Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1912
(1912)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde.
| |
[pagina 160]
| |
Van waar komt het woord? Het ‘Woordenboek der Nederlandsche taal’ (col. 2559) zegt: In het Engelsch heeft men in den zin van spook een woord bug, dat van Keltischen oorsprong schijnt te zijn en daarnaast bugaboo, dat men houdt voor de Engelsche vervorming van een Keltisch compositum, alsmede bugbear. Eene zekere gelijkenis tusschen bietebauw, bietebeer en bugaboo, bugbear is niet te ontkennen’Ga naar voetnoot(1). Mij ontbreekt de noodige bevoegdheid om de taalkundige stelling van de heeren Kluyver en Lodewijckx te betwisten. Opmerkenswaardig is het echter dat de door deze geleerden aangehaalde voorbeelden niet hooger dan tot de tweede helft der XVIe eeuw opklimmen. De hiernavolgende teksten dagteekenen van de eerste helft der XVIe eeuw, en de omstandigheden waarin ze voorkomen zouden wellicht aanleiding kunnen geven tot eene wijziging van de tot nu toe aangenomen afleiding van dezen zonderlingen naam. Met andere woorden, men zal zich waarschijnlijk afvragen of we hier ook niet te doen hebben met een eigennaam die, zooals dit zoo vaak in andere talen gebeurde, op den duur een gemeene naam is geworden. Wat er ook van zij, ziehier wat nieuws omtrent den bietebauw. In het jaar 1530 verscheen vóór de vierschaar der schepenen van Brussel een booswicht die, voor zijne dieverijen, tot driemaal toe gepijnigd en gegeeseld werd en wien eindelijk de beide ooren werden afgesneden. Hij heette Frans Bietebauw. Deze straffen beletten hem niet zijne strooperijen voort te zetten, wederom gevangen, ‘te water en te brood’ in de Steenpoort opgesloten en daarna uit de stad ‘op de galg’ gebannen te worden. Ondanks alles kwam hij nogmaals in Brussel terug, waar hij eindelijk, den 21 Februari 1533, ‘op Flotsenberch’ aan de galg geraakte. Zoo 'n geduchte boef, die drie jaar lang in eene groote stad de onrust zaaide, verkreeg natuurlijk de vermaardheid die | |
[pagina 161]
| |
gewoonlijk aan alle booswichten ten deel valt. En dan gebeurde wat vroeger voor Hercules en later voor Cartouche en anderen plaats greep. Bietebauw werd de of een bietebauw, zooals nu voor de meeste menschen een hercules slechts een zeer sterke kerel en een cartouche een uiterst behendige dief beteekent. Weinig ongeletterde lieden kennen den waren Cartouche, geene zullen u iets over het - zij het dan ook slechts mythologisch - bestaan van Hercules kunnen vertellen. Wat het meer geletterd publiek der steden betreft, dit zou weldra zijne aandacht aan ernstiger zaken te wijden hebben. Gedurende meer dan eene halve eeuw zouden de godsdienstoorlogen de burgerij der steden bezig houden en den onbenijdenswaardigen roem van Bietebauw in het vergeetboek doen geraken. Heden is het woord zelf uit den taalschat der stedelingen bijna gansch verdwenen. Men gelieve op te merken dat ons verhaal de afleiding van het Woordenboek der Nederlandsche Taal niet uitsluit. Zelfs, indien later degelijk bewezen werd dat Bietebauw reeds in het begin der XVIe eeuw een eigennaam was, blijft het woord niettemin voor eene uitlegging vatbaar. Doch het is ook zeer mogelijk dat we hier enkel met een booswicht te doen hebben wiens echte familienaam ons onbekend bleef en wien de naam van Bietebauw als een bijnaam gegeven werd. Deze waarschijnlijkheid zou zekerheid worden, indien men het woord als gemeenen naam, vóór het tweede vierde der XVIe eeuw aantrof, hetgeen we nog moeten afwachten.
Ziehier nu de teksten die tot deze bijdrage aanleiding gaven. Zij komen alle voor in het register nr 12707 van het Archief der Rekenkamers op het Algemeen Rijksarchief te Brussel (Rekeningen van den Amman van Brussel). 1) Rekening Kerstmis 1529 tot Sint-Jan 1530, onder ‘Uuytgeven’:
‘Item betaelt xviij Maii den voerscreven scherprechter om uuyter stadt te gheesselen Fransen Bietebau ende Lowys Kehot, stercke rabauwen, die dagelijcx metten dieverien verkeerden 2 s. gro’
2) Rekening Sint-Jan tot Kerstmis 1530:
‘Item ultima Augusti betaelt den scerprechter om te examimineren Fransen Bietebau die van dieverijen befaempt was 6 d. gr.’ | |
[pagina 162]
| |
‘Item 24 Novembris betaelt om Fransen Bietebau te gheesselen ende beyde sijn ooren midts zijnder dieverijen aff te snijden 2 s. gr.’
3) Rekening van 1533, fol 2 vso:
‘Van Fransen Bietebau die midts zijnder dieverijen alhyer te Brusssele gegeesselt hadde geweest, daernae beyde zijn ooren gecort ende aen 't hooft affgesneden; die daernae nyet en cesseerde, soe dat hij doen geduempt wordde een jaer op de Steenporte te water ende te broode te moeten sitten ende dairna gebannen op te galghe uuyter stadt ende amptmannye van Bruesselle; die een wijle tijts daernae wederom in de stadt quam ende wederom metten dieven converseerde; die dairom op Flotsenberch metten baste geexecuteert wordde ende ten tijde van zijnen aentaste gelt noch baggen en hadde, dairom hyer nyet.’
fol 26:
‘Item gegeven den scerprechtere om ten selven dage (21 Februari) op Flotsenberch metten baste te executeren Fransen Bietebau, die op te galge uuyter stadt gebannen was, 2 s. 9 d. Item voer zijn corden ende hantscoen 12 d. gro. Item betaelt den kerreman die de leeren van der stadt aen de Justitie vuerde ende wederom brocht midts dat die leere aen de Justitie gebroken was, 12 d. gro. Item betaelt den biechtvader die den voergen. delinquant onderwees ende biechte 2 s. 9 d. gro.’ |
|