| |
| |
| |
Vergadering van 19 April 1911.
Aanwezig de heeren: Is. Teirlinck, bestuurder; Dr. Jac. Muyldermans, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris.
De heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Prof. Dr. Willem de Vreese, Jan Boucherij, Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest, Prof. Dr. C. Lecoutere, Victor dela Montagne, Dr. Eug. van Oye en Frank Lateur, werkende leden;
De heeren: Prof. Dr. Joz. Mansion, R. van den Berghe en Dr. Is Bauwens, briefwisselende leden.
De heeren Prof. Dr. Julius Mac Leod en Prof. Mr. Paul Bellefroid, werkende leden, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de Maart-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Afsterven van Mr. Alb. Fredericq. - De Bestuurder verleent het woord aan Prof. Mr. Julius Obrie, die eerbiedig herinnert aan de vele verdiensten van Mr. Albert Fredericq, den 14 Maart te Gent overleden, ‘een man’, zooals Spreker zegt, ‘wien, om de gewichtige en blijvende diensten, die hij aan de Vlaamsche taalbeweging bewees, in onze Academie een woord van hulde niet mag worden onthouden’:
| |
| |
Mijne Heeren,
Den 14n Maart overleed alhier een man, wien om de gewichtige en blijvende diensten, die hij aan de Vlaamsche taalbeweging bewees, in onze Academie een woord van hulde niet mag worden onthouden.
Hoewel hij in den Provincieraad van Oost-Vlaanderen steeds in de bres stond waar het de verdediging onzer taalrechten gold, was toch Mr. Alb. Fredericq geen strijder in de beteekenis, die men gewoonlijk in dat woord legt. Maar was zijn arbeidsveld minder omvangrijk, daarom was zijn werk niet minder nuttig, daar hij steeds in de eerste plaats was een man van de daad.
Gedurende bijna veertig jaar, van den eersten dag af waarop hij aan de toenmaals zoo verfranschte Gentsche balie kwam, was het zijn onafgebroken streven om aan onze taal de haar toekomende plaats bij de rechtsbedeeling te doen innemen.
Aan zijne aanstichting was het te danken dat in 1873 door 75 Gentsche advocaten aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers een adres werd gezonden, dat het spoedige in behandeling nemen van het Wetsvoorstel Coremans tot regeling van het taalgebruik bij de strafrechtspleging tot gevolg had.
In November van datzelfde jaar richtte Fredericq de Vlaamsche Conferentie der Gentsche Balie op, waarin door onderlinge oefening de advocaten de gebreken van het verfranschte Hooger Onderwijs zouden trachten te verhelpen.
Toen in 1881 aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers namens de Vlaamsche Conferentie der Balie te Gent een door 109 advocaten en magistraten onderteekend vertoogschrift werd gezonden om te vragen dat de taalwet van 17 Augustus 1873 zou aangevuld en verbeterd worden - wat later bij de Wet van 3 Mei 1889 is geschied - was het alweer Fredericq die daartoe het voorstel deed. Het adres van 26 Maart 1891, waarbij de Gentsche Conferentie bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers krachtig aandrong op het aannemen van een wetsvoorstel, dat een einde zou maken aan de grievende misstanden bij de militaire strafrechtspleging, die inbreuk maakten ‘niet alleen op de bestaande wet en op de natuurlijke en grondwettelijke rechten van den Vlaming, maar ook nog op zijne waardigheid als mensch’, was mede het werk van Albert Fredericq.
| |
| |
Intusschen was hij geslaagd in zijne herhaalde en onvermoeide pogingen om de Vlaamsche pleitgezelschappen van Antwerpen, Brussel en Gent door een nauwen band te omvatten: de Bond der Vlaamsche Rechtsgeleerden kwam tot stand.
Dat de Congressen der Vlaamsche Rechtsgeleerden, waarvan het laatste, in September 1910 te Antwerpen gehouden, zulken krachtigen spoorslag gaf aan de beweging voor de Vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, in het leven werden geroepen, was ook grootendeels aan zijn rusteloozen ijver te danken.
Wanneer in later dagen de mannen zullen herdacht worden, die den weg hielpen bereiden voor die hervorming, welke het Vlaamsche Volk uit zijn knechtschap verloste, zal zeker de naam van Alb. Fredericq daarbij eene eerste plaats bekleeden.
***
Schenking door den Weledelen Heer Staatsminister Aug. Beernaert. - De Bestuurder deelt aan de Vergadering een schrijven mede van 27 Maart ll., waarbij de Weled. Heer Staatsminister Aug. Beernaert de Koninklijke Vlaamsche Academie in kennis stelt met zijn voornemen, haar eene schenking van 17,000 fr. te vereeren, voor het stichten van een tweejaarlijkschen prijs van 1000 fr. ter aanmoediging van de Vlaamsche letterkunde. (Levendige toejuichingen.)
Bij brieve van 30 Maart, had de Bestendige Secretaris de eer aan den Weled. Heer Aug. Beernaert bericht van ontvangst van zijn geëerd schrijven te laten geworden: ‘Ik ben overtuigd’ - schreef de Bestendige Secretaris - ‘de tolk te zijn van al de Leden der Academie, als ik U reeds bij voorbaat hartelijk dank zeg voor het heerlijk geschenk dat Gij voornemens zijt aan onze Koninklijke Instelling te doen’.
De heer Is. Teirlinck, bestuurder, brengt hulde aan Staatsminister Beernaert, dien wij, zegt hij, den Vader onzer Academie mogen noemen. ‘Nogmaals wil de Weled. heer Beernaert bewijzen, hoe hoog hij onze Koninklijke Instelling schat: Hem zij daarvoor
| |
| |
hartelijk dank gezegd! Met eenparige stemmen en onder de warmste toejuichingen zal de Koninklijke Vlaamsche Academie den wensch uitspreken, dat de Regeering de edelmoedige schenking van den heer Beernaert, ten behoeve onzer Instelling, zou aanvaarden.’ (Handgeklap.)
- De Vergadering beslist vervolgens, dat het nieuwe fonds, naar zijn hooggeachten Stichter, het Aug. Beernaert-Fonds zal genoemd worden.
Het Bestuur wordt ten slotte belast de schenking van den heer Beernaert ter aanvaarding aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten voor te leggen en aan den Weled. Schenker, namens de Academie, een brief van oprechten dank te sturen.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Middelnederlandsch Woordenboek van wijlen Dr. E. Verwijs en Dr. J Verdam, Hoogleeraar te Leiden. Deel 7, afl. 15-16. (Spoken-Stat.)
Bibliotheca Belgica. Bibliographie générale des Pays-Bas. Publiée par Ferd. van der Haeghen et R. van den Berghe, avec la collaboration de Victor van der Haeghen et Alph. Roersch. CLXXXVe et CLXXXVIe livraisons.
Exposition universelle. Bruxelles 1910. Section allemande. Catalogue officiel, publié par le Commissaire de l'Empire. Berlin, s.d. (1910.)
Tijdschriften. - Bibliographie de Belgique. Table alphabétique de la deuxième partie: Périodiques. Année 1910. - Le Musée belge, no 2, 1911. - Revue Sociale Catholique, no 5, 1911. - Revue de l'Université de Bruxelles, no 6, 1910-11. - Wallonia, nos 1-2, 1911. - Bulletin des Commissions Royales d'Art et d'Archéologie, nos 1 et 2, 1910. - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, nrs 1-2, 1911. - Bulletin des Musées Royaux, nos 2-3, 1911. - Arbeidsblad, nrs 4-5, 1911,
Door de Société d'Emulation, te Brugge:
Annales de la Société d'Emulation de Bruges, Février 1911.
| |
| |
Door den Cercle Archéologique et Historique d'Audenaerde:
Annales, 3me volume, 1re et 2me livraison. Mai et Novembre 1910.
Door het Delftsch Studenten-Corps:
Delftsche Studentenalmanak voor het jaar negentien-honderd-elf. Delft.
Door de Zuid-Afrikaanse Akademie voor Taal, Letteren en Kunst, te Bloemfontein (Orange-River-Colony), Zuid-Afrika:
Jaarboek I. 1910. Pretoria, 1911.
Door de ‘Kongelige Danske Videnskabernes Selskab’ te Kopenhagen:
Oversigt over det Kongelige Danske Videnskabernes Selskabs Forhandlinger. No 6, 1910; nr 1, 1911.
Door de Académie Impériale des Sciences de St.-Pétersbourg:
Bulletin, nos 4-6, 1911.
Door den heer Kan. Dr J. Muyldermans, onderbestuurder, te Mechelen:
Rader M. - M. Valerii Martialis epigrammaton. Libri XII. Xeniorum, Lib. I. Apophoretorum, Lib. I. Omni rerum et verborum obscenitate sublata mendisque plurimis ad optimorum auctorum et exemplarium fidem, ex fide castigatis. Accessit geminus index Musarum tironibus utilissimus. Prior, locorum communium: posterior, omnium lemmatum et inscriptionum. Cura et studio Matthaei Raderi è Societate Jesu. Duaci, Ex Typographia Baltazaris Belleri. Anno M. DC. XIV.
Berneccerus (M.). - Justini in Historias Trogi Pompeii Epitomarum, Editio nova, Accurante Matthia Berneccero: In qua quid praestitum sit, aversa pagina docebit. Argentorati. Sumptibus Heredum Lazari Zetzneri. M. DC. XXXI.
Farnaby (T.). - L. et M. Annaei Senecae Tragaediae, cum Notis Thom. Barnabii. Amstelodami, Apud Joannem Janssonium, Anno cIɔ Iɔ c XLIII.
Schrevelius (D. Corn.). - Junii Juvenalis, et Auli Persi editio nova, per Clarissimum et Doctissimum Virum, D. Cornelium Schrevelium, M.D. Inclyti Gymn. Lugd. Batt. Rectorem prudentissimum. cIɔ Iɔ c LVIII. (Vooraan komt een titelblad dat niet bij het boek behoort, met onderaan gedrukt: Anno M DCXXIV, en midden in een vignet, geschreven: D. Junii Juvenalis Satyrae.)
Cornelius Nepos. - Cornelii Nepotis Vitae Excellentium Imperatorum cum quorundam Iconibus Amstelodami, Ex Typographia Blaviana. MDC LXXXVII. Sumptibus Societatis.
Verwey (J.). - Nova Via docendi Graeca. Praeceptis maxime necessariis (quae, quantum fieri potuit, concepta sunt verbis Clenardi
| |
| |
Vossiani) subjectae Annotationes multae peruliles. In usum Eorum, qui una cum Latinis Graecas litteras et discere, et docere cupiunt diligentius accommodius quam olim, edidit et accuravit omnia Joannes Verwey, Gymnasiarcha Gaudanus. Gaudae, cIɔ Iɔ CCII.
Kort Begryp van verscheyde Placaerten ende Ordonnantien Soo Geestelycke als Werelycke (sic) met Vele Vonnissen ende Reglementen, over de Administratie van de Kercke ende Arme-Goederen Seer dienstigh Voor de Heeren Landt-Dekens, Pastoors, Bailliuws, Meyers, ende andere Officieren van de Justitie etc. soo binnen de Steden, als ten Platten-Lande van Brabant. Brussel, 1752.
Schröderus (J.C.). - M.T. Ciceronis Epistolarum Selectarum. Libri tres. Quos denuo recensuit et Notis auxit J.C. Schröderus; Accedunt Ejusdem Animadversiones in Emendationes Viri Cl. Richardi Bentleii Ad Ciceronis Disputationes Tusculanas, a doctissimo Viro Joanne Davisio illustratas, nec non Vita Ciceronis, a Dionysio Lambino collecta. Trajecti ad Rhenum, MDCCLIX.
Buchlerus (J.). - Elegantiarum centum et unde sexaginta regulae, Lectissimis Scriptorum, maximè Ciceronis exemplis illustratae omnibus eloquentiae candidatis apprimè observatu necessariae. Quibus accessêre aliquot orationem variandi formule. Omnia apertè breviterque congesta, studio Joannis Buchleri. Editio ultima prioribus emendatior. Antverpiae, M.D.C.C. LIX.
Cicero. - M. Tullii Ciceronis de Officiis libri tres: item de Senectute et de Amicitia dialogi. In usum Scholarum Belgicae. Brux, 1778.
Horatius. - Quinti Horatii Flacci Carmina selecta, In usum Scholarum Belgicae. Bruxellis, 1779.
Juvénal. - Satires de Juvénal, traduites en vers français par L.V. Raoul, professeur à l'Université de Gand. Bruges, 1826.
Cappelle (A.G. van). - P. Terentii Afri Comoediae, quas ad fidem optimarum editionum denuo castigavit, illustravit, edidit Arentius Gerardus van Cappelle, Phil. Theor. Mag. Lit. Hum. Doct. Gymnasii Amstelodamensis Conrector. Amstelodami, 1834.
Immerzeel (J.). - Lofrede op Rembrandt, door J. Immerzeel, junior, Lid van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leyden. Amsterdam, 1841.
Uit de uitgaaf Verspreyding van goede boeken, Mechelen, P.J. Hanicq:
Fleury (Claudius). - De zeden der Israëlieten, door den heer Claudius Fleury, priester, biegt-vader van den Koning van Vrankrijk. Vertaeld naer den laetsten Paryschen druk, merkelyk vermeerderd en verbeterd. Mechelen, 1826.
Herderlyken Brief van Zyne Koninglyke Hoogheyd den Aertsbisschop en Keurvorst van Trier, Bisschop van Augsbourg, Prins van Elwangen, aen zyne kerk van Augsbourg. Vertaeld uyt het Hoogduytsch. Id., id.
| |
| |
Den Vriend der kinderen. Door Mijnheer den Abt***, uyt het Fransch vertaeld. Geheel op nieuws bewerkt en verbeterd. A.M.D.G. Mechelen, 1827.
Taelen (M.F.L. van der). - Het gulde Boeksken of de ootmoedigheyd in de oeffening gebracht. Eene nuttige onderrigting voor alle geloovigen. Vertaeld uyt het Fransch door M.F.L. van der Taelen, R.G. Pr. Id., id.
De zedeleer in oefening of Verzameling van merkweêrdige daeden en onderrigtende verhaelen, Dienende om de wysheid te doen beminnen, de herten der jeugd te vormen en den geest te verryken dóor de vóorbéelden aller deugden, en de schoonheden der geschiedenis. Id. id.
De godvreezende boerin, of Leven van Agatha Deschamps; Een werk aen de geloovigen byzonderlyk aenbevolen door verscheydene fransche Bisschoppen. Uyt het fransch vertaeld. A.M.D.G. Id. id.
Hazart (C.). - Verklaering van den Vader-ons en den Wéestgegroet. Opgesteld door den Eerw. P. Cornelius Hazart, Priester der Societeyt Jesu. Nu in dezen nieuwen druk geheel op nieuws bewerkt en verbeterd. A.M.D.G. Id., id.
Lessius (L.). - Ryp beraed aengaende het Geloof en den Godsdienst Welke men moet omhelzen; vertaeld Uyt het latynsch werk getiteld: Quae fides et religio sit capessenda, consultatio; door Leonardus Lessius, Priester der Societeyt Jesu en Professor in de heylige Godgeleerdheyd. A.M.D.G. Id., id.
Arvisinet (C.). - Den leydsman der jonckeyd in den weg der zaligheyd. Opgesteld dóor Claudius Arvisinet, Schrijver van het Memoriale vitae Sacerdotalis. Uyt het fransch vertaeld dóor F.J.D... A.M.D.G. Id., 1828.
Leven van den H. Ludovicus IX, koning van Vrankryk. Uyt het fransch vertaeld. A.M.D.G. Id., id.
Bellarminus (R.). - Verklaering van de Christelyke leer, door Rob. Bellarminus, van de Societeyt Jesu, cardinael en aertsbisschop van Capua. Nieuwe vertaeling, naer de Latynsche uytgaef van 1698. A.M.D.G. Id., 1829.
Hermans (G.). - Onderrigting over het Houwelyk opgehelderd door familie-geschiedenissen en levens van heylige egtgenooten. Naer het hoogduytsch door Gabriel Hermans, R.C.P. Id., id.
Fleury (C.). - De zeden der Christenen, door den heer Claudius Fleury, priester, biegt-vader van den Koning van Vrankrijk. Uyt het Fransch vertaeld. Eerste en tweede deel. Id., id.
Door den heer L. Goemans, werkend lid, te Brussel:
Leuvensche Bijdragen op het gebied van de Germaansche Philologie en in 't bijzonder van de Nederlandsche Dialectkunde onder het bestuur van Ph. Collinet en L. Goemans, IXe jaarg., 2e afl.
| |
| |
Door Z.E. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen:
La Vie diocésaine. Bulletin du Diocèse de Malines. Documenta I. Février 1911. - Tome V, fasc. III, Mars 1911.
Door den heer Herman Baccaert, doctor in Germaansche Philologie, te Mechelen:
Baccaert (H.). - Aan den waterkant. Een verhaal uit het leven der speldenwerksters, door Herman Baccaert. Bandversiering van Albert Geudens. Antwerpen, 1911.
Door den heer Flor. Heuvelmans, oud-volksvertegenwoordiger, te Antwerpen:
Heuvelmans (Flor.). - Edward Coremans. Extrait de l'Almanach de la Société Générale Gantoise des Etudiants Catholiques. 1911. Gand, 1911.
Door den heer Ev. Verachtert, leeraar te Brugge:
Verachtert (Ev.). - Theoretische en practische Uitspraakleer der Nederlandsche taal. Brugge, 1911.
Door de Redactie:
Museum, nr 7, 1911. - Eigen Schoon. Westbrabantsch tijdschrift, nrs 1-3, 1911. - Hoogstudent, Maandblad der Katholieke Vlaamsche Hoogstudenten te Gent, nrs 1-5, 1911. - De Zaaier, nr 6, 1911. - Oudheid en Kunst, nr 1, 1911. - Tijdschrift der Gemeentebesturen, nr 3, 1911. - Onthouding, nr 1, 1911. - Onthoudersblad, nr 3, 1911.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Sloet (Mr. J.J.S. Baron). - Oud vaderlandsche Rechtsbronnen. Geldersche Markerechten, uitgegeven door Mr. J.J.S. Baron Sloet. Eerste deel 's-Gravenhage, 1911.
Vernederde Hoo-veirdigheyd naer druck Vol Zege-Prael de Oodtmoedighyd verheven, Gheluck oft Pulcheria Kyserinne van den Oosten. Ten Tooneel gevoert tot Stichtingh van alle Overhyd in een Maeghde-Spêel. Punt-dicht. (Handschrift.)
Deutsches Wörterbuch von Jacob Grimm und Wilhelm Grimm. 14. Bandes 1. Lieferung. (Weh-Wehr.) Bearbeitet von Dr. A. Götze.
Dirick (Jos. L.). - Ex-Libris Belges. Compositions de: A. Rassenfosse, Aug. Donnay, Edm. van Offel, Charles Doudelet, Herman Teirlinck, Georges Minne, Fernand Khnopff, Flor. van Acker, Alfred van Neste, L. Titz, F. Beauck, Emile Tielemans, Alex. Hannotiau, A. Rels, Rottmeyer, etc. Bruxelles, s.d.
Catalogue LXXVII. Choix de livres anciens, rares et curieux. Douzième Partie: Livres à figures des XVe et XVIe siècles. Ecole
| |
| |
Allemande. Avec deux planches hors texte et 97 fac-similés. En vente à la Librairie Ancienne Leo S. Olschki, Florence.
Zentralblatt für Bibliothekswesen, 1-2. Heft, 1911.
De Gids, April 1911.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid, nr 3, 1910-11. - Nederlandsch Archievenblad, nr 3, 1910-11. - Biekorf, nr 6, 1911. - Bijdragen tot de Geschiedenis bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, nr 3, 1911. - St. Cassianusblad, nr 4, 1911; Bijvoegsel, nr 7. - De Katholiek, April 1911. - Onze Kunst, nr 4, 1911. - Het Katholiek Onderwijs, nr 6, 1910-11. - De Opvoeder, nrs 9-11, 1911. - De Opvoeding, nr 4, 1911. - Christene School, nrs 10-11, 1911. - De Schoolgids, nrs 10-15, 1911. - Studiën, nr 2, 1911. - Volkskunde, nrs 3-4, 1911. - Dietsche Warande en Belfort, nr 3, 1911.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
I. - Van de pers gekomen uitgave. - Den 4 April is van de pers gekomen: Jaarboek voor 1911.
In dit Jaarboek zijn, behalve de gebruikelijke stukken en mededeelingen, verschenen:
1o) Dietsche Kalenders. De zeven hieronder volgende kalenders werden, met een inleidende studie van de heeren Prof. Dr. Willem de Vreese en Edw. Gailliard (blzz. 5-28), in het boek opgenomen:
a) Nr 14: Kalender uit een handschrift toebehoorende aan den geleerden uitgever en antiquar Commandeur Leo S. Olschki, te Florence. Dit handschrift werd omstreeks 1530 geschreven en schijnt van Brabantschen oorsprong te zijn. De kalender is over 't algemeen van een der Noordfransche bisdommen. (Blzz. 5-8 en 29-40.)
b) Nr 15: Kalender van het bisdom Utrecht, ontleend aan een kleinen perkamenten codex, geschreven
| |
| |
omstreeks 1460 en toebehoorende aan den Z.E. heer F. Rosel, bestuurder der Zusters van het H. Hart (Van Celst Gesticht) te Antwerpen. (Blzz. 8-10 en 41-52.)
c) Nr 16: Kalender uit hetzelfde bisdom, ontleend aan een perkamenten getijdenboek, omstreeks 1480 geschreven en berustende in de Koninklijke Bibliotheek te Stuttgart. (Blzz. 10-14 en 53-64.)
d) Nr 17: Kalender, een der uitvoerigste die men in Dietsche handschriften aantreft, genomen uit den Codex, geschreven in 1339, welke in de geschiedenis der Nederlandsche letteren langen tijd heeft bekend gestaan als het ‘Zutfensche’ handschrift, thans in de Universiteitsbibliotheek te Groningen bewaard wordt en tot het ‘Zutfensch-Groningsche’ handschrift omgedoopt werd. De kalender is die van het bisdom Utrecht. (Blzz. 14-20 en 65-128.) - Bij den uitgegeven kalender gaan:
der Manen tafel (blzz. 15 en 65-67);
een Paaschtafel van 1339 tot en met 1377 (blzz. 17-19 en 116);
een tafel om te zoeken in welk teeken van den dierenriem de maan zich bevindt (blzz. 19 en 117-118);
een gedicht over De cracht der mane (blzz. 19-20 en 119-128).
e) Nr 18: Kalender van het bisdom Utrecht, uit een Middelnederlandsch brevier, gemerkt ms. Gollandskaja O.v. I, no 2, dat aan de Keizerlijke Boekerij te Sint-Petersburg toebehoort. (Blzz. 20-22 en 129-140.)
f) Nr 19: Kalender als boven, ontleend aan een perkamenten getijden- en gebedenboek, in 1440 geschreven, en dat berust in genoemde boekerij te Sint-Petersburg. (Blzz. 23-26 en 141-152.)
g) Nr 20: Kalender als boven, uit een perkamenten getijdenboek, geschreven in 1435, dat in genoemde Boekerij te Sint-Petersburg bewaard wordt. (Blzz. 26-28 en 153-164.)
| |
| |
Over de Miniaturen voorkomende in de handschriften, waaruit de uitgegeven Kalenders opgenomen zijn, zie blz. 11-13 en 23-24.
2o) Staat der Academie, Januari 1911: Lijst der werkende en briefwisselende Leden, alsook van binnenen buitenlandsche Eereleden, volgens datum van benoeming of verkiezing. (Blzz 209-213.) - Alphabetische lijst der Leden. (Blzz. 214-215.)
3o) Lijst der werkende en briefwisselende Leden en der binnen- en buitenlandsche Eereleden, sedert de oprichting der Academie in 1886. Werkende Leden: blzz 220-225. - Binnenlandsche Eereleden: blz. 226. - Briefwisselende Leden: blzz. 226-227. - Buitenlandsche Eereleden: blzz. 228-230.
4o) Commissiën. Eene reeks tabellen betreffende de Bestendige en Tijdelijke Commissiën bij de Academie:
a) Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde: hare huidige samenstelling; lijst der leden verkozen bij de stichting der Commissie en sedert; lijst van de besturen der Commissie sedert hare stichting; uitgaven der Commissie. (Blzz 231-236.)
Koninklijke Besluiten van 1n December 1845 betreffende de Commission pour la publication des anciens monuments de la littérature flamande, waarvan de Commissie de voortzetting is. (Blzz. 231-232.)
b) Nieuwere Taal- en Letterkunde: als boven (Blzz. 236-241.)
c) Geschiedenis, Bio- en Bibliographie: als boven. Blzz. 241-244.)
d) Onderwijs in en door het Nederlandsch: als boven (Blzz. 244-247.)
e) Tijdelijke Commissiën. (Blzz. 247-249.)
f) Wetten der bestendige Commissiën. (Blzz. 250-254.)
5o) Lezingen in de Academie, sedert hare stichting, door de Leden gehouden. (Vervolg.) (Blzz. 259-261.)
| |
| |
6o) Overzicht der lezingen, verslagen en uitgaven van de Leden der Academie. (Vervolg.) (Blzz. 262-267.)
7o) Overzicht der Verhandelingen aan de Academie ter uitgave aangeboden en in hare Verslagen en Mededeelingen opgenomen: 1888 tot 1910. (Blzz. 268-269.)
8o) Uitgaven der Academie. Overzicht
a) Uitgaven der Bestendige Commissiën. (Blzz. 234, 239, 243, 246.)
b) Bekroonde werken (Blzz. 270-273.)
c) Van de Ven-Heremans-Fonds. (Blz. 274.)
9o) Fondsen bij de Academie: aard en bedrag der schenking; Koninklijk Besluit, houdende aanvaarding van de schenking; reglement; uitgeschreven prijsvragen; reeds verschenen uitgaven:
a) | Karel Boury-Fonds. (Blzz. 277-287.) |
b) | Van de Ven-Heremans-Fonds. (Blzz. 287-293.) |
c) | Salsmans-Fonds. (Blzz. 293-300.) |
d) | Merghelynck-legaat. (Blzz. 300-309.) |
10o) Wedstrijden. Vervolg op de tabellen in het Jaarboek voor 1910 verschenen. (Blzz. 310-317.)
- Op genoemden dag werd ook een exemplaar van het boek aan de heeren werkende en briefwisselende Leden gezonden, alsmede aan den Z.E. heer Pater van de Ven, S.J., stichter van het Van de Ven-Heremans-Fonds, en aan den Z.E. Pater Joz. Salsmans, S.J., stichter van het Salsmans-Fonds. De Bestendige Secretaris liet ook aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de 74 exemplaren geworden, bestemd voor de verschillende inrichtingen, welke, door tusschenkomst van zijn Departement, de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie ontvangen.
II. - Ontwerp van nieuw Reglement. - De Bestendige Secretaris legt verslag ter tafel over de verga- | |
| |
dering, den 20n Maart ll., door de Reglements-Commissie gehouden en geeft mededeeling van het ontwerp van antwoord aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten te sturen. (De Vergadering sluit zich aan bij de voorstellen door de Commissie gedaan.)
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer Karel de Flou, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig: de HH. Jhr. N. de Pauw, ondervoorzitter; Coopman, Dr. W. de Vreese, Dr. K. de Gheldere, A. Joos, Edw. Gailliard, Dr. C. Lecoutere, Is. Teirlinck, leden, en K. de Flou, secretaris.
Het verslag der zitting van Februari wordt goedgekeurd.
- Ter vervanging van wijlen den H.J. Broeckaert worden door de Commissie de volgende candidaten voorgedragen:
1o Dr. Leo Goemans; 2o Eerw. H. Bols.
- Tot voorzitter der Commissie wordt verkozen: Jhr. Nap. de Pauw, tot vervanging van den heer Jan Broeckaert, zaliger, en tot ondervoorzitter de H. Dr. Lecoutere (van 19 April 1911 tot 31 December 1912).
- Ingezonden ter uitgave, vanwege den heer H.A. Ganderheyden, te Hilversum, een mnl. Kalender met raadgevingen. Die verhandeling zal aan het oordeel der HH. Dr. W. de Vreese en Gailliard onderworpen worden.
- De H. Gailliard houdt eene lezing over de mnl. uitdrukkingen: Ghelt zayen en Ontalinghe of Onthalinghe.
De Commissie stelt voor deze lezing, mits goedkeuring der Academie, in de Verslagen en Mededeelingen, te laten opnemen. - (De Vergadering keurt dit voorstel goed.)
- Prijsvragen aan de Academie voor te dragen zullen door de leden der Commissie, tegen de vergadering van Juni aanstaande, moeten ingeleverd worden.
| |
| |
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taalen Letterkunde. - De heer Th. Coopman, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Waren aanwezig de heeren: Dr. Jac. Muyldermans, voorzitter, Dr. Willem de Vreese, Mr. Julius Obrie, Is. Teirlinck en Dr. L. Simons, leden, en Th. Coopman, secretaris.
Aan de Commissie werden door het Bestuur om advies medegedeeld de twee volgende verhandelingen, ter opname in de Verslagen en Mededeelingen aan de Academie aangeboden:
1o) Over de werking van zuren op de gisting van het meeldeeg, door Dr. A.-J.-J. Vandevelde, bestuurder van het Chemisch en Bacteriologisch Gemeentelaboratorium te Gent, en L. Bosmans, bakker, gediplomeerde van de Voedingsvakschool te Gent.
De heer Prof. Dr. Julius Mac Leod brengt daarover het volgend advies uit:
‘Het werk dat ons door de heeren Vandevelde en Bosmans ter uitgave wordt aangeboden, is de negende mededeeling uit het Gemeentelaboratorium te Gent. Het sluit zich aan bij eene reeks gelijksoortige werken, die reeds door de Koninklijke Vlaamsche Academie werden uitgegeven.
‘Daar het even belangrijk is als de vroegere werken van dezelfde schrijvers, heb ik de eer voor te stellen het op te nemen in de Verslagen en Mededeelingen.
- (De Commissie stelt derhalve aan de Vergadering voor de verhandeling van de heeren Vandevelde en Bosmans in de Verslagen en Mededeelingen te laten opnemen. - Goedgekeurd.)
2o) Taaltoestanden in Luiker Duitsch-België, door J. Langhor, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Tongeren.
De heeren Is. Teirlinck en Dr. Jac. Muyldermans, met het nazien van die verhandeling belast, hebben daarover de volgende verslagen uitgebracht:
| |
a.) Verslag door den heer Is. Teirlinck:
De heer Langhor, leeraar aan het Athenaeum te Tongeren, heeft aan de Academie een hs. gestuurd dat voor titel heeft: Taaltoestanden in Luiker Duitsch-België.
Door Luiker Duitsch-België bedoelt Schr. de gemeenten: Gemmenich, Hombourg, La Clouse (afdeeling van Aubel), Montzen,
| |
| |
Moresnet, Sippenaken, Baelen, Henri-Chapelle, Membach en Welckenraedt.
Zijn verhandeling is verdeeld in twee hoofdstukken: 1. Het Hoogduitsch, letterkundige taal (d.i. kerk- en schooltaal); 2. Het Fransch, officieële taal (d.i. voertaal van Staat, provincie en gemeente). - ‘Het Nederlandsch Limburgsch was sedert de oudste tijden en is nu nog de volkstaal.’
Deze verhandeling, ofschoon niet volledig, acht ik echter merkwaardig genoeg om in de Verslagen en Mededeelingen der Academie opgenomen te worden, en ik stel onze Commissie voor, gunstig advies uit te spreken.
Toch meen ik eenige bedenkingen te moeten maken.
1. | Een bibliographische lijst der geraadpleegde werken en oorkonden is wenschelijk. |
2. | Een taalkaartje schijnt mij onmisbaar: het onderzochte gebied grenst aan 't Walenland, Duitschland en Nederland en de juiste taalgrenzen dienen aangewezen te worden. |
3. | Het gesproken dialect behoort tot het Nederlandsch van Limburg. Daarom is de benaming Nederlandsch verkieslijk; Schr. echter bezigt op vele plaatsen Vlaamsch. |
4. | Op blz. 2 zegt Schr. dat ‘door het volk een tongval van het Limburgsch dialect gesproken’ wordt. Welk Limburgsch dialect bedoelt Schr.? Het mag wel juister bepaald worden. |
5. | In een nota, blz. 23, beweert Schr. dat Duitsch - er is kwestie van schooltaal - Hoogduitsch beteekent en niet Vlaamsch; want, voegt hij er bij, ‘hiervoor was de gebruikelijke benaming Brabantsch’. Hoe steunt Schr. die bewering? |
6. | Het zou, van taalkundige zijde, zeer belangrijk zijn te vernemen wat eigenlijk het Nederlandsch dialect van het onderzochte gebied is. Wat Schr. ons hierover mededeelt, is zeer gering. Hij schrijft echter: ‘Ofschoon eene breedvoerigere bespreking van den invloed der Fransche en Duitsche talen op den tongval hier geenszins misplaatst zou zijn, dient dit onderwerp eerder voor een afzonderlijke bespreking van den tongval voorbehouden en aldaar in zijnen ganschen omvang behandeld te worden’. Goed zoo! We verwachten met ongeduld dit dialectisch onderzoek. Doch ik zou Schr. mijn dank toezeggen, wilde hij een paar voorbeelden (of meer) in Montzener dialect in zijne verhandeling lasschen (liefst vertelsels b.v.). |
7. | Schrijver's werk betreft vooral, ja bijna uitsluitend Montzen. Het schijnt mij doelmatig ook de taalkwestie zeer bepaaldelijk voor de ander gemeenten te onderzoeken. |
8. | Op blz. 19, 20, 27, 28, 31 vermeldt Schr. eenige oorkonden. Mijns dunkens moeten ze hier, gansch of althans gedeeltelijk, worden aangegeven. |
| |
| |
9. | Is het heel zeker dat Muncheheim (1275) en Munzhic (1075 met Montzen moeten geïdentificeerd worden? Zie Kurth, Front. ling., I, blz. 258. |
| |
b.) Verslag door den heer Dr. Jac. Muyldermans:
Ik sluit mij aan bij het verslag van den geachten heer Bestuurder. De heer Langhor leverde eene merkweerdige bijdrage over een hoekje van 't vaderland, dat zeker voor velen weinig bekend is. Hij verwaarlooze dus niets om die bijdrage klaar en zaakrijk te maken: daarin zoeke men hare groote verdienste. De opgave der bronnen en teksten mocht dan ook wel eenigszins vollediger zijn; en van hetgene de streek, de taal en het volk eigenaardig kenmerkt zage ik ook geerne meer melding gemaakt door citaten en voorbeelden. Dit zal niet moeilijk zijn, meen ik, en de bijdrage zal er in degelijkheid door winnen.
- (Door de Commissie wordt dientengevolge aan de Vergadering voorgesteld, de verhandeling van den heer Langhor in de Verslagen en Mededeelingen te laten opnemen. - Goedgekeurd, onder voorbehoud dat Schr. gevolg en voldoening geve aan de aan- en opmerkingen door de heeren verslaggevers gedaan.)
3o) Voorstel betreffende de uitgave van de werken door Hendrik Waelput nagelaten. - De bespreking over dat punt zal - na inwinning van zekere gewenschte inlichtingen - in de eerstvolgende vergadering der Commissie voortgezet worden.
| |
Letterkundige mededeeling.
door den heer Dr. Jac. Muyldermans over: Aan den Waterkant. Een Verhaal uit het leven der Speldenwerksters door Herman Baccaert. Bandversiering van Albert Geudens. Uitg De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1911.
De heer Baccaert deed me de eer en 't genoegen dit fraai boekje voor de bibliotheek der Koninklijke Vlaamsche Academie meê te geven. De Schrijver is hier geen onbekende: wij zien zijne bekroonde bijdrage over Spelden- of Kantwerken met belangstelling te gemoet. Dit verhaal is uit de wereld der kantwerksters geput: ik heet het eene lieve idylle, fijn gevoeld, keurig vertolkt, echt naar het leven geschilderd, naar het Mechelsch leven..., met zulke zachte kleurentint, dat men er waarlijk voor ingenomen is. 't Is, meen ik, 's heeren Baccaert's eersteling in dat vak: ik wensche dat het geen eersteling blijve.
| |
| |
| |
Voorstel.
1o Eeuwfeest van Hendrik Conscience. - De heer Gustaaf Segers legt het hieronder volgende voorstel ter tafel:
‘Waarde Collega's,
Dit jaar hebben wij het eeuwfeest van Hippoliet van Peene herdacht; wij zullen insgelijks in de maanden Juli en September a.s. de honderste verjaring van Theodoor van Rijswyck en van Vrouw Courtmans herdenken.
Den 12 December 1912 zal het honderd jaar geleden zijn dat Hendrik Conscience ter wereld kwam.
Die dag zal een nationale feestdag zijn voor het Vlaamsche Volk, wiens grootste weldoener Conscience wellicht geweest is.
Aan de Koninklijke Vlaamsche Academie komt het vooral toe de weergalooze diensten te erkennen, door Conscience aan onze letterkunde, aan ons Volk bewezen.
Wij zullen hem hier de hulde bewijzen, waarop hij recht heeft. Doch Conscience moet op eene andere wijze gehuldigd worden dan Hip. Van Peene, hoe verdienstelijk deze tooneelschrijver ook was.
Daarom stel ik voor, dat ons bureel zou onderzoeken op welke wijze Hendrik Conscience waardig in de Koninklijke Vlaamsche Academie zou worden herdacht.
- De Vergadering beslist, dat het Bestuur zal belast worden aan de Academie voorstellen te doen.
2o) Tienjaarlijksche Prijskamp voor de Philologische Wetenschappen. (Concours décennal de sciences philologiques.) De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, is zoo vrij de aandacht der Academie te vestigen op de wijze waarop de Tienjaarlijksche Prijskamp voor de Philologische Wetenschappen is ingericht: stellig wordt in dien Prijskamp aan de Germaansche, en vooral aan de Nederlandsche taalstudie de plaats niet gégeven, die haar toekomt. Mijns inziens, zegt Spreker, zou de Academie nuttig werk verrichten, door een poging te doen, om van de Regeering te verkrijgen, dat de inrichting
| |
| |
van dezen wedstrijd gewijzigd worde. Er zou middel moeten zijn, om de voortbrengselen. zoowel van de Germaansche als van de andere philologische wetenschappen te bekronen en aan te moedigen; dat zou mogelijk zijn, indien de Regeering wilde toestaan den prijs te verdeelen, ofwel, indien de prijs, om de vijf jaar werd uitgeloofd, en wel beurtelings voor de Germaansche, voor de classieke, voor de Oostersche, voor de Romaansche philologie. De heer Gailliard stelt derhalve voor, dat de Academie het Bestuur zou machtigen, in dien zin aan den Heer Minister te schrijven. - (Aangenomen.)
| |
Dagorde.
1o) Staat der Academie. Getal openstaande plaatsen. De Bestendige Secretaris doet dienaangaande aan de Vergadering de hieronder volgende mededeeling.
Te vervullen zijn:
A.) | drie plaatsen van briefwisselend lid, t.w.:
a] | eene plaats ten gevolge van de verkiezing (21 December 1910) van den heer Dr. Eug. van Oye tot gewoon lid, tot vervanging van Mr. Edw. Coremans; |
b] | eene plaats ten gevolge van de verkiezing (18 Januari 1911) van den heer Frank Lateur tot gewoon lid. tot vervanging van Dr. Hendrik Claeys; |
c] | eene plaats ten gevolge van de verkiezing (15 Maart 1911) van den heer Dr. Leo Goemans tot gewoon lid, tot vervanging van den heer Jan Broeckaert; |
|
B.) | twee plaatsen van buitenlandsch eerelid, t.w.:
a] | eene plaats ten gevolge van het overlijden van Dr. Ernst Martin (10 Augustus 1910); |
b] | eene plaats ten gevolge van het overlijden van E.P. Alex. Baumgartner, S.J. (5 September 1910). |
|
De Commissie tot het voorstellen van candidaten wordt derhalve belast het noodig getal candidaten voor te dragen.
| |
| |
2o) Ten aandenken aan Jan Theodoor van Rijswijck, geboren te Antwerpen den 8 Juli 1811. Voordracht te houden in de Juli-vergadering. Aanstelling van den Spreker. - De heer Jan Boucherij wordt met het houden van die voordracht belast.
3o) Ten aandenken aan Mevrouw Courtmans-Berchmans, geboren te Oudegem den 6 September 1811. Voordracht te houden in de September-vergadering. Aanstelling van den Spreker. - Het houden van die voordracht wordt aan den heer Frank Lateur opgedragen.
4o) Lezing door den heer Gustaaf Segers: Een gesprek met Vondel. - Spreker voert daarin den dichter in eigen persoon op; deze spreekt over zijne opvatting der poëzie, over zijnen tijd, over enkele voorvallen uit zijn leven. Aldus wordt Vondel's karakter ontleed.
De schepper van Lucifer en Palamedes betoogt dat de dichter de man van zijnen tijd en van zijn Volk hoeft te zijn; ook verdedigt hij met klem van redenen de stelling dat Wetenschap en Poëzie geenszins tegenover elkander, wel in elkanders dienst dienen te staan.
Vondel bestrijdt vinnig het stelsel ‘l'art pour l'art’; hij houdt het met hen die meenen dat de dichter eene maatschappelijke en nationale zending te vervullen heeft.
Dit alles wordt toegelicht door talrijke verzen uit Vondel's dichterschat.
- Op voorstel van den heer Bestuurder beslist de Academie dat de lezing van den heer Segers in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
De Vergadering wordt te 4 1/4 gesloten.
|
|