| |
| |
| |
Vergadering van 14 Juni 1911.
Aanwezig de heeren: Is. Teirlinck, bestuurder; Kan. Dr. Jac. Muyldermans, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris.
De heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Prof. Dr. Willem de Vreese, Amaat Joos, Prof. Dr. Julius Mac Leod, Prof. Dr. C. Lecoutere, Victor dela Montagne, Mr. Paul Bellefroid, Dr. Eug. van Oye, Frank Lateur en Dr. Leo Goemans, werkende leden;
De heeren: Prof. Dr. Joz. Mansion en R. van den Berghe, briefwisselende leden.
De heer Dr. Hugo Verriest, werkend lid, en de heer Omer Wattez, briefwisselend lid, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de Mei-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
Afsterven van den heer Jan Boucherij, werkend lid. - Lijkplechtigheid. Lijkrede. - Brief van 6 Juni, waarbij Mevrouw de Wed. Jan Boucherij haren oprechten dank betuigt voor de blijken van deelneming haar bij het afsterven van haren echtgenoot, door de heeren Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie gegeven: ‘De troostvolle en vleiende woorden - schrijft zij, - door den Weled. heer bestuurder Is. Teirlinck, bij de lijkplechtigheid uitgesproken, heb- | |
| |
ben bewezen hoe zeer zijn Medeleden den betreurden overledenen genegen waren’.
De lijkplechtigheid werd bijgewoond door de heeren Is. Teirlinck, bestuurder, Kanunnik Dr. Jac. Muyldermans, onderbestuurder, eerw. heer Jan Bols, Prof. Ad. de Ceuleneer, Kanunnik Amaat Joos en Victor de la Montagne, werkende leden, Omer Wattez en Alf. de Cock, briefwisselende leden.
In het sterfhuis werd door den heer Bestuurder Is. Teirlinck een lijkrede gehouden. Op voorstel van den heer Onderbestuurder, beslist de Vergadering dat deze in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
Aangeboden boeken. - Vervolgenslegt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Royaume de Belgique. Ministère de l'Industrie et du Travail. Office du Travail. Rapports annuels de l'Inspection du Travail. 15me année (1909). Bruxelles, 1910.
Tooneelgids. Verschijnende vier maal per jaar, IIe jaar, 3e afl.: Mei 1911.
Duyse (Fl. van). - Het oude Nederlandsche lied. Wereldlijke en geestelijke liederen uit vroegeren tijd. Teksten en melodieën, verzameld en toegelicht door Fl. van Duyse. Eerste deel, 's-Gravenhage en Antwerpen, 1903. - Tweede deel, id., 1905. - Derde deel, id., 1907. - Registers, id., 1908.
Tijdschriften. - Académie Royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts, nos 3-4, 1911. - Bibliographie de Belgique, 1911. Première partie: Livres, nos 1-9; Deuxième partie: Publications périodiques. nos 1-9. - Revue Sociale Catholique, no 7, 1911. - Revue de l'Université de Bruxelles, no 8, 1911 - Revue Néo-Scolastique de Philosophie, mai 1911. - Sommaire idéologique des ouvrages et revues de philosophie, mat 1911. - Bulletijn der Maatschappij van Geschieden Oudheidkunde te Gent, nr 4, 1911. - Bulletin des Commissions Royales d'Art et d'Archéologie, nos 3-4, 1911. - Arbeidsblad nrs 7-9, 1911. - Maandschrift van het Beheer van Landbouw, nrs 1-2, 1911.
Door de Koninklijke Tooneelmaatschappij ‘De Morgendstar’, te Brussel:
| |
| |
Koninklijke Tooneelmaatschappij ‘De Morgendstar’, onder de Hooge Bescherming van Zijne Majesteit Koning Albert. 1850 Zestigjarig Jubelfeest 1910. Prijskampen. Verslagen van de Keurraden en over de Werkzaaamheden van het Dienstjaar 1910-1911. Brussel, z.j. (1911.)
Door den Oudheidkundigen Kring van de Stad en het voormalig Land van Aelst:
Annalen, 6e-7e jaar (1910-1911), nr 1.
Door de Académie Royale d'Archéologie de Belgique, te Antwerpen:
Annales, 6e série, tome III, 2e livraison.
Bulletin, no 2, 1911.
Door het Oudheid- en Geschiedkundig Verbond van België:
XXII Congres. Malines, 5-10 Août 1911. Publication provisoire des Mémoires et Rapports par Hyac. J.-B. Coninckx, secrétaire général. No 2. Avril, 1911. (Zelfde titel in het Nederlandsch en in het Duitsch.)
Door de Société d'Emulation de Bruges:
Velde (Arth. van de). - Het Kuipersambacht te Brugge. Historisch beschouwd door Arth. van de Velde. Brugge, 1911. (Mélanges, IV der uitgaven van de Société d'Emulation.)
Poorter (A. de). - Un traité de Théologie inédit de Gautier de Bruges: Instructiones circa Divinum Officium, par l'abbé A. de Poorter, docteur en philosophie et lettres, bibliothécaire de la ville de Bruges Bruges, 1911.
Door de Société Historique et Archéologique dans le Limbourg à Maestricht:
Publications. Tome XLVI. Nouvelle série, t. XXVI. 1910. Maestricht, 1911.
Door de Königlich Bayerische Akademie der Wissenschaften, Philosophisch-philologische und historische Klasse, te Munchen:
Sitzungsberichte Jahrgang 1910:8 -15. (Schlussheft) Abhandlung; Jahrgang 1911: 1.-4. Abhandlung.
Abhandlungen. XXV. Band, 2. Abhandlung. Traube L.. - Textgeschichte der Regula S. Benedicti von Ludwig Traube. Zweite Auflage, herausgegeben von H. Plenkers, mit 4 Tafeln.
Hertling (Georg Frhr. v.). - Wissenschaftliche Richtungen und philosophische Probleme im dreizehnten Jahrhundert. Festrede gehalten in der öffentlichen Sitzung der K. Akademie der Wissenschaften am 12. November 1910 von Georg Frhr. v. Hertling, o. Mitglied der philosophisch-philologischen Klasse. München, 1910.
Riezler (Sigmund v.). - Die Kunstpflege der Wittelsbacher. Festrede zur Vorfeier des 90. Geburtstages Seiner Königlichen Hoheit
| |
| |
des Prinz-Regenten Luitpold, gehalten in der öffentlichen Sitzung der K. Akademie der Wissenschaften am 8. März 1911 von Sigmund v. Riezler, o. Mitglied der historischen Klasse. München, 1911.
Door Verein für niederdeutsche Sprachforschung, te Hamburg:
Niederdeutsches Jahrbuch. Jahrgang 1911. XXXVII. Heft I. Festschrift Walther. Norden und Leipzig, 1911.
Door de Kungl. Universitetsbiblioteket te Uppsala:
Lagercrantz (Otto). - Skrifter utgifna of Kungl. Humanistiska Vetenskaps-Samfundet i Uppsala. Band XI. Elementum. Eine lexikologische Studie. I. von Otto Lagercrantz. Uppsala-Leipzig, z.j.
Door de Académie Impériale des Sciences de St.-Pétersbourg:
Bulletin, no 9, 1911.
Door de Reale Accademia dei Lincei, te Rome:
Rendiconti. Classe di Scienze morali, storiche e filologiche. Serie Quinta. Vol. XIX, fasc. 11o-12o.
Door den heer Prof. Ad. de Ceuleneer, werkend lid, te Gent:
Liberalisme en Vlaamschgezindheid. Redevoering uitgesproken op de meeting van de ‘Liberale Afdeeling van het Vlaamsch Verbond’ te Gent, Zondag 21 Februari 1864. (Overgedrukt uit De Stad Gent, 22 Febr. 1864.)
Door Z. Em. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen:
La Vie diocésaine. Bulletin du Diocèse de Malines. Tome V, Mai 1911.
Door den heer J.L.M. Eggen, advocaat aan het Hof van Beroep, te Gent:
Montanus Mr. Dan.). - Almanach Ofte oprechten Nederlandschen Hemel-Meter voor het Jaer Ons Heere Jesu-Christi M. DCC. LXXXII. Gecalculeerd op den Meridiaen van Gend, door Mr. Daniel Montanus. Waer by gevoegd zyn vele gerieffelykheden: Als ook de Woon-Plaetsen van de Hooge ende Mogende Heeren van den Raed in Vlaenderen; de Gedeputeerde van de Staten van Vlaenderen; de Edele Heeren Schepenen van beyde de Banken enz. Mitsgaders verscheyde historische en andere merkweerdigheden Alsmede het Vervolg van het Kabinet der Gedenkweirdigste Geschiedenissen, van de Geboorte van den Zaligmaeker af tot op dezen tijd. Tot Gend, By Judocus Begyn, aen d'Appel-Brugge, in den Engel.
Door den heer J. Lhoneux, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum, te Gent:
Lhoneux (J.). - Le Mouvement littéraire hollandais en 1910. (Overdruk uit Revue germanique, nr 2, 1911.)
| |
| |
Lhoneux (J.). - La littérature hollandaise en prose d'aujourd'hui. (Communication au Congrès des Professeurs de Langues Vivantes, tenu à Liége en 1909.
Door den heer Dr. A.J.J. Vandevelde, bestuurder van het Chemisch en Bacteriologisch Laboratorium der stad Gent:
Vandevelde (Dr. A.J.J.) en Bosmans (L.). - Over de werking der zuren op de Gisting van het Meeldeeg. (Overdruk uit de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, April 1911.) Tweevoud.
Door den heer Dr. F. Buitenrust-Hettema, te Zwolle Holland:
Buitenrust-Hettema. - Coster's eerste Nederduytsche Academie. Overgedrukt uit De Gids, 1911, nr 6.
Door de Redactie:
Museum. Maandblad voor philologie en geschiedenis, nr 9, 1911. - Répertoire d'art et d'archéologie, 4me trimestre 1910. - Hoogstudent, nr 6, 1911. - Onthoudersblad, Mei 1911. - Tijdschrift der Gemeentebesturen, nr 5, 1911.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Aa (A.J. van der). - Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, bijeengebragt door A.J. van der Aa, onder medewerking van eenige Vaderlandsche Geleerden. Gorinchem, 1839-1851. (13 deelen en een Aanhangsel.)
Zentralblatt für Bibliothekswesen, nr 5, 1911. - De Gids, Juni 1911.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid, nr 5, 1911. - Schweizerisches Archiv für Volkskunde, nrs 1-2, 1911. - Biekorf, nrs 10-11, 1911. - Bijdragen tot de Geschiedenis bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, Mei 1911. - St. Cassianusblad, nr 7, 1911. - Korrespondenzblatt, Heft XXXI, 1910. - Onze Kunst, nr 6, 1911. - Neerlandia, nrs 1-5, 1911. - Het Katholiek Onderwijs, nr 8, 1911. - De Opvoeder, nrs 15-17, 1911. - De Opvoeding, nr 6, 1911. - Christene School, nr 15, 1911. - De Schoolgids, nrs 21-23, 1911. - Studiën, nr 3, 1911. - Volkskunde, nrs 5-6, 1911. - Dietsche Warande en Belfort, nr 5, 1911.
| |
| |
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer Karel de Flou, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Jhr. N. de Pauw, voorzitter; Prof. Dr. Lecoutere, ondervoorzitter; Edw. Gailliard, Jhr. Dr. K. de Gheldere, Prof. Dr. W. de Vreese, Th. Coopman, Kan. Amaat Joos, Is. Teirlinck, leden, en K. de Flou, secretaris.
Het verslag der April-vergadering wordt goedgekeurd.
De Commissie gaat tot de dagorde over.
1o) Ter uitgave aangeboden verhandeling: Een Middelnederlandsch Kalender met raadgevingen, door den heer A.A. Ganderheyden.
Het verslag van den heer Dr. W. de Vreese, waarbij de heer Edw. Gailliard, tweede verslaggever, zich aansluit, tuidt als volgt:
De heer A.-A. Ganderheyden biedt ons een uitgave aan van een hs. uit de laatste jaren van de 15de eeuw. Het is een kalender, met bijbehoorende tabellen, en een klein traktaatje in proza over ‘die cracht der mane’, al naar gelang deze in de verschillende teekens van den dierenriem staat.
Een en ander is zeker de moeite waard bekend gemaakt te worden.
Het afschrift is blijkbaar betrouwbaar en aan 't geheel is een liefderijke zorg besteed, die aangenaam aandoet, maar de heer Ganderheyden is geen philoloog, en hij zal er zeker wel voor te vinden zijn om zijn werkje hier en daar wat aan te vullen en bij te werken.
De inleiding is wel wat al te mager. Zoo zegt de bewerker: ‘Een paar aanteekeningen, waarschijnlijk uit de 16de eeuw, ten deele voorin aan den binnenkant van het omslag ten deele in het hs. zelf voorkomende, zijn, voor zooverre leesbaar, van te weinig belang om er nader melding van te maken’.
Mijn ondervinding heeft mij tot een ander gevoelen gebracht. Dergelijke, schijnbaar onbelangrijke aanteekeningen zijn reeds meer dan eens voor de herkomst van een of ander handschrift welkome
| |
| |
mededeelingen gebleken. Niets van alles wat binnen of buiten in of op een handschrift aangeteekend staat, is zonder gewicht, en het lijkt gewenscht, dat de heer Ganderheyden de door hem bedoelde aanteekeningen in zijn inleiding mededeele.
Als ik de eerste noot blz. 20 goed begrijp, dan is bl. 15 van het handschrift uit een andere hand geschreven als al het overige, maar daarover staat in de inleiding niets te lezen.
Verder is niet de minste poging gedaan om te onderzoeken, tot welk bisdom de kalender behoort, noch om een overzicht te geven van belangrijke woorden en vormen, noch om te bepalen, waar ongeveer het handschrift geschreven werd. Wel wordt blz. 69 gesproken, en dan nog op gezag van Prof. Verdam, van Oostmidaelnederlandsch. Maar wanneer zullen zelfs gezaghebbende Noordnederlandsche geleerden nu toch ophouden met alles wat niet Vlaamsch is, over denzelfden kam te scheren, en er zich met Oostmiddelnederlandsch van af te maken? Brabantsch is wat anders dan Vlaamsch; Limburgsch wat anders dan Brabantsch; Limburgsch, Kleefsch, Geldersch, 't is alles Oostmiddelnederlandsch, ongetwijfeld, maar 't gaat toch niet aan, van dat alles maar aldoor één soepje te blijven maken. Zooveel weten we nu toch wel al van onze middeleeuwsche dialecten, dat we ons op meer nauwkeurigheid kunnen toeleggen. Een tekst, waarin een aantal ā s door een a worden voorgesteld, is zeker Oostmiddelnederlandsch; daarmede is echter niet alles gezegd, want het Limburgsch, dat ook Oostmiddelnederlandsch is, kent dat verschijnsel niet; het is Geldersch.
De tekst is ongelijk behandeld. Op blz. 5 is een dittographie, blz. 6 is een leemte van den kopiïst behouden; blz. 16, 17, 40, 43 enz. zijn leemten aangevuld; elders nog, b.v. blz. 23, wordt een emendatie in de noot aangegeven.
Het is den heer Ganderheyden niet ontgaan, dat het prozatraktaatje over de ‘cracht der mane’ veel overeenkomst vertoont met een gedicht over 't zelfde onderwerp uit het zoogenaamde Zutfensch-Groningsche handschrift, en het is goed gezien van hem, de overeenkomstige plaatsen tegenover elkander mede te deelen. Daarbij is de uitgave van Dr. Leendertz aangehaald; het zou aanbeveling verdienen, thans die uit het Jaarboek der Koninklijke Vlaamsche Academie voor 1911 te gebruiken. Terloops moge hier vermeld worden, dat uit het prozastukje blijkt, dat de daar gegeven verklaring van vs. 71 van het gedicht juist is.
Het zou wellicht ook de moeite loonen, dit prozastukje te vergelijken met de drie andere bekende gedichten over die cracht der mane, nl. dat van Heinric van Hollant, uitgegeven door De Vries, en de twee uitgegeven door ons medelid De Pauw.
De heer Ganderheyden laat zijn uitgave vergezeld gaan van ophelderingen en vertalingen van thans ongebruikelijke woorden en
| |
| |
vormen. Hij gaat daarbij uit van de optimistische gedachte, dat Middelnederlandsche teksten ook door het beschaafde publiek worden gelezen. Och, of het waar ware! Hoe dit zij, van de besliste noodzakelijkheid van vele dezer ophelderingen ben ik niet overtuigd. Een beschaafd lezer zal toch wel begrijpen wat vorseyt, jonfer, doemsdach, oestmaent, wijnbrauw enz. beteekent. Daarentegen meent de bewerker het veilig aan zijn lezer te kunnen overlaten, zinnen waarin vormen als vt = ut, vit = uit, vtr = ut(e)r, vre = ure voorkomen, te ontwarren. Andere ophelderingen zijn minder juist. Zoo is een infinitief spaecen (blz. 40) een vrijwel onmogelijke vorm; weert saick (blz. 37) is niet: wil het geval; pocie (blz. 49) komt van portie, en is dus niet onmiddellijk gelijk te stellen met pocioen.
Onser vrouwen auont inden meert is natuurlijk niet: Maria Boodschap, maar daags te voren. In aanwijzingen als Aries... dient hoeft ende aensicht, Taurus... dient die hals beteekent dienen zeker niet invloed ondervinden van. Men moet daarbij denken aan de in middeleeuwsche handschriften veelvuldig voorkomende teekeningen, ‘figuren’, waarbij op het menschelijk lichaam de teekens van den dierenriem ingeschreven staan.
Eén plaats is den bewerker ‘duister’ gebleven. Maar er is niets duister. Hij leest aldus:
Inden iair van xiiijc ende viij doe was die g sonnendach.
Item na den iaer vorseyt so was die M III aureus numerus ende dat omme giet tot XIX iaren.
Er staat echter in het hs. niet: III, maar: in, en M is een afkorting van: maen. Indien met de drie stokjes, die de heer Ganderheyden gelezen heeft als: III, wezenlijk een getal bedoeld was, dan zou het derde stokje onder den regel verlengd zijn.
Het is mogelijk dat zoo beslist te zeggen, doordien bij het werk een photographie van bl. 8a van het hs. is gevoegd Dit mede te deelen is een hulde aan de nauwkeurigheid en den wetenschappelijken zin van den heer Ganderheyden. Hij heeft dat ook gedaan voor bl. 21a, waar eveneens een zin staat, die (inderdaad) niet volkomen helder is. De heer Ganderheyden leest:
Die schorpioen crocht die voten, des menschen schemenissen beiden inden mannen ende inden wiven,
Er staat zeker trocht, niet: crocht. Daarmede wordt blijkbaar hetzelfde bedoeld, als wat bij de andere teekens wordt uitgedrukt door heeft of regeert, en er moet gelezen worden: Die schorpioen trocht die voten des menschen schemenissen (zonder komma na voten, dat beteekent bases).
Deze enkele opmerkingen mogen getuigen van de belangstelling waarmede wij van de inzending van den Heer Ganderheyden hebben kennis genomen; wij hebben de eer te adviseeren, dat de door hem
| |
| |
aangeboden uitgave in de Verslagen en Mededeelingen der Academie worde opgenomen.
- Er wordt beslist dat dit verslag aan den heer Ganderheyden zal medegedeeld worden. - Een bepaald voorstel tot uitgave zal op tijd en stond aan de Academie worden voorgelegd.
2o) Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Guînes en Boulogne, door den heer Karel de Flou. - Voorstel tot uitgave. - De heer De Flou leest een verslag over den inhoud en de wijze van bewerking van zijn woordenboek. (Zie beneden blzz. 403-409.)
De Commissie verwijst het voorstel om advies naar twee leden, de heeren Edw. Gailliard en Th. Coopman.
3o) Middelnederlandsche vertaling van het bekende ‘Visioen van Tondalus’. Uitgave, door de heeren Dr. René Verdeyen en Dr. H.J.E. Endepols, aan de Academie ter uitgave aangeboden. Door het Bestuur verzonden naar de Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer Prof. Dr. Willem de Vreese heeft dienaangaande de volgende mededeeling gedaan:
Mijnheer de Voorzitter,
Het is mij een groot genoegen aan de Koninklijke Vlaamsche Academie te kunnen aanbieden, namens de heeren Dr. René Verdeyen, leeraar aan het Koninklijk Athenasium te Oostende, en Dr. H.J.E. Endepols, leeraar aan het Gymnasium te Maastricht, het handschrift eener uitgave van de Middelnederlandsche vertaling van het bekende Visioen van Tondalus, een der geschriften, waaruit de middeleeuwsche mensch zijn kennis putte aangaande de vier uitersten, de quatuor novissima. Tondalus' Visioen is in de Nederlandsche letterkunde reeds bekend door een uitgave van Blommaert. Deze kende echter maar één handschrift; de heeren Verdeyen en Endepols hebben gewerkt met haast een heel dozijn handschriften, die uit verschillende gewesten der Nederlanden herkomstig zijn, zoodat we hier een voorbeeld hebben van een tekst, in verschillende Middelnederlandsche dialecten telkens herschreven. Deze nieuwe uitgave brengt ons dus uitgebreide en belangrijke bouwstoffen tot de kennis onzer ‘gouwspraken’ uit de middeleeuwen. Maar ook uit het oogpunt der letterkundige geschiedenis brengt zij allerlei nieuws: zij is voorzien van een uitvoerige, grondig bewerkte inleiding, meer dan 200 blzz. folio groot, waarin de beteekenis der middeleeuwsche visioenen in 't algemeen, dat van Tondalus in 't bizonder nauwkeurig wordt in 't licht gesteld, de verhouding der Middelnederlandsche vertaling tot de origineelen en der Nederlandsche teksten onder- | |
| |
ling zorgvuldig wordt nagegaan, zoowel in taal- als in letterkundig opzicht. Ik ben overtuigd, dat het werk van de heeren Verdeyen en Endepols de eer, door de Academie te worden uitgegeven, ruimschoots waardig zal blijken, en stel voor, dat het naar de Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde worde verzonden, ten fine van advies.
- De heeren Prof. Dr. Willem de Vreese en Prof. Dr. C. Lecoutere werden tot verslaggevers benoemd.
3o) Kleine Verscheidenheden. De heer Edw. Gailliard houdt lezing van eene mededeeling over de volgende woorden: Bezeeuwen, Borchstorem (Burgstorm), Brandstichten, Bugghernye, Hamelinghe, Namme, Paertcoen, Huussoukinghe en Vermenegher of Medeplier.
De Vergadering beslist deze bijdragen, onder de rubriek Kleine Verscheidenheden, in de Verslagen en Mededeelingen te laten opnemen.
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taalen Letterkunde. - De heer Th. Coopman, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren Kan. Dr. Jac. Muyldermans, voorzitter; Prof. Dr. Jul. Mac Leod, ondervoorzitter, Prof. Mr. Julius Obrie, Prof. Dr. Willem de Vreese, Is. Teirlinck, Dr. L. Simons, leden, en Th. Coopman, secretaris.
Op verzoek van den voorzitter, woont de heer Dr. Eug. van Oye de vergadering bij.
Her verslag over de April-vergadering wordt goedgekeurd.
De Commissie gaat tot de dagorde over:
a) Voorstel van Dr. Eug. van Oye betreffende de uitgave van de werken door Hendrik Waelput nagelaten. Mededeeling van een brief van den heer Bibliothecaris van het Koninklijk Muziekconservatorium te Gent (20 April) en van een schrijven van Dr. Eug. van Oye aan den Bestendigen Secretaris der Academie (28 April).
Dit punt wordt voorloopig aangehouden.
b) Verzameling van Spreekwoorden, Liederen, Kinderrijmen, Zegswijzen, enz., in den Montzener tongval. De heer Langhor, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Tongeren, verklaart,
| |
| |
bij schrijven van 12 Mei, bereid te zijn een verhandeling daarover ter uitgave aan te bieden, in zoo verre de Academie in zulk werk belang wil stellen. - Door het Bestuur om advies naar de Commissie verzonden.
De Commissie is van oordeel, dat niets den heer Langhor belet zijne verhandeling aan de Academie ter inzage te sturen. De heer Bestendige Secretaris zal verzocht worden hem daarvan kennis te geven.
c) Brief van Hendrik Conscience, van 8 December 1848, door den heer Carl von Hohenlocher, uit Munchen, aan de Academie te koop aangeboden. - Om advies naar de Commissie verzonden. In elk geval, in welke collectie zou genoemde brief best te huis kunnen komen?
De meerderheid der Commissie is van oordeel, dat deze brief door de Academie niet behoeft aangekocht te worden, dewijl men zulke stukken in háre bibliotheek niet in de eerste plaats zal zoeken; maar dat hij veeleer thuis hoort op de stadsbibliotheek te Antwerpen.
De heer V. dela Montagne verklaart zich gaarne bereid, dienaangaande aan den heer Bibliothecaris der stad Antwerpen te schrijven. Het stuk zou inderdaad best eene plaats vinden in de verzameling van gedenkstukken van Conscience, door de stad Antwerpen aangelegd.
d) Voordracht van twee candidaten voor de openstaande plaats van Lid der Commissie, tot vervanging van den heer Kan. Dr. H. Claeys zaliger.
De Commissie zal hiertoe overgaan, in een buitengewone vergadering, buiten bezwaar van 's Lands schatkist, in Juli te beleggen.
e) Prijsvragen namens de Commissie voor te stellen. - De hieronder volgende prijsvragen worden voorgesteld:
Men vraagt een proeve van critiek op het Vocabularius copiosus. - Steller van de vraag: de heer Dr. Willem de Vreese.
Vakwoordenboek over de Klompenmakerij. - Steller: de heer Th. Coopman.
Vakwoordenboek over de Vlas- en Jutebobijners, -bobijnsters, -spoelers, -spoelsters enz. - Steller: de heer Th. Coopman.
De ontwikkeling van den kunstvorm (beeldspraak, woordenschat en klank-metrum) in de Nederlandsche letterkunde sedert 1880. - Steller: de heer Dr. L. Simons.
| |
| |
Men vraagt een beknopt handboek der Nederlandsche uitspraak naar het plan en de methode van Rousselot's werk: ‘Précis de Prononciation française’. - Steller: de heer Dr. Leo Goemans.
- De Academie beslist, dat die voorstellen naar de Commissie voor Prijsvragen zullen verzonden worden.)
| |
Dagorde.
1o) Wedstrijden voor 1911. - Lezing door den Bestendigen Secretaris over de verslagen betreffende de ingezonden prijsantwoorden. Stemming.
De Academie had voor het jaar 1911 vijf wedstrijden uitgeschreven. (Zie Verslagen en Mededeelingen, jaargang 1910, blzz. 737-738.) Op drie daarvan werden prijsverhandelingen ingezonden.
| |
Tweede prijsvraag.
Dialectstudie.
Gevraagd werd: Topographische grens van het West- en Oostvlaamsch dialect.
Prijs: 400 fr.
Steller van de vraag: de heer Prof. Dr. Willem de Vreese.
N.B. Deze vraag is de eerste van eene reeks die alle Nederlandsche dialecten zal omvatten. Bij gebleken belangstelling, is het de bedoeling der Academie eerst de hoofddialecten, daarna de onderdialecten in kaart te brengen.
Werden tot leden van den keurraad aangesteld: de heeren Prof. Dr. Willem de Vreese, Kan. Amaat Joos en Frank Lateur.
Eén antwoord werd ingezonden. Het draagt tot kenspreuk: ‘Waar een wil is, is een weg’.
De drie heeren verslaggevers stellen voor, dat dit antwoord zou bekroond worden, op voorwaarde evenwel, dat het ten genoege van de Jury nog eenigszins worde aangevuld, dat Schrijver zijne taal herzie en dat flandricismen en germanismen er uit geweerd worden.
De Academie sluit zich bij dat voorstel aan.
Daarop opent de Bestendige Secretaris den brief, die bij het ingezonden stuk gaat. Het blijkt dat Schrijvers
| |
| |
zijn Jozef vanden Heuvel, student in de Germaansche philologie, te Leuven (Onze Lieve Vrouwstraat, 64), en Eugeen Brou, student in de Germaansche philologie, te Lauwe (Wevelghemstraat), bij Kortrijk.
Naar luid van de genomen beslissing, zullen die heeren verzocht worden aan de aan- en opmerkingen, door de heeren keurders gemaakt, alle gewenschte gevolg te willen geven. Hun werk zal alleen ter pers mogen gaan, nadat het, herzien en aangevuld, door de heeren leden van de Jury bepaald zal zijn goedgekeurd.
| |
Vierde prijsvraag.
Vak- en kunstwoorden.
Gevraagd werd: Eene volledige lijst van de Nederlandsche vakwoorden van de Brouwerij, met vermelding, zooveel mogelijk, van de gewestwoorden en van de Fransche. Hoogduitsche en Engelsche benamingen. Tot opheldering wordt de afbeelding van de werktuigen verlangd.
Voor de gewestwoorden wordt aanwijzing der streek vereischt.
Prijs: 600 fr.
Steller van de vraag: de heer Th. Coopman.
Vijf antwoorden, met de hieronder volgende kenspreuken, zijn ingekomen:
a] | De mensch streeft naar volmaaktheid maar bereikt ze nooit; |
b] | Uit houwe trouwe wordt Moereland herboren; |
c] | Geschiedenis der Brouwerij; |
d] | Rust roest; |
e] | Klaar bier, klare zinnen. |
Tot beoordeelaars werden benoemd: de heeren Jozef Verstraeten, brouwer, burgemeester te Sinaai; Dr. A.-J.-J. Vandevelde, bestuurder van het Stadslaboratorium; Prof. Dr. J. Mac Leod, werkend lid, en Dr. Leo Goemans, briefwisselend lid.
De vijf ingezonden prijsantwoorden zijn alle verdienstelijk werk. Naar het gevoelen der vier heeren verslaggevers spant echter Nr 3, met kenspreuk ‘Geschiedenis der Brouwerij, ongetwijfeld de kroon.
| |
| |
De heeren Joz. Verstraeten en Dr. A.-J.-J. Vandevelde, eerste en tweede verslaggever, stellen voor, dat aan Nr 5, met kenspreuk ‘Klaar bier, klare zinnen’, ook een eerste prijs van 600 fr. worde toegekend; de heeren Prof. Dr. Julius Mac Leod en Dr. Leo Goemans, derde en vierde verslaggever, spreken alleen den wensch uit, dat de Academie Nr 5 met een tweeden prijs van 300 fr. zou vereeren. Daarenboven meent de heer Dr. Goemans dat Nr 4, met kenspreuk ‘Rust roest’, een eervolle vermelding verdient.
De Vergadering beslist, dat de prijs aan het antwoord Nr 3 zal worden toegekend.
Bij het openen van den brief bij het stuk gevoegd, blijkt dat Schrijver daarvan is de heer Achille Quicke, leeraar in Germaansche talen, te Andenne, reeds vroeger door de Academie bekroond.
Aan het voorstel door de heeren verslaggevers gedaan, een tweeden prijs van 300 fr. aan Nr 5 en een eervolle vermelding aan Nr 4 toe te kennen, wordt door door de Vergadering geen gevolg gegeven.
Met het oog op de bijzondere verdienste van de beide laatst genoemde antwoorden, spreekt Prof. Dr. W. De Vreese den wensch uit, dat de schrijvers in de gelegenheid zouden worden gesteld, uit hun antwoord een supplement op het bekroonde te bewerken; welke supplementen vervolgens door de Academie zouden uitgegeven worden en gehonoreerd op den voet door art. 84 van het ontwerp van nieuw Reglement voorzien.
De Bestendige Secretaris meent dat zulks, om verschillende redenen, niet practisch is. Hij stelt voor, dat na het verschijnen van het werk van den heer Quicke een prijsvraag zou uitgeschreven worden voor het beste Bijvoegsel op dit werk. - De Vergadering beslist, dat dit voorstel naar de Commissie voor Prijsvragen zal verzonden worden.
| |
| |
| |
Vijfde prijsvraag.
Vak- en kunstwoorden.
Gevraagd werd: Eene zoo volledig mogelijk verklarende Nederlandsche vakwoordenlijst van de Zeevisscherij. (Voor de gewestwoorden wordt aanwijzing van de streek vereischt.)
Prijs: 800 fr.
Steller van de vraag: de heer Th. Coopman.
Twee antwoorden, met de hieronder volgende kenspreuken, zijn ingekomen:
a) | Het water is ons element, de zee bruischt onze glorie! |
b) | Zooals 't klokje t'huis tikt, tikt 't nergens. |
Werden tot leden van den keurraad aangesteld: de heeren Prof. Dr. Julius Mac Leod (tot vervanging van den heer Th. Coopman en op dezes verzoek), Prof. Dr. C. Lecoutere en Jhr. Dr. Karel de Gheldere.
Geen der beide ingezonden handschriften voldoet aan de vereischten. De heeren verslaggevers zijn het er dan ook over eens, dat de uitgeloofde prijs niet kan worden toegekend.
Het prijsantwoord Zooals 't klokje t'huis tikt... is evenwel verdienstelijk werk, schrijft Prof. Dr. Julius Mac Leod, eerste verslaggever: het bevat vele belangwekkende zaken en is de vrucht van een aanzienlijke som arbeid. Ook dringen Prof. Dr. C. Lecoutere en Jhr. Dr. Karel de Gheldere, tweede en derde verslaggever, er op aan, dat de Academie de prijsvraag, voor het volgende jaar opnieuw uitschrijve. Dan zou, zegt ten slotte, Dr. de Gheldere, de Koninklijke Vlaamsche Academie, met groot genoegen voorwaar, de vrucht van dien arbeid naar verdienste weten te beloonen.
De Vergadering neemt genoemd voorstel aan; zij verzendt dit, om nader advies, naar de te verkiezen Commissie tot het voorstellen van prijsvragen.
***
2) Lidmaatschap der Academie. Verkiezing. De Vergadering gaat tot de verkiezing over:
a) Verkiezing van een werkend lid, tot vervanging van den heer Jan Boucherij zaliger.
| |
| |
Worden door den heer Bestuurder tot stemopnemers aangewezen, de heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw en Amaat Joos
Wordt verkozen: de heer Dr. Jozef Mansion, hoogleeraar te Luik.
‘Mijnheer Mansion’, - zegt de heer Bestuurder Is. Teirlinck, - ‘ik wensch U, namens de Academie, van harte geluk met uwe benoeming tot werkend lid. Gij moogt U verheugen nog jong te zijn. Wij zijn oud of worden oud van dagen en zijn daarom niet altijd zeer geacht. Het is goed, ja noodzakelijk dat hier vele jonge krachten werkzaam zijn. Wij rekenen op uwe gulle, jeugdige, geestdriftige medewerking!’
De heer Mansion spreekt zijn oprechten dank uit voor de vleiende, aanmoedigende woorden tot hem gericht. Gaarne zal hij zijn beste krachten ten dienste van onze Koninklijke Vlaamsche Academie stellen.
b) Openstaande plaatsen van briefwisselend lid.
a] Eerste plaats: tot vervanging van den heer Dr. Eug. van Oye, van Oye, thans werkend lid. - Stemopnemers: de heeren Jan Bols en K. de Flou.
Wordt verkozen: de heer Juliaan van der Linden, volksvertegenwoordiger, te Brussel.
b] Tweede plaats: tot vervanging van den heer Frank Lateur, thans werkend lid. - Stemopnemers: de heeren Dr. W. de Vreese en Jhr. Dr. Karel de Gheldere.
Wordt verkozen: de heer Dr. L. van Puyvelde, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum, te Gent.
c] Derde plaats: tot vervanging van den heer Dr. Leo Goemans, thans werkend lid. - Stemopnemers: de heeren Gustaaf Segers en Dr. C. Lecoutere.
Daar bij de eerste stemming geen volstrekte meerderheid verkregen is, heeft een tweede stemming plaats. - Stemopnemers: de heeren Prof. Mr. Paul Bellefroid en Victor dela Montagne.
| |
| |
Wordt verkozen: de heer Dr. L. Scharpé, hoogleeraar te Leuven.
c) Openstaande plaatsen van buitenlandsch eerelid.
a] Eerste plaats, tot vervanging van Dr. Ernst Martin. - Stemopnemers: de heeren Dr. L. Simons en Dr. Leo. Goemans.
Wordt verkozen: de heer Kalff, hoogleeraar te Leiden.
b] Tweede plaats, tot vervanging van den eerw. Pater Alex. Baumgartner. - Stemopnemers: de heeren Prof. Dr. Julius Mac Leod en Frank Lateur.
Geen der voorgestelde candidaten de volstrekte meerderheid bekomen hebbende, gaat de Vergadering tot een tweede stemming over. - Stemopnemers: de heeren Prof. Dr. J. Mac Leod en Dr. L. Simons.
Wordt verkozen: de heer Prof. Dr. Joh. Bolte, te Berlijn.
3o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - Verkiezing van een lid der Commissie, tot vervanging van den heer Jan Broeckaert zaliger.
De Vergadering gaat tot de verkiezing over. Worden door den heer Bestuurder tot stemopnemers aangewezen, de heeren Prof. Ad. de Ceuleneer en Dr. Eug. van Oye.
De heer Prof. Dr. Lecoutere, eerste candidaat, verklaart, dat hij voor verkiezing niet in aanmerking wenscht te komen. De heer Kan. Am. Joos, tweede candidaat, legt een gelijke verklaring af. Daar echter de stemming begonnen is, wordt deze voortgezet.
Geen van beide candidaten bekomt de volstrekte meederheid der stemmen. Er dient derhalve tot een tweede stemming overgegaan te worden. Met het oog evenwel op de verklaring door de candidaten afgelegd,
| |
| |
beslist de Academie, dat de Commissie voor Geschiedenis zal verzocht worden in hare eerstkomende vergadering een nieuwe voordracht op te maken.
5o) Lezing door den heer Prof. Dr. Joz. Mansion: Het aantoonend Voornaamwoord in de Germaansche talen.
Het uur te ver gevorderd zijnde, wordt die lezing tot een volgende vergadering uitgesteld.
De vergadering wordt te 4 1/2 uur gesloten.
|
|