Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1912
(1912)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 925]
| |||||||||
Vergadering van 16 October 1912.Aanwezig de heeren: Kan. Dr. Jac. Muyldermans, bestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Gustaaf Segers, Prof. Dr. Willem de Vreese, Minister van Staat J. Helleputte, Kan Am. Joos, Prof. Dr. Julius Mac Leod, Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck, Prof. Dr. C. Lecoutere, Dr. Eug. van Oye, Frank Lateur, Dr. Leo Goemans en Prof. Dr. J. Mansion, werkende leden;
de heeren Dr. Is. Bauwens en Dr. Leo van Puyvelde, briefwisselende leden.
De heer onderbestuurder V. dela Montagne en Dr. Julius Persyn, briefwisselend lid, hebben bericht gezonden dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de September-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Afsterven van den Weled. Heer Minister van Staat AUGUST BEERNAERT, stichter van het AUG. BEERNAERT-FONDS. - Dadelijk nadat hij de droeve mare van Minister BEERNAERT's afsterven ontvangen had, heeft de Bestendige Secretaris, tot teeken van rouw, de nationale vlag aan den gevel van het Academiegebouw halfstok laten hijschen. | |||||||||
[pagina 926]
| |||||||||
Bij brieve van 10 October, noodigde de Bestendige Secretaris de heeren Leden der Academie uit tot den plechtigen dienst op Zaterdag, 12n dezer, in de parochiale kerk van Sint-Bonifacius, te Elsene. Het Bestuur - schreef hij - zal deze plechtigheid bijwonen en spreekt de hoop uit, dat de Leden der Academie er zullen aan hechten, door hunne aanwezigheid, aan den dierbaren afgestorvene een laatste hulde te brengen.
Bij het openen der vergadering, brengt de bestuurder Kan. Dr. Jac. Muyldermans hulde aan den afgestorvene. Spreker herinnert, hoe wijlen Aug. Beernaert als de echte stichter der Koninklijke Vlaamsche Academie mag beschouwd worden, en mede haar weldoener was door het stichten van het naar zijnen naam genoemd Aug. Beernaert-Fonds. Hij beschouwt hem daarna als mensch, edelmoedig, rechtschapen en vrijheidlievend; en als staatsman o.a. in de Congolandskwestie, in de herziening van de Grondwet en in tal van sociale verordeningen. Hij doet uitkomen, hoe A. Beernaert gewaardeerd werd in het buitenland, doch, al ieverend voor den vrede, nimmer de veiligheid van het eigen vaderland uit het oog verloor, en de samenwerking met Noord-Nederland betrachtte. Ten slotte slaat de spreker een terugblik op 's mans werkzaam leven, op de groote plaats welke hij in de schatting zijner medeburgers had ingenomen, en wijst op de dankbaarheid welke alle vaderlandminnende Belgen, inzonderheid de Vlamingen om het stichten der Academie, hem verschuldigd blijven. | |||||||||
[pagina 927]
| |||||||||
Kan. Dr. Jac. Muyldermans richt tot de Vergadering de hieronder volgende toespraak:
Geachte Collega's,
Pas éen jaar geleden, op de jubelvergadering van den 8 October 1911, stuurde de heer Teirlinck, mijn waarde voorganger in 't Bestuur der Academie, ‘een oprecht en zeer hartelijk woord van dank’ tot den heer Staatsminister Aug. Beernaert. ‘Wij doen het’, sprak hij, ‘met overtuiging en ware gevoelsverheffing, omdat de heer Beernaert als de echte stichter der Academie mag beschouwd worden, en ook omdat hij, juist dit jaar dat wij ons jubelfeest vieren, aan onze Academie een aanzienlijk fonds heeft geschonken, dat haar zal toelaten onze jonge en reeds zoo rijke literatuur naar waarde aan te moedigen en te steunen’Ga naar voetnoot(1). Mijne Heeren, zoo wij heden die woorden herhalen met even dankbaar hert als vóór een jaar, dan is het tevens met een innig diep gevoel van rouw: de edelmoedige stichter en weldoener onzer Koninklijke Instelling ging tot de eeuwigheid over, en onze hulde op dit oogenblik, hulde van dank, van eerbied en bewondering, is het afscheid bij een pas gesloten grafGa naar voetnoot(2). | |||||||||
[pagina 928]
| |||||||||
Edoch het vaderland bewaart zijn naam, en voorzeker ook in onze Academie zal de gedachtenis van den heer Staatsminister Beernaert immer voortleven. Zijne liefde tot het vaderland maakte van hem den beroemdsten van 's lands zonen; zij maakte van hem den milddadigen Mecenas van kunst en letteren; zij deed in hem het Belgisch vaderland zelf hoogschatten. En, nochtans, wie bepaalt er naar behooren wat al diensten | |||||||||
[pagina 929]
| |||||||||
zijn meêsleepend en overtuigend woord aan 't gemeenebest bewees? De mensch in zijn oordeel over tijdgenooten is al te vaak vooringenomen; doch naarmate de tijd zijn zegel zal leggen op het werk van Aug. Beernaert; naarmate de toekomst, met diepere kennis en ondervinding, zal uitspraak doen, zullen ook, wij twijfelen er niet aan, de wijze staatsman dien België betreurt, en het werk dat hij stichtte, in onbetwistbare grootheid en in onbenijden luister oprijzen. Naar het denkbeeld dat Aug. Beernaert van den mensch in den schoot van vaderland en maatschappij zich vormde, is deze een schat die zich edelmoedig moet meêdeelen aan den evenmensch, en voornamelijk zich zelven moet uitstorten op die menigte krankheden en behoeften waar 's levens bane meê afgebakend wordt. Zulk mensch ja was zijn oorbeeld, zulk mensch was hij zelf.
Het is hier de plaats niet zijn leven te schetsen op staatkundig terrein, en de talrijke verdiensten te doen gelden welke hem recht geven op de duurzame erkentenis zijner geloofsgenooten; doch hetgeen hem allerwegen eerbied afdwong, was zijn diep gevoel van rechtveerdigheid en zijne openhertige liefde voor de vrijheid. Dit dubbel gevoel bevestigde zijnen onloochenbaren invloed op openbaar gebied; hij was geen droge, enghartige geest: hij was de man en de christen met sterk geloof, met onverzettelijke hoop, met geestdriftige liefde, waar de ouderdom zelf geen vat kon op krijgen, vooral de man met edelmoedig hert, en derhalve zal niemand ontkennen, hoe hij boven alle klein- en halfheden uitstak. De ziel van dien rechtveerdige slachtte eene stille zee: gelijk deze, kon die ziel ook de zwaarste | |||||||||
[pagina 930]
| |||||||||
lasten des levens zonder moeite dragen; zij zag die, om 't woord van Louis Veuillot te gebruiken, heendrijven met 'n onverschilligheid die zich niet ontroeren liet door gemelijkheid of afgunst noch verleiden door gramschap, en verdonkerde soms eenige vlaag den waterspiegel, of ging er zelfs een loeiende wind over op: die ziele bleef toch kalm in waardig zelfvertrouwen, en de storm stierf uit zonder eenig spoor er op achter te laten. Hij was een man met wondere veerkracht en altijd jeugdigen strijdlust, doch het was hem te doen om grondbeginselen en niet om personen. Hij was een man met ankervaste overtuiging, met stalen wilskracht, telkens het gold hetgene hij recht en redelijk oordeelde, en dan, dan kon hij, zooals het bleek in zijn laatste onderhoud met koning Leopold II, vóór zijnen vorst zelven pal staan, en zijn laatste woord dan klonk, eerbiedig maar vrij en vrank: ‘Je prie Votre Majesté de ne plus insister’Ga naar voetnoot(1). August Beernaert had voor | |||||||||
[pagina 931]
| |||||||||
niemand zijn geweten veil, en wat hem door en voor het welzijn van volk en vaderland docht opgelegd, achtte hij eene gestrenge levenswet.
Dit verklaart ons den onvermoeibaren iever waarmede hij de koloniale uitbreiding van 't vaderland behertigde, en, wat de Congolandskwestie betreft, schrijft met reden de heer Paul Leroy-Beaulieu over hem: ‘M. Beernaert est un des hommes d'état qui auront le plus contribué à unir les destinées du Congo et de la Belgique, malgré les hésitations, sinon les répugnances de celle-ci’. Onnoodig daarover uit te weiden en te toonen hoeverre zijn arendsblik door de toekomst drong, als bijna niemand hier te lande de stoute, de grootsche, de echt koninklijke onderneming van Leopold II begreep; onnoodig te wijzen, hoe hij, trots tegenstand en listen, onbeschroomd en met open vizier aandurfde wat kleinmoedigheid en achterdocht hem afrieden. Aan marktgeschreeuw hechtte Aug. Beernaert geen waarde. Dit bleek insgelijks, toen men, onder zijne leiding, het wijzigen der Grondwet aanstak, en wat men nu nog daarover denke of niet, toch wil het | |||||||||
[pagina 932]
| |||||||||
mij voorkomen, dat de onpartijdige geschiedenis het doorzicht van den welmeenenden staatsman niet afkeuren zal, maar aan zijne wijsheid zal laten volle recht weervaren. Dit doorzicht en die wijsheid had hij vroeger reeds doen blijken in eene reeks verordeningen van staathuishoudkundigen aardGa naar voetnoot(1), en hoe hij klaar zag, | |||||||||
[pagina 933]
| |||||||||
moge bewezen uit het feit, dat naderhand, wel meer dan eens, de vreemdeling het ontwerp meniger staatswet op maatschappelijk gebied ontleende aan het kleine maar vooruitstrevend België.
Overigens, wie weet er niet hoe hoog Aug. Beernaert aangeschreven stond in het buitenland? In 1899, was hij een der gevolmagtigde afgeveerdigden van de Regeering bij de Conferentie van den Vrede in den Haag. Daar verdedigde hij op schitterende wijze de rechten der onzijdige natiën, en was hij de kloeke en begaafde verdediger der mindere staten. Zijn invloed, in die historische vergadering, was zeker niet gering. Lid van den bestendigen Scheidsraad benoemd in 1900, bekleedde hij, in 1901, den voorzitterszetel van 't Wereldcongres van den Vrede te Glasgow. Hij was insgelijks voorzitter van 't Bureel der ‘Interparlementaire Vereeniging’, waar hij een der wakkere werkers van was, en op het gebied van het internationaal zeewezen was zijn gezag, ik zei bijna, weergaloos. Dit getuigde nog onlangs het Comiteit van Internationaal Zeerecht, waarbij de zeventien voornaamste koophandelsnatiën aangesloten zijn. De brief waar het de dood van den heer Beernaert mêe aankondigde, was eene uitbundige lofrede, aan de nagedachtenis gewijd van hem, die, sedert de stichting van | |||||||||
[pagina 934]
| |||||||||
't Comiteit, zijn hooggewaardeerde voorzitter wasGa naar voetnoot(1). Menigmaal werd hij als scheidsrechter verkozen in geschillen tusschen zeevaart-maatschappijen opgerezen. Tweemaal zetelde hij als rechter bij het hof van den Haag, de eerste maal in een geschil der Vereenigde-Staten in zake van den Orinoco, en andermaal, en toen als voorzitter, in 't geschil tusschen Engeland en Frankrijk, in zake van SavarkarGa naar voetnoot(2). In 1909, werd de Nobel-prijs van den vrede hem toegekend. Men leze daarover het rekwest dat het Bureel der Kamer onzer volksvertegenwoordigers opmaakte, om Aug. Beernaert's candidaatschap te ondersteunen. Dit stuk, waarin 's mans verdiensten zoo hoog geschat worden, werd door bijna al de leden der Kamer onderteekend: Partijveete zweeg om een verdienstelijken en te recht beroemden landgenoot te huldigen. | |||||||||
[pagina 935]
| |||||||||
Alhoewel zijn apostelschap voor den vrede op een niet gering deel zijner werkzaamheden van staatsman aanspraak maakte, moet nochtans gezeid, dat hij de oogen niet sloot voor de veiligheid en verdediging van het eigen vaderland. Ten einde den inwendigen vrede te handhaven en te bevestigen, droeg hij bij wat hij kon, om de verbittering tusschen de maatschappelijke standen te verzachten en de rechten van den mindere in 's lands wetgeving te doen herkennen; met dit inzicht ook verbeterde hij het lot onzer volksjongens in het leger, en, kon hij - spijtig! - niet alles uitwerken wat hij billijk achtte, toch wees zijn gezaghebbend woord in de verte aan, wat er diende verwezenlijkt om hoofd te bieden aan den drang der gebeurtenissen. Hij was dan mede een overtuigd voorstander eener meer krachtdadige toenadering tusschen Nederland en België, en wie weet er niet, hoe dikwijls en hoe dringend hij de noodzakelijkheid deed uitkomen eener militaire overeenkomst tusschen de twee zusternatiën, overeenkomst, wier bezegeling hij hoopte binnen korten tijd te mogen begroeten. Wederzijdsche verdediging, dacht hij, moest beider onafhankelijkheid waarborgen. Uit dit al te zamen blijkt dan ten overvloede, dat Aug. Beernaert's leven een uiterst wel gevuld leven van werken, van zwoegen geweest is. Overschouwt het, en ge staat verbaasd. Geboren den 26 Juli 1829, had hij bij zijn afsterven reeds de 83 jaren achter rug, en zou men niet gezeid hebben, dat de last van tijd en arbeid voor hem van geenen tel was? Met al zijnen werklust, blijft niettemin zijn geest even scherp en schrander, zijn geheugen frisch en levend, zijn woord klaar en zinrijk. Hij weet wat hij wil, en naar 'tgeen hij | |||||||||
[pagina 936]
| |||||||||
wil streeft hij met rusteloozen iever. Een toonbeeld van nauwgezette plichtvervulling was hij tot het einde toe, in de Kamer, overal, en meer dan een heeft tijdens den verleden zomer dien flinken grijsaard bewonderd, welken de onstuimigste debatten uit zijn lood niet sloegen. De zware taak dier Julizittingen had hem niet afgeschrikt; en, als scheen zijn hooge ouderdom alle vermoeienis uit te dagen, stak hij kort daarna nog moedig naar Zwitserland over, om er de interparlementaire Conferentie voor te zitten. Daar viel hij getroffen als de veldheer aan de legerspits, en waarachtig, vóor het oog der wereld kon hij geen waardiger krone wenschen op een zoo waardig leven. Bij dit afscheiden kon men zien, welke groote plaats Aug. Beernaert ingenomen had in de schatting van allen die hert hebben voor een groot en schitterend talent ten dienste van maatschappij en vaderland. ‘C'est un grand homme de bien et un sage qui disparaît, en une heure où les partis divisés avaient grand besoin de son influence pacifiante’. Die uitspraak van een Parijsisch dagblad zal iedereen beamenGa naar voetnoot(1). Beschouwen zijne geloofsgenooten zijn afsterven als 'n ramp op dit ure, zijne tegenstrevers huldigen niet minder zijne uitstekende gaven en verdiensten. Wie tot hem naderen kon, ondervond van stonden aan de gulle eenvoudigheid, de milde goedheid zijns herten. Die goedheid stortte hij uit op zijne vrienden, doch eveneens zoo menig andere bleef er niet van verstoken; zoo menig kunstenaar, schamel arm of verongelijkt, vond bij hem gereedelijk troost en onderstand; zoo menigen | |||||||||
[pagina 937]
| |||||||||
lijder beurde hij op of redde hij uit den nood. Ook die edelmoedigheid zal loon verwerven: 't is het christen gebruik der rijkdommen, en den behoeftige gegeven is Gode geleend. In die edelmoedigheid lag de grond zijner gematigdheid, en in beide ligt de reden, waarom thans iedereen, vriend en vijand, uiter herte eerbied betuigen aan de waarheidsliefde en den vrijheidszin, die uit gansch zijn leven als sprankelen en spatten over den lande.
Dient België zijn geleerden staatsman met dankbaar gemoed indachtig te blijven, wij, Vlamingen, en wij leden der Koninklijke Vlaamsche Academie inzonderheid, wij zijn hem een bijzonderen tol van erkentenis verschuldigd. Met deze Instelling door zijn hoog gezag tot stand te brengen, heeft hij onze taal en ons volk hooger opgetrokken uit de miskenning en vernedering. Hij heeft daardoor, meer dan iemand vóór hem deed, bijgedragen tot verheerlijking der wetenschap in en door onze moedertaal; hij heeft tevens hiermede, ik durf zeggen, het stamgevoel van ons volk onrechtstreeks verkwikt en versterkt, en waar men hem, elders, op maatschappelijk gebied een der werkzame zaaiers heeten mag der gedachten van degelijker gelijkheid en verbroedering tusschen de standen, heeten wij hem hier den grondlegger, in zekeren zin, van hetgene goeds en groots door onze Koninklijke Instelling zal gesticht en opgericht worden. Dat hij betrouwen stelde in zijn werk; dat hij staat ging op het plichtgevoel der Academie; dat hij onze taal en letterkunde naar rechte waardeerde en haren bloei in de toekomst nog hooger wou doen stijgen, bewees mede de milde stichting die, onder den name van Aug. Beernaert-fonds, zijn aandenken | |||||||||
[pagina 938]
| |||||||||
in den schoot der Academie zal vereeuwigen, en bestendigen in de dankbare herinnering aller Vlamingen.
Waarde Collega's, de hulde die ik het mij ten plicht acht op dit uur aan de gedachtenis van den diepbetreurden aflijvige te bewijzen, zij de lijkkrans welken ik, in u aller naam, op zijn graf neerleg. Gering is die hulde bij de verheven verdiensten van den man dien zij betreft; doch innige dankbaarheid bezielt ze en verhoogt er de weerde van; waar zij echter zou te kort schieten, bid ik den goddelijken Huismeester, dat Hij zelf den trouwen dienstknecht loone, die zijne ontvangene gaven zoo rijk en edelmoedig gedijen deed ten bate van Maatschappij en Vaderland!
- Op voorstel van den heer Bestuurder, beslist de Vergadering dat, namens de Academie, een brief van rouwbeklag aan Mevrouw BEERNAERT zal gezonden worden. De Bestendige Secretaris stelt voor, dat de toespraak van den heer Bestuurder, met portret van den betreurden afgestorvene, vooraan in het Jaarboek voor 1913 zal opgenomen worden. - (Goedgekeurd.)
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de heer Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden: Door de Regeering: Ministère de la Guerre: Institut cartographique militaire: Carte de la Belgique à l'échelle du 100.000e. Feuilles I, II, III, VII, VIII et IX. | |||||||||
[pagina 939]
| |||||||||
Loveling (V.). - Een Revolverschot, door Virginie Loveling. Antwerpen, 1911.
Tijdschriften. - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, nrs 5 et 6, 1912 - Bulletin des Musées Royaux, no 9, 1912. - Maandschrift van Land- en Tuinbouw, nrs 1 en 2, 1912. - Arbeidsblad, nr 16, 1912.
Door het Bestuur van het Algemeen paedologisch Genootschap, te Antwerpen: B.A P.G. Bulletijn van het Algemeen Paedologisch Genootschap over 1911, 8ste jg. Uitgegeven door het Bestuur. Antwerpen, 1912.
Door de ‘Société d'Emulation’, te Brugge: Annales de la Société d'Emulation de Bruges. Août 1912.
Door de Algemeene Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding: Denteneer (G). - De jongste Wetenschap over Lourdes. (Nr 156 van de Verzameling.)
Door de ‘Académtie Royale d'Archéologie de Belglque’, te Antwerpen: Bulletin, no III, 1912.
Door de Koninklijke Academie van Wetenschappen, te Amsterdam: Jaarboek van de Koninklijke Academie van Wetenschappen gevestigd te Amsterdam. 1911. Kern Dr J.H.). - De met het Participium Praeteriti omschreven werkwoordsvormen in 't Nederlands, door Dr. J.H. Kern. (Verhandelingen der Koninklijke Academie van Wetenschappen te Amsterdam. Afdeeling Letterkunde. Nieuwe reeks Dl. XII, nr 2.) Boer (C. de). - Pyrame et Thisbé. Texte normand du XIIe siècle. Edition critique avec Introduction, Notes et Index de toutes les formes, par C. de Boer, Docteur de l'Université de Paris, Professeur au Lycée classique d'Amsterdam. (Id. Dl. XII, nr 3.) Uhlenbeck (C C.). - A new series of Blackfoot texts from the Southern Peigans Blackfoot reservation Teton county Montana. With the help of Joseph Tatsey, collected and published with an English translation, by C.C. Uhlenbeck. (Id. Dl. XIII, nr 1.)
Door den ‘Verein für niederdeutsche Sprachforschung’, te Hamburg: Jahrbuch 1912, XXXVIII.
Door het Sonntagsblatt der Basler Nachrichten: Twee nummers (12 Mei en 29 Sept.) van het blad. Daarin komen voor:
| |||||||||
[pagina 940]
| |||||||||
Door de ‘Académie Impériale des Sciences’, te St.-Petersburg: Bulletin, nos 12 et 13, 1912.
Door den heer V. dela Montagne, onderbestuurder der Academie, te Mechelen: Charles-Roux (J.). - Le Jubilé de Frédéric Mistral. Cinquantenaire de Mireille. (Arles, 29-30-31 Mai 1909.) Par J. Charles-Roux. Avec une héliogravure, 509 illustrations, dont 130 portraits de F. Mistral, de 1852 à 1912, et 73 autographes du Poète. Paris, 1912.
Door den heer K. de Flou, lid der Academie, te Brugge: Twaalt liederen in handschrift. In verband met de lezing door hem gehouden in de vergadering der Academie van 17 Juli 1912. (Zie in de Verslagen en Mededeelingen, 1912, blzz. 596-634: De censuur onder de Regeering van Keizer Napoleon I in het Departement der Leie. Bibliographische aanteekeningen, door Karel de Flou.)
Door den heer Dr. Schuyten, te Antwerpen: Het Algemeen Paedologisch Genootschap Verslag der werkzaamheden over 1912. Tienjarig jubelfeest van het A.P.G. (Z. pl. of j.)
Door den heer Ed Vlietinck, advocaat te Antwerpen: Vlietinck (Ed.). - Een Leemte in onze Rechtstaal, door Ed. Vlietinck, Advocaat, Bijzitter aan den Werkrechtersraad van Antwerpen. Z. pl. of j.
Door de Redactie: Oudheid en Kunst, nr 3, 1912. - Gent XXe eeuw, nr 9, 1912. - Museum, no 1, 1912. - Mnemosyne. Pars IV, 1912. Clercq (F.S.A. de). Nieuw Plantkundig Woordenboek voor Nederlandsch-Indië. Met korte aanwijzingen van het nuttig gebruik der planten en hare beteekenis in het volksleven en met registers der inlandsche en wetenschappelijke benamingen, door F.S.A. de Clerq, in leven Oud-Resident van Ternate en van Riouw. Na het overlijden van den schrijver voor den druk bewerkt en uitgegeven door Dr M. Greshoff, Directeur van het Koloniaal Museum te Haarlem. Amsterdam, 1909.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandsche taal. Vierde uitgave. Geheel opnieuw bewerkt door H. Kuiper Jr., Dr. A. Opprel en P.J. van Malssen Jr. 's Gravenhage en Leiden, 1904. Wijk (Dr. N. van). - Franck's Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche taal. Tweede druk, door Dr. N. van Wijk. Met registers der Nieuwhoogduitsche woorden. 's Gravenhage, 1912. Le Beffroi. Arts. Héraldique. Archéologie. (Bestuurder: de heer W.H. James Weale.) Tomes I-IV. Bruges, 1863-1873. | |||||||||
[pagina 941]
| |||||||||
Tanghe (G.-F.). - Parochieboek of Beschrijving van Jabbeke, gevolgd door eene Levensschets van den Heiligen Blasius, Patroon dezer parochie. Opgesteld door G.F. Tanghe, kanonik. Brugge, 1860. - Id. van Zuijenkerke; - Ichteghem; - Reninghelst; - Marialoop. (Deze zes werkjes zijn bijeengebonden.) - - Beschrijving van Oudenburg. Opgesteld door G.F. Tanghe, Kanonik. Z. pl. of j. - - Parochieboek van Oostroosbeke, opgesteld door G.F. Tanghe, Kanonik. Brugge, 1874. - - Parochieboek van Uytkerke, opgesteld door G.F. Tanghe, Kanonik. Brugge, 1870. - - Parochieboek of Beschrijving van Sint-Michiels, gevolgd door eene lofspraek van den patroon; opgesteld door G.F. Tanghe, Kanonik. Brugge, z.j. Vos (K. de). - Parochieboek of Beschrijving van Dudzeele, gevolgd van eene schets over St. Pieters-Banden, patroon dezer plaatselijkheid, opgesteld door K de Vos, onderpastoor dezer parochie. Brugge, 1875. - - Beschrijving van Zevecote, opgesteld door K. de Vos, Pastor. Brugge, 1879. Veröffentlichungen der Gesellschaft für Typenkunde des XV. Jahrhunderts. Vol. V, 1911, Fasc. III, Taf. 381-405. Im Auftrage der Gesellschaft mit Unterstutzung von Konrad Haebler und Ernst Voullième. Herausgegeben von Isak Collyn. Hall. a.S. Id. Vol. VI. 1912, Fasc. I-II. Taf. 406-456. Im Aufrage der Gesellschaft herausgegeben von Ernst Voullième. Id. Journal des Expositions, nos 37-40, 1912. - Gent-Wereldtentoonstelling, nrs 11-12 en 15, 1912. Zentralblatt für Bibliothekswesen, Sept. 1912. - De Gids, October 1912. - Plantijn, nr 7, 1912.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid (Conscience-nummer), 1912. - Biekorf, nr 18, 1912. - Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, Augustus en September 1912. - St-Cassianusblad, nr 10; Bijvoegsel, nr 18, 1912. - Badische Heimat, nr 4, 1912. - Onze Kunst, nr 10, 1912. - De Vlaamsche Kunstbode, nr 8, 1912. - De Maasgouw, nrs 7-8, 1912. - Neerlandia, nr 10, 1912. - De Opvoeder, nrs 26 28, 1912. - De Opvoeding, nr 10, 1912. - De Christene School, nr 22, 1912. - De Schoolgids, nrs 39-42, 1912. - Studiën, nrs 2-3, 1912. - Volkskunde, nrs 9-10, 1912. | |||||||||
[pagina 942]
| |||||||||
Voor den Aug. Beernaert-prijskamp (Tijdstip 1912-1913) werden de hieronder volgende boeken ingezonden.Door den heer Tom Frandels, te Leuven: Frandels (Tom). - Leuvensche Bloemlezing. Bijdrage tot de Folklore, door Tom Frandels, met Inleiding door M. Vital de Vos, hoofdman van de Koninklijke Rederijkkamer Het Kersouwken, van Leuven. Leuven, 1912.
Door den heer Jan Jans (J. Adriaensen), te Brussel: Jans (Jan). - Tijl Uilespiegel. Een modern epos, door Jan Jans. Antwerpen, 1911.
Door den heer R. Kimpe, te Antwerpen: Kimpe (R.). - Langsheen den gulden middenweg, door Reimond Kimpe. Antwerpen, 1912.
***
Ingekomen brieven. - De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met de hieronder volgende ingekomen brieven:
1o) Gedenkboek van het vijf en twintigjarig Jubelfeest der Academie. - Brief van 15 October, waarbij de weled. heer V. Godefroid, secretaris van 's Konings bevelen, namens Zijne Majesteit dank zegt voor de toezending van een exemplaar van het Gedenkboek.
2o) The William M. Rice Institute, te Houston (Texas). - Brief waarbij de Weled. heer Edgard Odell Lovett, voorzitter, de Koninklijke Vlaamsche Academie uitnoodigt tot bijwoning op 10, 11 en 12 October, van de feestelijkheden ter gelegenheid van de plechtige opening der nieuwe Hoogeschool opgericht bij het William M. Rice Institute tot bevordering van letteren, wetenschappen en kunsten. Namens het Bestuur heeft de Bestendige Secretaris, onder warme gelukwensching voor de nieuwe inrichting, het leedwezen onzer Koninklijke Instelling uitgesproken zich bij genoemde feesten niet te kunnen laten vertegenwoordigen. | |||||||||
[pagina 943]
| |||||||||
3o) International Congress of historical studies, te houden te Londen van 3 tot 9 April 1913. - Namens The British Academy (Burlington house, Piccadilly, W, te Londen), noodigt de heer Prof. I. Gollancz, secretaris dezer Instelling en tevens van het International historical Congress, de Koninklijke Vlaamsche Academie uit, zich op genoemd Congres door een afgevaardigde te laten vertegenwoordigen. - De Bestendige Secretaris stelt voor den heer W.H. James Weale, te Londen, ons buitenlandsch eerelid, die zich als oudheidkundige een grooten naam heeft gemaakt, te verzoeken om dien vereerenden last te willen aannemen. | |||||||||
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.Uitgaven der Academie. - Verzending der uitgaven in 1912 van de pers gekomen: a) Jaarboek der Academie voor 1912. - b) Brabantsch Sagenboek, door A. de Cock en Is. Teirlinck (3de deel: Historische Sagen). - c) Vergelijkende Klank- en Vormleer der Middelvlaamsche dialecten door Jozef Jacobs. - d) Gedenkboek van de Feestviering van het 25-jarig bestaan der Academie, 1886-1911. Den 7 October werden door de zorgen van den Bestendigen Secretaris de bovengemelde uitgaven aan de buitenlandsche Eereleden der Academie gestuurd, alsmede - hetzij alle, hetzij enkele er van - aan 5 ministeriën in België; aan 45 genootschappen, boekerijen en onderwijsinrichtingen hier te lande; aan 28 academiën, openbare boekerijen, hoogescholen en letterkundige genootschappen uit den vreemde; aan 45 bijzondere personen zoowel in het binnen- als in het buitenland. 35 exemplaren van het Jaarboek werden gezonden aan de Belgische en vreemde tijdschriften, aan dewelke de Academie hare Verslagen en Mededeelingen in ruiling zendt. | |||||||||
[pagina 944]
| |||||||||
Mededeelingen namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer Karel de Flou, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw, voorzitter; Prof. Dr. C. Lecoutere, ondervoorzitter; Edw. Gailliard, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Prof. Dr. Willem de Vreese, Th. Coopman, Kan. Amaat Joos, Is. Teirlinck, Dr. Leo Goemans, leden, en Karel de Flou, lid-secretaris. Het verslag over de Augustus-vergadering wordt goedgekeurd.
Aan de dagorde staat: 1o) Bestuur der Commissie. - Verkiezing van voorzitter, ondervoorzitter en secretaris voor het tijdstip 1 Januari 1913 tot 31 December 1914. - Worden verkozen: tot voorzitter, de heer Prof. Dr. C. Lecoutere; tot ondervoorzitter, de heer Is. Teirlinck; tot secretaris, de heer Karel de Flou. 2o) Nota over Mellen, Melden en Melten, door den heer Herman Ronse, bestuurder van de Staats-Tunbouwschool, te Gent, ter opneming onder de Kleine Verscheidenheden, medegedeeld. - Besloten wordt deze bijdrage in de Verslagen en Mededeelingen, onder de Kleine Verscheidenheden, op te nemen. 3o) Kleine Verscheidenheden, door den heer Edw. Gailliard medegedeeld: Aelspeere, Steken met aelspeeren, Sticken; - Boven; - Lieden ten brulochte leeden, Leeder; - Verlaten; - * Ongherude; - Huusberecht en Huusberechter; - Uutgheteet worden en Uutleedinghe; - De naeste zijn van zinen huuse; - Wech (= Weeg); - Zijn goedt qualicken overdoen; - Streek; - Tissen; - Upgheven ende toedraghen; - Onderstaen. Id., door den heer Dr. K. vanden Haute, onderarchivaris van den Staat, te Brugge, door tusschenkomst van den Bestendigen Secretaris: Vat (= Doodkist). - De Vergadering beslist dat deze bijdragen eveneens in de Verslagen en Mededeelingen zullen opgenomen worden. | |||||||||
[pagina 945]
| |||||||||
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - De heer Th. Coopman, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Kan Dr. Jac. Muyldermans, voorzitter; Prof. Dr. Julius Mac Leod, ondervoorzitter; Prof. Mr. Julius Obrie, Prof. Dr. Willem de Vreese, Is. Teirlinck, Dr. L. Simons en eerw. Jan Bols, leden, en Th. Coopman, lid-secretaris. Het verslag over de Augustus-vergadering wordt goedgekeurd.
Aan de dagorde staat: 1o) Bestuur der Commissie. - Verkiezing van voorzitter, ondervoorzitter en secretaris voor het tijdstip 1 Januari 1913 tot 31 December 1914. - Worden verkozen: tot voorzitter, de heer Prof. Dr. Julius Mac Leod; tot ondervoorzitter, de eerw. Jan Bols; tot secretaris, de heer Th. Coopman. 2o) 12e mededeeling door het Gemeentelijk Laboratorium en de Voedingsvakschool, te Gent. - Onderzoekingen over Tarweproteïnen, door de heeren Dr. A.J.J. Vandevelde en L. Bosmans, ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen aan de Academie aangeboden. - Door het Bestuur aan de Commissie verzonden. Advies door de heeren Dr. Mac Leod en Is Teirlinck uitgebracht. De heeren Dr. Mac Leod en Is. Teirlinck beslissen tot de uitgave.
- Vervolgens beslist de Commissie, mits nadere goedkeuring der Academie in pleno vergaderd, dit stuk in de Verslagen en Mededeelingen te laten opnemen. - (Door de Academie goedgekeurd.)
3o) Boury-Fonds. Reglement. Wijziging door den Bestendigen Secretaris voorgesteld. - Door het Bestuur naar de Commissie om advies verzonden. Het advies der Commissie is gunstig. - In § I, zullen echter na (= 1000 fr.) de woorden: en desnoods de overgeschoten gelden toegevoegd worden. | |||||||||
[pagina 946]
| |||||||||
4o) Aug. Beernaert-Fonds. Het eerste tijdvak voor den Aug. Beernaertprijs zal de jaren 1912 en 1913 omvatten en wordt derhalve den 31 December 1913 gesloten. - De Bestendige Secretaris stelt aan de Commissie de vraag, of het niet geraden zou zijn, in de Verslagen en Mededeelingen een bericht te plaatsen, tot aankondiging van de Voorwaarden van den Wedstrijd, met vermelding dat de belanghebbenden hun werk of werken ter Academie dienen in te zenden (met bijvoeging op het adres: ‘Voor den Beernaertprijs’) uiterlijk den 10 Februari 1914. - Vlaamsche dagbladen en tijdschriften zouden verzocht worden het bericht op te nemen. De Commissie hecht hare goedkeuring aan de voorgestelde maatregelen. Op voorstel van den heer Dr. L. Simons wordt evenwel beslist, dat van elk ter beoordeeling in te zenden werk, twee exemplaren hoeven gestuurd. | |||||||||
Dagorde.1o) Karel Boury-Fonds. Wedstrijd voor Toondichters voor het jaar 1914. - Stemming over de voorstellen in de September-vergadering op het bureel neergelegd. De heer Dr. Hugo Verriest verklaart dat hij zich bij het voorstel van de heeren Joos en Mac Leod aansluit. Er wordt tot een geheime stemming overgegaan. Het voorstel van genoemde heeren Joos en Mac Leod wordt aangenomen. 2o) Lezing door heer Dr. Is. Bauwens: Conscience en de geneeskunde. - Schrijver verdeelt zijn onderwerp in drie deelen: Conscience en de Geneeskunde; Ziektegevallen door hem behandeld; Is zijn idealisme gezond? I. Conscience en de Geneeskunde. - Dr. Bauwens werpt eerst een vluchtigen oogopslag op den toestand der huidige geneeskunde tegenover de moderne literatuur en spoort den invloed na, welken levensomstandigheden, uit een medisch oogpunt beschouwd, op het talent en de werken der letterkundigen uitoefenen. | |||||||||
[pagina 947]
| |||||||||
A) Hij bewijst, dat met het uitbloeien der roman tiek en het opbloeien van realisme en naturalisme, de werkelijk bestaande natuur als hoogste ideaal werd beschouwd. Die natuur werd, in al haar naaktheid, in de medische werken gevonden en benuttigd. De literatuur bemachtigde de geneeskunde, doch ging er willekeurig, onkiesch, onzinnig meê om. Het kaf, het ziekelijke, werd hartstochtelijk verkozen: de ziektenleer en vooral de ziekelijke zielskunde, de zielsziektenleer (psycho-pathologie) en de zielsgeneeskunde (psychiatrie) kwamen in de romans op den voorgrond. Het onvermijdelijk gevolg bleef niet lang achterwege: de literatuur werd zelve ziekelijk, zenuwachtig: de neurasthenie beheerschte het literarisch grondgebied. Niet enkel de letterkunde, inzonderheid de Fransche, lijdt aan zenuwachtigheid, maar haar beoefenaars zelven zijn zenuwlijders geworden. Conscience ontsnapte aan de opkomende aanstekelijke neurose.
B) Gewagende van de levensomstandigheden, die op de letterkundigen invloed hebben, neemt hij er de volgende in oogenschouw:
| |||||||||
[pagina 948]
| |||||||||
II. Ziektegevallen door Conscience behandeld. - Dr. Bauwens haalt de ziektegevallen aan, die bij andere schrijvers veler landen voorkomen. In Conscience's werken zijn ze bij de vleet aan te treffen. Voor vele romans is de lijdensgeschiedenis schering en inslag. Sommige berusten uitsluitend op haar: de Jonge Dokter, de Gekkenwereld, Moeder Job, De Ziekte der Verbeelding enz., enz. Dr. Bauwens bespreekt al die gevallen nauwkeurig. Daarna onderzoekt hij op welke wijze Conscience ze behandelde: eenvoudig, zonder misbruik of zelfs gebruik van vakwoorden.
III. Is het idealisme van Conscience gezond? - Dr. Bauwens bepaalt wat men door idealisme dient te verstaan, brandmerkt het optreden der realisten en de zondige opvatting der naturalisten, en onderzoekt vervolgens het idealisme van Conscience. Het kenmerk is: loutering, zuivering, veredeling van het wezenlijke, het reëele. Na wederlegging van menige opwerping, doet Spreker uitschijnen, hoe dit idealisme heerlijk gewroken wordt door deze feiten: het naturalisme is aan het uitbloeien en voor goed veroordeeld; de nieuwere schrijvers zijn thans een nieuw-romantisme aan het voorbereiden: een vereeniging van verbeelding en werkelijkheid. Conscience's idealisme is uiterst gezond: het gezond uitvloeisel van zijn gezonde persoonlijkheid: het mens sana in corpore sano der oudheid.
3o) Lezing door den heer Edw. Gailliard: De Processiën generael’ en de Hallegeboden’ te Brugge - Spreker stelt vast hoe in vroegere dagen, namelijk hier te lande, het magistraat van onze Vlaamsche steden en het hoogere bestuur aan de uitingen van de godsvrucht, die het volk bezielde, niet vreemd bleven. | |||||||||
[pagina 949]
| |||||||||
Onder de daarover te raadplegen bronnen verdienen de ‘Hallegeboden’ der stad Brugge een bijzondere vermelding.
Wat waren de ‘Hallegeboden’? Hoe en waar werd tot hunne afkondiging overgegaan? Met welke plechtigheid ging dit afkondigen soms gepaard? Al deze punten worden breedvoerig besproken en door teksten gestaafd. Vooraleer echter de eigenlijke studie over de ‘Processiën generael’ aan te vangen, zegt Spreker een en ander over het gebied waarop de inmenging van het burgerlijk gezag, in zaken die den godsdienst aanbelangen, waar te nemen is. Uit talrijke door hem medegedeelde teksten en bijzonderheden mag blijken, dat de Schepenen - de burgerlijke overheid - in overleg met de geestelijkheid, aan het regelen of gadeslaan van godsdienstzaken hun invloedhebbende tusschenkomst rijkelijk wisten te verleenen. Met het inrichten der ‘Processiën generael’ was dit ook het geval. Het eerste opkomen van die ‘Processiën’ dagteekent van het begin der 15de eeuw, edoch met het einde dier eeuw, namen zij ongewoon toe. Allerlei omstandigheden, zoowel politieke als geestelijke gebeurtenissen, ook aangelegenheden van plaatselijk belang gaven aanleiding tot het houden van ‘Processie generael’. Enkele voorbeelden: De pest bedreigt de stad Brugge; - een groote hitte heerscht in het land; - aanhoudende regens brengen de vruchten der aarde in gevaar; - de stad wordt door de pest deerlijk beproefd; - de winter is buitengewoon guur; - de oorlog woedt: op last der Schepenen en der geestelijkheid zal ‘Processie generael’ gedragen worden. De Prins heeft besloten eene reis naar Spanje te doen: zijne schepen wachten alleen dat ‘God verleene goeden wijnd’; - het weder is gunstig geworden; ook | |||||||||
[pagina 950]
| |||||||||
is de koning ‘tscepe ende tseijle ghegaen’; - God lof! de Vorst is ter haven van Viciosa aangekomen. - Telkenmale ‘Processie generael’.
De heer Gailliard neemt vervolgens in oogenschouw de verschillende ‘Processiën generael’, die in het boek der Hallegeboden van 1513 tot 1530 vermeld staan. Daarmede, verklaart hij, is zijne studie ten einde. Men beschouwe die echter enkel als eene bijdrage tot de geschiedenis van de ‘Processiën generael’ hier te lande. Wat Spreker inzonderheid beoogde, was, wat de stad Brugge betreft, eenige bouwstoffen aan te brengen.
- Op voorstel van den heer Bestuurder, beslist de Vergadering dat de lezingen van de heeren Bauwens en Gailliard in de Verslagen en Mededeelingen zullen opgenomen worden.
De vergadering wordt te 4 1/2 gesloten. |
|