Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde.
Voets naer, vingers naer
Mededeeling door Jhr. Mr. Nap. de Pauw.
De herstelling der kap van het Belfort te Gent heeft aanleiding gegeven tot het herbestudeeren der akten die de oude kap betreffen. De eerste is eene oorkonde van 1376, waarbij Schepenen van Gent eene overeenkomst aangaan met twee timmermans, om ‘eene cappe te makene.. met tween ghebinden, elc met tween corbeelen ghebonden, ende daerup eenen solre gherept voest naer, met sulken taelgien van houte als profitelic zijn sal, ende daerboven eene tubbe achtcante XXVIII voet hoghe ende XXI voet wijt, ende daerboven eene cappe, een ende een half oversleghen, hoghe naer de weyde van der tube’.
Diericx, die de eerste dit stuk drukte (Mémoires, 1815, II, 61), liet de drie onverstaanbare woorden cursief drukken; De Potter, die het weder uitgaf (Gent, 1883, I, 495) stelde er een vraagteeken bij; Vuylsteke, die de akte volledig en getrouw, met de nauwkeurigste ophelderingen, uitgaf (Verzamelde prozaschriften, 1891, IV, 194, en Rekeningen, tijdvak van Philips van Artevelde, 1893, blz. 436), spreekt er niet van.
Verdam (Mnl. Wb., 1889, II, 1497 en 1539, Gherebbet en gherept), verklaarde 't ‘onduidelijk, vooral voest naer, en onghetwijfeld corrupt’ en vroeg zich af of ‘misschien gherept voest (niet was) bedorven uit één samengesteld deelwoord’. - De vergelijking met een anderen tekst, die hij aanhaalt, van een ‘werc (dat) sal sijn gherebt, gheplanct, ende de pilaere ommegaens gheleyst ende gheschut naer den heesch van den werke’ Diericx, Mém., 2, 261 (?), en die hij zeer wel uitlegt door rebbe, in den zin van balk, spar, rib; van ribben voorzien, zou hem op den weg kunnen gesteld hebben der bedorvene plaats.
Bedorven is het zelfs niet, en er kan hier geene spraak zijn van een onzin, misschien van eene onoplettendheid van den schrijver, daar het stuk opgesteld is, niet door eenen slordigen kopiïst, maar door eenen geleerden stadsklerk onder toezicht der