| |
| |
| |
Vergadering van 18 Januari 1911.
Aanwezig de heeren: Is. Teirlinck, bestuurder, en Dr. Jac. Muyldermans, onderbestuurder;
de heeren Prof. Mr. Julius Obrie, Jan Bols, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Prof. Dr. Willem de Vreese, Jan Boucherij, Amaat Joos, Prof. Dr. Julius Mac Leod, Prof. Dr. C. Lecoutere, Victor dela Montagne en Dr. Eug. van Oye, werkende leden;
de heeren Frank Lateur, Alf. de Cock, Dr. Leo Goemans en Dr. Is. Bauwens, briefwisselende leden.
De heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Edw. Gailliard, Th. Coopman, Jan Broeckaert, Karel de Flou, en Dr. Hugo Verriest, werkende leden, hadden verzocht hun afwezigheid te willen verontschuldigen.
Bij de opening der vergadering deelt de Heer Bestuurder mede, dat de heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris der Academie, door ongesteldheid verhinderd is de vergadering bij te wonen en dat deze, gebruik makende van de bevoegdheid hem bij art. 15 van het Instellingsbesluit toegekend, den heer Prof. Dr. Willem de Vreese verzocht en bereid gevonden heeft om hem in deze vergadering te vervangen. Dientengevolge, op uitnoodiging van den heer Bestuurder, neemt de heer Dr. de Vreese plaats aan het bureel.
De waarnemende Secretaris leest het verslag over de December-vergadering 1910, dat wordt goedgekeurd.
De heer Is. Teirlinck, bestuurder voor het dienstjaar 1910, opent de vergadering met eene toespraak tot de Heeren Leden. Na een woord van diepen dank voor de hem beschoren eer, brengt hij hulde aan zijn voor- | |
| |
ganger Prof. Ad. de Ceuleneer, aan den man die op het gebied der archeologie en der kunstgeschiedenis steeds zoo werkzaam is geweest en nu onlangs zoo moedig te velde trok voor de verdediging van eene zaak, die ons allen nauw aan het harte ligt. De heer Bestuurder vraagt zich echter af, of de krachten waarover hij beschikt wel toereikend zullen zijn. Het jaar 1911 is immers geen gewoon jaar, maar een jubeljaar, dat met luister moet gevierd worden. Hij rekent evenwel op de ijverige medewerking van den krachtdadigen onderbestuurder, Dr. Jac. Muyldermans, en van den Bestendigen Secretaris, die altijd het werk van den Bestuurder licht en zacht weet te maken:
Zeer geachte Medeleden,
Het eerste woord dat ik U allen op dit oogenblik toestuur is en moet zijn een woord van diepen dank, omdat gij mij met zulke eenparige mildheid het ambt van bestuurder der Academie hebt opgedragen.
Mijn tweede - en ik ben overtuigd dat het ook uwe meening zal vertolken - is een woord van lof gericht tot den waarden aftredenden bestuurder, Prof. de Ceuleneer. Buiten de Academie is hij zeer werkzaam geweest, vooral op het gebied der archeologie en kunstgeschiedenis. We groeten hem als overtuigden Vlaming, als koenen strijder. Niet lang is 't geleden, eenige weken dat hij op 't strijdros sprong, en ridderlijk zwaaide hij het Vlaamsche zwaard voor eene zaak die ons allen nauw aan het harte ligt, omdat het de reiner toekomst, het hooger geestesleven, de volledige ontwikkeling van ons volk door eigen taal geldt. En al het degelijke dat hij hier in den schoot der Academie heeft volbracht en ons heeft gejond, dat is u bekend. Ook als bekwame bestuurder verdient hij lof en dank, en ik zal hem in zijn ijver, werkzaamheid en welwillendheid zeker niet evenaren.
Mijne Heeren,
Ik had gehoopt, en gij eveneens, dat gedurende dit jaar een bevoegder man dan ik ben, onze Academie zou geleid hebben. Onze hoop werd echter teleurgesteld, en dit had voor gevolg dat ik heden, door uw vertrouwen, den voorzittersstoel bekleed.
| |
| |
Dat ik het mij aangeboden ambt heb aanvaard, mag u een bewijs zijn dat ik, naar een geijkte uitdrukking, mijn best zal doen om uwer keuze waardig te worden.
Zal ik tot dien uitslag geraken?
Ik durf het hopen, alhoewel verontrustende twijfel in mijn hart is gedrongen. Want dit jaar is voor onze Instelling geen gewoon jaar, en het werk van den bestuurder zal ook niet het gewone bestuurswerk zijn. Dit jaar is een jubeljaar! Wij moeten en zullen het vieren met luister en glorie; wij zullen toonen aan vriend en vijand al het goede dat de Vlaamsche Academie heeft uitgevoerd; wij zullen, niet zonder rechtmatigen trots, wijzen op de rijke vruchten die zij onze taal en wetenschap, ons volk geschonken heeft.
Doch juist omdat zulke voorwaar niet lichte arbeid dit jaar moet gedaan worden, blijkt mij de taak van den bestuurder inderdaad zeer eervol, doch ook niet zonder gevaar te zijn, en ik twijfel reeds of al de krachten waarover ik beschik, wel toereikend zullen wezen om, naar uwen wensch en naar mijn innig verlangen, te doen wat door den bestuurder zal moeten gedaan worden.
Mijn goede wil is stellig daar, en gij zult mij den vrede jonnen, die den menschen van goeden wille hier op aarde redematig toekomt.
Dàt - zonder twijfel!
Doch ik weet dat gij meer zult doen: gij zult mij edelmoedig en overvloedig uw krachtigen steun schenken. Ik ben diep overtuigd dat ik op dien steun mag rekenen, evenals op dien van onzen werkzamen en krachtdadigen onderbestuurder, Dr. Muyldermans.
Doch wat mijn moed vooral versterkt, is dat ik naast mij zal hebben onzen onvermoeibaren secretaris, die door zijn methodische werkzaamheid en helder oordeel het ambt van bestuurder licht en zacht weet te maken.
Ik eindig, Mijne Heeren, met een woord van hoop.
Ik hoop dat het jaar dat begonnen is, niet alleen voor onze instelling, doch ook voor ons allen een echt jubeljaar zal zijn.
Geen zwartgefloersd rouwjaar, als het verleden dat ons strijders en zangers ontroofde en ijverige werkers op het ziekbed wierp.
Maar waarachtiglijk een feestjaar, waarin enkel gejubeld en gejuichd zal worden; dat lachend en lustig ons de zieke vrienden
| |
| |
terug zal geven; dat u allen als een zorgzame moeder bewaken en bewaren zal; dat rustige vrede in ons hart zal brengen, en gulle zonne in onzen geest, en zoete bloemen in onzen Vlaamschen academischen gaarde!
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Royaume de Belgique. Ministère de l'Industrie et du Travail. Office du Travail. Annuaire de la législation du Travail. Publié par l'Office du Travail de Belgique. 13e année, 1909. Bruxelles, 1910.
Recueil des Ordonnances des Pays-Bas. Deuxième série, 1506-1700. Tome cinquième, contenant les ordonnances du 1 Janvier 1543 (1544, N. St.) au 28 Décembre 1549; par MM. J. Lameere, président de la Cour de Cassation, et H. Simont, avocat à la Cour de Cassation, membres de la Commission Royale pour la publication des anciennes lois et ordonnances de la Belgique. Bruxelles, 1910.
Recueil des Ordonnances des Pays-Bas Autrichiens. Troisième série, 1700-1794. Tome douzième, contenant les ordonnances du 10 Janvier 1781 au 23 Décembre 1786; par M. Paul Verhaegen, conseiller à la Cour d'Appel de Bruxelles. Bruxelles, 1910.
Liste chronologique des édits et ordonnances des Pays-Bas. Règnes de Philippe IV (1621-1665) et de Charles II (1665-1700). Bruxelles, 1910.
Bulletin de la Commission Royale des anciennes lois et ordonnances de Belgique. Vol. IX, fasc. 3. Bruxelles, 1910.
Woordenboek der Nederlandsche Taal. Zesde deel, 12de afl. (Inlijven-Inspanning), bewerkt door Dr. A. Beets. 's Gravenhage en Leiden, 1910. - Achtste deel, 6de afl. (Kwijtschelden-Lamp), bewerkt door Dr. J. Heinsius. Id., 1911. - Negende deel, 12de afl. (Nederstorten-Nevel), bewerkt door Dr. A. Kluyver. Id., 1911.
Analecta Vaticano-Belgica. Publiés par l'Institut historique belge de Rome. Vol. I-IV.
I. Berlière (Ursm.). - Suppliques de Clément IV (1342-1352). Textes et analyses, publiés par D. Ursmer Berlière, O.S.B., de l'Abbaye de Maredsous, directeur de l'Institut historique belge. Rome-Bruges et Lille-Paris, 1906.
II. Fayen (Arn.). - Lettres de Jean XXII (1316-1334). Textes et analyses, publiés par Arnold Fayen, membre de l'Institut Historique belge de Rome. Tome I, 1316-1324. Rome-Bruxelles-Paris, 1908.
III. Id. - Tome II (1re partie), 1325-1330. Id., 1909.
| |
| |
IV. Fierens (A.). - Lettres de Benoit XII (1334-1342). Textes et analyses, publiés par Alphonse Fierens, docteur en philosophie et lettres, attaché à l'Institut historique belge de Rome. Rome-Bruxelles-Paris, 1910.
Tijdschriften. - Bibliographie de Belgique, 1910. Première partie: Livres, no 23; deuxième partie: Publications périodiques, no 23. - Wallonia, no 11, 1910. - Bulletin des Commissions Royales d'art et d'archéologie, no 10, 1910. - Bulletin des Musées royaux, no 11, 1910. - Arbeidsblad, nr 22, 1910. - Maandschrift van het Beheer van Landbouw, nr 11, 1910. - Annales des travaux publics, no 6, 1910.
Door de Société d'Emulation de Bruges:
Annales. Tome LX de la collection, 4e fascicule, novembre 1910.
Door de Académie Royale d'Archéologie de Belgique:
Bulletin, no IV, 1910.
Door den Antialcoolischen Bond van Oost-Vlaanderen, te Gent:
De Vijand! Maandschrift. Zevende jg., 1910.
De Vijand! Almanak voor 1911.
Door de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde, te Leiden:
Handelingen en Mededeelingen over het jaar 1909-1910.
Levensberichten der afgestorven Medeleden. (Bijlage tot de Handelingen van 1909-1910.)
Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, uitgegeven vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, te Leiden. 28ste dl. Nieuwe reeks, 20ste dl., 3de en 4de afl. - 29e dl. Nieuwe reeks, 21e dl., 1ste-4de afl.
Feith (J.A.), Rhyn (C.H. van), Vinhuizen (Jb.) en Wumkes (G.A.). - Grafschriften in Stad en Lande, verzameld en uitgegeven door Jhr. Mr. J.A. Feith, Prof. Dr. C.H. van Rhyn, Jb. Vinhuizen en Dr. G.A. Wumkes. Groningen, 1910.
Door het Historisch Genootschap, te Utrecht:
Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. 31e dl. Amsterdam, 1910.
Gonnet (C.J.). - Briefwisseling tusschen de gebroeders Van der Goes (1659-1673), uitgegeven door G.J. Gonnet. Tweede deel. Amsterdam 1909.
Meulen (Dr. A.J. van der). - Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Hardenbroek, heer van Bergestein, Lockhorst, 's Heeraartsberg, Bergambacht en Ammerstol, president der Utrechtsche Ridderschap, gedeputeerde ter generaliteitsvergadering enz. (1747-1787), uitgegeven en toegelicht door Dr. A.J. van der Meulen. Deel III, 1781-1782. Amsterdam, 1910.
| |
| |
Door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant:
Handelingen, 1903-1910. 's-Hertogenbosch, 1910.
Juten (G.C.A.). - Cartularium van het Begijnhof te Breda, samengesteld door G.C.A. Juten, R.K. Pr. en Kapelaan, Redacteur van ‘Taxandria’. Z. pl. of j.
Door de Königliche Gesellschaft der Wissenschaften, te Göttingen:
Nachrichten von der Königlichen Gesellschaft der Wissenschaften zu Göttingen. Philologisch-historische Klasse. 1910, Heft 3. - Geschäftliche Mitteilungen. 1910, Heft 2.
Door de Académie Impériale des Sciences de St.-Pétersbourg:
Bulletin, no 18, 1910
Door den heer Dr. P.J. Blok, buitenlandsch eerelid, te Leiden:
Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, verzameld en uitgegeven vroeger door Mr. Is. An. Nijhoff, P. Nijhoff, Dr. R. Fruin en Dr. P.L. Muller, thans door Dr. P.J. Blok, hoogleeraar te Leiden. IVe Reeks. Deel IX, afl. 4. 's-Gravenhage, 1910.
Door Z. Em. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen:
La Vie diocésaine. Bulletin du Diocèse de Malines. Tome IV, fasc. X, décembre 1910.
Door den heer Jan Bernaerts, onderpastoor, te Sint-Jans-Molenbeek-Brussel:
Bernaerts (Jan). - Conscience-literatuur. (Overdruk uit De Student, XXXe jaarg., 4e afl., Sept. 1910.)
Tooneelgids, 1e afl. April 1910 Uitgave van de Algemeene Tooneelboekerij. Zetel: Kapelstr. 14, Tienen. - IIe jaar: 1e afl., Nov. 1910.
Door den heer O. van Hauwaert, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum, te Gent:
Hauwaert (O. van). - Le mouvement littéraire en pays flamand. (Extrait de la Revue des Humanités, décembre 1910.)
Door den heer A. van der Schelden, boekhandelaar, te Gent:
Jacobs (F.). - Grieksch Leesboek voor eerstbeginnenden en meergevorderden, door F. Jacobs. Ten dienste der Nederlandsche jeugd bewerkt door G. Leen, rector der Latijnsche scholen te Zwolle. (Bij het eerste deel ontbreekt het titelblad.) Tweede deel, tweede druk, derde afdeeling. Zutphen, 1826. - Derde deel, vierde afdeeling. Id., 1821. - Vierde deel, tweede verbeterde en vermeerderde druk. Poëtische afdeeling. Id. 1827.
Landré (G.N.). - Dictionnaire de poche Français-Hollandais, par G.N. Landré. - Fransch-Hollandsch Zak-woordenboek, door G.N. Landré. Dordrecht, 1821.
| |
| |
Bilderdijk (Mr. Wm). - Kormak. Treurspel door Mr. Wm. Bilderdijk. 's Gravenhage, 1808.
Rijswijck (Th. van). - Godgewijde gezangen, door Th. van Rijswijck. Schrijver der Dichterlijke Bespiegeling op het Onze Vader, der Balladen, enz. Antwerpen, 1844.
Roucourt (Th.J.E.). - Beknopte Spraakleer der Nederlandsche taal, ten gebruike der scholen van middelbaar onderwijs, door Th.J.E. Roucourt, professor van dichtkunde aan het Klein Seminarie van Mechelen, secretaris der ‘Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde’, lid van het taal- en letterlievend Genootschap ‘Met tijd en vlijt’, bij de Hoogeschool van Leuven, enz. Tweede, gansch omgewerkte en vermeerderde uitgave. Mechelen, 1870.
Roucourt (Th.J.E.). - Proeve van Nederlandsche Woordafleidkunde, ten gebruike der hoogere scholen van middelbaar onderwijs, door Th.J.E. Roucourt, professor van dichtkunde aan het Klein Seminarie van Mechelen, secretaris der ‘Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde’, lid van het taal- en letterlievend Genootschap ‘Met tijd en vlijt’, bij de Hoogeschool van Leuven. Mechelen, 1872.
Nolet de Brauwere van Steeland (Dr. J.). - Het standbeeld van Ambiorix in Herfstmaand van 1866 te Tongeren onthuld. Een gedicht van Dr. J. Nolet de Brauwere van Steeland, buitenlid der Koninklijke Academie van Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten van België, der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden, enz. Brussel, z.j.
Door de Redactie:
Museum. Maandblad voor Philologie en Geschiedenis, nr 4, 1911. - Oudheid en Kunst, nr 4, 1910. - Tijdschrift der Gemeentebesturen, nr 12, 1910.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Rietstap (J.B.). - Handboek der Wapenkunde; bevattende: I. De geschiedenis der Wapenkunde; - II. De practijk der Wapenkunde; - III. Registers der wapens van den thans bloeijenden Nederlandschen adel; van de staatslieden en veldheeren van Napoleon I; van beroemde personen uit vroeger en later tijd; enz, Door J.B. Rietstap. Met vijf platen. Tweede uitgaaf. Amsterdam, 1875.
Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het oud-vaderlandsche recht. Verslagen en Mededeelingen, zesde deel, no 1. 's Gravenhage, 1910.
Minerva. Handbuch der gelehrten Welt. Bearbeitet von Dr. G. Lüdtke und J. Beugel. Erster Band: Die Universitäten und Hochschulen usw., ihre Geschichte und Organisation. Mit dem Bildnis von
| |
| |
Professor Dr. Eduard Suess, Präsidenten der Kaiserl. Akademie der Wissenschaften in Wien. Strassburg, 1911.
Peddie (R.A.). - Conspectus Incunabulorum. An index catalogue of fifteenth century books, with references to Hain's Repertorinm, Copinger's Supplement, Proctor's Index, Pellechet's Catalogue, Campbell's Annales and other Bibliographies. By R.A. Peddie, Author of ‘Printing in Brescia in the Fifteenth Century’. Part I. (A.-B). London, 1910.
Cahier (P.Ch.). - Nouveaux mélanges d'Archéologie, d'Histoire et de Littérature sur le moyen âge, par les auteurs de la Monographie des vitraux de Bourges (Ch. Cahier et feu Arth. Martin, de la Cie de Jésus). Collection publiée par le P.Ch. Cahier. Ivoires, miniatures, émaux. Paris, 1874.
Société de l'Art ancien en Belgique. Orfèvrerie, Dinanderie, Ferronnerie, Tissus, Broderies, Miniatures, Ivoires, Mobilier et Céramique. 1er Fascicule. Bruges, s.d.
De Gids, Januari 1911. - Sint-Lucas, nr 5, 1911
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid, nr 12, 1909-1910. - Biekorf, nr 24, 1910. - Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, December 1910. - St. Cassianusblad, nr 1, 1911; Bijvoegsel, nr 1, 1911. - De Vlaamsche Gids. nr 1, 1911. - De Katholiek, Januari 1911. - Onze Kunst, Januari 1911. - De Vlaamsche Kunstbode, nr 9, 1910. - Les Marches de l'Est, 15 Décembre, 1910-1911. - Neerlandia, nr 12, 1910. - Het Katholiek Onderwijs, nr 3, 1910-1911. - De Opvoeder, nr 34, 1910; nrs 1-2, 1911. - De Opvoeding, nr 1, 1911. - Christene School, nrs 5 en 6, 1911. - De Schoolgids, nr 50, 1910; nr 1, 1911. - De Student, nr 1, 1910. - Volkskunde, nrs 1-2, 1910. - Dietsche Warande en Belfort, nr 12, 1910.
Ingekomen brief. - De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met den volgenden ingekomen brief:
Afsterven van den Z.E. heer Kanunnik Dr. Hendrik Claeys, werkend lid. - Brief van 29 December 1910, waarbij de E.H.P. Claeys, pastoor van Elseghem, in naam der familie, aan de heeren Leden der Academie dank betuigt voor de gegeven blijken van deelneming bij het afsterven van Dr. H. Claeys zaliger.
| |
| |
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Geschiedenis van het Onderwijs in België. Bekroonde prijsverhandeling. - De heer A. Sluys heeft den 14 December 11. zijn handschrift aan de Academie teruggestuurd. ‘Ik heb daaraan - schrijft hij - de wijzigingen en aanvullingen toegebracht, welke de heeren verslaggevers hadden aangeduid. Inzonderheid heb ik het tijdperk van Maria-Theresia en van Jozef II opnieuw bewerkt, daarbij steunende op overeenstemmende werken van gelijktijdige geschiedschrijvers en van bewerkers van monografiën, verschenen in een werk door de tegenwoordige Regeering uitgegeven’.
- Namens het Bestuur, heeft de Bestendige Secretaris het hs. van den heer Sluys om advies aan den heer Prof. Ad. de Ceuleneer, eersten verslaggever, medegedeeld. Deze heeft daarover het hieronder volgende verslag uitgebracht:
De heer Sluys heeft de meeste opmerkingen van mijn verslag ernstig in aanmerking genomen en talrijke goede wijzigingen aan zijn werk toegebracht. Ik meen derhalve dat er tot het drukken mag overgegaan worden. Enkel nog éen wensch uitgesproken, nl. dat de Registers van de Inleiding alsook van het Eerste en van het Tweede deel tot een algemeen Register zullen worden omgewerkt.
2o) Letterkundige Wedstrijden. Ingekomen antwoorden. - a] Vakwoordenboek van de Zeevisscherij. - Den 30 December 1910 is ingekomen een antwoord met kenspreuk: ‘Zooals 't klokje t' huis tikt, tikt 't nergens’.
b] Vakwoordenboek van de Brouwerij. - Den 31 December is ingekomen een antwoord met kenspreuk: ‘De mensch streeft naar volmaaktheid, maar bereikt ze nooit’.
c] Taalgrens van het Oost- en Westvlaamsch Dialect. - Den 31 December is ingekomen een antwoord met kenspreuk: ‘Waar een wil is, is een weg’.
| |
| |
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer Amaat Joos, waarnemende secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden. (Zie beneden op Dagorde, 4o Bibliotheca Neerlandica Manuscripta.)
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Jan Boucherij, secretaris der Commissie, geeft het volgend beknopt verslag over de morgenvergadering:
Waren aanwezig de heeren: Dr. Willem de Vreese, voorzitter; Kan. J. Muyldermans, ondervoorzitter; J. Bols, A. de Ceuleneer, A. Joos, Dr. J. Mac Leod, Mr. J. Obrie en G. Segers, leden, en de secretaris.
Het verslag over de vorige zitting wordt door den secretaris voorgelezen en door de leden goedgekeurd.
Daarna bespreekt men de voordracht van Prof. J. Mac Leod over Taalonderwijs. De heeren A. de Ceuleneer en G. Segers geven eenige beschouwingen ten beste met betrekking tot deze voordracht en drukken daarin hunne zienswijze uit.
Op voorstel van den Voorzitter zullen de bemerkingen dezer heeren, behoudens goedkeuring der Academie, in de Verslagen en Mededeelingen en in het Bijblad der Commissie gedrukt worden. - (Goedgekeurd.)
| |
Dagorde.
1o) Wedstrijden waarvoor bepaald werd, dat de antwoorden uiterlijk op 31 December 1910 moesten worden ingezonden. - Ingekomen prijsantwoorden. Samenstelling der keurraden.
| |
I. - Dialectstudie.
Topographische grens van het West- en Oostvlaamsch dialect.
Prijs: 400 fr.
Steller van de vraag: de heer Prof. Dr. W. de Vreese.
| |
| |
N.B. Deze vraag is de eerste van eene reeks die alle Nederlandsche dialecten zal omvatten. Bij gebleken belangstelling, is het de bedoeling der Academie eerst de hoofddialecten, daarna de onderdialecten in kaart te brengen.
Worden tot leden van den keurraad aangesteld: de heeren Prof. Dr. Willem de Vreese, Amaat Joos en Frank Lateur.
| |
II. - Vak- en Kunstwoorden.
Eene zoo volledig mogelijk verklarende Nederlandsche vakwoordenlijst van de Zeevisscherij. (Voor de gewestwoorden wordt aanwijzing van de streek vereischt.)
Prijs: 800 fr.
Steller van de vraag: de heer Th. Coopman.
Worden tot leden van den keurraad aangesteld: de heeren Prof. Dr. Julius Mac Leod (tot vervanging van den heer Th. Coopman en op dezes verzoek), Prof. Dr. C. Lecoutere en Jhr. Dr. Karel de Gheldere.
2o) Commissie voor Rekendienst voor het jaar 1911. - Benoeming van drie Leden, welke, met het Bestuur der Academie, de Commissie voor Rekendienst, voor het jaar 1911, zullen uitmaken. - Worden aangewezen, de heeren: Prof. Mr. Julĭus Obrie, Prof. Ad. de Ceuleneer en Prof. Mr. Julius Mac Leod.
3o) Bibliotheca Neerlandica Manuscripta, door Prof. Dr. Willem de Vreese. Voorstel tot uitgave. Verslag vanwege de Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. In overeenstemming met het advies van de Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde, dat namens deze Commissie door den heer Amaat Joos wordt medegedeeld, wordt door de Academie besloten:
a] | dat de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta, bewerkt door Prof. Dr. Willem de Vreese, door de Academie zal worden uitgegeven; |
| |
| |
b] | dat dit werk zal gehonoreerd worden volgens art. 84 van het ontwerp van Reglement, dat thans aan de goedkeuring van de Regeering is onderworpen; |
| |
c] | mocht een grooter formaat dan het gebruikelijke groot-octavo der Academie noodzakelijk bevonden worden, dan zal het honorarium naar verhouding hooger berekend worden, in overeenstemming met de bepalingen van het tweede lid van bovengenoemd art. 84. |
4o) Verkiezing van een werkend lid, tot vervanging van Dr. Hendrik Claeys zaliger.
Worden door den heer Bestuurder tot stemopnemers aangewezen de heeren Prof. Dr. Julius Mac Leod en Jan Boucherij.
Wordt verkozen de heer Frank Lateur.
De heer Bestuurder wenscht den heer Frank Lateur geluk met zijne verkiezing: deze betuigt zijn oprechten dank voor het blijk van genegenheid en waardeering hem door de heeren werkende Leden gegeven en belooft zijne beste krachten steeds ten dienste der Academie te stellen.
4o Lezing door den heer Gustaaf Segers: Van Peene herdacht. Spreker houdt eene voordracht over Hippoliet Van peene, ter gelegenheid van het eeuwfeest van dezen tooneelschrijver. Hij geeft eerst eene korte levensschets van Van Peene, en ontleedt op beknopte wijze Mathias de Beeldstormer en Vondel, zijne twee beste drama's.
Van Peene geeft vooral de maat van zijn talent in zijne talrijke blijspelen, waarvan vele verdienstelijk zijn om hunne natuurlijkheid en waarheid. Daarbij zijn zij in den hoogsten graad bevattelijk voor het volk.
Al moge Van Peene op geene ongewone literarische verdienste aanspraak maken; al zoekt men tevergeefs psychologische diepte en scherpe karakterontleding in
| |
| |
zijne werken; al moet men zelfs toegeven, dat taal en stijl al te dikwijls bij hem te wenschen overlaten, toch heeft deze man recht op de levendige dankbaarheid der Vlamingen. Trouwens hij is de wezenlijke stichter van ons nationaal tooneel, dat zeer veel heeft bijgedragen ter verheffing van ons stambesef, ter versterking der vaderlandsliefde, ter veredeling der moedertaal.
Van Peene is daarbij de dichter van De Vlaamsche Leeuw. Daardoor schonk hij en zijn toondichter Karel Miry aan de Vlaamsche Beweging haar nationaal lied, gelijk elke nationale beweging dit heeft.
De Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde brengt, ter gelegenheid van het eeuwfeest van Hippoliet Van Peene's geboorte, aan dezen hoogst verdienstelijken man, den stichter van ons nationaal tooneel, hare plechtige hulde; zij herdenkt ook dankbaar de diensten van Van Peene's echtgenoote, geboren Virginie Miry, de talentvolle tooneeliste: zij brengt vooral hare hulde aan Hippoliet Van Peene en Karel Miry, den dichter en den toondichter van De Vlaamsche Leeuw!
- Op voorstel van den Bestuurder, beslist de Academie, dat de lezing van den heer Segers in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
Lezing van den heer Prof. de Ceuleneer over de Noodzakelijkheid de Koninklijke Vlaamsche Academie uit te breiden.
De Heer de Ceuleneer herinnert aan de redevoering, in de plechtige Zitting van 27 Juni 1903 door den Heer Prayon-van Zuylen, als Bestuurder uitgesproken. Daarin poogde deze te bewijzen dat de Academie enkel in staat zou zijn de wetenschappelijke cultuur van het Vlaamsche volk te ontwikkelen en te bevorderen door hare gelijkstelling met de Académie Royale de Belgique; en daardoor alleen aan de Vlaamsche Belgen dezelfde
| |
| |
diensten zou kunnen bewijzen die onze Franschsprekende landgenooten aan de Zusterinstelling te danken hebben. De Heer de Ceuleneer treedt die denkwijze bij en acht dat het oogenblik gekomen is om het vraagpunt opnieuw te bespreken. Men verstaat heel wel, zegt hij, dat de Regeering, bij het stichten der Academie, de bevoegdheid beperkte tot wat taal- en letterkunde betreft. Maar nu de Academie gedurende vijf en twintig jaar blijken van groote werkzaamheid gegeven heeft, zou de Regeering heel gepast hare verdiensten kunnen erkennen door hare bevoegdheid uit te breiden. Dit komt hem als eene noodzakelijkheid voor om invloed op het Vlaamsche volk uit te oefenen, om aan de Vlaamsche geleerden de gelegenheid te geven hun wetenschappelijke werken in 't Vlaamsch op te stellen, zij die nu niet aangemoedigd maar zelfs miskend worden, want nooit zal een Vlaamsche geleerde die in het Vlaamsch schrijft tot lid der Academie van Brussel verkozen worden; eindelijk is het ook een middel om mannen te vormen die, aan de Gentsche Hoogeschool degelijke lessen in 't Vlaamsch zouden kunnen geven. De Spr. drukt dus den wensch uit dat de Academie eene Academie worde voor letteren, kunsten en wetenschappen, verdeeld in drie klassen, bestaande ieder uit twintig werkende en tien briefwisselende leden, namelijk eene klas voor taalen letterkunde, eene voor geschiedenis en kunst, en eene derde voor wetenschappen en geneeskunde. Indien de Academie deze gedachten bijtreedt, zoo zou hetnuttig zijn eene Commissie van drie leden te benoemen om, met het Bestuur, een programma op te stellen hetwelk dan, na goedkeuring door de Academie, aan de Regeering zou onderworpen worden.
De vergadering wordt te 4 uur gesloten.
|
|