Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1907
(1907)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| |
Het woord ‘Imparat’, uit oorkonden van Vlaamschen oorsprong, door Edw. Gailliard.In zijne ‘Cronijcke van den lande ende graefscepe van Vlaenderen’Ga naar voetnoot(1), verhaalt de Brugsche kroniekschrijver ‘Jor Nicolaes Despars, poortere ende inboorlinck der stede van Brugghe, bacelier in die rechten’, dat ten jare 1334, op Sint-Clemensdag in November, ‘rees zulck een horrible tempeest van winden up, niet zonder veel diversche verschrickelicke donderslaghen ende zeer afgrijselicke blixemen, dat men binnen menschen ghedinckene van dierghelicke noyt ghehoort en hadde, in zulcker wijs dat haer die zee varre boven alle dijcken verhief, doende omspreckelicke groote schade in Vlaenderen, Hollant ende Zeelant ende Vrieslant, daer allomme veel prochien, menschen ende beesten verdroncken; ende onder andere, zo ghinck die prochiekercke van onzer Lieven Vrauwe te Scarphout (dat men nu Blanckenberghe | |
[pagina 276]
| |
noemt) alsdoen ooc mede onder zee, in Sluysvliet-Ambocht; zo dede insghelijcx ooc die prochiekercke van onzer Vrau ter Strop (sic), by Ostende, daer heer Heyndrick van Ghendt, tanderen tijden, pasteur gheweest hadde, zo ic bevinde.’
***
Aan het ‘horrible tempeest’ en aan de rampzalige overstrooming, die de kusten van Vlaanderen in 1334 zoo deerlijk hadden geteisterd, wordt wellicht herinnerd in zekere akte van 19 Juli 1394, waarin spraak is van gronden te Wenduyne, die aan het ‘Sint Jans huus’ te Brugge toebehoorden en welke ‘bij den dunen ende bi den vloeden vander zee’ waren ‘overvlogen’, en aldus waren ‘verloren’ gegaan. Gezegd ‘Sint Jans huus’, of het wijdbekende Sint-Janshospitaal, alwaar sedert eeuwen de meesterstukken berusten van den onsterfelijken Vlaamschen schilder Hans Memlinc, bezat reeds in den beginne der 14de eeuw, in het Noorden van Vlaanderen en langs de zeekusten, uitgestrekte eigendommen, waarvan het jaarlijksch inkomen besteed werd tot onderhoud van het ‘Godshuus’ en tot verpleging van ‘den aermen zieke personen, die men daghelicx daer ontfaet, houffent ende antiert’. Tot bedoelde gronden behoorden onder anderen ‘hondert ende een ghemet lands, lig- | |
[pagina 277]
| |
ghende in de prochie van Wendunen’, waarover het ‘Godshuus’ aan ‘'s Graven Spikere’ te Brugge eene jaarrente van ‘zes ende dertich waghen ende een half caes’ te betalen had. Van die 101 gemeten lands waren echter, ‘over langhe tijden hier te voorenGa naar voetnoot(1)’, 32 gemeten 1 lijn en 19 roeden ‘of daer omtrent overvlogen ende verloren’ geraakt ‘by den dunen’ van den prins ‘ende bi den vloeden vander zee’Ga naar voetnoot(2). Ook had het bestuur van de ‘Wateringhe’, waaronder die gronden gelegen waren, het ‘Godshuus’ voor ‘also vele lands, als verloren wesende’, van de jaarlijks te betalen ‘watergeschotten’ ontlast verklaard.
Edoch, de ‘broederen ende zusteren van den Hospitale van Sint Jans’ hadden ‘aan den prins altoos betaelt de voorseide vulle rente van zes ende dertich waghen ende een half caes jaerlicx, zonder eenich ofslach darof te hebbene, twelke was ende es ter groter preiudicie ende achterdeele van den vorseiden Gods huuse ende den | |
[pagina 278]
| |
aermen zieken personen, die men daghelicx daer ontfaet, houffent ende antiert’. Dien nadeeligen toestand mochten die van het Sint-Janshospitaal niet langer gedoogen. Zij richtten zich dan ook tot den prins, ‘concluderende ende verzoukende dat tvorseide Godshuus sculdich ware vordan ontlast te sine ende afslach te hebbene van also vele renten als vp de vorseide twee ende dertich ghemeten eene line ende neghentiene roeden lands quame’. De prins belastte de heeren van de ‘Hoofdtredeninghe’ te Rijsel met het onderzoek dezer zaak. Daarop volgde een vonnis van 19 Juli 1394, waarbij de ‘hoofdtredenaers’, - ‘ghemerct dat bider jnformacie... claerlike bevonden es, dat van den voorseiden hondert ende een ghemet lands zyn verloren ende overvloghen bi den vorseiden dunen de vorseide twee ende dertich ghemete eene line ende neghentiene roeden lands ende bi den vloeden van der zee verloren’, - verklaarden over recht: ‘Dat vorseide Godshuus ofslach hebben zal ende ontlast bliven vordan van also vele renten als vp de vorseide twee ende dertich ghemete eene line ende neghentiene roeden lands comt, ende darof bliven quite ende paisivele, ende dat men de rente die commen sal up de vorseide twee ende dertich ghemete eene line ende neghentiene roeden lants setten ende stellen sal in de redeninghen van den hove Imparat’. | |
[pagina 279]
| |
De oorspronkelijke charter, waaraan wij de bovenstaande bijzonderheden ontleenen, berust op het Staatsarchief te Brugge (fonds van het Sint-Janshospitaal), onder nr 7156 (of voorloopig blauw nr 2733). De akte werd verleden voor ‘Jan van Medele, bailliu mijns gheduchts heeren shertoghen van Bourgoengen, grave van Vlaendren, ende miere gheduchter vrouwen hertogingheGa naar voetnoot(1) van Bourgoengen ende erfachtighe graefnede van den vorseiden Lande van Vlaendren, van haerlieder Hoofdtredeninghe, daertoe ghecommitteirt ende ghestelt bi haren lettren’, en voor de ‘hooftredenaers ons voorseids heeren ende vrouwen van hare vorseide Hooftredeninghe’. Het stuk is voorzien met negen zegels, draagt achteraan tot opschrift de woorden ‘Ofslach van proostlande in Wendune ende gracie van Imparat’, en luidt in dezer voege: Vte dien dat broeder Loy, over ende in de name van broederen ende zusteren van den Hospitale van Sint Jans huus in Brugghe ende als haerlieder procureirre te desen sticke, in zekere redeninghe verleden tochde ende seide, hoe dat tvorseide Sint Jans huus sculdich ware ende gheploghen hadde te gheldene ten Spikere van Brugghe, onsen vors. heere ende vrouwen toebehorende, zes ende dertich waghen ende een half caes jaerlicx, over hondert ende een ghemet lands ligghende in de prochie van Wendunen, den vorseiden huse toebehorende. | |
[pagina 280]
| |
dunen ons vorseids heeren ende vrouwen ende bi den vloeden vander zee, twee ende dertich ghemete een line ende neghentiene roede lands of daer omtrent, ende dat van also vele lands tvorseide Godshuus vutghedaen ende ontlast es in de Wateringhe daer zij in gheleghen zijn, als verloren wesende, nietmin zij hadden altoos betaelt de voorseide vulle rente..., zonder eenich ofslach darof te hebbene, twelke was ende es ter groter preiudicie ende achterdeele van den vorseiden Gods huuse ende den aermen zieken personen, die men daghelicx daer ontfaet, houffent ende antiert; | |
[pagina 281]
| |
den es dat van den vorseiden hondert ende een ghemet lands zyn verloren ende oververvloghen bi den vorseiden dunen de vorseide twee ende dertich ghemete eene line ende neghentiene roeden lands ende bi den vloeden van der zee verloren..., hebben ghewijst ende wijsen over recht dat vorseide Godshuus ofslach hebben zal ende ontlast bliven vordan van also vele renten als vp de vorseide twee ende dertich ghemete eene line ende neghentiene roeden lands comt, ende darof bliven quite ende paisivele, ende dat men de rente die commen sal vp de vorseide twee ende dertich ghemete eene line ende neghentiene roeden lants setten ende stellen sal in de redeninghen van den hove Imparat.... ***
Wat wil eigenlijk het woord Imparat zeggen, en vanwaar is het herkomstig? Dat het van het Latijn Imparatus is afgeleid, valt niet eens te betwijfelen. Dit Imparatus staat geboekt in de Synonymia Latino-Teutonica ex Etymologico C. Kiliani deprompta, door Emile Spanoghe uitgegeven (IIe deel, blz. 107), en wordt uitgelegd door: ‘On-be-reed; On-ge-reed; On-veerdig; Schier-loos. Imparatum reddere, Ont-reeden, Ont-reiden’. Bij Ducange, Gloss., treffen wij een woord Imparare aan, dat beteekent ‘Invadere, Occupare, Gall. s'Emparer’, en een vorm Amparare, met | |
[pagina 282]
| |
de uitlegging ‘Invadere, Auferre, Occupare, Gall. s'Emparer de quelque chose’. Wij meenen evenwel dat ons woord daarmede geenszins in verband staat.
Onzes inziens beteekent Imparat eenvoudig Zoek geraakt, Niet bij de hand, Verloren, In 't ongereedeGa naar voetnoot(1), - met andere woorden ‘Impa- | |
[pagina 283]
| |
raet ende onghereet’, zooals in den volgenden tekst, uit eene akte van 20 April 1592:
Staatsarchief te Brugge, charters, oud nr 5969, voorloopig blauw nr 913: ‘Ende syn van desen leene neghen manscepen ende achterlaten, danof de zeven verdonckertGa naar voetnoot(1) ende overvloghen zyn vanden dunen, ende dandere alsnoch imparaet ende onghereet.’ | |
[pagina 284]
| |
Men meene niet, dat hier van Zandvluggen spraak zij, of, naar L.-L. De Bo (Westvlaamsch Idioticon, h.v.), van kleine of groote vlakten tusschen de duinen, waar het zand voor den wind stuift, en die aldus van alle kruiden en planten beroofd zijn. Ongetwijfeld worden door gronden die ‘Imparaet ende onghereet’ zijn, zulke gronden bedoeld, welke nl. ‘Verdonckert ende overvloghen vanden dunen’ waren, d.i. zoek geraakt, of wel ‘Verdonckert by den vloghe van sande van de duynenGa naar voetnoot(1)’. Een voorbeeld van dit laatste komt voor in den tekst, dien wij laten volgen: L. Gilliodts-van Severen, Coutume du Franc de Bruges, III, 222: ‘Voorts soo behoort noch ten voorseyden leene (het hof van Calvekeete) liij ghemeten landts in Sinte Marie Kercke ende is geheeten syn burse leen, met xxvj manscepen daer toe behoorende, twelcke al over veele jaeren is verdonckert by den vlogheGa naar voetnoot(2) van sande van de duynen’. (Register van 1642.) In eene beschrijving van het Ammanschap van Lisseweghe-ambacht, vinden wij daarvoor ‘Verdonckert ende overvloghen van duynen’, wat in een Fransch stuk, dat verder wordt aangehaald, ‘Couvert des dunes de la mer’ heet: | |
[pagina 285]
| |
L. Gilliodts-van Severen, op. cit., III, 222: Met xxv manscepen, hoe wel nu ten tydt niet meer in possessie en syn dan seventhiene, ende dander over veel jaren verdonckert (ende) overvloghen van duynen...’ (Register van 1642.) Voet, Ad Pandect., lib. 41, titel 1, no 20, spreekt inderdaad van het geval dat gronden door het zeewater of door het zeezand waren verduisterd geworden: ‘Sicut autem aquis per inundationem, ita arenis ventorum violentia ex collibus arenaceis in agros proximos translatis, eos tegi apud nos infrequens non est...’. (Zie bij L. Gilliodts-van Severen, op. et loc. cit.)
Men weet dat, ten jare 1408, met het oog op een meer rechtmatigen omslag van 's Lands lasten, het kadaster van het graafschap Vlaanderen werd gewijzigd, ‘pour ce que depuis le viel transportGa naar voetnoot(1) ordonné, pluiseurs des villes et parroces et partie des chastellenies de nostre dit pays de Flandres devers les marches de la mer sont tellement apovries et les aucunes du tout noyees et jnundees de la dicte mer et les autres diminuées et en voie de desercion... par le fait dicelle mer..., que celles ne pourroient en aucune maniere | |
[pagina 286]
| |
selon ledit viel transport supporter ne paier leur porcion dudit ayde...’Ga naar voetnoot(1).
***
Het ‘Setten ende stellen in de redeninghen van den hove Imparat’, dat wij hooger gezien hebben, luidde in het Fransch Estre jugié à Imperat. In eene ‘Coppie vander supplicacie in Walsce gaende an min heere den cancelier, omme tproost land quite te sceldene, ghedaen int jaer van een (= 1401), ter Redeninghe te Rijsele, bi broeder Loy Cauwe, broeder van Sinte Jans huus in Brucghe’Ga naar voetnoot(2), staat als volgt te lezen: A treshault et excelent prince mons. le duc de Bourg., conte de Flandres, dArtois et de Bourgne. Supplient humblement les freres et seurs de Ospistal Saint Jehan en vostre ville de Bruges, comme ledit hospital... ait piecha tenu et possédé en la paroisce de Wendune cent mesures de terre ou environ, qui jadis sestendoient jusques aux dunes de la mer, chargées de rentes perpétuelles deues à vostre Espier de Bruges de xxxvj poises et demij de frommage..., montant ladicte rente en argent compté année pour année environ xxxiiij gros de Flandres pour chascune mesure... | |
[pagina 287]
| |
plus, et aucunefois, quant le cas le donne, excessivement plus, et qui ja est en debte de plus de iijm livres parisis...’ ***
Andere voorbeelden van het woord Imparat, en varianten, laten wij volgen. Van gronden ‘ghewijst ten Imperat’, zegde men ook dat zij waren ‘licghende ten Imperat’. Wij lezen inderdaad in de ‘Coppie ghevlaemscht huten Walsche vander macht die broeder Loy Cauwe heeft gaende ande heeren vanden Rade jnde Camere te Rysele, ghedaen jnt jaer van een (= 1401)’Ga naar voetnoot(1): Alle die ghone... Den broederen ende den zusteren van den Godshuze van Zinte Jans huus in Brucghe, groetende. Hoe dat tvoorzeide hospitael tusschen den anderen possessie hem toebehorende heeft langhen tijd ghehouden ende ghepossesseert in de prochie van Wendunen .c. ymete lands lettel meer of min, die in tiden verleden streckenden tote den dunen van der zee, gheladen met eeuweliker ende aerveliker renten, die men moet betalen den Spiker van Brugghe van renten vj ς waghe caes... | |
[pagina 288]
| |
Doen hebben een Imperat wijst op het Verleenen van afslag van rente uit hoofde van den grond die ‘Imperat’, d.i. zoek geraakt is, of, zooals in de volgende akte, ‘ghewijst heift gheweist int Imperat’. In een request door die van het ‘Zinte Janshuus’ aan de ‘Weerde ende moghende heeren van der Hooftredeninghe Ons gheduchts heeren van Bourgoengen, grave van Vlaendren’ ten jare 1401 gestuurd, staat er in dezer voege te lezenGa naar voetnoot(1): So suppliieren ende toghen uwe omoedighe ende onderdanighe de Broederen ende de Zusteren van den Hospitale van Zinte Janshuus in de stede van Brucghe, hoe dat tvoorzeide hospitael tusschen anderen possessen toebehoort ende langhen tijd ghehouden ende ghepossesseirt heift in de prochie van Wendunen .c. ende twee ymete lands of daer omtrent, licghende in de Wateringhe van Blankenberghe, de welke de meeste hoop vervloghen ziin van ons gheduchts heeren dunen ende gheleghen in den dunen ende an de zee, de welke voorzeide plaedse van lande ghelast es met aerveliker renten sculdich ziinde den Spiker van Brucghe, ten Brieven vander Notarien ende ten Grooten Brieven .xxxvj ς. waghen caes, iiij waghen ende een quartier bueteren ende .x. lb xiij. s. .j. d. par. penninc rente jaerlicx lopende, de voorzeide rente in ghelde gherekent jaer over jaer omtrent xxxiiij. groten vlaenderscheGa naar voetnoot(2) vp elc ymet, al zonder | |
[pagina 289]
| |
tghescot dat men jaerliix sciet binnen der voors. Wateringhe... Gezien de zware lasten en de overgroote schulden van het Hospitaal, vragen ‘de Broederen ende de Zusteren’ dat daarin voorzien worde ‘van remedien, te dien hende dat thaerme Hospitael ghevordert ende ghesustineirt worde te zinen rechte’, en, voor het minst, aan hen ‘supplianten’ te ‘doen hebbene boven den sour- | |
[pagina 290]
| |
pluze van den voors. .xxviij. ymete een Imperat naer der costume ende huzage van den ghemeenen rechte van der Hooftredeninghe, over ghezien den groten zwaren last boven verclaerst op tremenand datter blijft boven den Imperatte’. Het vonnis, dat, bij wijze van apostille, onderaan het request geschreven staat, luidt als volgt: Up thinhouden van deser supplicacie, hebben hooft redenaers verandwoort, dat, eist zo dat de supplianten willen doen bliken dat tland gheleghen in Wendunen tmeeste deel vervloghen es vanden dunen of verdroncken, alzo deze supplicacie in houdt, men zalre zenden den bailliu met gaders .ij. redenaers ende notaris vander Hooftredeninghe, omme daer of bezouc te doene tharen coste, ende die over te bringhene ter naester Redeninghe, ende daer naer recht. Ende willen de supplianten eenighe gracie hebben, volghe die aen minen heere van Bourgoengen. Dit was ghedaen ter Hooftredeninghe te Riissele, den xvjsten. dach in Hoymaend jnt jaer .M. CCCC. ende een. ***
De uitdrukking Over Imperat ghewijst, vinden wij in eene akte die ‘staet in den Register van den ghedinghe van der Hooftredeninghe ghehouden te Rijssele den xvjsten dach in Hoymaend jnt jaer dusentich viere hondert ende twee’Ga naar voetnoot(1). Eerst wordt in het stuk heel de zaak nogmaals volgenderwijze uiteengezet: | |
[pagina 291]
| |
Up tghuend dat ter lester Hooftredeninghe broeder Loy Cauwe, over ende in de name ende als procurrere van den Broederen ende Zusteren van den Godshuuse van Sint Jans in Brugghe, dede toghen ende segghen voor den bailliu ende hoofdtredenaers mijns gheduchts heeren van Bourgoengen, grave van Vlaendren, ende miere gheduchter vrauwe hertoghinne van Bourgoengen ende erfachtighe graefnede van Vlaendren, hoe tvors. Godshuus hoofman gheweest heeft van ouden tijden van .c. twee ghemete lands of daeromtrent, ligghende in de prochie van Wendunen..., twelke land ghelast es jaerlicx van case, van botre ende van penninc renten ten Spikere van Brugghe... Verder vermeldt het stuk, dat de ‘redenaers’, gezien zij ter ‘Redeninghe... in cleenre menichte zijn, zij deise zake, die groteleic aenroert den vors. Godshuuse ende minen vors. heere ende vrauwe van Bourgoengen, niet jeghenwordele(ke)n huten noch enden ne mueghen, maer willen daer up hemlieden bespreken met hare medeghezellen ter naester Hooft- | |
[pagina 292]
| |
redeninghe, daer den vors. Broederen ende Zusteren dach ghestelt es omme recht te hoorne’. Edoch, ‘omme zekere zaken die hemleden daer toe porren’, bevelen gezegde ‘redenaers’: Dat tvors. Godshuus sal in ghedoghe ghehouden zijn van der betalinghe der vors. renten daerof de vors. lxx. ghemete lands ghelast zijn in tavenand ende in also verren als comt up .xxxij. ghemete lands boven den vors. Imperat, danof hierboven mencioen ghemaect es, van den jaren ende redeninghe .M. CCCC. ende een, ende .M. CCCC. ende twee, toter vors. Hooftredeninghe jnt jaer .M. CCCC. ende drie. ***
Van In Imperate stellen komt een ander voorbeeld voor in de ‘Coppie ghewijst ter Hooftredeninghe vanden Imperat de ao xiiijc ende viere’Ga naar voetnoot(1), met de verdere verklaring dat het gronden geldt ‘zoom vervloghen vanden dunen ende een ghedeel bevloet vande zee’: Vp tachtervolch ghedaen in de Hooftredeninghe, bi broeder Loy Cauwe, beursier ende als procurere smeester, prieuse, broeders ende zusters vanden Godshuuse van Sinte Jans in Brugghe, om een Imperat ghewijst te hebbene van zekere lande groot zynde in tijden verleden hondert ende twe ghemete lands of daer omtrent, daerof zy hooftmanne zyn, ligghende in de polre van Wendunen, dat jaerlicx ghelt rente ten Spikre van Brugghe, ter Notarie van Vlaendren ende elre, dat zoom vervloghen es vanden | |
[pagina 293]
| |
dunen ende een ghedeel bevloet vande zee, also zij mainteneren; ghezien tbesouc darup ghedaen ende de mate vanden lande dat men winnen ende houffenen mach overbrocht, het es ghewijst biden hooftredenaers, ter maninghe van haren bailliu, dat, boven den Imperate van .xxxij. ghemete lands tander tyden ghewijst vanden zelven lande, dat men noch in Imperate stellen sal xxxij ghemete twee linen ende lvij roeden vanden zelven lande. Dus blijfter rentelicx lands xxxvij ghemete ende xliij roeden. Dit was ghedaen in de Hooftredeninghe ghehouden te Rijssele den xx sten dach in Hoymaend jnt jaer Ons Heeren .M. CCCC. ende viere. Het Hebben ende ghecrighen een Imperat heet Hebben ofslach (afslag) ende verlaet vanden Imperatte in het volgend opschrift, dat staat op den rug van zeker request gericht tot de ‘hooftredenaers’ te Rijsel, en uitgaande van ‘broeder Pieter vanden Hecke, broeder vanden Godshuse van Sinte Jans in Brucghe, als procureur machtich over ende inde name van den Broederen ende Zusteren vanden voorseiden Godshuse’: Copie vander supplicacie om te hebbene ofslach ende verlaet vanden Imperatte ao V (=1405). Nadere uitlegging van dit Hebben ofslach (afslag) ende verlaet vanden Imperatte zal uit den tekst zelven van bedoeld verzoekschriftGa naar voetnoot(1) kunnen opgemaakt worden: Supplijert ende toocht broeder Pieter vanden Hecke.... hoe dat in tiden ende in wilen voorleden, | |
[pagina 294]
| |
broeder Loy Cauwe, broeder van den Godshuse van Sinte Jans in Brucghe... versocht ende gheachtervolcht heift voor U mijn heeren voorseit (mijn heeren de hooftredenaers ons gheduchts heeren shertoghen van Bourgoingen, grave van Vlaendren)..., omme te hebbene ende te ghecrighene een Imperat van eene plaetse van lande groot wesende xxxij ymete lands.., lieghende binder prochie van Wendunen, de welke voors. .xxxij. ymete lands vervloghen siin vanden dunen ende bevloeit sijn vander zee, nochtan tvoorseide Godshuus altoos emmer heift moeten betalen den ontfanghere vanden Spikere van Brucghe alle jaren de vulle spiker rente van desen voorseiden .xxxij. ymete... Broeder Pieter vanden Hecke vraagt dat het den heeren ‘hooftredenaers’ wille ‘ghelieven den voorseiden ontfangher vanden voorseiden Spikere also in dien te hebbene’: Dat hi den aermen Godshuse wille laten te baten commen ende ofslaen also vele als in tavenant commen sal op dese vorseide .xxxij. ymete lants, of van also vele als tvonnesse vanden voorseiden Imperat in hout ende wel sal doen luden, jeghen der scult die tvoorseide Godshuus den vorseiden ontfangher sculdich es of werden mach in toecommenden tiden, want den armen Godshuse grotelike van noden sij, mids den groten vloeden die int land ghegaen siin ende overgrote dicagie ende wateringhe die sij emmer houden ende betalen moeten.... ***
Het woord Imperat wees ook op het Vonnis zelf waarbij gronden imperat waren verklaard geworden. Door de uitdrukking Imperat groot xxxij ghemeten, uit den tekst hieronder, moet dan ook | |
[pagina 295]
| |
verstaan worden het Vonnis waarbij het in 't ongereede zijn van gezegde 32 gemeten lands werd verklaard. Men lette op de onderstaande plaatsen uit de volgende ‘Instructie, omme die van Sint Janshuus te Brugghe’Ga naar voetnoot(1): Vuter name vanden meestere, broeders, zusteren ende al tghemeene couvent vanden Hospitale van Sinte Janshuus jn Brugghe, te kennen te gheven hoe dat die vanden voorseiden Hospitale wylen eer ghehouden hebben van onsen gheduchteghen heere.... cj ς ghemet proostlands, ligghende inde prochie van Wendunen, ghelast jn xxxvj ς pijsen dup. ende ix p. pijsen caes tsijnen Spijckere van Brugghe; waer of hemleden de voorseide vanden Hospitale ghedraghen jnde registren vander Hooftredenijnghe, dat tGodshuus quijte ghescolden es van onsen gheduchten heere teeuwelyken daghen, by virtute van twee Imperatten, groot tdeen xxxij ghemeten ende tdander xxxij ghemeten ij lijnen lvij roeden, bedraghende xxiij pijzen caes, mids dat de voorseide lxiiij ghemeten ij lijnen lvij roeden proostlands byden vloeden vander zee, over langhe tijden hier te vooren hebben gheleghen jnde zee ende onder de dunen van onsen gheduchten heere ende noch ligghen; dus en gheldet tvoorseide Godshuus niet meer dan xiij ς pijsen dup. ix p. pijsen by quitanchien vanden ontfanghere van den Spyckere. Pieter Taye evenwel, ‘als ontfanghere myn sheeren sproosts van Sinte Donaes van zijnen relieven vanden zelven lande ghelast metten case voorscreven, mainteneert ende seicht’: Dat ten tyden, dat by den edelen heeren myn heeren vander Hooftredenynghe de voorseide twee Imperatten | |
[pagina 296]
| |
den Godshuuse ghegheven waeren, myn heere de proost noch niement anders in zyne stede daer voorooghen en waeren om eenich consent of quytsceldynghe te ghevene van zynen relieven; ende bydien, zo heesch hy, mids der doodt van broeder Willem Spyckinc, die daer af te hoofde stondt ende nu ghestelt es in zijne stede te hoofde broeder Willem de Cupere, tvulle relief vander xxxvj ς pijsen dup. ix p. pysen caes, niet willende weeten vanden ij imperatten by redenen voors. Bidden ende versoucken die vanden voors. Hospitale, dat zy tvoors. relief zouden moghen betalen met alzo velen als zy betaelt hebben toten daghe van heden onzen gheduchten heere voor zijn principael vanden zelven case, ende voor U herde edele werde heeren redene ghegheven heift gheweist... Deelende alle de lasten evenghelyc, alzo wel vp tverlooren landt dat jnde zee licht ende onder de dunen. Dus ghaen de ij jmperatten jaerlycx met hueren lasten wech, niement daerof yet ghevende.... ***
In eene Fransche ‘acte van den vonnesse ter Hooftredeninghe te Rijssele... van caes’, den 14 Juli 1518 uitgesproken in zake van zeker geding tusschen den ontvanger van den Spijker te Brugge en het Sint-Janshospitaal aldaar, komt de uitdrukking Adjugier un Imperat voor, met de beteekenis van Doen hebben een Imperat, dat wij reeds boven hebben aangehaaldGa naar voetnoot(1): Aujourdhuy xiiije de Juillet Quinze cens et dixhuit, fut fait en la Chambre des comptes du Roy Catholicke nostre seigneur à Lille ce qui sensuit: | |
[pagina 297]
| |
Het vonnis der ‘hooftredenaers’ luidt: ... Que lesdits de lHospital de Saint Jehan seront tenuz quictes et deschargiez vers le Roy nostre sire, en payant à ladite recepte de lEspier de Bruges pour ce quilz tiennent à ce jour..., selon ce quilz avoient fait le temps passe et jusques à lencommenchement dudit proces. Ainsi fait les jour et an dessusditz. ***
Eene laatste oorkonde moet nog in aanmerking komen. Het is eene akte van 15 October 1617, uitgaande van schepenen van Brugge en houdende vidimus van een vonnis, den 13 Augustus 1616, door de ‘hoofdredenaers vande ertsher- | |
[pagina 298]
| |
toghe van Oostenrycke, hertogen van Bourgoignen’ enz., ten gunste van het Sint-Janshospitaal te Brugge uitgesprokenGa naar voetnoot(1): ‘Wij Pieter Sucx ende Justo Bouuaert, schepenen in Brugghe jn dien tyden, doen te wetene alle lieden, dat wy hedent zaghen ende hoorden lezen eene acte ofte chaertre van quytsceldinghe ghegheven by myne heeren vande Hooftredeninghe van Vlaendren, ten proffyte van het Godshuys van Ste Jan binnen deser voornomde stede van Brugghe, van daten den derthienste Ougst zesthien hondert zesthiene... ende jnhoudende quytschelt ende extinctie van eene rente van twee waeghen botere sjaers, eertyts beset gheweest hebbende up het Clein Hooft ende Bouden Hamens Hooft inde prochie van Wendunen..., danof het jnhouden hier naer volght van woorde te woorde.’ Gezegde ‘Clein Hooft’ en ‘Bouden Hamens Hooft’ hadden vroeger aan het Sint-Janshospitaal toebeboord en waren belast met zekere rente in boter, jaarlijks aan 's prinsen ‘Spijker’ te Brugge te betalen. Beide ‘hoofden’ waren echter ‘over langhen tydt vervloghen jnde zeedunen, zoo notoir was datter presentelick noch hoofden noch haven en waren ter plaetse voornomt, dan alleenlick een stranghe’Ga naar voetnoot(2). De ‘hypotheque’ van bedoelde ‘schult’ of rente was aldus verloren geraakt. Ook hadden de ‘voochden ende ontfanghere vanden Hospitaele’ dienten- | |
[pagina 299]
| |
gevolge verzocht, dat ‘de voornomde hypotheque verclaerst zoude wesen Imparaet’, en derhalve de rente te niet gedaan. De akte van 13 Augustus 1616 luidt: De hooftredenaers vande ertshertoghe van Oostenrycke, hertogen van Bourgoignen..., doen te weten allen lieden, dat, ghesien de requeste... aen ons ghepresenteert... van weghen de voochden ende ontfanghere vanden Hospitaele van St Jan binnen Brugghe, jnhoudende hoe zy hemlieden vonden ghesommeert van weghen d'heer Alexander van Eijewerve, ontfanghere van de Spyckere van Brugghe metgaders van de Notarieschult van Vlaendren, tot betaelynghe van twee waeghen botere sjaers, die het voorschreven Godshuys van outs ghegholden hadde jnde voorseide Notarieschult. | |
[pagina 300]
| |
schynsel bevonden thebben, maar bleeck ghenouch, dat de zelve van over lanck waeren vervloeghen ende ghemeene bedeghen mette stranghe ende zee..., ende dat daeromme wy tvoornomde Godshuys vande questieuse prestatie zouden moghen ontslaen, verclaerende dhypotheque, waerop de zelve prestatie eertyts beset ende versekert hadde gheweest, bedeghen te zyne Imparaet... Bijzonder bedroevend zullen de uitwerksels van den storm in 1334 voor de ‘prochie van Wendune’ zijn geweest, en meermalen nog zal deze van de aanmatigende werking der zee te lijden hebben gehad; want de landmeters, die in de zaak met het onderzoek ter plaats waren belast geworden, verklaarden niets anders bevonden te hebben dan het effene strand, ‘het vlacke stranghe ende vloet marct’: ... De prochie van Wendune, ligghende upde zeecant neffens de dunen..., welcke prochie zij bevonden (hebben) ghemeene te ligghen metten dunen, die aldaer zeer bloot, smal ende dun waren, daeghelicx meer ende meer vervloghen en den eenGa naar voetnoot(1) noch altyts was winnende, ende, de zelfve dunen ghepasseert zynde, hadden daer neffens ghevonden het vlacke stranghe ende vloet marct, zonder aldaer bevonden te hebben eenighe apparentie van hoofden ofte teeckene van eenighe haven... |
|