| |
| |
| |
Vergadering van 19 Januari 1910.
Aanwezig de HH.: Prof. de Ceuleneer, bestuurder, Teirlinck, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Broeckaert, Jan Bols, Karel de Flou, Dr. L. Simons, Gustaaf Segers, Prof. Dr. W. de Vreese, Dr. Jac. Muyldermans, Jan Boucherij, Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest en Prof. Dr. C. Lecoutere;
de heeren Prof. Mr. Paul Bellefroid en Frank Lateur, briefwisselende leden.
De heeren Dr. H. Claeys, Mr. Edw. Coremans, Des. Claes, Jhr. Dr. Karel de Gheldere en Prof. Dr. Julius Mac Leod, werkende leden, alsook de heer Dr. Leo Goemans, briefwisselend lid, hebben laten weten, dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de December-vergadering 1909, dat wordt goedgekeurd.
***
Afsterven van Z.M. den Koning, Beschermheer der Academie, den 17 December 1909. - De heer bestuurder Prof. Ad. de Ceuleneer brengt eerbiedig hulde aan de nagedachtenis van den overleden Vorst. Hij herinnert aan dezes grootsche scheppingen op economisch en aesthetisch gebied, tot ontwikkeling van ons volk en tot uitbreiding van de macht en van den invloed van België. Verder spreekt de heer Bestuurder van de vele wetten, onder de regeering van Koning LEOPOLD II aangenomen en door hem onderteekend, waardoor trapsgewijze en gedeeltelijk zware grieven
| |
| |
van het Vlaamsche Volk mochten verdwijnen. Koning LEOPOLD II was onze taal genegen. Menig blijk heeft de begaafde Vorst daarvan gegeven. Spreker wijst inzonderheid op het stichten van de Koninklijke Vlaamsche Academie, waardoor LEOPOLD II een der vurigste wenschen van het Vlaamsche Volk heeft verwezenlijkt. Ook zal onze Koninklijke Instelling steeds met den grootsten eerbied en innige erkentelijkheid den diepbetreurden Koning gedenken, wien zij haar bestaan te danken heeft.
Mijne Heeren,
Twee dagen na onze laatste maandelijksche vergadering onderging ons vaderland een smartelijk verlies. Na een kortstondige ziekte overleed onze Koning te Laken den 17n December.
LEOPOLD II is niet meer; doch zoolang België op een onafhankelijk bestaan zal mogen roemen en een vrije Staat zal zijn, zoolang ook zal het Belgisch volk de vruchten der grootsche scheppingen van den doorluchtigen Vorst genieten. Inderdaad: gedurende vier en veertig jaar besteedde Hij al de krachten van zijn vernuftigen geest, al de werkzaamheid van zijn genie aan den vooruitgang en den voorspoed van zijn land. Hij wijdde zijn buitengewoon verstand, zijn zeldzame geestkracht aan de economische en aesthetische ontwikkeling van ons volk, aan de uitbreiding van onze macht en onzen invloed. Ons vaderland is een der kleinste Staten van Europa, doch Koning LEOPOLD wist zoo vernuftig, krachtdadig en onverpoosd te handelen en tevens den ondernemingsgeest van ons volk te vormen en te prikkelen, dat België een groote koloniale mogendheid geworden is en met recht beschouwd wordt als een der rijkste en, wat handel en nijverheid betreft, als een der grootste landen van de wereld.
Deze schitterende uitslag van LEOPOLD's regeering zal met de grootste erkentelijkheid in onze geschiedenis geboekt blijven.
De Vlamingen zullen zich vooral herinneren dat LEOPOLD II gedurende zijne regeering verscheidene wetten onderteekende die, trapsgewijze en gedeeltelijk, zware grieven van het Vlaamsche volk deden verdwijnen. Toen Hij, in 1865, den troon
| |
| |
beklom, gevoelden de Vlamingen altijd nog - niettegenstaande menig gunstig gevolg van de Nederlandsche Congressen en van Snellaert's flink verslag namens de Vlaamsche Commissie van 1856, - de drukkende kwelling van het besluit dat door het Voorloopig Bewind den 16 November 1830 werd genomen en waardoor het Fransch als eenige officieele taal werd uitgeroepen. Aan dien vernederenden toestand waarin de Vlamingen verkeerden, werd, sedert 1865, meer dan een verbetering toegebracht. Laten wij slechts vermelden: de wet-Coremans van 1873 op het gebruik der Nederlandsche taal in strafzaken; de wet-Devigne-Coremans van 1889, die de vorige verbeterde en aanvulde; de wet-De Laet van 1878 op het gebruik onzer taal in bestuurszaken; de wet-Coremans van 1883 op het aanleeren van het Nederlandsch in het officieel middelbaar onderwijs; de gelijkheidswet De Vriendt-Coremans van 18 April 1898, die voor de wetgeving het Vlaamsch naast het Fransch als officieele taal erkent.
Al de grieven van het Vlaamsche volk zijn niet verdwenen; er blijft voorzeker nog veel te doen; en dat zal, hopen wij, wel onder de regeering van Koning ALBERT geschieden.
In het begin zijner regeering scheen Koning LEOPOLD voor de Vlaamsche beweging min of meer onverschillig te zijn; dat was wellicht het gevolg zijner eerste opvoeding. Doch na weinige jaren ontstond bij Hem de overtuiging dat het bestaan en de verspreiding der Nederlandsche taal onmisbaar zijn voor de geestesontwikkeling van onzen stam en voor het behoud onzer nationaliteit. Tijdens het jubeljaar 1905 kon men Hem officieel in de hoofdsteden der Vlaamsche provinciën in het Vlaamsch begroeten; en te Antwerpen antwoordde Hij zelfs in onze taal. Die ommekeer in zijne gezindheid ten gunste der volkstaal werd met vreugde opgemerkt, toen hij zijn eerste Vlaamsche redevoering uitsprak, nl. te Brussel in den Nederlandschen schouwburg den 13n October 1887. De volgende wijze woorden uit die redevoering mogen hier worden aangehaald:
‘Indien, zoo sprak Zijne Majesteit, de kennis der vreemde talen te onzen tijde bijzonder nuttig is, is die der nationale talen eene noodzakelijkheid: het is noodig ze aan de jeugd gelijktijdig te doen aanleeren en het is te wenschen dat het gebruik er van aan alle Belgen meer en meer gemeen worde.’
| |
| |
Een klaar bewijs van genegenheid tot onze taal schonk ons de begaafde Vorst door het stichten der Koninklijke Vlaamsche Academie. Reeds in 1834 oordeelde David het ontstaan eener Vlaamsche Academie een onontbeerlijke noodzakelijkheid. Doch een halve eeuw verliep vóor een minister - het was de hooggeachte minister Beernaert! - in die dringende behoefte voorzag. Den 8 Juli 1886 onderteekende LEOPOLD II een besluit waardoor de Koninklijke Vlaamsche Academie werd ingesteld. Door het stichten en voortdurend beschermen onzer Academie heeft LEOPOLD II een der vurigste wenschen van het Vlaamsche volk verwezenlijkt. Het is waarlijk LEOPOLD II die de Vlaamsche Academie in staat heeft gesteld, door hare werkzaamheid en haren invloed, veel bij te dragen tot de handhaving der rechten van onzen stam en tot den bloei der Nederlandsche taal- en letterkunde.
Toen Hij den 12n Februari 1887 de Leden der Academie ontving, zegde Hij dat deze op zijne toegenegenheid mocht rekenen en dat Hij van haar bestaan de schoonste vruchten verhoopte. Merkwaardig was tevens de volgende verklaring:
‘Z.K.H. de Graaf van Vlaanderen, mijn broeder, heeft, op mijn uitdrukkelijk verlangen, en ook toegevende aan zijne eigene bijzondere genegenheid, gewild dat zijn zoon, prins Boudewijn, de taal der Vlamingen spreken zou; hij heeft gewild dat zijne kinderen zich met de Vlaamsche taal zouden vertrouwd maken,- doch in geen geval zal ooit een Vorst meer genegenheid aan die taal bewijzen, dan ik zelf immer doen zal.
De Vlamingen mogen dus verzekerd zijn van mijne innige genegenheid voor het Vlaamsche leven; ik volg de ontwikkeling er van met belangstelling en zal daartoe het mijne altijd bijdragen.’
Onze Academie zal den Vorst wien zij haar bestaan te danken heeft, altijd met den grootsten eerbied en innige erkentelijkheid gedenken. Het is een diep gevoelen van dankbaarheid dat mij noopt U voor te stellen, Mijne Heeren, een brief van rouwbeklag aan Z.M. Koning ALBERT te sturen.
- Onmiddellijk na het ontvangen van het droeve nieuws van 's Konings afsterven, heeft de Bestendige Secretaris, tot teeken van rouw, aan den gevel van het Academiegebouw de nationale vlag halfstok laten hijschen.
| |
| |
- Bij brieve van 17 December 1909, zendt de Weledele Heer Gouverneur der provincie Oost-Vlaanderen, aan de Academie officieel bericht van het afsterven des Konings.
- Bij brieve van 18 December bericht de Weledele Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten den Bestendigen Secretaris, dat de plechtige lijkdienst van Z.M. den Koning zal plaats grijpen te Brussel, Woensdag, 22n dezer, te elf uur: de Koninklijke Vlaamsche Academie, schrijft de Minister, zal plaats nemen in den rouwstoet. Derhalve wordt de Secretaris verzocht de noodige maatregels te treffen, ter vergadering van de heeren Leden in het Academiepaleis te Brussel, te 10 uur.
Ingevolge dát schrijven, heeft de Bestendige Secretaris, namens het Bestuur der Academie, bij brieve van 20 December, de heeren werkende en briefwisselende Leden verzocht de lijkplechtigheid te willen bijwonen.
Hebben de plechtigheid bijgewoond de heeren: Prof. Dr. W. de Vreese, bestuurder; Prof. Ad. de Ceuleneer, onderbestuurder; Edw. Gailliard, bestendige secretaris; Th. Coopman en Dr. L. Simons, werkende leden, alsook de heer Victor dela Montagne, briefwisselend lid. - Die heeren zijn op de gulhartigste wijze in het Academiepaleis ontvangen geweest, door de heeren Prof. J. Deruyts, bestuurder der Académie Royale de Belgique, ridder Edm. Marchal, bestendigen secretaris. en graaf J. de Lalaing, lid van de klas van Schoone Kunsten. Met de andere aanwezige Leden der Académie Royale de Belgique, hebben zij in de Sinte-Gudulakerk de aan de Academies aangewezen plaats bekleed.
Hebben zich laten verontschuldigen de heeren Is. Teirlinck, verkozen tot onderbestuurder voor het jaar 1910, en Karel de Flou, werkende Leden, en Dr. Eug. van Oye, briefwisselend lid.
| |
| |
- Brief van 18 December, vanwege den Weledelen Heer Gouverneur der provincie, houdende, namens den Weledelen Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, voorschriften betreffende den officieelen rouw, door de ambtenaren en bedienden van den Staat aan te nemen.
- Brief van 23 December, houdende uitnoodiging voor het Bestuur der Academie, door Z.H. den Bisschop van Gent, tot den dienst op 29 December, in de hoofdkerk van Sint-Baafs, tot lafenis der ziel van Zijne Majesteit.
- Op voorstel van het Bestuur beslist de Vergadering dat, in naam der Academie, een adres van rouwbeklag aan Z.M. Koning ALBERT zal gezonden worden. De heer Bestuurder geeft lezing van het adres, dat door de Vergadering wordt goedgekeurd.
***
Inhuldiging, den 23 December 1909, van Z.M. ALBERT, Koning der Belgen, Beschermheer der Academie. - De heer Prof. Ad. de Ceuleneer, bestuurder, zegt dat de Vlamingen van de nieuwe regeering het beste mogen hopen voor den bloei en den vooruitgang van ons volk: Wat op Vlaamsch gebied Prins ALBERT was, laat ons voorzien wat Koning ALBERT wezen zal. Vele blijken van oprechte genegenheid voor de Vlaamsche taal heeft Prins ALBERT reeds gegeven. Een plechtig bewijs daarvan was zijn bezoek aan de Koninklijke Vlaamsche Academie, den 18 October 1896, toen deze haar tienjarig bestaan vierde. Door bij zijne troonbeklimming den grondwettelijken eed ook in het Vlaamsch af te leggen, heeft Koning ALBERT bewezen, dat de gelijkheidswet van 1898 voor Zijne Majesteit eene wezenlijkheid is en dat hij tusschen beide nationale talen geen onderscheid wil maken. Vreugde en fierheid
| |
| |
heeft dit onder het Vlaamsche Volk verwekt. De heer Bestuurder stelt dan ook voor, aan Zijne Majesteit een adres van gelukwensching te zenden.
Mijne Heeren,
De wetgevers van 1831 hebben, in de Grondwet, alles wat de troonopvolging betreft, met veel wijsheid voorzien en nauwkeurig voorgeschreven: ook kon den dag na het overbrengen van het lichamelijk overblijfsel van Koning LEOPOLD II naar zijn laatste rustplaats, zonder de geringste moeilijkheid, zijn neef ALBERT in de plechtige vergadering van Kamer en Senaat zijnen eed afleggen en als Koning der Belgen erkend worden.
Voor ons, Vlamingen, heeft de nieuwe regeering een gunstigen aanvang genomen en zij laat ons het beste hopen voor den bloei en den vooruitgang van ons Volk. Wat, op Vlaamsch gebied, Prins ALBERT was, laat ons voorzien wat Koning ALBERT zal wezen.
Door zijn echt Vlaamsche handelwijze tijdens zijn bezoek te Brugge den 16 Augustus 1887, had Prins Boudewijn den eerenaam van ‘Vlaamschen Prins’ verworven. Prins ALBERT volgde dat goede voorbeeld na: Hij nam elke geschikte gelegenheid te baat om te bewijzen dat Hij de Vlaamsche taal niet enkel vloeiend kon spreken, maar dat Hij ze innig liefhad en hoogschatte. Hij sprak Vlaamsch op weldadigheidsfeesten te Gent in 1894 en 1895: zijn gloeiende Vlaamsche redevoering op het Ledeganck-feest te Eekloo (29 Augustus 1897) werd warm toegejuicht en uit den mond van het aanwezige geestdriftige volk klonk het: ‘Leve de Vlaamsche Prins!’ Toen hij met zijne jonge gade Prinses ELISABETH te Antwerpen den 22 December 1901 en te Gent den 20 Juli 1902 zijn blijde intrede deed, werden al de redevoeringen in het Nederlandsch uitgesproken; en zeer onlangs, gedurende zijn roemrijke reis in Zuid-Afrika en in Kongo, heeft Prins ALBERT meer dan eens het woord in het Vlaamsch gevoerd.
Doch waarom hier al die blijken van genegenheid voor de Vlaamsche taal vermelden, vermits de meeste mijner geachte toehoorders zich nog de plechtige zitting van 18 October 1896 herinneren, toen de Academie haar tienjarig bestaan vierde. Z.K.H. Prins ALBERT vereerde die zitting met zijne tegenwoordigheid en hield er een echt vaderlandsche toespraak die de
| |
| |
aanwezigen in vervoering bracht en door hen hartelijk en lüid werd toegejuicht. De Vlaamsche Prins eindigde met het kranig vers van onzen Ledeganck:
‘Zij wilden wat was recht en wonnen wat zij wilden!’
Met volle waarheid mocht de toenmalige bestuurder, thans onze bestendige Secretaris, de Heer Edw. Gailliard tot Z.K.H. de volgende woorden sturen:
‘Dit vreugdegeroep voorspelt U, Monseigneur, vanwege het heele Vlaamsche volk - want ik mag het wel zeggen, hier is de ziel van Vlaanderen tegenwoordig - dit vreugdegeroep voorspelt U, vanwege het Vlaamsche Volk rechtzinnige genegenheid voor U en tevens, liefde, verkleefdheid en trouw in de toekomst....
Meer dan ooit zijn dus heden de banden toegehaald tusschen Uwe Koninklijke Hoogheid, den vermoedelijken troonopvolger van België, en tusschen het trouwe Vlaamsche Volk’.
Het Vlaamsche Volk is in de hoop die de Prinselijke rede liet koesteren, niet teleurgesteld geworden. De Prins heeft op dien heugelijken stond geen ijdele woorden gesproken: hij heeft er zijn innige overtuiging in te kennen gegeven; dat heeft hij bij zijne troonbeklimming klaar bewezen. Na den grondwettelijken eed in 't Fransch afgelegd te hebben, heeft Koning ALBERT onmiddellijk den eed in 't Vlaamsch herhaald. De gelijkheidswet van 1898 is voor Zijne Majesteit eene wezenlijkheid. Koning ALBERT maakt geen onderscheid tusschen beide nationale talen. Deze Koninklijke daad is van het grootste belang voor de toekomst van den Vlaamschen stam en het is met vreugde en fierheid dat het Vlaamsche Volk ze vernomen heeft. Met vurige hoop begroeten wij de nieuwe regeering en het zou voor de Academie eene eer zijn door Z.M. den Koning in gehoor ontvangen te worden, ten einde Z.M. mondeling onze eerbiedige gelukwenschen en den dank van het Vlaamsche Volk te kunnen overbrengen.
Ik heb de eer, Mijne Heeren, U voor te stellen een adres van gelukwensching aan Koning ALBERT te zenden.
- Bij brieve van 18 December 1909, brengt de Weledele Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten ter kennis van den Bestendigen Secretaris, dat de
| |
| |
bureelen van de Secretarie der Koninklijke Vlaamsche Academie zullen gesloten blijven, den Donderdag, 23n December, dag van 's Konings inhuldiging, alsook den Vrijdag daaraanvolgende, ter gelegenheid van het plechtig Te Deum. dat te Brussel zal gezongen worden, tot viering der troonbeklimming van Z.M. Koning ALBERT.
- Bij brieve van 20 December, bericht de Weledele Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten den Bestendigen Secretaris, dat de gevel van het Academiegebouw dient verlicht te worden, den Donderdag, 23n dezer, dag van de troonbeklimming van Z.M. Koning ALBERT.
Aan die voorschriften werd behoorlijk gevolg gegeven.
- Te Deum. Brief van 30 December 1909, waarbij Z.H. Mgr. de Bisschop van Gent, het Bestuur der Academie uitnoodigt tot het Plechtig Te Deum, dat den 3 Januari 1910, te elf uur, in de hoofdkerk van Sint-Baafs te Gent zal gezongen worden, ter gelegenheid van de troonbeklimming van den Koning. - De heeren Prof. de Ceuleneer, Prof. Dr. Willem de Vreese en Edw. Gailliard hebben de plechtigheid bijgewoond.
- De heer Bestuurder geeft vervolgens lezing van het ontwerp van adres, dat wordt goedgekeurd.
***
Toespraak door den heer Bestuurder. - De heer de Ceuleneer opent de vergadering met een toespraak tot de Heeren Leden. Gaarne brengt hij een welverdiende hulde aan den afgetreden bestuurder, den heer Dr. Willem de Vreese, om al het goede dat deze gedurende zijn werkzaam en waarlijk voorbeeldig bestuur ten voordeele der Academie, inzonderheid op wetenschappelijk gebied heeft weten tot stand te brengen. Aan hem heeft ook onze Koninklijke Instelling de
| |
| |
sedert zoo lang gewenschte herziening van hare wet te danken. Onder Dr. de Vreese's wijze leiding heeft de ruildienst met vreemde Academies een ongehoopte uitbreiding genomen. Zoo wordt onze Academie al meer en meer bekend, zoo worden hare uitgaven meer gewaardeerd en wordt de weg gebaand tot opneming onzer Instelling in het Internationaal Verbond der Academies. Vervolgens spreekt de heer de Ceuleneer over de in 1911 in te richten feesten, ter gelegenheid van de 25e verjaring van het stichten der Academie. Groote luister en ruchtbaarheid zouden aan die herinneringsfeesten behooren gegeven te worden. Laten wij werken tot voorbereiding van de plechtigheid van 1911 en tevens al onze krachten inspannen om van de Regeering de uitbreiding onzer Academie op het terrein der wetenschap en der kunst te bekomen.
Geachte en Waarde Collega's,
Na U allen van harte een recht gelukkig jaar gewenscht te hebben, zoo weze mijn eerste woord een woord van dank om de eer die Gij mij hebt gegund met mij tot bestuurder voor 1910 te verkiezen. Ik kan u de verzekering geven dat ik, naar mijn gering vermogen, zal trachten mij uwer keuze waardig te maken. Mijne verkleefdheid aan de Academie is U sinds jaren bekend en Gij weet dat het edel en vaderlandsch doel dat Gij beoogt, ook het mijne is; ik ben overtuigd dat ik op uwe welwillende medewerking zal mogen rekenen. Als wij hier samenkomen, bevinden wij ons niet in een stijve en koele vergadering van letterkundigen en geleerden; maar wij gevoelen ons in een warmen vriendenkring, waarvan al de leden wedijveren, door inspanning hunner geestkrachten, om den bloei der Academie te bevorderen, en die onderling samenwerken tot de opbeuring en ontwikkeling van den Vlaamschen stam. Doch, alhoewel wij allen hetzelfde doel vóor oogen hebben en met denzelfden geest bezield zijn, munt toch, gelijk overigens in alle maatschappij, het eene lid door zijne werkzaamheid meer uit dan het andere. Hier gaat het ook zoo toe. En terwijl ik spreek, komt op uwe lippen de naam van het ijverigste onzer medeleden, de naam van
| |
| |
den man dien ik, - zwaar is de taak voorwaar! - moet opvolgen; doch ik zal hem niet trachten te evenaren, ik zal enkel aan hem een voorbeeld nemen. Vroeger reeds had Dr. Willem de Vreese ons meermaals op wetenschappelijke voordrachten en lezingen vergast; wij kenden hem als geleerden taalkundige, als onverpoosden werker: doch als als leider onzer werkzaamheden heeft hij waarlijk zichzelf overtroffen. Ik beantwoord aan de gevoelens mijner collega's met hem innigen dank toe te sturen om al het goede dat hij gedurende zijn werkzaam bestuur ten voordeele der Academie heeft voortgebracht. Zonder de verdiensten mijner voorgangers in eenige mate te verminderen, zal het mij wel veroorloofd zijn hier plechtig te verklaren dat, sedert het ontstaan der Academie, geen bestuur zulke rijke vruchten heeft afgeworpen als dat van den Heer W. de Vreese. In zijne openingsrede herinnerde hij ons met veel juistheid dat de titel van bestuurder onzer Academie een euphemisme is, daar er hier weinig of niets te besturen valt. Sedert het ons gegund is onzen vriend Gailliard als secretaris te bezitten - hij moge, in goede gezondheid, dit ambt nog lange jaren bekleeden - is alles wat bestuurszaken betreft zoo goed en stipt geschikt en geregeld, dat den bestuurder niets te doen blijft dan de aangeboden stukken te onderteekenen. Dank zij het beleid van den hooggewaardeerden Secretaris, moest Dr. de Vreese zich niet inlaten met het eigenlijke bestuur der Academie; hij dacht des te beter zijne aandacht te kunnen wijden aan de wetenschappelijke roeping van een korps dat voor doel heeft de beoefening der wetenschap of, meer nog, het bevorderen der beoefening van de wetenschap. Om dit doel te bereiken, den werkkring der Academie uit te breiden, deze in staat te stellen voldoening te geven aan echt wetenschappelijke wenschen en verwachtingen, meende hij dat het, in de allereerste plaats, noodzakelijk was onze wet
te herzien en er onontbeerlijke wijzigingen aan toe te brengen. Nog in de Januari-vergadering werd, op zijn voorstel, een commissie van vijf leden benoemd. Bij deze Commissie diende de heer De Vreese een beredeneerd ontwerp in, waarvoor hij de wetten der voornaamste Academies van Europa had geraadpleegd en vergeleken. De Commissie werkte zoo ijverig, dat haar verslag, eveneens uit de pen van den Bestuurder gevloeid, reeds in de April-vergadering kon overgelegd worden. Dadelijk begon de bespreking en drie vergaderingen werden er aan besteed. Behoudens
| |
| |
eenige kleine wijzigingen werden de voorstellen der Commissie den 7 Juli met eenparigheid van stemmen aangenomen. Wij verwachten nog enkel de goedkeuring der Regeering om de nieuwe wet in voege te brengen en stipt toe te passen.
In zijne openingsrede vestigde Dr. de Vreese o.a. de aandacht zijner medeleden op het wetenschappelijk belang en de noodzakelijkheid van het inventariseeren der wiegedrukken of incunabelen. In November 1904 benoemde de Pruisische Regeering eene Kommission für den Gesamtkatalog der Wiegendrucke en weldra kwamen dergelijke inrichtingen tot stand in Zweden, Oostenrijk-Hongarië, Italië, ja zelfs in de Vereenigde Staten van Amerika. Dr. de Vreese legde een memorie van toelichting neer en onder toejuichingen besloot de Academie de Regeering te verzoeken eene Commissie in te stellen met opdracht de in Belgische openbare en bijzondere boekerijen voorhanden incunabelen te inventariseeren, evenals het reeds in Pruisen gedaan wordt. Tot heden is ons vanwege de Regeering geen antwoord toegekomen. Daar echter zulke Commisie in een wezenlijke wetenschappelijke behoefte zou voorzien en geene groote kosten veroorzaken - in Pruisen bedraagt de begrooting der ‘Kommission’ slechts 10000 mk - zoo mogen wij de hoop koesteren weldra een gunstig besluit van den bevoegden Minister te bekomen. Wij zullen het ons ten plicht rekenen nogmaals aan te dringen ten einde het zoo nuttig voorstel van Dr. de Vreese te doen gelukken.
Doch met dit alles was de werkzame geest van onzen Bestuurder niet tevreden. Dadelijk stelde hij pogingen in het werk om de verdiensten onzer Academie bij buitenlandsche zusterinstellingen bekend te maken en ruiling hunner uitgaven met de onze te bekomen. De uitslag ging alle verwachting te boven: na eene drukke briefwisseling, werd ruiling der uitgaven toegestaan door de Academies van Rome, Kopenhagen, Berlijn, Leipzig, Göttingen, München, Praag, Weenen, Christiania en Buda-Pesth, en door het bestuur der boekerijen van Lund en Upsala, die zeer belangrijke werken uitgeven. Enkel uit Parijs kwam een ongunstig antwoord ter oorzake van de door ons gebruikte taal. Met St.-Petersburg, Madrid, Stockholm en Londen dienen de onderhandelingen nog voortgezet te worden en, het voetspoor van Dr. de Vreese volgend, hoop ik, door mijne pogingen, bij deze laatste Academies insgelijks een gunstig onthaal te bekomen.
| |
| |
Zoo wordt onze Academie al meer en meer bekend, hare uitgaven meer gewaardeerd, en zal zij gemakkelijker worden opgenomen in het Internationaal Verbond der Academies, dat reeds uit twintig officieele genootschappen bestaat. Ons geacht medelid, de Heer Coopman, had vroeger aangetoond hoe gewenscht het zou wezen voor onze Academie bij dit Verbond aangesloten en op de samenkomsten vertegenwoordigd te zijn. Dr. de Vreese werkte om dit doel te bereiken en wij zullen nieuwe pogingen doen om, ook in deze richting, te slagen. Doch - zooals Dr. de Vreese in de Commissie tot herziening van het Reglement uitvoerig heeft betoogd - zelfs buiten dit Verbond zou het, uit het oogpunt der Nederlandsche wetenschap, allernuttigst zijn een samengaan met de Hollandsche wetenschappelijke en letterkundige korpsen mogelijk te maken; daar zouden middelen worden beraamd tot het uitgeven van groote, voor beide landen belangrijke werken die, zonder dien dubbelen steun, nooit zouden het licht zien. Ik zal nazoeken op welke wijze men die samenwerking zou kunnen bekomen.
Hetgeen ik daareven over het bestuur van Dr. de Vreese gezegd heb, bewijst dat het aan zijnen opvolger overblijft zijne voorstellen uit te voeren, zoodra zij door de Regeering zullen bekrachtigd zijn. Daarbij echter mag ik mij niet beperken; het ware eenvoudig rusten op de lauweren zoo menigvuldig door mijnen voorganger geplukt. Zijne werkzaamheid zal ik evenwel niet evenaren, en dat acht ik ook niet wenschelijk. De boog mag niet altijd gespannen zijn, leert ons een oud spreekwoord. Ik durf den gang eener Academie vergelijken met indertijd het leven der Engelsche partijen - whigs en tories. Nadat de whigs gedurende hun bestuur menige verandering aan de politieke en sociale toestanden hadden gebracht, kwamen de tories aan het roer, om rustig en bedachtzaam de ingevoerde nieuwigheden met overleg toe te passen. Dit weze nu ook mijne taak.
Doch, indien aan het huidige bestuur iets bijzonders te doen staat, dan zal dit, naar mijne meening, het voorbereiden der feesten van toekomend jaar zijn. Willen wij ons bepalen tot een openbare zitting, die zich van de jaarlijksche openbare vergaderingen enkel zou onderscheiden door de redevoering van den bestuurder die het vijf-en-twintigjarig bestaan der Academie zou herdenken, en door een algemeen verslag van den secretaris, zoo ware het voorzeker nutteloos zich daarover een
| |
| |
jaar op voorhand te bekommeren. Ik denk dat Gij allen met mij zult instemmen om te verklaren dat het voor de toekomst der Academie wenschelijk is aan die herinneringsfeesten den grootsten luister en de grootste ruchtbaarheid te geven. Voorwaar, het herdenken van een vijf-en-twintigjarig bestaan kan niet met een eeuwfeest vergeleken worden. Doch als men inziet dat het Vlaamsche volk reeds zoolang een Vlaamsche Academie vroeg; dat van 1817 af Behaeghel ze noodzakelijk achtte, en David in 1834 verklaarde dat het eene noodwendigheid was; als men zich herinnert dat, dadelijk na hare stichting in 1886, de jonge instelling zware tegenkanting te overwinnen had, en dan nog van de zijde van mannen op wier krachtigen steun men gerechtigd scheen te mogen rekenen; als men nagaat welke inspanning, welk wijs beleid noodig waren om de in 't leven geroepen plant tot stevigen en struischen boom te doen gedijen; welken hevigen strijd onze voorgangers te strijden hadden - ik zeg ‘onze voorgangers’, want wij bezitten enkel nog drie leden, die tot de eerst benoemden behooren - als wij dat wel overdenken, dan komt het mij raadzaam voor, de herinnering aan dit alles op luisterrijke wijze te vieren, aan ons land en de geleerde wereld bekend te maken wat de Academie op wetenschappelijk gebied gedurende dit tijdperk heeft voortgebracht en tevens aan de Regeering een klaar bewijs te leveren dat onze instelling aan een ware noodwendigheid beantwoordt en een wezenlijke leemte heeft aangevuld. Het is thans het oogenblik niet, zelfs met korte woorden, af te schetsen op welke wijze dat alles dient te geschieden. Ik waag het echter uwe aandacht op het volgende te vestigen. Toen, in 1872, de Koninklijke Academie van Brussel haar eeuwfeest vierde, schreven eenige harer leden een bondig overzicht van alles wat het genootschap in het vak dat zij met voorliefde beoefenden, had voortgebracht en behandeld. Iets dergelijks zou hier ook kunnen gedaan worden en ik ben overtuigd dat
sommige onzer leden zullen bereid gevonden worden om zulke verslagen te bewerken. Indien Gij met mijne zienswijze instemt, dient dat werk vóor het einde van 1910 drukvaardig te zijn, ten einde dat gedenkboek, ter gelegenheid der feesten van 1911, den geleerden die ons met hunne tegenwoordigheid zullen vereeren, te kunnen aanbieden. Ik druk hier tevens de hoop uit dat ons geleerd medelid Dr. de Vreese alsdan het eerste deel
| |
| |
zijner Bibliotheca Neerlandica Manuscripta de wijde wereld zal kunnen inzenden. Zoo doende, zouden onze werkzaamheden aan de bevoegden bekend gemaakt worden en de Regeering zou zien hoe duchtig hier gearbeid werd en op welke uitstekende wijze ons genootschap aan alle verwachting heeft beantwoord; haar zou aldus een afdoende aanleiding gegeven worden om onze Academie uit te breiden. Binnenkort kom ik op dit onderwerp terug. Thans verklaar ik slechts dat de uitbreiding onzer instelling mij, voor de toekomst en de ontwikkeling van den Vlaamschen stam, als onbetwistbaar noodzakelijk voorkomt. Voorwaar, de Vlaamsche letterkunde moet nog meer beoefend en begunstigd worden, en de Nederlandsche philologie grondig bestudeerd. Dat schijnt mij echter niet voldoende. De Nederlandsche Congressen, de rechtsgeleerde en de wetenschappelijke Congressen leveren het bewijs. Doch dat zijn private ondernemingen, en hun invloed kan niet zoo groot zijn als die van een officieel korps. Men eischt ook, en dat met volle recht, de stichting eener Vlaamsche hoogeschool; doch daartoe is een bekwaam leeraarskorps, dat alle wetenschap door middel van de moedertaal kan aanleeren, onontbeerlijk. Het is in het Vlaamsch en niet in een vreemde taal, dat de geleerde Vlaming zijne onderzoekingen over wetenschap, geschiedenis, rechtsgeleerdheid moet opstellen en uitgeven. Het is door het Vlaamsch dat wij aan ons volk moeten doen kennen de werken der groote schilders, beeldhouwers en bouwmeesters, die den roem van Vlaanderen door de heele wereld hebben verspreid. Thans is 't in 't Fransch dat men de gewrochten van Sluter, Van Eyck, Van Dyck, Rubens leert waardeeren; van Van Eyck die waarschijnlijk niet veel Fransch verstond; van Rubens en Van Dyck die meestendeels hun bijzondere briefwisseling in 't Vlaamsch hielden! Het is door de uitbreiding onzer Academie, en wellicht alleen door die uitbreiding dat aan dien ellendigen toestand gunstige verandering kan gebracht worden.
Laten wij dus dit jaar onverpoosd werken tot voorbereiding van ons grootsch feest van 1911, en tevens al onze krachten inspannen om de uitbreiding onzer Academie van de Regeering te bekomen. Ik reken, waarde Collega's, op uwe medewerking en ik ben overtuigd dat gij allen mij die van harte zult verleenen.
***
| |
| |
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Marez (G. des) et Sagher (E. de.) - Académie Royale de Belgique. Commission Royale d'Histoire. Comptes de la ville d'Ypres de 1267 à 1329, publiés par G. des Marez, Archiviste de la ville de Bruxelles, et E de Sagher, Archiviste de la ville d'Ypres. Tome premier. Bruxelles, 1909.
Lecointe (G). - Annuaire astronomique de l'Observatoire Royal de Belgique, publié par les soins de G. Lecointe, directeur scientifique du Service Astronomique: 1910. Bruxelles, 1909.
Loquela van Guido Gezelle tot Woordenboek omgewerkt. Afl. 23-24. Antwerpen, z.j (1910.)
Middelnederlandsch Woordenboek van wijlen Dr. E. Verwijs en Dr. J. Verdam, Hoogleeraar te Leiden, Deel VII. Afl. 11-12.
Tijdschriften - Bibliographie de Belgique, 1909. Première partie: Livres, nos 22-23; Deuxième partie: Publications périodiques, nos 22-23, Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, no 10, 1909. - Revue de l'Université de Bruxelles, no 2, 1909-1910. - Revue Sociale Catholique, no 2, 1909-1910 - Wallonia, no 12, 1909 - Bulletin des Musées royaux, nos 11-12, 1909. - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, nr 8, 1909. - Arbeidsblad, nr 22, 1909. - Maandschrift van het Beheer van Landbouw, nr 11, 1909. - Annales des Travaux publics, no 6, 1909.
Door de Société d'Emulation, te Brugge:
Annales de la Société d'Emulation de Bruges. Tome LIX, 4me fasc., Novembre 1909.
Door de Académie Royale d'Archéologie, te Antwerpen:
Bulletin, no III et IV, 1909.
Door de Société Liégeoise de Littérature Wallonne, te Luik:
Doutrepont (Aug.). - Bibliothèque de Philologie et de Littérature Wallonne, no 1: Aug. Doutrepont. Les Noëls Wallons avec une étude musicale par Ernest Closson, et six dessins originaux d'Aug. Donnay. Liége, 1909.
Door den Antialcoolischen Bond van Oost-Vlaanderen, te Gent:
De Vijand! Maandschrift. Zesde jaargang: 1909, nrs 1-12. - De Vijand! Almanak voor 1910. Gent.
| |
| |
Door de Commissie tot Redactie van den Utrechtschen Studenten-Almanak:
Utrechtsche Studenten-Almanak voor 1910. Uitgave vanwege het Utrechtsche Studenten-Corps. Utrecht, 1910.
Door de Commissie tot redactie van den Delftschen almanak:
Delftsche Studentenalmanak voor het jaar negentien-honderd-tien. Delft.
Door Verein für niederdeutsche Sprachforschung:
Niederdeutsches Jahrbuch. Jahrbuch des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung. Jahrgang 1909. XXXV. Norden und Leipzig, 1909.
Door de K. Universitets-Biblioteket te Lund (Zweden):
Acta Universitatis Lundensis (Nova Series). - Lunds Universitets Arsskrift ny följd. Första afdelningen: Teologi, Juridik och Humanistiska ämnen.
I, 1905. - Segerstedt (T). - Ekguden i Dodona.
Wallengren (S.). - Hans Järta som politisk teoretiker.
Ahlberg (A.-W.) - Durative Zeitbestimmungen im Lateinischen.
Lindskog (C.). - Adversaria ad Plutarchi Vitas.
Walberg (E.). - Saggio sulla fonetica del parlare di Celerina-Cresta (Alta Engadina).
Bihang: Lunds Universitets ärsberättsele 1904-1905.
II, 1906. - Söderwall (K.-F.) - Medeltida rättsuttryck fran Värmland, Närke och Smaland.
Segerstedt (T.). - Mynts användning i dödskulten.
Fehrman (D.). - Confutatio pontificia och försvaret för den medeltida kyrkoinstitutionen.
Wulff (Fr.). - Préoccupations de Pétrarque 1359-1369, attestées par Vat. Lat. 3196 fol. 1 et 2.
Bihang: Id. 1905-1906.
III, 1907. - Bring (S.-E.). - Förteckning öfver Sven Lagerbrings tryckta arbeten och manuskript.
Stille (A.). - Sven Lagerbring. Tal vid Lunds Universitets minnesfest den 6 Mars 1907.
Rodhe (E.). - Kyrka och Skola i Sverige under 1800-talet. En kyrkohistorisk undersökning I.
Lundstedt (A.-V.). - Aftal angaende prestation till tredjeman. En civil-rättslig studie.
Fehrman (D.). - Carl Fredrik af Wingard säsom biskop öfver Göteborgs stift. I. Wingards verksamhet för kyrka och skola.
Bihang: Id. 1906-1907.
IV, 1908. - Till Thorilds minne den 1 oktober 1908. Af Litteraturhistoriska Seminariet i Lund.
| |
| |
Agrell (S.). - Aspektänderung und Aktionsartbildung beim polnischen Zeitworte. Ein Beitrag zum Studium der indogermanischen Präverbia und ihrer Bedeutungsfunktionen.
Zachrisson (R.-E.). - A contribution to the study of Anglo-Roman influenee on English placenames.
Alin (F.). - Studier öfver Schleiermachers uppfattning af det evangeliska's kapelsebegreppet.
Bihang: Id. 1907-1908.
Weibull (L.). - Monumenta Scaniae historica. Diplomatarium dioecesis Lundensis. Lunds ärkestifts Urkundsbok, utgifven af Lauritz Weibull. Pa bekostnad af Lunds Domkyrka.) Tredje bandet första, andra och tredje häfte. Lund, 1900-1904.
Fran filologiska Föreningen i Lund. Sprakliga uppsatser I. Lund, 1897. - Id. II, Lund, 1902. - Id. III, Tillegnade Axel Kock. Id. 1906.
Minne af skalden Jakob Frese. Stockholm, 1867.
Ljunggren (Gustaf). - Om Ehrensvärds konstfilosofiska standpunkt, af Gustaf Ljunggren. Z. pl. of j.
Id. - Vid invigningen af nya universitetshuset i Lund den 27 September 1882, af Gustaf Ljunggren, universitetets rektor. Lund, 1882.
Tegnér (E.). - Festskrift med anledning af Hans Majestät Konung Oscar II regerings jubileum 1872-1897. Utgifven af Lunds Universitet Tredje afdelningen. Lunds Universitet 1872-1897 af Elof Tegnér. Lund, 1897.
Charlier (C.-V.-L.). - Festskrift fran Kongl. Fysiografiska Sällskapet i Lund, i anledning af 300-arsdagen af Tycho Brahes död. Utgräfningarna af Tycho Brahes observatorier pa ön hven sommaren 1901, beskrifna af C.-V.-L. Charlier. Lund, 1901.
Norlind (Tobias). - Svensk Musikhistoria af Tobias Norlind. Helsingborg, 1901.
Id. - Studier jämförande musikforskning. Om Spraket och musiken nagra blad ur recitativets aldsta historia tillika med en Musikbilaga imfattande 17 notexempel, af Tobias Norlind. Lund, 1902.
Odmanska Donationen till Lunds Universitets bibliotek. Förteckning öfver dess psykiatrisk-neurologiska del. Lund, 1906.
Till den högtidlighet hvarmed Lunds universitet den 6 Mars 1907, firar 200-ars minnet af Sven Lagerbrings födelse inbjudas vedenskapernas idkare, gynnare och vänner af universitetets prorektor. Bifogad skrift: Förteckning öfver Sven Lagerbrings tryckta arbeten och manuskript uppgjord af Samuel E. Bring. Lund, 1907.
| |
| |
Wulff (Fr.). - Studier i modern sprakvetenskap utg. af nyfilologiska Sällskapet i Stockholm. IV, 4: Det Svenska sprakets tjänlig het i antika metrar, av Fr. Wulff. Uppsala, 1908.
- Sveriges offentliga bibliotek. Stockholm. Upsala. Lund. Göteborg. Accessions-Katalog 22. 1907. Utgifven af Kungl. Biblioteket genom C. Grönblad. Stockholm, 1908-1909.
Door het Genootschap Danmarks Folkeminder, te Kopenhagen:
Danmarks Folkeminder:
Nr 1. Olrik (Axel). - Fra Dansk Folkemindesamling Meddelelser og Spörsmal, ved Axel Olrik, samlingens Forstander. Kobenhavn, 1908.
Nr 2. Grundtvig (Fr.-L.). - Livet I Klokkergaarden. Gammeldags Falstersk Bondeliv efter Lars Rasmussens skildring ved Fr.-L. Grundtvig. Udgivet af Jorgen Olrik. Id.: 1. Halvbind, 1908; II. Halvbind, 1909.
Nr 3. Olrik (Axel). - Loke, i nyere Folke overlevering af Axel Olrik.
Nr 4. Thuren (Hjalmar). - Fra Dansk Folkemindesamling. II: Meddelelser og Optegnelser, ved, Hjalmar Thuren, Sekretaer i ‘Danmarks Folkeminder’. Id. 1909.
Door het Kongelige Danske Videnskabernes Selskab, te Kopenhagen:
Oversigt over det Kongelige Danske Videnskabernes Selskabs Forhandlinger. 1909, nos 4-5.
Door de R. Accademia delle Scienze dell'Istituto di Bologna:
Memorie della R. Accademia delle Scienze, dell' Istituto di Bologna. Classe di Scienze Morali. Serie I, Tomo III, 1908-1909. Sezione di Scienze Giuridiche. Fascicolo primo.
Id. Sezione di Scienze Storico-Filologiche. Fasc. primo.
Rendiconto delle Sessioni della R. Accademia delle Scienze dell' Istituto di Bologna. Classe di Scienze Morali. Serie prima - Vol. II (1908-1909), Fascicolo 2o ed ultimo. - Aprile-Ottobre 1909.
Door den heer V de la Montagne, briefwisselend lid der Academie, te Antwerpen:
Hemert (A. Van. - Sinte Augustinus vierighe Meditatien oft aendachten. Ende die alleen spraken der sielen tot Godt. Ende dat Handt-boecxken vander aenschouwingen Christi. Nu van nieus overgesedt door Anthonium Van Hemert, Regulier t'Hantwerpen, Bij de Weduwe van Guilham van Parijs, woonende op de Lombaerde Veste inden Gulden Pellicaen. 1591.
| |
| |
Christelycke Waerschouwingen teghen de principaelste Lasteringhen, ende Leughenen der Institutien Calvini, Alsoo die int Nederduytsch tot Leyden anno M. DC. II. ghedruckt zijn. Midts oock teghen den ghemeynen Catechismus, die men noemt Ghereformeert. Door eenen Liefhebber der Waerheyt. t'Hantwerpen, By Hieronymus Verdussen, Anno M. DC. IX.
Hattem (O.). - Justificatio Oliferii Hattem, Genomen wt de kenteickenen der Kercke Godts, daer wt een yder sal mogen spooren, hoemen de warachtige Kercke, niet alleen nu, maar oock ten allen tijden, wt de kettersche Synagogen onderscheiden sal. Beschreven door den selven Oliferium Hattem. De tweede editie, by den Autheur in veel deelen vermeerdert, ende verlicht. Gedruckt tot Lueven, by Johannem Masium, Anno 1610. Met gratie ende Privilegie.
Apostille oft eer een antwoorde Op seker calomnieuse requeste, Ghestelt by eenen onghenoemden ketter aen den paus sijn Heyligheyt. Thegen D Oliverium Hattemium, medecyn van Antwerpen. T'Antwerpen. By Gheleyn Janssens, in de Camerstrate, in den wakenden Haen, 1611. Met gratie ende Privilegie. Onderteekent I. de Busschere. (Saamgebonden met vorig boek.)
Erasmus van Rotterdam. - Een schoon Tractaet Van de Eendrachtigkeydt der Kercken, beschreven om die ghemeenschap der Gheloovigen te vereryghen: Ende de tweedracht der Opinien neder te leggen. Wtghegheven door den Eerweerdighen Erasmus van Rotterdam, int Jaer ons Heeren 1541. Ende nu herdruckt. By Jan Claesz., Anno 1611.
- Den Kerstelicken Ridder: Een seer profijtelick Boecxken, seer nut ende oorbaerlick wesende allen Christen gheloovighe menschen. Eerst int Latijn gheschreven door den hoochgheleerden Doctoor Erasmus van Rotterdam. T'Amsterdam. By Hendrik Barentsz, in de Warmoesstraet int Schrijfboeck. 1614.
De Manierlijcke Zeden, Om te leeren hoe hun de Jongers bequamelick sullen dragen in 't gaen, staen, eten, drincken, ende ter Tafelen dienen. Met meer andere schoone Onderwijsinghen. Tot Rotterdam, By Isaac van Waesberghe op 't Steyger, aen de Marckt in de Fame. 1632. De drie laatste werkjes zijn saamgebonden.)
Stratius (J.). - Vertooninge vande hoofd-stucken van het out Roomsch Catholijck Gheloof, met Het gheschil datter is tusschen 't geloof vande ghepretendeerde ghereformeerde. Dienende tot antwoorde op een Boecxken onlancx in verscheyden talen uytghegaen. Met desen tytel. Tafele inde welcke door eenighe teghen-een-stellinghe verclaert wordt het onderscheydt datter is tusschen de leere die gehouden wort inde Ghereformeerde Kercke ende de leere die voor-ghehouden wordt inde Roomsche ende Papistische Kercke. Door Jacobum Stratium. Priester der Societeyt Jesu. t'Antwerpen, By Hieronymus Verdussen. Anno M. DC. XVII.
| |
| |
Tafele des Gheloofs inde welcke Door sekere tegen-een-stellinghe blijckelijck ghemaeckt wordt het Onderscheyt datter is tusschen de leere der H. Schrifturen. Het welck is de oude Catholijcke Roomsche leere, ende Tusschen de nieuwe menschelijcke leere. Nu onlanckx door valsche leeraers in-ghevoert T'Hantwerpen, By Hieronymus Verdussen. Anno M. DC. XVII. (Saamgebonden met vorig werkje.)
Makeblyde (L.). - Den Hemelschen Handel der devote zielen vol Gheestelycke meditatien, ghetijden, lof-sanghen, ende ghebeden. Ghemaeckt door Ludovicum Makeblyde, Priester der Societeyt Jesu. t'Hantwerpen, By Jan Cnobbaert, by het Professen-huys der Societeyt Jesu, in S. Peeter. 1625.
Naevius (J.). - Verclaeringe Van de H. Sacramenten der Biechten en des Outaers. Hoemen die salichlijck moet gebruycken. Gemaeckt door den Eerw. P.F. Joan. Naevius, Religieus van d'Erem. Ord. van S. Augustiin. Tot Loven, By H. van Hastens, 1625.
Bolswert (B. à). - Duyfken En Willemeynkens Pelgrimagie Tot haaren beminden binnen Jerusalem. En haar lieder tegenspoed, belet en Eynde. Uytgegeven door Boetius a Bolswert. t'Amsterdam, Gedrukt voor A. Goejet, aan den Overtoom. z.j. (De Voor-reden draagt het jaartal 1025)
Makeblyde (L.). Troost der Siecken ende overleden. Ghemaeckt door den Eerw. P. Ludovicum Makeblyde Priester der Societeyt Jesu. Vermeerdert met verscheyden Ghebeden. t'Antwerpen, By Laureys van Diest, op de Lombaerde veste in de gulden Handt. M. DC. XXXVI Met Gratie ende Previlegie.
Philalethes (C.). - Weder-antwoord op 't geene Albertus Huttenus, Remonstrantsch Predikant in sijnen boeck genaemt, Antwoordt op vier vragen van een Paepsch Priester, aen een Remonstrantsch Predicant, heeft geschreven tegen de waerheydt van het Heyligh Sacrament des Autaers. Door Christianus Philalethes catholicus. t'Antwerpen, Voor Hendrick Aertsens. cIÉ” Ic CXL.
Amstelius (P). - Extractum catholicum; Vervanghende eenighe Vraghen op het stuck des Gheloofs ende der warer religie Door Peregrinum Amstelium, Theologum. Tweede editie. Van nieuws oversien ende vermeerdert. T'Antwerpen, By de Weduwe ende Erfghenamen van J. Cnobbaerts. Anno 1646.
Het Leven, ende Rycke vanden Heere Jesus. Door eenen Priester van het Oratorie Tot Brussel, By Govaerdt-Schoevaerdts, op de Kesemerckt, inden Schryff-boeck. 1646. (2 dln ineengebonden.)
Weder-roepinghe Ghedaen van P. Petrus Jarrige der Societeyt Jesu Bekeert van sijn dobbele Apostasie door de bermhertigheydt Godts, Ghetrouwelyck verduytst uyt sijn geschreven Copije door sijn eyghen versoeck. t'Antwerpen, by de Weduwe van Jan Cnobbaert. M. DC. L.
| |
| |
Barry (P. de). - De eensaemheydt van Philagia, Dienende tot Geestelijcke Oeffeninghe in eensaemheydt van acht ofte thien gheduerighe daghen s'Jaers, voor alle Godtvruchtighe Zielen de welcke naer hunne Heyligheyt ende Volmaecktheydt trachten. In 't Fransch beschreven door den Eerw. Paulus de Barry, Priester der Societeyt Jesu. In 't Neder-Duytsch vertaelt door Guilliam van Aelst, Gheboortigh van Antwerpen. Den 11 Druck. t'Antwerpen, By Arnout van Brakel; Anno 1655. Met Gratie ende Privilegie
Dael (P.). - Kort Onder-wys In het Recht Gelooff Bethoonende 1. Dat Geusen en Mennisten tegen het Oudt Catholijk Geloof der Apostelen, en hunne 12. Articulen strijden. 2. De Geuse Opworpen beantwoort met Catholijcke Tegenworp, ende met Schriftelijck Bewys. 3. Catholijck Tegenworpen op de 30 Poincten, die Parthye gelooft, ende in de Schrift niet en staen, maer contrarie. 4. Menniste Op-worpen Beantwoort met Bewijs. Door P. Dael. S J Den Vierden Druck sic) Vermeerdert. Tot Ruremont, In 't Jaer des Heeren, 1663.
Fokkens (M.). - Beschrijvinge Der wijdt-vermaarde Koop-stade Amstelredam, Van hare eerste beginselen, oude Voor-rechten, en verscheyde Vergrootingen; haar oude en nieuwe Gebouwen, heerlijken aanwas, in 400 Jaren, en, haar tegenwoordigen stant. Den tweeden Druck. Doorgaens vermeerdert en verbetert met nieuwe aenteyckeninge der tegenwoordige vergrootinge, en met nieuwe figuren daar onder een kaartjen, vertoonende hoe Amsterdam in zijn eerste beginsel omtrent het Jaar 1220 geweest is, tot groote verwonderinge van alle Liefhebbers der oudtheyt, veranderinge, en vergrootinge van deze wijtvermaarde koopstadt. Door M. Fokkens. Amsterdam, Door Abraham en Jan de Wees, 1663.
Sales (F. de). - Aenleydinge tot het godvruchtig leven, door den H. Franciscus de Sales, bisschop van Geneven. Van nieuws overzien en verbeterd. Tot Gend, By Bernard Poelman, op de Hoogpoorte in het gekroond Zweird. Met Goedkeuringe. Z.j. (Een Brief van onzen alderheyligsten Vader Alexander VII, vooraan in het boek gedrukt, draagt het jaartal 1665.)
De toe-stieringe van de ziele tot haeren Godt, Om wel te volbrengen allen de princepale wercken van den dagh: Seer bequaem voor alle devote Persoon en soo gheestelijck als werelijck, Eerst gemaeckt in de Fransche Tale door eenen P. der Societeyt Jesu, Ende in de selve om syne uytnementheyt twintichmael gedruckt, Ende nu vertaelt door P.M. Met de inwendige oeffeninghe der deughden, Van den Eerweerdigen H.P. Blasius Palma, Om lichtelijck te komen tot de waerachtige volmaecktheyt. Gedruckt tot Loven, by de Erfgenamen van Bernardyn Maes in 't groen Cruys, 1669. Met Gratie ende Privilegie.
Index phrasium Aldi Manutii, Nontantum singula verba, ijs contenta, Sed varias quoque maximéque proprias singulorum significationes complectens. Antverpiae. Apud Martinum Verhulst Anno 1670.
| |
| |
Joannes Damascenus. - Het leven en bedrijf van Barlaam den Heremijt en Josaphat Koning van Indien, Beschreven door den H. Oudvader Joannes Damascenus, En nu in Nederduits vertaelt door F.v.H. Tot Antwerpen, Voor Cornelis Woons, Boekverkooper, aen de Melkmarkt, in de Sterne. M. DC. LXXII.
Mallants (P.). - Het Leven, ende Deughden Vanden Godt-Salighen Dionysius van Ryckel, Cartuyser, gemeenlyck ghenoemt Den Opghetoghen Leeraer. Uyt verscheyde Autheuren by-een-vergadert, nu nieulincks in het Neder-duytsch beschreven, ende met vele Geestelijcke opmerckingen verçiert door Fr. Petrus Mallants, Religieus van hetzelfde Orden. Te Ghendt, By Fr. d'Erckel, in den Phaenix. M. DC. LXXV. Superiorum permissu.
De Heylige Nederlantsche Susanna ofte Het Leven van de Heylighe Princesse Genoveva, Huys-vrouwe van den Doorluchtighsten Palatyn Sifridus. Samengebonden met vorig boek; het titelblad ontbreekt; de Approbatie draagt het jaartal 1743.)
Door Z. Em den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen:
La Vie diocésaine. Bulletin du Diocèse de Malines. Tome III, fascicule X. Décembre 1909.
Door den heer H. Bourgeois:
Ethnographie européenne par H. Bourgeois. (Extrait du ‘Bulletin de la Société Royale Belge de Géographie’, 1909.) Bruxelles.
Door den heer Tobie Jonckheere, te Antwerpen:
Jonckheere (Tobie). - Alexis Sluys. Antwerpen, z.j.
Door den Eerw heer Jozef Salsmans, S.J., te Leuven:
Verstraeten (A.M.). - Joost van den Vondel. Jozef in Dothan. Treurspel in vijf bedrijven, taal- en letterkundig verklaard door A.-M. Verstraeten, S.J. Vierde uitgaaf, bezorgd door J. Salsmans, S.J. Gent, 1910.
Door de Redactie:
Het Boek, Maandschrift uitgegeven door het Syndicaat der Boeknijverheden van Oost-Vlaanderen, nr 1, 1910. - Oudheid en Kunst, nr IV, 1909. - De Tuinbode, nr 20, 1909; nrs 1 en 2, 1910. - Onthouding, nr 4, 1909. - Onthoudersblad, nr 12, 1909. - Tijdschrift der Gemeentebesturen, nr 1, 1910.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Graesse (J.-G.-Th.). - Orbis latinus oder Verzeichnis der wichtigsten lateinischen Orts- und Ländernamen, von Dr. J.-G.-Th. Graesse. Ein Supplement zu jedem lateinischen und geografihischen
| |
| |
Wörterbuch. 2. Auflage, mit besonderer Berücksichtigung der mittelalterlichen und neueren Latinität, neu bearbeitet von Friedrich Benedict, Prof. Dr. Berlin, 1909.
Collected papers of Henry Bradshaw, late university librarian: comprising 1. ‘Memoranda’: 2. ‘Communications’, read before the Cambridge antiquarian Society; together with an article contributed to the ‘Bibliographer’, and two papers not previously published. Edited for the syndics of the university press. With thirteen plates. Cambridge, 1889.
Stimmen aus Maria-Laach. Katholische Blätter. Jahrgang 1909. 6-9. Heft.
Zentralblatt für Bibliothekswesen. XXVI Jahrgang, 12 Heft, Dezember 1909.
De Gids, Januari 1910.
Sint Lucas, November 1909.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid, nr 1, 1909-10. - Nederlandsch Archievenblad, nr 2, 1909-10. - Biekorf, nr 24, 1909. - Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, nr 12, 1909. - St.-Cassianusblad, nr 1, 1910; Bijvoegsel, nr 21, 1909 en nrs 1 en 2, 1910. - De Vlaamsche Gids, nr 1, 1910. - De Katholiek, nr 1, 1910. - Korrespondenzblatt, nr 4, 1909. - Onze Kunst, nr 1, 1910. - De Vlaamsche Kunstbode, nr 11, 1909. - De Maasgouw, nr 10, 1909. - Neerlandia, nr 12, 1909. - Het Katholiek Onderwijs, nr 1, 1910. - De Opvoeder, nr 34, 1909; nrs 1-2, 1910. - De Opvoeding, nr1, 1910. - Christene School, nrs 4-6, 1909-10. - De Schoolgids, nrs 49-50, 1909; nrs 1-2. 1910. - De Student, nr IV, 1909. - Studiën, nr 4, 1909. - Dietsche Warande en Belfort, nr 12, 1909.
Ingekomen brieven. Vervolgens stelt de Bestendige Secretaris de Academie in kennis met de volgende ingekomen brieven:
1o) Verkiezing van Bestuurder en Onderbestuurder voor 1910 - Telegram van den algemeen Bestuurder den weledelen heer Cyr. van Overbergh, namens den Weledelen Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, houdende bericht, dat het Koninklijk Besluit tot goedkeuring der verkiezing van Bestuurder en Onderbestuurder voor 1910 onderteekend is.
| |
| |
2o) Brief van 17 December 1909, waarbij de heer Is. Teirlinck zijn oprechten dank aan de Academie betuigt voor zijne verkiezing tot onderbestuurder voor het jaar 1910.
3o) Eliot: The Image of Governance. - Brief van 15 Januari, waarbij de weledele heer W. Bang, hoogleeraar te Leuven, de Academie bericht dat hij haar gaarne van advies zal dienen voor de beoordeeling van de verhandeling door den heer Brounts ter uitgave aangeboden.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
Van de pers gekomen uitgave. - Den 17 Januari is verschenen: Brieven aan Jan-Frans Willems, toegelicht door Jan Bols. (Met twee platen: 1o Afdruk der medalie ter gelegenheid van Jan-Frans Willems' overlijden, gemaakt door J. en L. Wiener; 2o photogravure van een brief van Jan-Frans Willems aan K.A. Vervier.)
Op genoemden dag werd een exemplaar van dat boek aan de heeren werkende en briefwisselende Leden gezonden, alsook aan den Z. Eerw Pater van de Ven S.J. en aan den Z. Eerw. Pater Jos. Salsmans S.J., stichters van Fondsen bij de Academie. De Bestendige Secretaris liet ook aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de 74 exemplaren geworden, bestemd voor de verschillende inrichtingen, welke, door tusschenkomst van zijn departement, de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie ontvangen.
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie - De heer Jan Broeckaert, secretaris, legt het hierondervolgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
| |
| |
Ter vergadering zijn aanwezig de heeren: Dr. Jac. Muyldermans, voorzitter, Prof. A. de Ceuleneer, ondervoorzitter, Jhr. Mr. Nap. de Pauw, K. de Flou, J. Bols, Edw. Gailliard, leden, en Jan Broeckaert, secretaris. - De heer Prof. Dr. Willem de Vreese woont, op uitnoodiging van het Bestuur der Commissie, als gast de vergadering bij.
Het verslag over de November-vergadering wordt gelezen en goedgekeurd.
Namens het Bestuur heeft de Bestendige Secretaris aan de Commissie om advies overgemaakt een schrijven van 24 November, waarbij de heer Dr. Lod. de Wolf, leeraar aan het Onze-Lieve-Vrouwcollege, te Oostende, de Koninklijke Vlaamsche Academie verzoekt aan de door hem ondernomen Westeuropeesche Bibliographie van Folklore hare geldelijke ondersteuning te verleenen of te gelieven de voortzetting dier uitgave op zich te nemen.
Na voorlezing van dezen brief door den Secretaris, geeft de heer Prof. Willem de Vreese, op verzoek van den Voorzitter der Commissie, uitvoerige uitleggingen, waaruit blijkt, dat de voortzetting van Dr. L. de Wolf's Bibliographie der Folklore ernstig bedreigd is: de kosten loopen zoo hoog, dat ze door een particulier niet langer te dragen zijn. Het ligt immers geheel in de lijn der bedoeling en werkzaamheid onzer Academie, meent de heer De Vreese, om in een dergelijk geval tusschenbeide te komen; juist daar waar het particulier initiatief het moet opgeven, behoort de Academie haar hulp te verleenen; zonder wooruit te villen loopen op de beoordeeling der Commissie zelve, spreekt hij als zijn meening uit, dat het werk van den heer De Wolf die hulp en ondersteuning ruimschoots verdient; de gunstige beoordeelingen van vaktijdschriften uit binnen- en buitenland kan hij uit eigen ondervinding bevestigen; als ze regelmatig voortgezet wordt, zal Dr. de Wolf's Bibliographie der Folklore een onschatbaar wetenschappelijk werktuig worden. De heer De Vreese besluit, dat, z.i., de meest geschikte wijze om het voortbestaan van Dr. de Wolf's werk te verzekeren, zou zijn, dat de Academie de uitgave eenvoudig voor hare rekening zou nemen.
De heer Gailliard sluit zich aan bij het betoog van den heer De Vreese, maar wenscht op te merken dat, naar zijn bescheiden meening, de Academie de voorzetting van een uit- | |
| |
gave moeielijk op zich nemen kan. Het ware wenschelijk, dat de heer L. de Wolf van de door hem onder het drukken van het werk opgedane ondervinding gebruik maakte, om zijne uitgave te herzien, en waar het wenschelijk is deze te verbeteren en aan te vullen. De Academie zou eerst de twee reeds verschenen deelen laten herdrukken en vervolgens de zoo verdienstelijke als belangrijke uitgave van den heer De Wolf kunnen voortzetten.
De Heer De Vreese stemt toe, dat het wenschelijk is, alleen reeds ter wille der praktijk, dat alle deelen van een periodieke uitgave hetzelfde formaat hebben en samen een onafgebroken reeks uitmaken; hij denkt, dat de heer De Wolf niets liever hebben zal, dan in gelegenheid gesteld te worden, van zijn twee eerste jaargangen een nieuwen, verbeterden herdruk te bezorgen.
De Commissie sluit zich bij die zienswijze aan. Op voorstel van den heer Gailliard, wordt overgegaan tot de benoeming van eene sub-commissie, die belast zal worden over het verzoek van den heer Dr. de Wolf verslag uit te brengen. - Worden tot leden dezer sub-commissie benoemd, de heeren: Karel de Flou, Dr. W. de Vreese en Edw. Gailliard.
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Jan Boucherij, secretaris, deelt het beknopt verslag mede over de morgenzitting der Commissie, waarop de heeren J. Bols, Ad. de Ceuleneer, Am. Joos, J. Muyldermans, J. Obrie, Gustaaf Segers, W. de Vreese en de Secretaris aanwezig waren.
De voorlezing van het verslag van de 57e vergadering geeft aanleiding tot een korte gedachtenwisseling over de stukken, welke in de leesboeken onzer scholen zouden dienen opgenomen te worden, waarna de heer Gustaaf Segers het eerste deel voorleest van zijne studie over de Karakters uit Gysbrecht van Amstel en uit Maagden door Vondel.
De Commissie beslist dat de lezing van M. Segers, mits goedkeuring van de algemeene vergadering, in de Verslagen en Mededeelingen der Academie, en in het Bijblad der Commissie zal opgenomen worden. (Goedgekeurd.)
| |
| |
| |
Letterkundige mededeeling
1o) Door Prof. Mr. J. Obrie, over eene bijdrage getiteld Over Nederlandsche rechtstaal, door Dr. H.C. Muller:
Uit naam van Dr. H.C. Muller, te Utrecht, heb ik de eer aan de Academie aan te bieden een overdruk van een in het Nederlandsch rechtskundig tijdschrift Themis (1909, 4de stuk) van zijne hand verschenen opstel over Nederlandsche rechtstaal. Ook hier te lande verdient deze alleszins lezenswaarde studie de aandacht te wekken van allen, die in de beoefening der rechtswetenschap door middel van onze taal belang stellen.
Zeer terecht wijst Dr. H.C. Muller op de schromelijke taalverwarring, die men doorgaans bij onze Vlaamsche rechtsgeleerden en notarissen kan waarnemen. Ook is hij niet blind voor de gebreken der rechtstaal in Noord-Nederland, waarvan hij niet aarzelt te verklaren dat zij zeer veel loutering noodig heeft.
2o) Door den heer Prof. Mr. Paul Bellefroid over: Fransch-Nederlandsche Verzameling van buitengerechtelijke en buitengewone akten en aanschriften, vooral ten gebruike van deurwaarders, door V. de Vos, deurwaarder te Leuven. (Leuven, 1909.)
In eene lezing, verleden jaar in de Koninklijke Vlaamsche Academie gehouden, betreurden wij het gemis aan Nederlandsche formulierboeken voor gerechtelijke akten.
M. de Vos, te Leuven, reeds gunstig bekend door zijne Voorschriften voor rechtspleging, liet in 1909 een vrij volledig Nederlandsche formulierboek verschijnen, dat de taak der deurwaardeurs in ons Vlaamsche land zeer zal vergemakkelijken.
Het pas verschenen werk van M. de Vos werd sedert lang gewenscht, daar het gebruik van het Nederlandsch hoe langer hoe meer doordringt in burgerlijke zaken: voor weinige weken nog gaf ons geacht medelid, M. Helleputte, minister van spoorwegen, aan de pleitbezorgers van zijn ministerie bevel voortaan hunne rechtspleging tegenover bijzonderen in het Vlaamsch gedeelte van het land in de Nederlandsche taal op te maken.
| |
| |
| |
Dagorde.
1o) Letterkundige Wedstrijden voor 1910. Wedstrijden waarvoor bepaald werd, dat de antwoorden uiterlijk op 31 December 1909 moesten worden ingezonden. - Ingekomen prijsantwoorden. Samenstelling der Keurraden.
| |
I. - Middelnederlandsch.
Klankleer van het Hollandsch dialect in de middeleeuwen.
Prijs: 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
Steller van de vraag: de Heer Prof. Dr. W. de Vreese.
Is ingekomen een antwoord met kenspreuk:
Gramarie is deerste sake,
Want si leert ons scone sprake.
(Boendale, Der Leken Spieghel, B. III, C. 15, vs. 15-16.)
Worden tot leden van den keurraad aangesteld: de heeren Prof. Dr. Willem de Vreese, Amaat Joos en Prof. Dr. C. Lecoutere.
| |
II. - Gewesttaal.
Idioticon van het St.-Truidensch dialect.
Prijs: 600 fr., of een gedenkpenning van gelijke waarde.
Steller van de vraag: de heer Des. Claes.
Is ingekomen een antwoord met kenspreuk: Omdat mijne Moeder het sprak, heb ik het lief.
Worden tot leden van den keurraad aangesteld: de heeren Prof. Dr. C. Lecoutere (tot vervanging, op diens verzoek, van den heer Des. Claes), Prof. Mr. Paul Bellefroid en E.H. Waltman van Spilbeek.
| |
III. - Onderwijs.
Geschiedenis (van zuiver paedagogisch standpunt) van het onderwijs in de drie graden, in België, tijdens de Fransche overheersching en onder de regeering van Willem I.
| |
| |
Prijs: 600 fr., of een gedenkpenning van gelijke waarde.
Steller van de vraag: de heer Prof. Ad. de Ceuleneer.
Is ingekomen een antwoord met kenspreuk: Rust, roest!
Worden tot leden van den keurraad aangesteld: de heeren Prof. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers en Jan Bols, welke, in 1907, bij de eerste uitschrijving van de prijsvraag, ook tot verslaggevers werden benoemd.
| |
IV. - Vak- en Kunstwoorden.
Een volledige lijst van de Nederlandsche vakwoorden van het Spelden- of Kantwerken, met opgave van de gewestelijke woorden en met vermelding, zooveel mogelijk, van de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen. Tot opheldering worden afbeeldingen van het gebruikt gereedschap en teekeningen van kantwerk verlangd. - (Voor de gewestwoorden wordt aanwijzing der streek vereischt.)
Prijs: 600 fr., of een gedenkpenning van gelijke waarde.
Steller van de vraag: de heer Th. Coopman.
Zijn ingekomen twee antwoorden, met de volgende kenspreuken: Kantgeschiedenis en Tenui filo magnum texitur opus.
Worden tot leden van den keurraad aangesteld: de heeren Karel de Flou (ter vervanging van den heer Th. Coopman, op diens verzoek), Amaat Joos en Gustaaf Segers.
| |
V. - Vlaamsche Beweging.
Militaire strafrechtspleging. - Geschiedkundige en critische schets van de ontwikkeling der militaire strafrechtspleging in België, inzonderheid met het oog op het gebruik van het Nederlandsch bij de militaire strafrechtscolleges.
Prijs: 400 fr., of een gedenkpenning van gelijke waarde.
Steller van de vraag: de heer Prof. Mr. Julius Obrie.
Is ingekomen een antwoord met kenspreuk:
Worden tot leden van den keurraad aangesteld: de heeren Prof. Mr. Julius Obrie, Prof. Mr. Paul Bellefroid en Jhr. Nap. de Pauw.
| |
| |
2o) Commissie voor Rekendienst voor 1910. Benoeming van drie Leden, welke, met het Bestuur der Academie, de Commissie van Rekendienst zullen uitmaken. - Worden aangewezen: de heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Dr. Willem de Vreese en Jan Broeckaert.
3o) Lezing door den heer Prof. Mr. Paul Bellefroid: Limburgsche Letteren. - Indien Limburg bekwame dichters telt, mag het ook bogen op menige goede romanschrijvers, verhalers en vertellers.
De vruchtbaarste van allen is Nicolaas Theelen, van Tongeren, die tevens als tooneelschrijver, redenaar en journalist een grooten naam verwierf.
Zijn tijdgenoot P.J.G. Maes, van Neeroeteren, verhaalt bij voorkeur geschiedenissen uit de geboortegouw.
J.A.H. Lynen, Mathijs Brans, Martin Brants, Jan Ramakers, de stichter van Vlaamsch en Vrij, Jef Haugen, de ervaren tooneelschrijver, zijn allen Limburgers, die de Nederlandsche letteren eer aandoen.
In Eugeen Leën wordt gansch een tijdperk der Vlaamsche Beweging in Limburg's hoofdplaats verpersoonlijkt. Hij is een der talrijke flaminganten, die aan de school van professor Claes gevormd werden.
Oswald Robyns, Aerts, Lamotte, Steppenbach, Dina Demers ijveren steeds voort en plukken lauweren op het gebied der Nederlandsche letteren.
In de moderne school treden Jaak Boonen en Alfons Jeurissen op den voorrang.
Zoo bloeien in Limburg de Nederlandsche letteren bij onze volksschrijvers, terwijl het verfranscht onderwijs hoogere geestesontwikkeling bij de overheerschende standen doodt.
Op voorstel van den heer Bestuurder, beslist de Vergadering, dat de lezing van den heer Bellefroid in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
De vergadering wordt te vier uur gesloten.
|
|