| |
| |
| |
Vergadering van 17 Januari 1912.
Aanwezig de heeren: Kan. Dr. Jac. Muyldermans, bestuurder, en V. dela Montagne, onderbestuurder.
De heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Prof. Dr. Willem de Vreese, Kan. Amaat Joos, Prof. Dr. Julius Mac Leod, Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck. Prof. Dr. C. Lecoutere, Dr. Eug. van Oye, Frank Lateur, Dr. Leo Goemans en Prof. Dr. Joz. Mansion, werkende leden;
De heeren Is. Bauwens, R. van den Berghe en Dr. Leo van Puyvelde, briefwisselende leden.
De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, alsmede de heeren Omer Wattez en Alf. de Cock, briefwisselende leden, hadden verzocht hunne afwezigheid te willen verontschuldigen.
Bij de opening der vergadering, deelt de Heer Bestuurder mede, dat de heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris der Academie, door ongesteldheid verhinderd is de vergadering bij te wonen en dat deze, gebruik makende van de bevoegdheid hem bij art. 15 van het Instellingsbesluit toegekend, den heer Prof. Dr. Willem de Vreese verzocht en bereid gevonden heeft om hem in deze vergadering te vervangen. Dientengevolge, op uitnoodiging van den heer Bestuurder, neemt de heer Dr. de Vreese plaats aan het bureel.
De waarnemende Secretaris leest het verslag over de December-vergadering 1911, dat wordt goedgekeurd.
***
| |
| |
Leopoldsorde. - Verschillende Heeren Leden, bij Koninklijk Besluit van 1 Januari 1912, in de Leopoldsorde bevorderd of benoemd. - ‘In mijn eigen naam en in den naam mijner waarde Collega's - zegt de heer Muyldermans, - wensch ik uiterherte geluk aan de heeren Bols en van Oye, bevorderd tot officier in de Leopoldsorde, en aan de heeren Bauwens, De Cock en Lecoutere, tot ridder in dezelfde orde benoemd! Houden wij die onderscheiding voor eene vereerende waardeering der verdiensten dezer geachte medeleden, toch beschouwen wij ze ook als eene eer voor onze Koninklijke Vlaamsche Academie zelve. Wij zijn er gelukkig om, te meer daar wij op voorhand weten, dat die hooge onderscheiding een prikkel wezen zal voor die heeren, om, in de mogelijke mate, nog meer dan ooit, tijd en geestesgaven ten dienste onzer Koninklijke Instelling te gebruiken. Eere aan hen! Mogen zij nog lange jaren het genot smaken der zoo wel volbrachte en zoo heerlijk bekroonde taak!’
De heer Bols meent de tolk van genoemde Heeren te mogen zijn en spreekt hun aller oprechten dank uit. ‘Ik bedank - zegt hij - den heer Bestuurder voor zijnen zoo vriendelijken gelukwensch, en U allen, Mijne Heeren, omdat gij zijne woorden door uw handgeklap hebt willen bekrachtigen. Mijne Heeren, als men 70 jaar is, dan begint de werklust zooal een beetje te slabakken. Maar eene onderscheiding als die mij te beurt viel, en vooral het nieuw bewijs van uwe toegenegenheid jegens mij, is mij een weldoende prikkel, die mijnen werklust opwekt en mij aanzet om te blijven arbeiden voor taal en volk, zooveel en zoolang mijne werkkracht het zal toelaten.’
***
Toespraak door den heer Bestuurder. - In de toespraak, waarmede de eerw. heer Kan. Dr. Jac. Muyldermans zijn bestuursjaar opent, brengt deze hulde aan zijn voorganger, den heer Is. Teirlinck,
| |
| |
bestuurder van het afgeloopen jaar, die met zooveel tact en kieschheid deed wat moest en sprak wat paste, alsook aan den volieverigen secretaris den heer Edw. Gailliard. Met een gevoel van fierheid, zegt hij, mogen wij op ons Jubelfeest terugzien. Allen die tot het welslagen daarvan het hunne hebben bijgedragen zij dank gezegd. Edoch, dit Jubelfeest, de deelneming van zoo talrijke woordvoerders der wetenschap, de lof die onze Academie zoo te onzent als in 't buitenland inoogstte, hebben onze plichten verzwaard. Werken heet die plicht: met vernieuwde krachten, met vernieuwde inspanning voltrekken hetgeen begonnen werd, en aanvangen hetgeen beraamd en gereed ligt. Blijve onze Academie op de hoogte der ontwikkeling van de wetenschap, en weze zij als het lichtuitstralend baken in het werk der geestesontwikkeling van ons Volk!
Mijne Heeren, Waarde Collega's,
Wanneer de vrienden me gelukwenschten met mijne benoeming tot bestuurder der Koninklijke Vlaamsche Academie, heb ik telkens met de spreuk geantwoord: ‘Geen eer zonder zeer!’ en, die spreuk op dit oogenblik indachtig, voeg ik er bij: Was uwe stemming een blijk van vertrouwen in me, ook mijn eerste woord op heden, mijn woord van dank, zij tevens een woord van vertrouwen in u. Met dat vertrouwen wordt de last lichter om dragen. In dat vertrouwen sta ik sterk, overtuigd dat bij u allen de bloei der Academie nauw aan 't herte ligt, en gij ter bereiking van dat doel te zamen maar één hert en één ziel hebt.
Eendracht maakt het werken gemakkelijk en vruchtbaar, en ik mag gerust zeggen, dat, dank zij die eendracht, de Academie met welgevallen, en ja niet zonder eenigen trots, op haar vijf-en-twintigjarig bestaan mag terugblikken. Ik weel wel, dat die woorden sommige luitjes buiten de Academie zullen doen glimlachen, of liever, doen grimlachen: edoch, hun sarcastisch gekribbel wordt licht vergeten, als wij naar het vereerend oordeel luisteren, dat de stafdragers der wetenschap, zoo van 't binnen- als van 't buitenland, over onze Instelling uitbrachten.
Met een gevoel van fierheid mogen wij, ik durf het herhalen, op ons Jubelfeest terugzien, en vraag ik mij af aan wie het
| |
| |
welslagen er van te danken valt, dan moet mijne hulde tot elk uwer gaan, die al te gader zoo bereidwillig geïeverd hebt om de eer der Academie te handhaven; dan moet ze gaan tot de heeren leden der Feestcommissie, die tot aller voldoening aan de keus en het vertrouwen hunner collega's wisten te beantwoorden, en een feestprogramma op te stellen dat onze Academie in de achting heeft doen klimmen; dan moet mijne hulde nog gaan, zeg ik, tot den waarden Bestuurder van het verloopen feestjaar, onzen geachten collega Teirlinck, die met zooveel tact en kieschheid deed wat moest en sprak wat paste; dan mag mijne hulde onzen nooit vermoeiden en volieverigen Secretaris niet vergeten, dien ik, zonder vrees voor tegenspraak, de spil durf heeten van de feestviering, den heer en vriend Gailliard, die daarin, gelijk in alle andere posten van zijn schrijversambt, het voorbeeld was der nauwgezette werkzaamheid en der voorkomendste dienstveerdigheid.
Edoch, Mijnheeren, ons terugblikken op het verheugend jubelfeest der Academie wierde ijdelheid, zoo wij er de les niet uit trokken die er voor elk onzer en voor allen te zamen in begrepen ligt. Meer dan we denken, hebben onze land- en taalgenooten de oogen op ons gevestigd, en bij allen is het de vriendelijke toegevendheid niet die verontschuldigen zou wat in de taakvervulling mocht ontbreken. Ons jubelfeest, de deelneming van zoo talrijke woordvoerders der wetenschap, de lof dien onze Academie zoo te onzent als in 't buitenland inoogstte, hebben onze plichten verzwaard.
Werken heet die plicht, werken op het velerlei gebied dat wij voor het onze afbakenden, en derhalve mag het jubeljaar geen stilstand zijn, maar eene opbeuring, eene bemoediging, om met vernieuwde krachten, met vernieuwde inspanning te voltrekken hetgeen begonnen werd, en aan te vangen hetgeen beraamd en gereed ligt. In 't werken lag de eer der Academie gisteren; in 't werken ligt haar leven van heden en morgen.
Mag ik dan, geachte en dierbare Collega's, u mijn hert, bij den beginne van dit jaar, in een diepgevoelden heilwensch uitspreken, dan zij het in de bede die 'k den Heere toestuur, voor u aller kloeke gezondheid, om met vereende krachten ten dienste onzer geliefde Academie de geestesgaven te besteden waar de Heer den eene minder, den andere meer meê bedeelde.
| |
| |
Gewerkt kan er worden, zei ik, met het oog op het verleden en met oog op de toekomst.
Zet ge met mij 'nen stap achteruit op den afgelegden weg, dan zult ge bemerken, dat hier en daar een werk bleef liggen, onvoltooid, al werden vroeger het belang en de noodzakelijkheid er van ingezien; eveneens in het stuk van prijsvragen, die uitgeschreven, doch niet bekroond en daarna verwaarloosd werden, kan zich afgevraagd of er niets beters, niets doelmatigers kan meê gedaan worden; of het niet geraadzaam is hetgeen aanbesteed of ontworpen werd, af te werken alvorens wat nieuws op het getouw te leggen. Overhaasting wierde al zoo nadeelig als slordigheid. Ongetwijfeld heeft deze of gene onder u insgelijks eenigen wensch te uiten, en zal hij misschien afvragen of in zake der commissiën-vergaderingen niets kan verbeterd, enz.
Nu, men versta mij wel: vestig ik eene wijl uwe aandacht op hetgene is en was, en voor verbetering vatbaar is, toch leide men daaruit niet af, dat de toekomst mij onverschillig laat, ei neen! Blijve onze Academie op de hoogte der ontwikkeling van de wetenschap, spanne zij daartoe in wat mogelijk is, en weze zij als het lichtuitstralend baken in het werk der geestesontwikkeling van ons volk! Sluite zij oog noch oor voor de strooming der gedachten op het gebied van taal- en letterkunde, en ondersteune zij wat moet en kan gedaan ter verheerlijking van onze taal en ter handhaving van hare rechten, ter opbeuring van ons volk en ter verheffing van het vaderland!
Ons ieveren voor Vlaanderens taal en grootheid is geen enghartig regionalisme dat naar scheiding streeft, zelfs daar niet, waar wij lager, middelbaar en hooger onderwijs in en door de moedertaal afvragen: zij die het ons verwijten, belasteren ons. Ik heet ons Vlaamsch regionalisme als de conditio-sine-qua-non om ons volk betrouwen in zich zelf in te boezemen, en derhalve om de steunpilaren van België's onafhankelijkheid steviger te maken. Van 't oogenblik dat onze Waalsche landgenooten hunne vooroordeelen zullen afleggen, en onze strekking, onze rechtmatige eischen zullen begrijpen, moeten zij noodzakelijk met ons instemmen en ons ondersteunen. De grootheid en sterkte des vaderlands hangen van beider eendracht, van beider inschikkelijke verstandhouding af: de bewustheid van stamgevoel bij ons en bij hen zal de schakels der historie vaster toehalen, den zin en de lessen van 't verleden beter doen beseffen, en ons vrij en onafhankelijk volksbestaan versterken. In 't ver- | |
| |
levendigen van dat samenwerkend stamgevoel zoo bij Walen als bij Vlamingen ligt het heil van België: trouwens, zonder dat, gaat al wat Vlaamsch, gaat al wat Waalsch, gaat, met een woord, al wat Belgisch is te loor: België wordt uit België gerukt, en het vaderland wordt een cosmopolitisch samenvoegsel, zonder eigen leven, zonder eigen ziel, zonder dat verheven gevoel dat de borsten kloppen doet van liefde en trouw voor eigen haard en vrijheid.
Mijne Heeren en geachte Collega's, gij zult me die kleine uitweiding veroorloven: zegt niet dat zij te ongepaster ure is aangebracht, och neen. Nog zoovelen zijn er die onze edelmoedige bedoeling niet verstaan, en haar door den beslagen bril van ingeroesterde vooroordeelen beschouwen. Ons werk in en buiten de Academie is geen onnut werk: 't is vaderlandch werk. Verheven is het doel dezer Koninklijke Instelling, en meer dan ooit blijft onze leuze gelijk onze eerste Voorzitter ze vóór vijf-en-twintig jaar bepaalde: ‘Verheerlijking der moedertaal, geestesontwikkeling van het Vlaamsche Volk’. Daarnaar moeten alle krachten streven ten spijte van die 't benijdt; daartoe zijn alle krachten noodig: de geringste zelve worde niet verstooten. En eene kracht zijn wij door eendrachtige werking en wederzijdsche ondersteuning. Op die kracht, of liever in u allen betrouwend, in u, waarde Ondervoorzitter, op uwe wijsheid en uw doorzicht; in u, geachte Secretaris, op uwe werkzaamheid en krachtdadigheid; in u allen, dierbare Collega's, op uwe dienstveerdigheid en geleerdheid, vertrouwend op de hulp van God en van Vlaanderens Schutsengel, noodig ik u uit dit nieuwe jaar, of liever dit nieuwe tijdperk met vereenigde krachten aan te vangen, ter verheerlijking van taal en vaderland door den immer groeienden bloei onzer geliefde Koninklijke Vlaamsche Academie.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de waarnemende Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Biographie nationale, publiée par l'Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique. T. 21, 1er fasc.: Sabatier-Savery. Bruxelles, 1911.
| |
| |
Woordenboek der Nederlandsche Taal. Achtste deel, zevende afl. Lamp-Last, bewerkt door Dr. J. Heinsius. 's Gravenhage en Leiden, 1912.
Middelnederlandsch Woordenboek van wijlen Dr. E. Verwys en Dr. J. Verdam, Hoogleeraar te Leiden. Deel 7, afl. 19/20.
Tooneelgids, IIIe jaar, 1e afl.: Dec. 1911.
Tijdschriften. - Académie Royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts, nos 9-11, 1911 - Id. Bulletin de la Commission Royale d'Histoire. Tome 80, no III. - Bibliographie de Belgique, Première partie: Livres, no 23, 1911; deuxième partie: Publications périodiques, no 23. 1911; Table onomastique du Tome LXXIX du Bulletin. - Bulletin bibliographique et pédagogique du Muséc belge, no 10, 1911. - Revue de l'Université de Bruxelles, no 4, 1911. - Wallonia, nos 11-12, 1911. - Bulletin des Musées royaux, no 12, 1911. - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde, te Gent, nr 8, 1911. - Arbeidsblad, nrs 22-23, 1911. - Maandschrift van Land- en Tuinbouw, nr 4, 1911.
Door den Antialcoolischen Bond van Oost-Vlaanderen, te Gent:
De Vijand! Almanak voor 1912.
De Vijand! Maandschrift. Achtste jg, 1911, nrs 1-12.
Door de Commissie van Advies voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatien, te 's Gravenhage:
Worp (Dr. J.A.) - De briefwisseling van Constantijn Huygens (1608-1687), uitgegeven door Dr. J.A. Worp, Eerste deel, 1608-1634. 's-Gravenhage, 1911.
Posthumus (Mr. N W.). - Bronnen tot de Geschiedenis van de Leidsche Textielnijverheid, verzameld door Mr. N.W. Posthumus. Tweede deel, 1481-1573. 's Gravenhage, 1911.
Colenbrander (Dr. H.T.). - Gedenkstukken der Algemeene Geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840, uitgegeven door Dr. H.T. Colenbrander. Zesde deel, Inlijving en Opstand, 1810-1813. Hoofdstukken I-III. 's-Gravenhage, 1911.
Brom (Dr. Gisbert). - Archivalia in Italie, belangrijk voor de Geschiedenis van Nederland, beschreven door Dr. Gisbert Brom, Directeur van het Nederlandsch historisch Instituut te Rome. Tweede deel: Rome. Vaticaansche Bibliotheek. 's-Gravenhage, 1911.
Door de Commissie tot redactie van den Delftschen Studentenalmanak voor 1912:
Delftsche Studenten-almanak voor het jaarnegentien-honderd-twaalf. Delft.
| |
| |
Door de ‘Koniglich Bayerische Akademie der Wissenschaften’, te Munchen:
Abhandlungen. Philosophisch-philologische und historische Klasse. XXV. Band, 3. und 4. Abhandlung.
Sitzungsberichte. Id. Jahrgang 1911. 5. bis 12. Abhandlung.
Door ‘Königl. Sächsische Gesellschaft der Wissenschaften’, te Leipzig:
Abhandlungen der philologisch-historischen Klasse, 38. Band, Nr VIII; 39. Band, Nr I-IV.
Berichte über die Verhandlungen, 63 Band, I.-V. Heft.
Jahresbericht der fürstlich Jablonowskischen Gesellschaft. Leipzig, im Mai 1911.
Door ‘Badische Heimat’, te Freiburg im Breisgau:
Badische Heimat. Zeitschrift fur Stadt und Land, Dorf und Hof. 1911, Heft 1-6.
Alemannia. Zeitschrift für alemannische und fränkische Volkskunde, Geschichte, Kunst und Sprache. Herausgegeben zugleich im Auftrage des Vereins für Volkskunde, landliche Wohlfahrtspflege und Heimatschutz Badische Heimat von Fridrich Pfaff. Dritte Folge. Band 3 (der ganzen Reihe 39r, Heft 1-3.
Door de ‘Kaiserliche Akademie der Wissenschaften’, te Weenen:
Sitzungsberichte. Philosophisch-historische Klasse, 168. Band, 2. Abhandlund; - 169. Band, 1. Abhandlung.
Almanach der Kaiserlichen Akademie der Wissenschaften. 61 Jahrgang, 1911.
Register zu den Banden I-LX (Jahrgang 1851-1910) des Almanachs und der feierlichen Sitzungen der Kaiserlichen Akademie der Wissenschaften. Wien, 1911.
Door de ‘Kongelige Danske Videnskabernes Selskab’, te Kopenhagen:
Oversigt over det Kongelige Danske Videnskabernes Selskabs Forhandlinger. 1911, nos 4-5.
Door de ‘Académie Impériale des Sciences de St.-Pétersbourg’:
Bulletin, no 18, 1911.
Door den heer Kan. Am. Joos. werkend lid, te Sint-Niklaas:
Joos (Kan. Am.). - Beknopte Nederlandsche Spraakkunst voor middelbaar en normaal onderwijs, door Kan. Am. Joos, Bestuurder van de Bisschoppelijke Normaalschool, te Sint-Niklaas. Vierde gansch omgewerkte uitgave. Gent-St.-Niklaas, z.j.
Door den heer Dr. Is. Bauwens, briefwisselend lid, te Aalst:
Bauwens (I.). - Wat een Nederlandsch geneeskundig woordenboek bevatten moet, door Dr. I. Bauwens (Aalst). Overdruk uit de Hande- | |
| |
lingen van het XVe Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres, gehouden te Oostende, op 9 September 1911. Gent, 1911.
Door den heer Dr. Leo van Puyvelde, briefwisselend lid, te St.-Amandsberg:
Den Klaren Spiegel der waerachtiger Christelijcker Maechden, waerin sy volcomelijcken mogen merken, hoe sy dat inwendighe aensicht haerder sielen moeten vercieren, begeeren sy dat Christo Jesu haren Bruydegom sal behaghen. Nu anderwerven gecorrigeert ende vermeerdert. Thantwerpen, By Hieronymus Verdussen, in de X. Geboden. Anno M.DC.VIII.
Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding. - Werkzaamheden, 14de jaar, 1911-1912. Aalst, Antwerpen, Brussel, Diksmude, Gent, Leuven, Lier, Mechelen, Oostende, Sint-Nikolaas en Vilvoorden.
Lijst van Vlaamsche Sprekers, die in de Hoogeschooluitbreiding optraden. (1898-1911.)
Door Z. Em. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen:
La Vie diocésaine. Bulletin du Diocèse de Malines. Tome V, fasc. X, Dec. 1911.
Door den heer Kan. Dr. Ch. Caeymaex, leeraar aan het Groot Seminarie, te Mechelen:
Kleine kartabel of Beknopte kerkelijke dagwijzer van het Bisdom Mechelen voor het jaar Onzes Heeren 1912. 25e jaargang. Mechelen.
Door den heer J. Salsmans, S J, te Leuven:
Salsmans (J.), S J. - Poirter's Gedenkteeken. (Overdruk uit Dietsche Warande en Belfort, jg. 1910.)
Door den heer Dr. A.J.J. Vandeveldes bestuurder van het Stedelijk Laboratorium te Gent:
Vandevelde A.J.J.). - Alcoholische vetoplossingen, door A.J.J. Vandevelde. Z. pl. of j. (1911.)
Id. - Over de werking van zuren op kaliumsulfaat, door Dr. A.J.J. Vandevelde. Overgedrukt uit de Handelingen van het XVe Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres, gehouden te Oostende, op 9 September 1911
Door den heer Joz. de Vocht, onderpastoor te Westerloo:
Vocht (Joz. de). - Lichte lanen, Leuven, 1911.
Door de Firma R.W.P. de Vries, te Amsterdam:
Catalogue d'une belle collection de Livres, Dessins, Estampes, Cartes, en vente à prix marqués. Amsterdam, 1911.
Door de Redactie:
Museum, Maandblad voor Bibliographie en Geschiedenis, nr 1, 1912. - Oudheid en Kunst, nrs III-IV. - Tijdschrift der Gemeentebesturen, nr 11, 1911. - De Vlaamsche Hoogeschool, nr 10, 1911. - Hoogstudent, nr 12, 1911. - Onthoudersblad, nrs 11 en 12, 1911.
| |
| |
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Salverda de Grave (J J). - De Franse woorden in het Nederlands, door J.J. Salverda de Grave. (Verhandelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam Afdeeling Letterkunde. Nieuwe reeks, dl. VII. Amsterdam, 1906.
Zentralblatt für Bibliothekswesen, 12. Heft, Dezember 1911.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid, nr 12, 1911. - Nederlandsch Archievenblad, nr 2, 1911-1912. - Biekorf, nr 24 en Bladwijzer, 1911 - Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, December 1911. - St. Cassianusblad, nr 1, 1912; Bijvoegsel, nrs 1-2, Onze Kunst, nr 1, 1912. - Les Marches de l'Est, no 9, 1911-1912. - Neerlandia, nr 12, 1911 en nr 1, 1912. - Het Katholiek Onderwijs, nr 3, 1912. - De Opvoeder, nr 34, 1911 en nrs 1 en 2, 1912. - De Opvoeding, nr 1, 1912. - Christene School, nrs 5-6, 1912. - De Schoolgids, nr 50, 1911; nrs 1 en 2, 1912. - De Student, nr 1, 1911-12. - Studiën, nr 4, 1911. - Dietsche Warande en Belfort, nr 12, 1911.
Ingekomen brieven. - De waarnemende Secretaris stelt de Vergadering in kennis met de hieronder volgende brieven:
1o) | Medaille ter herinnering aan het 25-jarig bestaan der Academie. - Deze Medaille, op last der Academie, door den zoo gunstig bekenden beeldhouwer en medailleur Hipp. Leroy gemaakt, werd, ter gelegenheid van de Jubelfeesten, door de Academie vereerd aan al de Leden, aan verschillende hooggeplaatste personen, die aan onze feestelijkheden deel hebben genomen en aan de Academies, Hoogescholen en geleerde genootschappen, die zich daarbij lieten vertegenwoordigen.
Bij brieve van 8 Januari, heeft de heer Fred. Alvin, conservator van het ‘Cabinet des Médailles’ aan de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, om een ex: van genoemde Medaille verzocht. - Aan deze vraag werd gevolg gegeven. |
| |
| |
2o) | Het Antisemitisme te Byzantium. Ter opname in de Verslagen en Mededeelingen aangeboden verhandeling. Bij brieve van 14 Januari had de heer Em de Stoop leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Gent, de eer, genoemde verhandeling aan de Academie ter uitgave aan te bieden. Het stuk bevat twee deelen: a] eene studie over den toestand der Joden in het Byzantijnsche keizerrijk en over hunne betrekkingen tot de Grieken; b] de uitgave, met Nederlandsche vertaling, van een pamphlet, in 't Grieksch, tegen de Joden gericht.
- Het Bestuur heeft de verhandeling van den heer Em de Stoop, om advies naar de Bestendige Commissie voor Geschiedenis verzonden. |
3o) | IVe Congrès international d'Histoire des religions. te Leiden, op 9-13 September 1912, te houden - De Koninklijke Vlaamsche Academie wordt verzocht aan dit Congres deel te willen nemen. - Daar genoemd Congres buiten de werkzaamheid der Academie staat, wordt beslist voor deze uitnoodiging te bedanken. |
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Diploma. - Het Diploma ter gelegenheid van het Jubelfeest der Academie gemaakt, is het werk van den heer Alf. van Neste, leeraar aan de Koninklijke Academie van Schoone Kunsten, te Antwerpen, een kunstenaar die, als teekenaar, in ons land en in Noord-Nederland buitengewoon goed aangeteekend staat.
2o) Karel Boury-Fonds - Voor den prijskamp, voor het jaar 1912 uitgeschreven, is den 8 Januari ingekomen een lied, zonder kenspreuk, getiteld: ‘Morgengebed van kreupel Marieken’. - Dit stuk kan echter voor den wedstrijd niet in aanmerking komen.
- De heeren Leo van Gheluwe, Karel Mestdagh en Oscar Roels hebben aan den Bestendigen Secretaris schriftelijk bericht gezonden, dat zij volgaarne de opdracht aannemen, hun door de Academie aangeboden.
| |
| |
3o) Hooger Beschermin gs-Comiteit der Gentsche Tentoonstelling. - De instelling van dit Comiteit heeft, den 10 Januari, te Brussel, in het Paleis der Academiën plaats gegrepen. De heer Is. Teirlinck heeft daar de Koninklijke Vlaamsche Academie vertegenwoordigd.
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1e) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De heer V. dela Montagne, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Prof. Ad. de Ceuleneer, voorzitter; Jhr. Dr. Karel de Gheldere, ondervoorzitter; Karel de Flou, Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Jan Bols, Dr. Jac. Muyldermans, leden, en V. dela Montagne, lid-secretaris.
Het verslag over de November-vergadering wordt goedgekeurd.
Aan de dagorde staat:
1o) Bespreking van het voorstel tot uitgave van Deviezen van Vlaamsche Schrijvers, enz., door den heer Dr. Ferd. van der Haeghen.
De heer R. van den Berghe brengt verslag uit over het voorstel. Hij is in princiep gunstig aan de uitgave maar wenscht toch, vóoraleer een vaste voordracht te doen, dat de Academie inzage bekome van het compleet handschrift.
De heer Mr. Nap. de Pauw, tweede verslaggever, sluit zich bij dit voorstel aan. - (Aldus wordt besloten.)
2o) Verhandeling, ter opname in de Verslagen en Mededeelingen, door den heer Em. de Stoop, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum, te Gent, aan de Academie aangeboden: Het Antisemitisme te Byzantium. - Het Bestuur heeft deze verhandeling om advies naar de Bestendige Commissie voor Geschiedenis verzonden, met verzoek twee verslaggevers aan te stellen. - Worden tot verslaggevers benoemd, de heeren: Prof. Ad. de Ceuleneer en Prof. Dr. Joz. Mansion.
- Wegens het vergevorderd uur worden de lezingen van de heeren K. de Flou en Bols naar de volgende vergadering verzonden.
| |
| |
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Gustaaf Segers, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Prof. Dr. Willem de Vreese, voorzitter; Dr. Jac. Muyldermans, ondervoorzitter; Jan Bols, Prof. A. de Ceuleneer, Prof. Dr. Julius Mac Leod, Prof. Mr. Julius Obrie, Kan. Am. Joos, Dr. Hugo Verriest en Prof. Dr. C. Lecoutere, leden; en Gustaaf Segers, lid-secretaris.
Het verslag over de November-vergadering wordt goedgekeurd.
Aan de dagorde staat:
1o) Lezing door den heer Dr. Hugo Verriest: Alle Nederlandsche woorden zijn Nederlandsch. - Pastor Verriest in zijne studie wijst eerst op de twee scholen of richtingen, in kwestie van de Nederlandsche woorden.
De eerste school aanvaardt de woorden alleen, die in gebruik zijn bij de goede schrijvers en sprekers.
De tweede school aanvaardt alle woorden die, op Nederlandschen taalgrond geboren en gegroeid, door Nederlanders gebruikt worden.
Spreker staat bij de tweede school en bewijst zijne thesis:
1o | Ex auctoritate, met citaten uit een geheele reeks Zuiden Noordnederlandsche schrijvers. |
2o | Uit het wezen zelf der taal, uit het werk van wetenschap en beschaving en uit de gevolgen der eerste thesis. |
Hij besluit met de gronden of wetten van den woordenkeus te bepalen.
- De Commissie beslist de lezing van den heer Dr. Verriest, mits nadere goedkeuring der Academie, in de Verslagen en Mededeelingen te laten opnemen. - (Goedgekeurd.)
| |
Letterkundige mededeeling.
door Kan. Dr. Jac. Muyldermans, over: Lichte Lanen, door Joz. De Voght. Uitg. De Vlaamsche Drukkerij, Minderbroederstraat, Leuven, 1911.
| |
| |
De eerw. heer Joz. De Voght, onderpastoor te Westerloo, verzocht me zijn eersten dichtbundel Lichte Lanen aan de Koninklijke Vlaamsche Academie aan te bieden. Ik doe dit heden en volgeerne, en durf het boek in de gunst der liefhebbers van reine poëzie uiterherte aanbevelen. De heer De Voght behoort tot het gilde onzer jongere dichters: versbouw, beeldspraak en woordvorming, kleur en klank werden in hunne school afgeleerd; maar het gevoel, de ziel zijner gedichten, is niet zoo zwartgallig droef als in zoo menig gewrocht zijner kunstgenooten: niet de wanhoop spreekt er uit dit boek, maar het zacht gemoedelijk en tevens opbeurend gevoel van den christen dichter, dat de ziele roert met teedere weldoende aandoeningen. Heil den jongen dichter!
| |
Dagorde.
1o) Conscience's Eeuwfeest. (Zie Verslagen en Mededeelingen, jaargang, 1911, blz. 209.) - De Academie heeft vanwege het Conscience-Comiteit te Antwerpen, eene uitnoodiging ontvangen, tot bijwoning van eene vergadering op 17 Januari te houden. Aan deze uitnoodiging, die juist op den dag onzer maandelijksche vergadering plaats grijpt, is geen gevolg kunnen gegeven worden. Het Bestuur verzoekt de heeren Leden, die eventueele voorstellen zouden te doen hebben, deze schriftelijk te willen indienen.
2o) Wedstrijden voor 1912. - a] Prijsantwoord op den wedstrijd over Kinderliteratuur. Verslaggevers. - Daar de heeren Is. Teirlinck en Alf. de Cock niet kunnen aannemen, wordt de keurraad als volgt samengesteld: de heeren Gustaaf Segers (tot vervanging van den heer Th. Coopman en op dezes verzoek), Jan Bols en Kan. Amaat Joos.
b] Prijsantwoord op den wedstrijd: Geschiedenis van de spelling der lange klinkers in het Middelnederlandsch. (Zie Verslagen en Mededeelingen, jg. 1911, blz. 772). - Samenstelling van den keurraad.
Prijs: 600 fr.
Steller van de vraag: de heer Prof. Dr. W. de Vreese.
| |
| |
Is ingekomen éen antwoord, met kenspreuk:
't Kan mijn schip niet qualick gaen,
'k Sie mijn' sterr in 't Oosten staen.
Worden tot leden van den keurraad aangesteld, de heeren: Prof. Dr. Willem de Vreese, Prof. Dr. C. Lecoutere en Prof. Dr. Joz. Mansion.
Met het oog op de te beoordeelen prijsantwoorden, geeft de waarnemende Secretaris, namens den heer Bestendigen Secretaris, lezing van de hieronder volgende nota:
De laatste alinea van de Voorwaarden onzer Wedstrijden luidt als volgt: ‘Ingezonden antwoorden, die in het opzicht van taal, stijl en spelling mochten te wenschen overlaten, zullen niet meer in aanmerking komen’.
De heeren verslaggevers worden verzocht die bepaling streng in acht te willen nemen.
Er dient ook nagegaan of het ingezonden handschrift drukvaardig is. Ik heb thans eene verhandeling onder de handen, welke voor het ter pers gaan niet het minst geschikt is: de schrijver weet volstrekt niet wat het is, kopij voor een' drukker gereed te maken. Zijne kopij is slordig aaneengebracht en daarboven is het geschrift afschuwelijk. Wat last ik daarmede heb, is niet te zeggen. Men eischt te veel van den Secretaris en niet genoeg van de schrijvers.
Edw. Gailliard.
3o) Commissie voor Rekendienst, voor het jaar 1912. - Benoeming van drie Leden, die, met het Bestuur der Academie, de Commissie voor Rekendienst, voor het jaar 1912, zullen uitmaken. - Worden aangewezen, de heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Dr. Willem de Vreese en Karel de Flou.
4o) Plechtige vergadering op Zondag 30 Juni. Vaststelling van het Programma. - Het Bestuur verzoekt de Leden, die voorstellen wenschen te doen, deze schriftelijk in te dienen.
5o) Lezing door den heer Gustaaf Segers: Op wandel met Vondel. - De heer Segers voert Joost
| |
| |
van den Vondel op, wandelend in zijn gezelschap, door de bosschen, de bebouwde akkers en de heide. Te dezer gelegenheid worden talrijke lierzangen van den grooten dichter, ter verheerlijking van het landleven, aangehaald en besproken. Ook gedichten ter gelegenheid van belangrijke gebeurtenissen, van het bezoek van vorstelijke personen, vooral te Amsterdam, komen ter sprake.
Vondel ontwikkelt zijne theorieën over de roeping van den dichter. Deze heeft zedelijke, maatschappelijke en nationale plichten te vervullen. Hij moet de man van zijn volk zijn, en dit volk tot zegen verstrekken. De wetenschap en het vaderland moet hij verheerlijken. Dit alles wordt door tal van Vondel's werken toegelicht.
Tot het onderwijs onzer taal, ter bestrijding van het utilitarisme in het onderwijs, ter ontwikkeling van het esthetisch gevoel en ter verheffing en veredeling van de poëzie zijn Vondel's werken uitstekend geschikt.
De groote man besefte ten volle het hooge belang van het Onderwijs. Hij spreekt over de Doorluchtige School, een instituut voor hooger onderwijs, dat in 1632, ondanks groote moeilijkheden en tegenkantingen van allerlei aard, tot stand kwam. Fragmenten uit den heerlijken lierzang ‘Inwijding der Doorluchtige Schole t'Amsterdam. Aan den Heer Herman Van de Poll, Schepen en Raad derzelve stede’, door wiens toedoen vooral de school tot stand kwam, worden gelezen.
Op de mededeeling dat wij de gegronde hoop koesteren ook weldra eene Hoogeschool te bezitten, waar de wetenschap in eigen taal zal onderwezen worden, belooft Vondel andermaal in ons midden te verschijnen, en deze Vlaamsche Universiteit met eenen lierzang in te wijden.
- Op voorstel van den heer Bestuurder, beslist de Vergadering, dat de lezing van den heer Segers in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
De vergadering wordt te 4 uur gesloten.
|
|