Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1910

XXIX.
gheboorghen vont.

Bergen, zegt Verdam, Middelndl. Wdb., werd in de middeleeuwen geheel in de beteekenis van ons Verbergen gebruikt. Aldus wijst Gheboorghen vont, waarvan een voorbeeld volgt, op Verborgen goed, nl. in den grond verborgen goed, derhalve op In den grond gevonden goed.

Al ploegende, of onder 't bewerken van land - ‘daer hy heerde’, - had een werkman een goudstuk in den grond gevonden: dat was ‘Gheboorghen (verborgen) vont’. Den ‘heere’, d.w.z. den baljuw van den prins, werd het stuk gezonden: uit liefde Gods liet deze het evenwel aan den eerlijken vinder teruggeven:

Staatsarchief te Gent, Fonds der Abdij van Sint-Pieters, Reg. n^r 22, fol. lxxvij v^o: ‘Memorie van gheboorghen vont tOvermeersch. Anno xv^cxxv, den xxvij^en in Meye, vant Joos van Poucke, de enape van Jan Goethals, een stuck gauts int lant daer hy heerde, ende zandt datte den heere, ende was hem wederomme ghegheven om de minne Godts.’

Edw. Gailliard.