Onderbestuurder voor 1913. - Goedkeuring. - Brief van 17 December, waarbij de Weledele Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, aan de Academie afschrift stuurt van het Koninklijk Besluit van 4 December, houdende goedkeuring van de verkiezing van de heeren V. dela Montagne en Kan. Am. Joos, wederzijds tot bestuurder en onderbestuurder der Academie voor het jaar 1913.
2o) Plechtige Vergadering van 1913. - Brief van 25 November, waarbij de heer G Kalff, ons hooggeacht buitenlandsch eerelid, bericht dat hij gaarne gehoor zou gegeven hebben, aan de uitnoodiging der Academie, om, op de aanstaande Plechtige Vergadering, een voordracht te komen houden, maar dat hij door ambtsplichten verhinderd is daaraan gevolg te geven.
3o) Historische Bibliographie der Belgische gemeenten, door Frans de Potter. (Zie boven blzz. 748-750.) - Brief van 11n December, waarbij de heer Frans de Potter zoon, den Bestendigen Secretaris bericht | |
[pagina 1281]
| |
dat de Familie de Potter de gevraagde toestemming verleent. - (Deze brief zal aan de Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie worden medegedeeld.)
4o) Van de Ven-Heremans-Fonds. - a.) 3e Kongres der Vlaamsche Bedienden van de Openbare Besturen. Regelingscommissie. - Brief van 23 November, waarbij, namens de Regelingscommissie, aan de Koninklijke Vlaamsche Academie de hieronder volgende wensch wordt medegedeeld:
‘De Vlaamsche beambten van de openbare besturen, op 29e September 1912, in het Paleis der Akademiën, te Brussel, buiten allen partijgeest in kongres vergaderd, spreken den wensch uit, dat de Koninklijke Vlaamsche Academie, die over een fonds - (het Van de Ven-Heremans-Fonds) - beschikt waaruit de kosten voor het drukken van werken betrekking hebbende op rechtsgeleerdheid kunnen worden bestreden, de mogelijkheid zou onderzoeken eene prijsvraag uit te schrijven voor het vervaardigen van een handboek, waarin de inrichting van de gemeente, met de veelvuldige diensten welke tot deze behooren, in een klare, bevattelijke, doch zuivere taal zou worden beschreven.’
Bij dit schrijven gaat als Memorie van toelichting, een uittreksel uit een Vertoog, aan genoemd Congres gedaan door den heer Jef Mennekens, afdeelingshoofd bij het Gemeentebestuur van Sint-Jans-Molenbeek.
Het Bestuur heeft beslist, beide stukken om advies te verzenden naar de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde, die met het beheer van het Van de Ven-Heremans-Fonds belast is. - (Zie beneden op Mededeelingen namens Commissiën.)
b.) Ter uitgave aangeboden verhandeling: Onze Bakers, door den heer Dr. W. Broeckaert, uit Antwerpen. - Brief van 15 December, waarbij Dr. Broeckaert genoemde verhandeling aan de Academie ter uitgave aanbiedt. | |
[pagina 1282]
| |
Daar deze verhandeling in het bestek van het Van de Ven-Heremans-Fonds valt, heeft het Bestuur den brief van Dr. Broeckaert, om advies verzonden naar de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde, die het beheer van dit Fonds heeft. | |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.1o) Commission d'enterinement des diplômes académiques. - In het Staatsblad van 5 December lezen wij, dat genoemde Commissie voor het tijdstip 1 December 1912 tot 30 November 1913, samengesteld is uit de heeren Charles en Holvoet, raadsheeren aan het Verbrekingshof en uit zes heeren Leden van de Académie Royale de Belgique, te weten 2 uit de Académie de médecine, 2 uit de Classe des lettres en 2 uit de Classe des sciences. Mag het niet zonderling voorkomen, dat de Koninklijke Vlaamsche Academie, bij de samenstelling van de Commission d'entérinement niet in aanmerking komt? - (De Vergadering belast den Bestendigen Secretaris de welwillende aandacht van den Weledelen Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten daarop te vestigen.)
2o) Wedstrijden voor 1913. - a) Ingekomen prijsantwoord. - Prijsvraag: Vakwoordenlijst van het Bakkersbedrijf. - Den 15 December is een antwoord ingekomen, met kenspreuk: Eigen brood bovenal. b) Prijsvraag: De Fransche Pleiade. Bij brieve van 15n December, onderteekend ‘Een Mededinger’, wordt aan de Academie bericht gezonden, dat iemand, die sinds langen tijd bezig is met een antwoord over ‘den invloed van Ronsard en zijne Pleiade op de Nederlandsche letterkunde’, dat tot zijn leedwezen niet heeft kunnen afwerken. ‘Mocht aan de Academie geen antwoord van andere mededingers zijn geworden’, dan verzoekt haar ‘Een Mededinger’, de prijsvraag tot | |
[pagina 1283]
| |
31 December 1914 aan te houden. - De Bestendige Secretaris doet opmerken, dat gezien er, voor 1914, reeds zes prijsvragen zijn uitgeschreven, er aan dit verzoek geen gevolg zal kunnen gegeven worden; hij stelt echter voor, het schrijven van ‘Een Mededinger’ om advies te verzenden naar de in 1913 te benoemen Commissie voor Prijsvragen - (Goedgekeurd.) | |
Mededeelingen namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer K. de Flou, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden: Zijn aanwezig de heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw, voorzitter; Prof. Dr. C. Lecoutere, ondervoorzitter; Edw. Gailliard, Jhr. Dr. K. de Gheldere, Prof. Dr. W. de Vreese, Th. Coopman, Kan. Am. Joos, Is. Teirlinck, leden, en K de Flou, lid-secretaris. Het verslag der October-vergadering wordt goedgekeurd.
Aan de dagorde staat:
Kleine Verscheidenheden, door den heer Edw. Gailliard medegedeeld: (Een venster) Veryseren, Verglasen, Bevreden met staende glas. - Aerd, Art (List, Behendige streek). - Dootscauwinghe. - Also varynck als... - Hanzerie. - Hem (zich) bevreesen. - Beheveltheit, Mesquaem. - Toveraer, Toverigghe. - Banden van ysere. - Vermeneghen. - Schilderie (Blazoen). - De Commissie beslist dat die stukjes in de Verslagen en Mededeelingen mogen opgenomen worden.
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - De heer Th. Coopman, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden: Zijn aanwezig de heeren: Kan. Dr. J. Muyldermans, voorzitter; Prof. Dr. J. Mac Leod, ondervoorzitter, Prof. Mr. Julius Obrie, Prof. Dr. W. de Vreesf, Is. Teirlinck, Om. Wattez, | |
[pagina 1284]
| |
Dr. L. Simons, Eerw. Jan Bols, leden, en Th. Coopman, lidsecretaris. Het verslag der October-vergadering wordt goedgekeurd. Aan de dagorde staat: Van de Ven-Heremans-Fonds. - Brief van de Regelingscommissie van het Congres der Vlaamsche Bedienden van de Openbare Besturen, houdende verzoek dat door dit Fonds zou uitgeschreven worden eene prijsvraag ‘voor het vervaardigen van een handboek, waarin de inrichting van de gemeente met de veelvoudige diensten welke tot deze behooren, in een klare, bevattelijke, doch zuivere taal zou worden beschreven’. - Door het Bestuur, naar de Commissie om advies verzonden.
- Aan deze vraag kan geen gevolg gegeven worden, daar voor de volgende jaren reeds een aantal prijsvragen ziju uitgeschreven. Mocht echter eene verhandeling, zooals deze die gewenscht wordt, aan de Academie ter uitgave worden aangeboden, dan zou de Commissie voorstellen het stuk aan het oordeel van twee Leden te onderwerpen, met verzoek advies uit te brengen over het al of niet opnemen der verhandeling onder de uitgaven der Academie. 2o) Afschrift van het Sint-Peterburgsche Hs. van Vondel's Tassovertaling, door Juffrouw Norah de Vreese bezorgd. - Voorstel door den Bestendigen Secretaris, de uitgave daarvan aan de afschrijfster op te dragen. - Verslag door de heeren Dr. L. Simons en Dr. J. Persyn. - De Commissie sluit zich bij dat voorstel aan. (Door de Academie in pleno vergaderd goedgekeurd.)
Inleiding op die uitgave. De heer Dr. Simons, op zijn verzoek, van het schrijven daarvan ontlast zijnde, aanstelling van het Lid, wien dit zal opgedragen worden. De Commissie denkt dat Mejuffer Norah de Vreese best zelve de Inleiding kan maken. - De Bestendige Secretaris wordt verzocht haar daarmede in kennis te stellen.
3o) Van de Ven-Heremans-Fonds. - Voorstel tot opneming onder de uitgaven van het Fonds, van een verhandeling ‘Onze Bakers’, door Dr. W. Broeckaert, uit Antwerpen. - De heer Broeckaert zal verzocht worden zijn werk, zoohaast het voltooid is, bij de Academie ter inzage in te zenden. De Bestendige Secretaris wordt opgedragen hem daarvan bericht te geven. | |
[pagina 1285]
| |
Dagorde.1o) Wedstrijden voor 1913. - Prijsvraag over: Klankleer van het Gentsch dialect. Een antwoord ingekomen, met kenspreuk: ‘Liever Gents dan Frans’. - Benoeming van den Keurraad. Prijs: 600 fr. Worden tot beoordeelaars benoemd de heeren: Prof. Dr. Willem de Vreese, Prof. Mr. Julius Obrie en Dr. Leo Goemans.
2o) Staatsprijskamp: Driejaarlijksche wedstrijd voor Nederlandsche Tooneelletterkunde: Negentiende tijdvak: 1910-1912. - Vaststelling van de voordracht van tien Leden aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, ter benoeming van een Keurraad van vijf leden, waaraan de beoordeeling van den Prijskamp zal worden opgedragen.
- Er wordt tot deze voordracht overgegaan. Aan den Weledelen Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten zal daarvan mededeeling gegeven worden.
3o) Levensbericht van H.J. Schimmel, gewezen buitenlandsch eerelid der Academie, overleden te Bussum den 14 November 1906. - De heer Omer Wattez, briefwisselend lid, wien het schrijven van dit levensbericht was opgedragen, spreekt den wensch uit, daarvan ontslagen te worden. De Vergadering beslist den heer Taco H. de Beer, buitenlandsch eerelid te Amsterdam, beleefd te verzoeken, zich daarmede te willen belasten.
4o) Lezing door den heer Prof Dr. J. Mansion: Kelten en Germanen. - Dr. Mansion behandelt naar aanleiding van het boek van C Jullian, Histoire de la Gaule, de betrekkingen tusschen de talen der Germanen en die der Kelten en toetst aan de uitkomsten der taalkunde Jullian's theorie van de oorspronkelijke eenheid dezer twee volksstammen. De Oudgermaansche talen | |
[pagina 1286]
| |
zijn genoegzaam bekend om eene vergelijking mogelijk te maken en wat de Keltische betreft er bestaat geene reden om, met Jullian, het Keltisch karakter der talen van Ierland en Groot-Britannie in twijfel te trekken. Spreker onderzoekt dus den woordenschat in beide groepen en kan zonder moeite talrijke ontleeningen van het Germaansch uit het Keltisch vaststellen. De aanrakingspunten op het gebied van de accentleer zijn merkwaadig maar moeten waarschijnlijk als toevallig uitgelegd worden, daar de chronologie der Germaansche klankwetten onmogelijk te vereenigen is met de hypothese eener gemeenschappelijke Italisch-Keltisch-Germaansche accentuatie. Dat de Kelten met de Germanen zekere eigennamen gemeen hadden, bewijst niets meer dan dat ze naburen geweest zijn. En als wij tot de verbuiging en vervoeging overgaan, laten de zeer talrijke punten waar de twee groepen uiteengaan geen ander besluit toe, dan dat Keltisch en Germaansch hier geene nauwere verwantschap vertoonen. Integendeel heeft het Keltisch duidelijke aanknoopingspunten met het Italisch, wat eens te meer de onhoudbaarheid van Jullian's hypothese bewijst. - Op voorstel van den heer Bestuurder, beslist de Vergadering, dat de studie van Dr. Mansion in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
***
Vooraleer de vergadering voor gesloten te verklaren, richt de heer Bestuurder Dr. Jac. Muyldermans tot de aanwezigen de hieronder volgende toespraak:
Waarde Collega's,
... Nog een woord ten afscheid. Dit woord is een woord van innigen dank voor u allen. Uwe zoo vriendelijke dienstveerdigheid heeft het zeer van den last der eer, waar ik vroeger eens op zinspeelde, in ruime mate verlicht: in steê er van hebt ge mij het genot geschonken | |
[pagina 1287]
| |
van eene gulle en openhertige medewerking om den bloei onzer Koninklijke Instelling te bevorderen. Dank, dank uiter herte! Dank inzonderheid aan de twee waarde en dierbare Collega's, die met mij in het Bestuur zetelden, en wier omgang mij menigen zoo leerrijken als aangenamen stond verschafte: dank aan den geachten Heer Voorzitter voor het toekomend jaar, in wien ik een wijzen, voorzichtigen en bezadigden raadsman aantrof: wat mij verzekert dat de Koninklijke Vlaamsche Academie zich gerust op hem verlaten mag; dank aan den geachten Heer Secretaris, op wien ouderdom en krankheid geenen vat hebben, en die beide vergeet in eene nog immer jeugdige naarstigheid! Hij blijve nog lang, met 's Heeren believen, de spil der academische werkzaamheden en aller toonbeeld in orde en stiptheid.
Toen uw welwillend vertrouwen mij, vóór eenige maanden, tot Bestuurder verkoos, dorst ik aandringen op het afwerken van hetgeen eenigszins op den achterkant scheen te liggen. Ik ondervond sedert met welke moeilijkheden men vaak af te rekenen heeft; maar, al schijnt me in dat opzicht alles met naar wensch afgeloopen, toch troost ik mij nog in de gedachte, dat mijn opwekken, dat mijn aandacht-richten op dat punt, niet spoorloos zal verloren zijn. Dagelijks meer en meer zal men de noodzakelijkheid gevoelen de baan te zuiveren van achterstallige plicht en schuld en vroeger genomen besluiten. Ondertusschen mogen wij toch in dit jaar met voldoening wijzen op menige degelijke uitgave. Ik bedoel namelijk het 1e deel der ‘Vergelijkende Klank- en Vormleer der Middelvlaamsche Dialecten’ des heeren Jacobs; het 3e deel van het ‘Brabantsch Sagenboek’ der heeren Is. Teirlinck en A. de Cock: het ‘Jaarboek van 1912’ en het ‘Gedenkboek’ van ons Jubeljaar. - Wanneer ik de zóó keurig, zóó zorglijk opgestelde registers naga die dit Gedenkboek sluiten, denk ik altoos met zekere spijt, dat dergelijke registers nog niet konden opgemaakt worden voor onze talrijke ‘Verslagen en Mededeelingen’. Zooveel schoons en zooveel goeds, ja zooveel zeldzaams en wetensweerdigs ligt er in die maandelijksche bijdragen, ik zei bijna, ongenaakbaar verborgen en vergeten, en God geve, dat eerlang iemand den moed hebbe dit benediktijnerwerk aan te steken, al ware 't maar voor deze of gene der Commissiën. Het nut dat zulke arbeid zou opleveren, gave den neerstigen bewerker op aller erkentenis voor immer recht. | |
[pagina 1288]
| |
Men heeft ook kunnen waarnemen, dat, dank aan de bemoeiingen van onzen heer Secretaris, de dagorde onzer maandelijksche vergaderingen bijna telkens eene voorlezing vermeldde. In Januari ging de heer Segers ‘Op wandel met Vondel’. De heer De Cock vertelde ons over ‘De onwondbaarheid en de Achilleshiel’. Dr. Hugo Verriest handelde over ‘Kunstscholen’. Dr. van Puyvelde stelde een ‘onderzoek in naar de oorzaken van wijzigingen in de Middeleeuwsche Iconographie’. Kanonik Joos zette de reeks zijner pedagogische studiën voort met eene verhandeling over ‘Algemeene Termen’. De heer Gailliard gaf ons andermaal eene proeve zijner onverpoosde opvorschingen in zijne lezing over ‘De processiën generael’. Op de feestvergadering werd ‘Hendrik Conscience herdacht in zijn leven en streven’ door uwen Bestuurder, en die hulde werd naderhand volledigd door den heer Teirlinck in zijne studie over ‘Conscience als botanist’, en door Dr. Bauwens in zijne bijdrage over ‘Conscience in de geneeskunde’. Op onze plechtige vergadering vereerde nog Dr. Boekenoogen onze Academie met zijne zaakrijke verhandeling over ‘De lectuur van ons volk vóór Conscience’. Eindelijk in November l.l. werd met piëteit door den heer Segers herdacht ‘Dr. Renier Snieders en zijn werk in de Kempen’, en daareven juichten wij nog toe de historische verhandeling van Dr. Mansion over ‘Kelten en Germanen’.
Mijne Heeren, hier konde nog aangestipt het werk onzer vier Commissiën. Daar ook viele de aandacht te vestigen op menige verdienstelijke mededeeling; edoch, dit kort overzicht laat niet toe ze beurtelings op te sommen; overigens ligt dit altemaal breedvoeriger geboekt in onze immer bladenrijker wordende Verslagen. Men late er mij zonder meer uitleg voorbijgaande op wijzen, evenals op de schikkingen van meer huiselijken aard, die ons op sommige vergaderingen bezig hielden. Onder deze vallen aan te merken het reglement nopens den ‘Aug.-Beernaert-prijs’, en de maatregelen nopens den wedstrijd voor toondichters uit te schrijven door het Karel-Boury-fonds. Zij ten slotte nog bijgevoegd, dat verschillende uitgaven op dit oogenblik ter perse zijnGa naar voetnoot(1), en wij hopen, dat de leden der | |
[pagina 1289]
| |
Koninklijke Academie en allen die in onze werkzaamheden belang stellen, zich eerlang in dezer verschijning zullen mogen verheugen.
In den loop van 1912 verloor onze Instelling een harer oudste briefwisselende leden. Wijlen Walter van Spilbeeck heeft, jammer! niet al kunnen leveren wat zijne verkleefdheid aan de Academie wel geerne hadde bijgedragen: eene onverbiddelijke kwaal had zijne krachten gebroken. Jonge, begaafde leden werden in den schoot der Academie opgenomen: hunne geleerdheid en hunne werkzaamheden zullen de lofweerdige overleveringen uit vroegere dagen voortzetten. Zoo wasse nog immer krachtiger uit onze eendracht onze macht! Met dien wensch uiter herte geef ik het bestuur over in de handen van onzen waarden vriend Dela Montagne, en stuur ik nog eens mijn oprechten dank tot al de geachte collega's.
De heer Gustaaf Segers vraagt het woord. Spreker is diep overtuigd de tolk te zijn van al de Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie; hij zegt den aftredenden Heer Bestuurder dank voor de diensten die hij gedurende zijn bestuursjaar aan Ons Genootschap heeft bewezen, en wenscht hem geluk met de uitstekende wijze waarmede hij onze vergaderingen heeft geleid. Deze zijn inderdaad vruchtbaar geweest: in ruime mate hebben wij dit onzen hooggeachten heer Bestuurder te danken. Hij aanvaarde daarvoor nogmaals ons aller oprechten dank. (Toejuichingen.)
De vergadering wordt te 4 1/2 gesloten. |
|