| |
| |
| |
Vergadering van 16 Maart 1910.
Aanwezig de HH.: Prof. de Ceuleneer, bestuurder, Teirlinck, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Broeckaert, Jan Bols, Karel de Flou, Dr. L. Simons, Gustaaf Segers, Prof. Dr. W. de Vreese, Dr. Jac. Muyldermans, Jan Boucherij, Amaat Joos, Prof Dr. Julius Mac Leod, Dr. Hugo Verriest en Prof. Dr. C. Lecoutere.
De heeren Dr. H. Claeys, Mr. Edw. Coremans en Jhr. Dr. Karel de Gheldere, werkende leden, alsook de heer Dr. Leo Goemans, briefwisselend lid, hebben laten weten, dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de Februari-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Afsterven van den heer Des. Claes, werkend lid. - Lijkrede. Brief van rouwbeklag. Levensbericht van den afgestorvene. - Bij telegram van 7 Maart werd, door den heer Fred. Claes, ter kennis der Koninklijke Vlaamsche Academie gebracht de droeve mare van het afsterven van den heer Des. Claes, sedert 21 Augustus 1895 werkend lid onzer Koninklijke Instelling. Tot teeken van rouw werd onmiddellijk de nationale vlag halfstok aan den gevel van het Academiegebouw geheschen.
Namens het Bestuur, berichtte de Bestendige Secretaris, bij brieve van 8 Maart, de familie van den diepbetreurden overledene, dat de heer Prof. Ad. de Ceuleneer, bestuurder voor het jaar 1910, de Academie op de
| |
| |
lijkplechtigheid zou vertegenwoordigen en er eene lijkrede uitspreken. (De heer Jan Bols, werkend lid, woonde ook de lijkplechtigheid bij.)
De heer Prof. A de Ceuleneer opent de vergadering met eerbiedig hulde te brengen aan de nagedachtenis van den heer Des. Claes, een man van groote verdienste, die zijn leven lang in het Onderwijs, voor de verspreiding der Nederlandsche taal, heeft gearbeid en een van de werkzaamste en tevens van de meest verkleefde Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie is geweest. - Vervolgens deelt hij aan de Vergadering de lijkrede mede, door hem uitgesproken. - De Academie beslist dat deze in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
Op voorstel van den Bestuurder, beslist de Vergadering, dat een brief van rouwbeklag aan Mevrouw Desiré Claes, geboren Anna Brouwers, zal gezonden worden.
De Academie neemt daarna met dank het aanbod aan van den heer Dr. Jac. Muyldermans, zich met het schrijven van het Levensbericht van den heer Claes, voor het Jaarboek voor 1912, te belasten.
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Espinas (Georges) et Pirenne (Henri). - Académie Royale de Belgique. Commission Royale d'Histoire. - Recueil de documents relatifs à l'histoire de l'industrie drapière en Flandre, publié par Georges Espinas et Henri Pirenne. Première partie. Des origines à l'époque bourguignonne. - Tome deuxième (Deynze-Hulst. Bruxelles, 1909.
Annuaire de l'Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique. 1910. 76me année. Bruxelles, 1910.
Bibliothèque coloniale internationale. Institut colonial international. Bruxelles. - 2me série. Les Fonctionnaires coloniaux. Premier supplément. Documents officiels précédés de notices historiques. Tome III. Colonies néerlandaises. - Colonies allemandes. - Colonies françaises. - Colonies britanniques. Bruxelles, 1910.
| |
| |
Woordenboek der Nederlandsche taal. Derde deel, 15e afl. (Derde afl. van het Tweede Stuk), Dame-Deren, bewerkt door Dr. J.-A.-N. Knuttel, 's Gravenhage en Leiden, 1910.
Bley (A). - Eigla-Studien von A. Bley, professor an der Universität Gent. Gand, 1910.
Tijdschriften. - Académie Royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts, no 12, 1909. - Id. Bulletin de la Commission Royale d'Histoire, tome 78, IVe bull. - Bibliographie de Belgique, 1910. Première partie: Livres, nos 2-3; Deuxième partie: Publications périodiques, nos 2-3. - Bulletin des Commissions Royales d Art et d'Archéologie. nos 11 et 12, 1908. - Revue Néo-Scolastique de philosophie, Février 1910. - Revue Sociale Catholique, no 4, 1910. - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, nr 1, 1910. - Bulletin des Musées royaux, no 1, 1910. - Arbeidsblad, nr 2, 1910. - Maandschrift van het Beheer van Landbouw, nr 3, 1910. - Annales des Travaux publics de Belgique, no 1, 1910.
Door de Antwerpsche Bibliophilen:
Dilis (Em.). - Uitgaven der Antwerpsche Bibliophilen, nr 24: De rekeningen der Rederijkkamer De Olijftak over de jaren 1615-1629, uitgegeven door Emiel Dilis, naar het handschrift berustende in het Archief der Koninklijke Academie van Schoone Kunsten te Antwerpen. Antwerpen, 's Gravenhage, 1910.
Door den Oudheidkundigen Kring van de Stad en het voormalig Land van Aalst, te Aalst:
Annalen. 5e jaar, 1909, nr II: François-Joseph de Smet, 1771-1854. Notice biographíque par Oscar Reyntens.
Door de Königliche Gesellschaft der Wissenschaften, te Göttingen:
Nachrichten von der Königl. Gesellschaft der Wissenschaften zu Göttingen. Philologisch-historische klasse.
1894. Heft 1: Kielhorn (F.). - Die Sâkatâyana-Grammatik.
Wilamowitz-Moellendorf (U.v.). - Ein Weihgeschenk des Eratosthenes.
Frensdorff (F.). - Beiträge zur Geschichte und Erklärung der deutschen Rechtsbücher.
Heft 2: Jacobi (H.). - Beiträge zur kenntnis der vedischen Chronologie.
Günther (O.). - Ueberlieferung der Sammlung in Sachen des Monophysitismus.
Flemming (J.). - Zwei Sabäische Inschriften.
Meyer (W.). - Melanchtons Vorlesung über Ciceros Officia.
Wilamowitz-Moellendorff (U.v.). - Aratos von Kos.
| |
| |
Heft 3: Leo (F.). - Ueber einige Palimpsestverse der Cistellaria.
Wagner (H.). - Die Rekonstruktion der Toskanelli-karte vom J. 1474 und die Pseudo-Facsimilia des Behaim-Globus vom J. 1492.
Heft 4: Meyer (W.). - Glossen zu einigen juristischen Handschriften in Göttingen.
Kielhorn (F.). - Zu Açvagosha's Buddhacarita.
Weiland (L.). - Fragment einer Niederrheinischen Pabst-und Kaiserchronik aus dem Anfange des 14. Jahrhunderts.
Cohn (G.). - Zur Geschichte des Englischen Canalwesens.
Bechtel (F.). - Vedica.
Frensdorff (F.). - Die Lehnsfähigkeit der Bürger.
1895. Heft 1: Wellhausen (J.). - Der syrische Evangelienpalimpsest vom Sinai.
Meyer (W.). - Die Göttinger Nachschrift der Postille Melanchthons.
Fredrich (C.). - Sarkophag-Studien.
Leo (F.). - Nachtrag zu Nachr. 1894 S. 201 ff.
Heft 2: Zimmer (H.). - Neue Frogmente von Hisperica famina aus Handschriften in Luxemburg und Paris.
Wellhausen (J.). - Die Rückkehr der Juden aus dem babylonischen Exil.
Bousset (W.). - Nachrichten über eine Kopenhagener Handschrift (Arnamagnaeansche Legat 1927 A.M. 745-4to) des Kommentars des Apringius zur Apocalypse.
Pischel (R.). - Epigraphisches.
Heft 3: Wilamowitz-Moellendorff (U.v.). - Hephaistos.
Hultsch (F.). - Erläuterungen zu dem Berichte des Jamblichos über die vollkommenen Zahlen.
Meyer (W.). - Der Berliner Annalist von 1434.
Liebich (B.). - Das Cāndra-Vyākarana.
Bethe (E.). - Die Ueberlieferung des Onomastikon des Julius Pollux.
Keil (B.). - Das Gottesurteil von Mantineia.
Heft 4: Trieber (K.). - Zur Kritik des Gorionides.
Cohn (G.). - Zur Morphologie der Production.
Leo (F.). - Bemerkungen über plautinische Wortstellung und Wortgruppen.
Heikel (I.-A.). - Ueber die Handschriften von Eusebius Vita Constantini, Laus Constantini und Constantini Oratio ad sanctum coetum.
Leo (F.). - Die Publication von Ciceros Briefen an Atticus.
Meyer (W.). - Predigten Luther's aus den Jahren 1528 und 1529 in einer Kopenhagener Handschrift.
Röthe (G.). - Ueber Goethes ‘Mädchen aus Oberkirch’.
| |
| |
Bonwetsch (N.). - Die Datierung der Geburt Christi in dem Danielcommentar Hippolyts.
Franke (R.-O.). - Zu Açoka's Felsen-Edicten.
1896. Heft 1: Lüders (N.). - Zu Açvaghosa's Buddhacarita.
Bonwetsch (N). - Die handschriftliche Ueberliefering des Danielcommentars Hippolyts.
Jacobi (H.). - Der Ursprung des Buddhismus aus dem Sánkhya-Yoga.
Kielhorn (F.). - Die Sonnen-und Mondfinsternisse in den Daten indischer Inschriften.
Mau (A.). - Fuicra lectorum, testudines alveorum.
Leumann (E.). - Zu Açvaghosas Buddhacarita.
Bonwetsch (N.). - Das slavisch erhaltene Baruchbuch.
Heft 2: Kehr (P.). - Ueber die Chronologie der Briefe Pabst Pauls I im Codex Carolinus.
Wilamowitz-Moellendorff (U.v.). - Die Amphiktionie von Kalaurea.
Lehmann (M.). - Denkwürdigkeiten des Freiherrn vom Stein aus dem Jahre 1812.
Leo (F.). - Die staatsrechtlichen Excurse in Tacitus' Annalen.
Heft 3: Wilamowitz-Moellendorff (U.v.). - Des Mädchens Klage, eine alexandrinische Arie.
Helbig (W.). - Ueber die Nekropole von Assarlik in Karien.
Leo (F.). - Zum Briefwechsel des Ausonius und Paulinus.
Zachariae (Th.). - Prakrit maïla und Verwandtes.
Achelis (H.). - Ueber Hippolyt's Oden und seine Schrift ‘Zur grossen Ode’.
Heft 4: Kehr (P.). - Papsturkunden in Venedig.
Fredrich (C.) und Wentzel (G.). - Anecdota aus einer athenischen Handschrift.
Graeven (H.). - Florentiner Lukianhandschriften.
1897. Heft 1: Bonwetsch (N.). - Die apokryphen Fragen des Bartholomäus.
Frensdorff (F.). - Zur Geschichte des deutschen Reichsinsignien.
Heft 2: Degering (H.). - Ueber etruskischen Tempelbau.
Kehr (P.). - Papsturkunden in Pisa, Lucca und Ravenna.
Cohn (Gustav). - Ueber das Wesen des Industriestaates.
Kehr (P.). - Papsturkunden in Reggio nell' Emilia.
Klinkenborg (M.). - Papsturkunden in Nonantola, Modena und Verona.
Derselbe, Papsturkunden in Brescia und Bergamo.
Heft 3: Cohn (G.). - Ueber das Wesen der Krisen in der Volkswirtschaft.
| |
| |
Wilamowitz-Moellendorff (U.v.). - Simonides der Epigrammatiker.
Harisse (H.). - L'atterrage de Cabot au continent américain.
Kehr (P.). - Papsturkunden in Padova, Ferrara und Bologna nebst einem Nachtrag über die Papsturkunden in Venedig.
1898. Heft 1: Lüders (Heinrich). - Zwei indische Etymologien.
Kehr (P.). - Papsturkunden in der Romagna und den Marken.
Kehr (P.). - Papsturkunden in Benevent und der Capitanata.
Rahlfs (Alfred). - Ueber eine von Tischendorf aus dem Orient mitgebrachte, in Oxford, Cambridge, London und Petersburg liegende Handschrift der Septuaginta.
Heft 2: Meyer (Wilhelm). - Der Ursprung des Mottet's. Vorläufige Bemerkungen.
Kaibel (Georg). - Menanders Γϵωργόϛ.
Schmidt (C.). - Der Osterfestbrief des Athanasius vom J. 367.
Wilamowitz-Moellendorff (U.v.) - Das Skolion aes Simonides an Skopas.
Heft 3: Kehr (P.). - Papsturkunden in Apulien. Bericht über die Reise des Dr. L. Schiaparelli.
Derselbe, Papsturkunden in Abruzzen und am Monte Gargano. Bericht über aie Reise der Herren M. Klinkenborg und L. Schiaparelli.
Klinkenborg (M.). - Papsturkunden im Principato, in der Basilicata und in Calabrien.
Kehr (P.). - Papsturkunden in Umbrien. Bericht über die Reise der Herren M. Klinkenborg und L. Schiaparelli.
Heft 4: Meyer (W.). - Die Anklagesätze des h. Bernhard gegen Abaelard.
Leo (F.). - Das Schlussgedicht des ersten Buches des Properz.
Rieger (M.). - Ueber eine misverstandene Steile in Dantes Commedia.
Kehr (P.). - Diplomatische Miszellen.
1899. Heft 1: Bonwetsch (N.). - Die Διδασϰαλία᾽ Ιαϰωβου νεοβαπτίστου.
Geffchen (J.). - Studien zur älteren Nerosage.
Rieger (M.). - Ueber Dantes Lyrik.
Lüders (H.). - Bemerkungen zu dem Kharosthí Manuskript des Dhammapada (M.S. Dutreuil de Rhins).
Leo (F.). - Ein metrisches Fragment aus Oxyrhynchos.
Roethe (G.). - Jacob Grimms Vorlesungen über deutsche Litteraturgeschichte.
Kaibel (G.). - Ein Komödienprolog.
Heft 2: Ziebarth (Erich). - Neue attische Fluchtafeln.
Keil (Bruno). - Ueber zwei elische Inschriften.
| |
| |
Lehmann (Max). - Luthers Verhör vor dem Wormser Reichstacke vom 1521.
Kielhorn (F.). - Ein unbekanntes Indisches Metrum.
Bechtel (F.). - Latina.
Kehr (P.). - Papsturkunden in Venetien.
Heft 3: Kehr (P.). - Papsturkunden in Friaul.
Kehr (P.). - Id. in Sizilien.
Kehr (P.). - Ueber die Papsturkunden für S. Maria de Valle Josaphat.
Kehr (P.). - Papsturkunden in Malta.
Heft 4: Frensdorff (F.). - G.A. von Münchhausens Berichte über die kaiserwahl des Jahres 1742.
Pietschmann (R.). - Apophthegmata patrum boheirisch.
chröder (E.). - Die Berner Handschrift des Matthias von Neuenburg.
Rahlfs (A.). - Alter und Heimat der vaticanischen Bibelhandschrift.
Belck (W.) und Lehmann (C.-F.). - Vorläufiger Bericht über aie im Jahre 1898 erzielten Ergebnisse einer Forschungsreise durch Armenien.
Pietschmann (R.). - Theodorus Tabennesiota und die sahidische Uebersetzung des Osterfestbriefs des Athanasius von Jahre 367.
1900. Heft 1: Kehr (P.). - Papsturkunden in Parma und Piacenza. Bericht über aie Forschungen v. L. Schiaparelli.
Bonwetsch (N.). - Die apokryphe ‘Leiter Jakobs’.
Geffken (Johannes). - Die babylonische Sibylle.
Kehr (P.). - Diplomatische Miszellen.
Heft 2: Kehr (P.). - Papsturkunden in Rom.
Kehr (P.). - Papsturkunden in Saierno, La Cava und Neapel.
Heft 3: Wagner (Hermann). - Der Ursprung der ‘kleinen Seemeile’ auf den mittelalterlichen Seekarten der Italiener.
Kehr (P.). - Papsturkunden in Campanien.
Kielhorn (F.). - Epigraphic Notes.
Kehr (P.). - Papsturkunden in Rom. (Zweiter Bericht.)
Beiheft: Borchling (C.). - Mittelniederdeutsche Handschriften in Skandinavien, Schleswig-Holstein, Mecklenburg und Vorpommern (Zweiter Reisebericht.)
1901. Heft 1: Kehr (P.). - Diplomatische Miszellen.
Lüders (H.). - Zur Sage von Rsyasrnga.
Kehr (P.). - Papsurkunaen in Turin. Bericht über die Forschungen von L. Schiaparelli.
Heft 2: Kehr (P.). - Id. in Piemont. Id.
Wagner (Hermann). - Peter Apians Bestimmung der magnetischen Missweisung v.J. 1532 und aie Nürnberger Kompassmacher.
| |
| |
Geffken (Johannes), - Römische Kaiser im Volksmunde der Provinz.
Kehr (P.). - Papsturkunden im ehemaligen Patrimonium und im südlichen Toscana.
Meyer (Leo). - Ueber das gothische ïddja.
Heft 3: Kehr (P.). - Papsturkunden in Rom.
Holder-Eggen (O.). - Zur Doppelchronik von Reggio.
Wiederhold (W.). - Papsturkunden in Florenz.
Schmidt (C.). - Ein neues Fragment des Osterfestbriefes des Athanasius vom Jahre 367.
Heft 4; Harisse (Henry). - Les premiers incunables bâlois et leurs dérivés: Toulouse, Vienne-en-Dauphiné, Lyon, Spire, Elivil, etc. 1471-1484. Essai de synthèse typographique.
Wellhausen (J.). - Die Kämpfe der Araber mit den Romäern in der Zeit der Umaijiiden.
Meyer (Leo). - Ueber den Ursprung der Namen Indegermanen, Semiten und Ugrofinnen.
Jacobi (Hermann). - Die indische Logik.
Pischel (R.). - Adhyarāja.
Kaibel (Georg). - ΔΑΚΤΥΑΟΙ ΙΔΑΙΟΙ.
Kielhorn (F.). - Epigraphic Notes.
1902. Heft 1: Karo et Lietzmann. - Catenarum Graecarum Catalogus.
Kehr (P.). - Papsturkunden in Mailand.
Kehr (P.). - Papsturkunden in der Lombardei. Bericht über die Forschungen von L. Schiaparelli.
Heft 2: Derselbe, Id. in Ligurien.
Brackmann (Albert). - Papsturkunden des östlichen Deutschlands. Ein Reisebericht.
Wagner (Hermann). - Die Ueberschätzung der Anbaufläche Babyloniens und ihr Ursprung.
Heft 3: Karo (Georgius) et Lietzmann (Johannes). - Catenarum Graecarum Catalogus. Pars secunda.
Meyer (Leo). - Ueber die homerischen Formen des Singulargenitivs der Grundformen auf o.
Leo (Friedrich). - Ueber den Stichus des Plautus.
Heft 4: Kehr (P.). - Aeltere Papsturkunden in den päpstlichen Registern von Innocenz III. bis Paul III.
Heft 5: Karo (Georgius) et Lietzmann (Johannes). - Catenarum graecarum catalogus. Fasciculus II.
Bonwetsch (N.). - Der Autor der Schlusskapitel des Briefes an Diognet.
Riedel (Wilhelm). - Der Katalog der christlichen Schriften in arabischer Sprache von Abū'l Barakāt. Herausgegeben und übersetzt.
| |
| |
Achelis (H.). - Ein Versuch den Karfreitag zu datieren.
Rabe (Hugo). - Die Ueberlieferung der Lukianscholien.
Wackernagel (J.). - Ueber Bedeutungsverschiebung in der Verbalkomposition.
Lüders (H.). - Arya Sūra's Jātakamālā und die Fresken von Ajantā.
Beiheft: Borchling (C.). - Mittelniederdeutsche Handschriften in Wolfenbüttel und eigenen benachbarten Bibliotheken. (Dritter Reisebericht.)
1903. Heft 1: Kehr (P.). - Papsturkunden in Rom. Die römischen Bibliotheken. I. Eigentliche Vaticana. II. Palatina. - Urbinas. - Reginae. - Ottoboni. - Capponi. - Borghese. - Borgia. - Barberini. III. Alessandrina. - Angelica. - Casanatense. - Corsini. - Vallicelliana. - Vittorio-Emanuele.
Heft 2: Meyer (W.). - Das turiner Bruchstück der ältesten irischen Liturgie.
Meyer (W.). - Ein kapitel spätester Metrik.
Meyer (W.). - Wie ist die Aufherstehung Christi dargestelit worden?
Heft 3: Kehr (P.). - Otia diplomatica.
Kielhorn (F.). - Epigraphic Notes.
Meyer (Leo). - Ueber die Modi im Griechischen.
Leo (Friedrich). - Ueber den Pseudolus des Plautus.
Heft 4: Frensdorff (F.). - Ueber das Leben und die Schriften des Nationalökonomen J.H.G. von Justi.
Heft 5: Kehr (P.). - Nachträge zu den Römischen Berichten.
Kehr (P.). - Papsturkunden im westlichen Toscana.
Heft 6: Rabe (Hugo). - Die Lukianstudien des Arethas.
Meissner (Rudolf). - Untersuchungen zum Rómverjasaga.
Leo (Friedrich). - Menanders Kolax.
Schwartz (E.) - Zur Geschichte der Hexapla.
1904. Heft 1: Ruge-Leipzig (W.). - Aelteres hartographisches Material in deutschen Bibliotheken. Erster und zweiter Reisebericht.
Duensing (Hugo). - Ein Brief des abessinischen Königs Asnāf Sagad (Claudius) an Papst Paul III aus dem Jahre 1541.
Brackmann (Albert). - Papsturkunden des Nordens, Nord- und Mittel-Deutschlands. Zweiter Bericht der Wedekindschen Preisstiftung für Deutsche Geschichte.
Heft 2: Kehr (P.). - Papsturkunden im östlichen Toscana.
Kielhorn (F.). - Epigraphic Notes.
Heft 3: Schröder (Edw.). - Vom jungen Schiller. Echtes, unsicheres und unechtes.
Leo (Friedrich). - Didymos περί Δημοσθένουϛ.
Geffken (Joh.). - Die Acta Apollonii.
| |
| |
Heft 4: Schwartz (E.). - Theokrits Daphnis.
Reitzenstein (E.). - Ein Stück hellenistischer kleinliteratur.
Schwartz (E.). - Zur Geschichte des Athanasius I.
Schwartz (E.). - Zur Geschichte des Athanasius II.
Jolly (I.). - Visvarūpas Commentar zu Yājñavalkya.
Heft 5: Brackmann (A.). - Papsturkunden der Schweiz.
Schwartz (E.). - Zur Geschichte des Athanasius.
1905. Heft 1: Frensdorff (F.). - Studien zum Braunschweigschen Stadtrecht. Erster Beitrag.
Schröder (E.). - Die Sesenheimer Lieder von Goethe und Lenz nebst einem Excurs über Lenzens lyrischen Nachlass.
Heft 2: Wellhausen (J.). - Ueber den geschichtlichen Wert des zweiten Makkabäerbuchs, im Verhältnis zum ersten.
Schwartz (E.). - Zur Geschichte des Athanasius. V.
Müller (K.). - Calvins Bekehrung. (Mit 2 Faksimiletafeln.)
Heft 3: Schwartz (E.). - Zur Geschichte des Athanasius VI.
Kielhorn (F.). - Epigraphic Notes.
Frensdorff (F.). - Katharina II, von Russland und ein Göttingscher Zeitungsschreiber.
Kehr (P.). - Nachträge zu den Papsturkunden Italiens. I.
Heft 4: Keil (B.). - Eine Kaiserrede (Aristides R. XXXV.
Hillebrandt (A.). - Zur kritik des Mudrārāksasa.
Bezzenberger (A.). - Altpreussing pō.
Müller (K.). - Nachtrag zu Kalvins Bekehrung.
Kielhorn (F.). - Epigraphic Notes.
1906. Heft 1: Ruge (W.). - Aeiteres kartographisches Material in deutschen Bibliotheken. Dritter Bericht über die Jahre 1904 und 1905.
Reitzenstein (R.). - Ein Bruchstück des Philochoros.
Meyer (W.). - De scismate Grandimontanorum (vier lateinische Rythmen von 1187.)
Heft 2: Niese (B.). - Neue Beiträge zur Geschichte und Landeskunde Lakedämons. (Die lakedämonischen Periöken.)
Kielhorn (F.). - Epigraphic Notes (19).
Wackernagel (J.). - Wortumfang und Wortform.
Meyer (Leo). - Etymologische Mitteilungen.
Meyer (W.). - Die rythmischen Jamben des Auspicius.
Heft 3: Keil (Bruno). - Ueber ein megarisches Grabepigramm.
Schwartz (E.). - Ueber ein megarisches Grabepigramm.
Frensdorff (G.). - Katharina II von Russland und ein Göttingscher Zeitungsschreiber. Nachtrag.
Morsbach (Lorenz). - Zur Datierung des Beowulfepos.
Frensdorff (F.). - Studien zum Braunschweigschen Stadtrecht Zweiter Beitrag.
| |
| |
Heft 4: Laqueur (R.). - Untersuchungen zur Textgeschichte der Bibliothek des Diodor.
Meyer (Leo). - Ueber den Namen Göttingen.
Schwartz (E.). - Die Aeren von Gerasa und Eleutheropolis.
Beihefte: Wiederholt (W.). - Papsturkunden in Frankreich. - I. Franche-Comté. - II. Burgund mit Bresse und Bugey.
1907. Heft 1: Wellhausen (J.). - Noten zur Apostelgeschichte.
Laqueur (R.). - Untersuchungen zur Textgeschichte der Bibliothek des Diodor. II.
Meyer (W.). - Smaragd's Mahnbüchlein für einen Karolinger.
Meyer (W.). - Die Oxforder Gedichte des Primas (des Magister Hugo von Orleans) no 16-22.
Heft 2: Meyer (W.). - Id. II: nos 1-15 und no 23.
Keil (B.). - Pro Hermogene.
Frensdorff (F.). - Ein Beitrag zum Lübischen Recht aus der Correspondenz G.A.v. Münchhausens.
Meyer (W.). - Zu dem Teresias-Gedicht des Primas (no 10).
Meyer (W.). - Eine gereimte Umarbeitung der Ilias Latina.
Meyer (W.). - Wie Ludwig IX d.H. das Kreuz nahm. (Altfranzösisches Lied in Cambridge.) Mit einem Beitrag von Prof. Albert Stimming.
Robert (C.). - Der delphische Wagenlenker.
Heft 3: Schwartz (E.). - Zur Chronologie des Paulus.
Roeder (Fritz). - Die ‘Schoss’ oder ‘Kniesetzung’, eine angelsächsische Verlobungszeremonie.
Leo (Friedrich). - Bemerkungen zu den neuen Bruchstücken Menanaers.
Schwartz (E.). - Aporien im vierten Evangelium.
Roeder (Fritz). - Der ‘Schatzwurf’, ein Formalakt bei der angelsächsischen Verlobung.
Heft 4: Wiederhold (W.). - Papsturkunden in Frankreich. - III. Dauphiné, Savoyen, Lyonnais und Vivarais. - IV. Provence mit Venaissin, Uzegois, Alais, Nemosez und Nizza.
1908. Heft 1: Jacobi (H.). - Ueber Begriff und Wesen der poetischen Figuren in der indischen Poetik.
Schröder (E.). - Blachfeld.
Meyer (W.). - Ein Merowinger Rythmus über Fortunat und Altdeutsche Rythmik in lateinischen Versen.
Meyer (W.). - Ueber Handschriften der Gedichte Fortunat's.
Schwartz (E.). - Aporien im vierten Evangelium. II.
Heft 2: Id. - Aporien im vierten Evangelium. III.
Meyer (W.). - Lateinische Rythmik und byzantinische Strophik.
Kehr (P.). - Nachträge zu den Papsturkunden Italiens. II.
Heft 3: Schwartz (E.). - Zur Geschichte des Athanasius. VII.
| |
| |
Andreas (F.-C.). - Notiz über eine Streitschrift des Herrn Ter-Mikaëlian.
Heft 4: Meyer (W.). - Zwei Gedichte zur Geschichte des Cistercienser Ordens.
Id. - Quondam fuit factus festus, ein Gedicht in Spottlatein.
Leo (F.). - Weitere Beiträge zu Menander.
Meyer (L.). - Zu Tacitus' de origine et situ Germanorum.
Heft 5: Werner (J. Jak.). - Poetische versuche und Sammlungen eines Basler Klerikers aus dem Ende des 13. Jahrhunderts.
Schwartz (E.). - Aporien im vierten Evangelium. IV.
Schröder (E.). - Maler Müllers grosse Liebesode.
Bechtel (F.). - Ueber einige thessalische Namen.
Heft 6: Bonwetsch (N.). - Die Mosessage in der slavischen kirchlichen Litteratur.
Blok (P.-J). - Holland und das Reich von der Burgunderzeit.
Pietschmann (R.). - Nueva Corónica y Buen Gobierno des Don Felipe Guaman Poma de Ayala, eine pernanische Bilderhandschrift.
Morsbach (L.). - Shakespeare und der Euphuismus.
1909. Heft 1: Brecht (W.). - Ein unbekanntes Gedicht von Wilhelm Heinse.
Roeder (F.). - Zur Deutung der angelsächsischen Glossierungen von ‘paranympha’ (‘pronuba’). Ein Beitrag zur Kenntnis des ags. Hochzeitsrituells.
Andreas (F.-C.) - Die dritte Ghāthā des Zura *tusthro. (Josno 30.) Versuch einer Herstellung der älteren Textformen nebst Uebersetzung I.
Wackernagel (J.). - Akzentstudien I.
Schröder (E.). - Der Prolog der Methamorphosen-Bearbeitung des Albrecht von Halberstadt.
Id. - Zur Ueberlieferung des Herbort von Fritzlar.
Bonwetsch (N.). - Der Brief des Dionysius von Alexandrien an Paulus aus Samosata.
Heft 2: Id. - Ein antimonophysitischer Dialog.
Diettrich (G.). - Bericht über neuentdeckte handschriftliche Urkunden zur Geschichte des Gottesdienstes in der nestorianischen Kirche.
Oldenberg (H.). - Zur Geschichte des Sloka.
Heft 3: Soden (H. von). - Sententiae LXXXVII episcoporum. Das Protokoll der Synode von Karthago am 1. September 256, text-kritisch hergestellt und über lieferungsgeschichtlich untersucht.
Finck (F.-N.) - Die Wanderungen der Polynesier nach dem Zeugnis ihrer Sprachen.
Frensdorff (F.). - Eine Musterung deutscher Historiker aus dem J. 1776.
| |
| |
Meyer (W.). - Die drei arezzaner Hymnen des Hilarius von Poitiers und Etwas über Rythmus.
Heft 4: Kehr (P.). - Nachträge zu den Papsturkunden Italiens. III.
Hautsch (E.). - Der Lukiantext des Oktateuch.
Oldenberg (H.). - Naksatra und sieou.
Nachrichten von der Königl. Gesellschaft der Wissenschaften zu Göttingen. Geschäftliche Mitteillungen. 1894-1909.
Door de Commissie tot Redactie van den Leidschen Studentenalmanak:
Almanak van het Leidsch Studentencorps voor 1910. Zes en negentigste jaargang. Leiden.
Door de Société historique et archéologique dans le Limbourg, te Maastricht:
Publications de la Société historique et archéologique dans le Limbourg à Maestricht. Tome XLV. Nouvelle série, tome XXV. 1909. Maestricht, 1909.
Coenegracht (Th.). - Geschiedenis van het klooster en het college der Minderbroeders te Reckheim.
Hustinx-Roberti (Jos.). - Iets over den narthex der hoofdparochiale kerk van den H. Servatius te Maastricht.
Leur (L. van der). - Het beleg van Maastricht in 1673.
Mulleners (J.-L.). - Vie de Saint Lambert, précédé d'un essai historique et ethnographique de l'époque la plus ancienne de la ville de Maestricht.
Door de Kgl. Universitets Biblioteket, te Uppsala:
Skrifter utgifna af Kungl. Humanistiska Vetenskaps-Samfundet, i Uppsala. Band XII. Uppsala, z.j. (1907-1909.)
Petrini (E.). - Psykologiska dogmer. (Mit einem Résumé in deutscher Sprache.)
Hahr (A.). - Studier i Johan III: s renässans. I. Arkiteksfamiljen Pahr. (Id.)
Hägerström (Axel). - Das Prinzip der Wissenschaft. Eine logisch-erkenntnistheoretische Untersuchung. I. Die Realität.
Löfstedt (Einar). - Spätlateinische Studien.
Gabrielson (Arvid). - Le sermon de Guischart de Beauliu. Edition critique de tous les manuscrits connus avec introduction.
Door het Beheer van het tijdschrift Les Marches de l'Est, te Parijs:
Les Marches de l'Est. (Alsace, Lorraine, Luxembourg, Ardennes, Pays wallons.) Recueil trimestriel de littérature, d'art et d'histoire. Année 1909, nos 1-4.
| |
| |
Door de Académie Impériale des Sciences de St.-Pétersbourg:
Bulletin de l'Académie Impériale des Sciences de St.-Pétersbourg. VI série, 15 février, nos 2 et 3, 1910.
Door den Historisch-Literarischen Zweigverein des Vogesen Clubs, te Straatsburg:
Jahrbuch für Geschichte. Sprache und Literatur Elsass-Lothringens, herausgegeben von dem historisch-literarischen Zweigverein des Vogesen-Clubs, XXV. Jahrgang. Strassburg, 1909.
Door Z. Em. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen:
La Vie diocésaine, Bulletin du Diocèse de Malines. Tome IV, fasc. II, février 1910; Documenta I, février 1910.
Door den heer A. de l'Arbre, advocaat te Gent:
Picard (Mter Edmond), gewezen Senator, gewezen Stafhouder der Advocaten bij het Verbrekingshof, Leeraar aan de Nieuwe Hoogeschool te Brussel. Onze Congo (in 1910). Vertaling, landkaart en nota's van Mter Albert de l'Arbre, Doctor in de Rechten, Licentiaat in staatkundige en maatschappelijke wetenschappen. Gent, 1910.
Door de heeren L. Hebbelynck, te Merelbeke, en J. Kleyntjens, te Leuven:
Kuyper Dr. A. - Autour de l'Ancienne Mer du Monde Traduit du néerlandais, par Léon Hebbelynck et Jules Kleyntjens. Bruxelles. 1910.
Door den E.H.J. van Mierlo Jr., S.J., te Leuven:
Mierlo (J van) Jr S.J. - Eene Paraphrase van de Brieven van Hadewych door Hendrik Mande. (Overdruk uit Dietsche Warande en Belfort, 1909.)
Mierlo (J. van Jr. S.J. - Het Leven van Jan van Ruysbroeck door Pomerius en Surius. (Id. 1910.)
Door den heer Lod. de Raet, te Brussel:
Raet (Lod de). Demographische nota over de Vlaamsche Visschersbevolking, door Lod. de Raet (Brussel). Overgedrukt uit de Handelingen van het XIIIe Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres, gehouden te Brussel, op 18, 19 en 20 September 1909. Gent, 1909.
Door Dr. A.-J-J. Vandevelde, bestuurder van het Chemisch Laboratorium der stad Gent:
Vandevelde (Dr. A.-J.-J.). - Enzymenwerkingen.
Id. - Suikeromzettingen in physiologische vochten.
Door den heer L. de Wolf, leeraar te Oostende:
Bijblad aan ‘Biekorf’, in Schrikkelmand 1919. Volkskundige Boekenschouw. Bibliographia ‘Folklorica’. 1909. II.
| |
| |
Door den heer Dr. P.-J. Blok, buitenlandsch eerelid der Academie, te Leiden:
Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, verzameld en uitgegeven, vroeger door Mr. Is. An. Nijhoff, P. Nijhoff, Dr. R. Fruin en Dr. P.L. Muller, thans door Dr. P.-J. Blok, hoogleeraar te Leiden
Door den heer J. Verdam, buitenlandsch eerelid der Academie, te Leiden:
Middelnederlandsch Handwoordenboek, door J. Verdam, Hoogleeraar te Leiden. Aflevering 8.
Door de Redactie:
Leuvensche Bijdragen op het gebied van de Germaansche Philologie, en in 't bijzonder van de Nederlandsche dialectkunde, onder het Bestuur van Ph. Colinet, L. Goemans en L. Scharpé. IXe jaarg., nr 1, 1910.
Tijdschrift der Gemeentebesturen, nr 2, 1910. De Tuinbode, nrs 4 en 5, 1910. - Onthoudersblad, nr 2, 1910.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Battandier Alb.) - Annuaire pontifical catholique, par Mgr. Albert Battandier. XIIIe année, 1910. Paris
Bickel (Dr. L.). - Bookbindings from the Hessian historical Exhibition, illustrating the art of binding from the XVI to the XVIIIh centuries, described by Dr. L. Bickell. With 53 heliotype prints on 42 plates. Leipzig, 1893.
Bohatta (Dr. J.) und Holzmann (Dr. M.). - Schriften des ‘Oesterreichischen Vereines für Bibliothekswesen’ Adressbuch der Bibliotheken der Oesterreich-ungarischen Monarchie. Von Dr. Johann Bohatta und Dr. Michael Holzmann Amanuenses der k.k. Universitäts-Bibliothek zu Wien. Wien, 1900.
Doutrepont Georges, Professeur à l'Université de Louvain. - La Littérature Française à la cour des Dues de Bourgogne. Philippe le Hardi. Jean sans Peur. - Philippe le Bon - Charles le Téméraire. Paris, 1909.
Gheyn (J. van den). - Le Bréviaire de Philippe le Bon. Reproduction des miniatures des manuscrits Nos 9511 et 9026 de la Bibliothèque Royale de Belgique, par J. van den Gheyn, S.J., Conservateur des Manuserits à la Bibliothèque Royale de Belgique. Brux., 1909.
Graesse (Dr. J.-G.-Th.) und Jaennicke (Friedrich). - Kunstgewerbliche Altertümer und Kuriositäten. Führer für Sammler und Liebhaber von Gegenständen der Kleinkunst, von Antiquitäten sowie von Kuriositäten. Von Dr. J.-G.-Th. Graesse. Enthaltend neben kurzgefassten Einleitungen zur Orientierung in den betreffenden Fächern, nach Jahrhunderten geordnete Namen-und Markenverzeichnisse der
| |
| |
bedeutenderen Bildner in Stein, Holz, Elfenbein, Wachs und Metallen (einschliesslich Waffen aller Art, Medaillen, Plaketten, Intaglios und Kameen), sowie der Meister in Email-, Miniatur- und Glasmalerei, Bildwirkerei (Gobelins), Intarsien. Mosaiken etc. seit den Zeiten der Renaissance bis zum Ende des 19. Jahrhunderts, von Friedrich Jaennicke. Vierte Auflage. Berlin, 1909.
Grimm (Wilhelm). - Die deutsche Heldensage, von Wilhelm Grimm. Berlin 1867.
Gruel (Léon). - Manuel historique et bibliographique de l'amateur de reliures, par Léon Gruel, Relieur, Paris, 1887. - Deuxième partie. Paris, 1905.
E.-L.-H.-W. - Den volmaekten wyn-steker, seer dienstig en nuttig voor Wyn-Handelaers, en alle Liefhebbers der Wynen. Alles nauwkeurig uyt veel-jaerige ondervindinge opgesteld. door E.-L.-H.-W. Derden druk. Brugge, 1794
J-K.-B.-P. - Den volmaekten brandewynstooker en distilateur. In het Licht gegeven door J.-K.-B.-P., ervaeren Brandewyn Stooker en Distilateur. Derden Druk, aenmerkelyk vermeerderd. Eerste deel. - Den volmaekten distilateur of distileerder der liqueuren en fijne wateren. Tweede deel. Maestricht, 1794.
Kasteleyn (P.-J.). - De papiermaaker; uit het Fransch van den heere De la Lande; vermeerderd met aanmerkingen en aanhangzels, door P.-J. Kasteleyn, apotheker en chimist te Amsterdam, lid van de Hollandsche Maatschappij der Weetenschappen te Haarlen, van het Bataafsch Genootschap der proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam, van het Zeeuwsche Genootschap der Weetenschappen te Vlissingen, en van het Provinciale Utrechtsche Genootschap van Kunsten en Weetenschappen. Met plaaten Z. pl of j.
Mitius (Dr. Otto) - Fränkische Lederschnittbände des XV. Jahrhunderts. Ein buchgeschichtlicher Versuch von Dr. Otto Mitius erlangen. Mit dreizehn Tafeln. Leipzig, 1909.
Naessen (P.-Fr. Pholianus). - Franciscaansch Vlaanderen, of Levenschetsen van al de paters Minderbroeders-Recollecten, die aan de voormalige Provincie van St Josef, in het Graafschap van Vlaanderen, hebben toebehoord van 1629 tot 1797; benevens van de Franciscanen die vóór 1629 in Vlaanderen geboren zijn, er langen tijd geleefd hebben of gestorven zijn en door hunne deugden, geleerdheid, enz., hebben uitgemunt. Door P.-Fr. Pholianus Naessen, Minderbroeder der Provincie van St Josef in België. Mechelen, 1896.
O'Hier de Grandpré. - Répertoire polyglotte de la Marine, à l'usage des navigateurs et des armateurs, par O'Hier de Grandpré, capitaine de vaisseau. Paris, 1829, 2 dln.
Reichling (D.). - Appendices ad Hainii-Copingeri Repertorium Bibliographicum. Additiones et emendationes, edidit Dietericus
| |
| |
Reichling, Dr. phil., Gymnasii Regii Paulini Monasteriensis Professor. Fasciculus VI. Monachii, 1910.
Voigt (Ernst). - Ecbasis captivi, das älteste Thierepos des Mittelalters. Herausgegeben von Ernst Voigt. Strassburg, 1875.
Minerva Jahrbuch der gelehrten Welt. Begründet von Dr. K. Trübner. Neunzehnter Jahrgang. 1909-1910. Mit dem Bildnis von Professor Dr. Theodor Nöldeke, in Strassburg. Strassburg, 1910.
Annuaire administratif de Belgique et de la capitale du Royaume. 47e année, 1910. Bruxelles.
De Gids, Maart, 1910.
Hössle (Fr. von). - Die alten Papiermühlen der Freien Reichsstadt Augsburg, sowie alte Papiere und deren Wasserzeichen im Stadt-Archiv und der Kreis- und Stadt-Bibliothek zu Augsburg. Gesammelt und gezeichnet von Friedrich von Hössle. Augsburg, 1907.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid, nr 3, 1909-10. - Biekorf, nrs 3-5, 1910; Bijblad aan ‘Biekorf’ in Schrikkelmaand 1910. Volkskundige Boekenschouw. Bibliographia ‘Folklorica’. 1909, II. - Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, Februari 1910. - St.-Cassianusblad, nr 3, 1910. - De Vlaamsche Gids, nr 2, 1910. - Korrespondenzblatt des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung, nr 5, 1909. - Onze Kunst, nr 3, 1910. - De Maasgouw, nr 12, 1909. - Het Katholiek Onderwijs, nr 5, 1910. - De Opvoeder, nrs 6-8, 1910. - De Opvoeding, Maart, 1910. - Christene School, nrs 8-9, 1910. - De Schoolgids, nrs 7-11, 1910. - Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, nr 6, 1910. - Dietsche Warande en Belfort, nr 2, 1910.
Ingekomen brieven. - Vervolgens stelt de Bestendige Secretaris de Academie in kennis met de volgende ingekomen brieven:
1o) | Verkiezing van den heer Victor dela Montagne tot werkend lid. - Goedkeuring. Telegram van den algemeen Bestuurder den weled. heer C. van Overbergh, namens den weledelen Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, houdende bericht, dat de verkiezing van den heer Victor dela Montagne tot
|
| |
| |
| werkend lid, tot vervanging van den heer Dr. C.J. Hansen, thans binnenlandsch eerelid der Academie, is goedgekeurd. |
| |
2o) | Plechtige vergadering van 26 Juni. - Brief van 8 Maart, waarbij de weled. heer Prof. Dr. B. Sijmons, hoogleeraar te Groningen, buitenlandsch eerelid der Academie, den Bestendigen Secretaris bericht, dat hij den titel van de voordracht, door hem in de aanstaande plechtige vergadering te houden, voorloopig zou willen zien vastgesteld als: ‘Heldensage en Sprookje’. De mogelijkheid, dat die titel nog een gedaanteverwisseling zal moeten ondergaan, is echter niet uitgesloten. |
| |
3o) | Wetenschappelijke zending. - Plaatsnamen: Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Guînes en Boulogne, door den heer Karel de Flou. - Brief van 5 Maart, houdende goedkeuring, door den weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, van de beslissing, waarbij de Koninklijke Vlaamsche Academie haar medelid, den heer Karel de Flou, opnieuw met een wetenschappelijke zending naar het Noorden van Frankrijk belast heeft. |
| |
Mededeeling
door den Bestendigen Secretaris.
Van de pers gekomen uitgave. - Den 14 Maart is verschenen: Onze zeilvischsloepen. Beschrijving der zeilvischsloepen in gebruik te Oostende, te Blankenberghe en in De Panne, door Frans Bly, ontvanger der zeevaartrechten 1e klas te Antwerpen. Bekroond door de Koninklijke Vlaamsche Academie. - Tweede uitgave, verbeterd en vermeerderd.
Op genoemden dag werd een exemplaar van dat boek aan de heeren werkende en briefwisselende Leden gezonden, alsook aan den Z. Eerw. Pater van de Ven S.J. en aan den Z. Eerw. Pater Jos. Salsmans S.J.,
| |
| |
stichters van Fondsen bij de Academie. De Bestendige Secretaris liet ook aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de 74 exemplaren geworden, bestemd voor de verschillende inrichtingen, welke, door tusschenkomst van zijn departement, de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie ontvangen.
Het boek van den heer Bly is het eerst verschenen werk van de Nieuwe uitgave der Vak- en Kunstwoordenboeken, door de Academie reeds uitgegeven. (Zie daaromtrent Verslagen en Mededeelingen, jaarg. 1908, blzz. 206-211, 483-484, 613-614 en 862-863.) Laat ons hopen, dat binnenkort andere werken van die nieuwe reeks zullen kunnen verschijnen.
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De heer Jan Broeckaert, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig: de heeren Dr. Jac. Muyldermans, voorzitter, Prof. A. de Ceuleneer, ondervoorzitter, Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Karel de Flou, Jan Bols, Edw. Gailliard, leden, en Jan Broeckaert, secretaris.
De heer Jan Broeckaert leest het verslag over de Januari-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
Onuitgegeven brieven van Antonius Sanderus. - Door den heer Dr. Karel van den Haute, onderarchivaris van den Staat te Brugge, wordt, door tusschenkomst van den heer Edw. Gailliard, aan de Commissie, ter uitgave in de Verslagen en Mededeelingen der Academie, eene mededeeling aangeboden over een drietal onuitgegeven brieven van Antonius Sanderus, welke in het Vlaamsch gesteld zijn en op het Staatsarchief te Brugge berusten. - Na van het stuk kennis genomen te hebben, beslist de Commissie tot de opneming daarvan in de Verslagen en Mededeelingen.
- De Vergadering keurt die beslissing goed.
| |
| |
De heer Jhr. de Pauw wenscht den eerw. heer Bols geluk met de door hem uitgegeven en toegelichte Brieven van Jan-Frans Willems, en vestigt de aandacht der Commissie op nog vele andere brieven van Willems, evenals op die van Snellaert en anderen, welke berusten in de Bibliotheek der Gentsche Hoogeschool. De heer Dr. F. van der Haeghen, ons geacht eerelid, zou volgaarne bereid zijn die brieven ter uitgave mede te deelen.
De eerw. heer Bols dankt den heer de Pauw voor zijne vleiende lofspraak en doet opmerken dat hij zich reeds voor een paar jaren bereid heeft verklaard bedoelde brieven namens de Academie uit te geven. Hij zal er echter eerst mede kunnen beginnen nadat een paar andere werken, welke hij onderhanden heeft, zullen afgedrukt zijn.
Op voorstel van den eerw. heer Muyldermans, voorzitter, zal ieder lid in 't vervolg, bij beurt, een opstel, in verband met de werkzaamheden der Commissie, voordragen. Hij zelf laat zich daarvoor reeds voor de volgende vergadering inschrijven.
Ten slotte beslist de Commissie in hare bijeenkomst van Mei aanstaande over te gaan tot de aanbieding van twee candidaten, om te voorzien in de vervanging van den heer D. Claes, ons vóór een paar weken door den dood ontrukt.
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Jan Boucherij, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Aanwezig waren: de heeren J. Bols, Ad. de Ceuleneer, A. Joos, Dr. J. Muyldermans, J. Obrie en Gustaaf Segers, leden, en de secretaris.
De heer J. Bols zat de vergadering voor.
Na voorlezing en goedkeuring van het verslag over de voorgaande zitting, wordt het woord verleend aan den heer G. Segers, die eene roerende hulde brengt aan den onlangs overleden voorzitter der Commissie, den heer Des. Claes:
Waarde Collega's,
Het afsterven van ons geacht medelid, heer Claes, is voor de Koninklijke Vlaamsche Academie een zwaar verlies en ter alge- | |
| |
meene vergadering zal hem door onzen geachten heer Voorzitter de hulde worden gebracht, waarop hij in zulke ruime mate recht heeft.
Doch dit verlies treft vooral onze Commissie van onderwijs; daarom komt het mij voor dat het enze plicht is hem hier dankbaar te herdenken.
Het is vooral in het onderwijs dat de afgestorven onwaardeerbare diensten heeft bewezen. Als gemeenteonderwijzer te Antwerpen en te Tienen, als leeraar aan het College dezer stad, aan de Koninklijke Athenaeums van Hasselt en Namen, heeft hij uitgeblonken. Meer dan veertig jaar is hij daar onverdroten werkzaam geweest; het onderwijs in de Nederlandsche taal was voor hem een apostolaat.
‘Hij is een goed leeraar’, zegde Professor Mulder in zijne afscheidsrede, ‘die datgene kan doen liefhebben wat hij tot taak heeft te onderwijzen.’ Dat kon ons afgestorven medelid. Aan velen heeft hij onze taal onderwezen en daar liefde voor ingeboezemd; met milde hand heeft hij het goede zaad uitgestrooid, dat in vruchtbaren grond is gevallen en waarvan de oogst thans aller hart verblijdt. Door zijne talrijke leerboeken heeft hij insgelijks recht op de dankbaarheid van allen, die het wel meenen met het degelijk onderwijs onzer taal.
Wat zal ik u zeggen, waarde Collega's, over de werkzaamheid van ons betreurd Medelid in onze Commissie? Wij allen konden zijne buitengewone bevoegdheid in zake van opvoedings- en onderwijsleer beseffen. Wat meer is: wij gevoelden dat zijne zoo treffende voordrachten, zijne zoo wijze aanbevelingen op de ervaring gegrond waren; wij gevoelden dat hij niet alleen veel had mede te deelen, dat anderen nuttig kon zijn; doch dat zijn onderwijs veel goeds had gesticht. Hij was, als onderwijzer, als leeraar, waar, en oprecht; hij huichelde niet; hij onderwees, niet alleen met den geest, volgens de voorschriften van de meesters der paedagogie; hij onderwees ook met het hart, en daardoor alleen worden duurzame uitslagen verkregen. Deze waarheid, deze oprechtheid, deze hartelijkheid versierden ook den mensch; hij was, volgens de schoone uitdrukking van Nicolaas Beets, een kind in de boosheid gebleven, doch een man door het verstand en de wijsheid geworden. Wie hem kende, had hem lief, en onderging den invloed zijner bekoorlijke, zijner verleidelijke personaliteit.
Wij, zijne Collega's der Commissie van Onderwijs, zijne vrienden, brengen hier aan den heer Claes, die met voorbeeldelooze toewijding een menschenleven aan het zoo moeilijk en tevens zoo zegenrijk werk, het onderwijs onzer taal, heeft gewijd, de hulde onzer dankbare vereering, en wij zijn overtuigd, dat het Vlaamsche
| |
| |
volk, dat nog andere redenen heeft om hem tusschen zijne uitverkoornen te tellen, hem daarom vooral naar waarde zal vereeren.
Vervolgens leest de heer G. Segers het tweede deel voor van zijne verhandeling over de karakters uit Gijsbrecht van Amstel van Vondel, waarin hij breedvoerig het beeld bespreekt van den ‘bisschop Gozewijn’.
Door middel van talrijke uittreksels uit Vondels treurspel doet hij de hooge waarde van het dichtwerk uitschijnen.
Aan de algemeene vergadering der Academie zal voorgesteld worden het tweede deel dezer voordracht, te zamen met het eerste, in de Verslagen en Mededeelingen der Academie en in het Bijblad der Commissie op te nemen.
Na eene korte bespreking van eene prijsvraag, welke aan het oordeel en de goedkeuring der Commissie voor prijsvragen zal onderworpen worden, gaat de Vergadering uiteen.
| |
Letterkundige mededeeling.
Door den heer Jan Broeckaert over: 1o) De Franciskanen op den Nederlandschen kansel, - 2o) Drie Kanselredenaars, - 3o) Sermonenbundels, - en over drie andere boekjes door den schrijver, den Z.E. Heer Kanunnik Dr. Ch. Caeymaex, aan de bibliotheek der Academie geschonken.
Namens den Schrijver heb ik de eer, der Academie een exemplaar van de hier genoemde werkjes voor hare bibliotheek aan te bieden. Het zijn overdrukken uit ‘De Vlaamsche Kunstbode’, uit den ‘Bode van den H. Franciscus van Assisië’, uit ‘La Vie Diocésaine’ en andere op het titelblad niet vermelde tijdschriften.
De eerw. heer Caeymaex zet met onverpoosden ijver zijne studiën voort over de Nederlandsche kanselredenaars. Nog hebben vele predikers, vooral uit de laatste eeuwen, in de geschiedenis onzer letterkunde de plaats niet veroverd, welke hun toekomt. Het is daarom dat hij zich sedert een tiental jaren tot taak heeft gesteld de aandacht te vestigen op hunne sermonen, welke niet alleen om hunnen inhoud, maar ook voor de taal waarin zij geschreven zijn, een niet onmiskenbaar belang opleveren. Mochten wij in zijne Katholieke Kanselredenaars der
| |
| |
Nederlanden, ons vóor eenige jaren geschonken, de namen aantreffen van een overgroot getal geestelijken, wier werken bij velen zoo goed als onbekend gebleven waren, in de voorhandige studiën leert men er breedvoeriger verscheidene kennen, die in hunnen tijd als kanselredenaars eene welverdiende faam hadden weten te verwerven. Ook lazen wij met bijzonder genoegen de bladzijden gewijd aan de nagedachtenis en het redenaarstalent van onzen onvergetelijken collega en vriend kanunnik Daems.
Het is hier de plaats niet om deze nieuwe studiën van den geleerden heer Caeymaex nader te bespreken. Genoeg weze het te zeggen dat zij even verdienstelijk zijn als zijne vroegere bijdragen over hetzelfde vak, dat hij met zooveel voorliefde beoefent. Zij zijn daarenboven, als altijd, in eene zuivere sierlijke taal geschreven, wat onzen seminaristen, die geroepen zijn om, op hunne beurt, den kansel te beklimmen, tot les en leering moge dienen.
Jan Broeckaert.
| |
Dagorde.
1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - Verkiezing van een lid, tot vervanging van den heer Dr. C.J. Hansen, tot binnenlandsch eerelid benoemd. Candidaten: de heeren Is. Teirlinck en Dr. L. Simons.
De heer Simons verklaart, dat hij bij de verkiezing niet wenscht in aanmerking te komen.
Worden door den heer Bestuurder tot stemopnemers aangewezen: de heeren G. Segers en Dr. Muyldermans.
Wordt verkozen: de heer Is. Teirlinck.
2o) Salsmans-Fonds. Benoeming der Commissie van beheer. - De Commissie bestaat uit: drie leden, te benoemen door de Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde; twee leden, te benoemen door de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde, en een lid te benoemen door de Bestendige Commissie voor Geschiedenis, - onder het
| |
| |
voorzitterschap van den Bestuurder der Academie. (Art. 5 van het Reglement. Zie Versl. en Meded, jaarg. 1909, blzz. 208-209.)
Op voorstel van het Bestuur, worden benoemd:
Voor de Commissie voor Middelnederlandsche Taalen Letterkunde: de heeren Prof. Dr. W. de Vreese, Edw. Gailliard en Amaat Joos;
voor de Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde: de heeren Th. Coopman en Prof. Mr. Julius Obrie;
voor de Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie: de heer Karel de Flou.
3o) Lezing door den heer Prof. Dr. Julius Mac Leod: Over taalonderwijs. - In vele lagere scholen, - zegt Spreker, - wordt het onderwijs in het plaatselijk dialect gegeven: dientengevolge blijven talrijke Nederlandsche woorden en uitdrukkingen den leerlingen onbekend. De gevolgen van die betreurenswaardige gewoonte zijn nu reeds nadeelig en zullen later nog veel schadelijker worden, uit hoofde van de steeds toenemende belangrijkheid van het vakonderwijs.
In de talrijke voortreffelijke boeken, die in onze taal over het onderwijs in alle bedrijven bestaan, komen talrijke woorden voor die door den Vlaamschen lezer niet dadelijk begrepen worden, waarvan hij de beteekenis moet raden. Een leeraar, die van eene provincie naar een andere wordt gezonden, wordt door zijn nieuwe toehoorders onvolkomen begrepen. Het gevolg van dien toestand is dat het vakonderwijs grootendeels van plaatselijke hulpmiddelen afhankelijk blijft en den slentergeest ten prooi valt. Hoogere maatschappelijke belangen staan hier op het spel. De gemakzucht van het onderwijzend personeel doet de vruchten van het vakonderwijs gedeeltelijk verdorren.
In het Middelbaar Onderwijs wordt te veel aan letterkunde en te weinig aan taalonderwijs gedaan. Ook
| |
| |
hier wordt vaak verzuimd de woordenkennis der leerlingen uit te breiden.
Spreker haalt een zeker aantal voorbeelden aan van Nederlandsche woorden die in Vlaamsch-België beter zouden moeten bekend worden.
Op voorstel van den Bestuurder, beslist de Academie dat de lezing van den heer Dr. Julius Mac Leod in de Verslagen en Mededeelingen en tevens in het Bijblad der Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch, zal opgenomen worden.
4o) Lezing door den heer Prof. Dr. W. de Vreese. - Prof. Dr. Willem de Vreese houdt zijn tweede voordracht over: Bijdragen tot de topographie en de geschiedenis van Gent in de 15de en in de 16de eeuw. Zijn mededeelingen betreffen ditmaal een handschrift door hem ontdekt op de Koninklijke Hofbibliotheek te München, nl. Cod. icon. 265. Het handschrift is, strikt genomen, niet gedateerd, maar de Spreker betoogt uit sommige mededeelingen van den inhoud, dat het geschreven werd in 1562.
Het handschrift bevat:
1o | Een reeks portretten, met wapens en bijschriften, van al de graven van Vlaanderen, van Liederik van Buc af tot en met Philips II en diens zoon Don Carlos; |
2o | De lijst en de wapens van de Vlaamsche ridderschap, zoo oude als nieuwe. |
3o | De lijst en de wapens van al de Vlaamsche baanderheeren. |
4o | De lijst en de wapens van de Gentsche adelijke poorters; |
5o | De lijst en de wapens van de Gentsche neringen; |
6o | Het ‘portret’ van de Stad Gent in 1540, vóór de Ste Baafstede afgebroken en het Spanjaardskasteel gebouwd werd; wellicht een kopij op kleine schaal van het bekende gezicht in vogelvlucht uit het jaar 1534; |
| |
| |
7o | Een tot nog toe onbekende kaart van Vlaanderen, gegraveerd door Remi Hoogenberg, van Mechelen, van wien alleen enkele portretten bekend waren. |
De inhoud van het handschrift wordt door Prof. Dr. Willem de Vreese besproken en toegelicht. Daar de omstandigheden, die hem het rustig gebruik van het handschrift beletten, eerst kort geleden uit den weg geruimd zijn, was het den Spreker niet wel mogelijk over enkele punten gewenschte bizonderheden mede te deelen; hij stelt zich echter voor, ze bij een eventueele uitgave van de lezing op te nemen.
Onder de toejuichingen der Academie, wenscht de heer Bestuurder den Spreker geluk met zijn hoogst belangrijke vondsten, en zegt hem dank hem voor de mededeeling er van aan de Academie; hij stelt voor, dat déze lezing van Prof. Dr. Willem de Vreese met de voorgaande in één boekdeeltje zal worden uitgegeven. - Aangenomen.
De vergadering werd te vier uur gesloten.
|
|