ingevuld; het oorspronkelijk artikel is, met den nieuwen aanhef, op zijn oude plaats gebleven en ook de oude paginatuur is behouden. Ik ook zou het artikel op zijn oude plaats laten.
Op één punt heeft Dr. Leviticus zich, zeker wél bewust, niet gehouden aan den eisch van een der verslaggevers, t.w. van den heer Boucherij, daarin naderhand gesteund door den heer Segers; nl. aan den eisch om die woorden, die, ‘in alle woordenboeken en bij alle bedrijven te huis behooren’, te schrappen.
Ik hoop dat onze geachte medeleden het mij ten goede zullen houden, maar in dezen sta ik geheel aan de zijde van den inzender. Het is, van een zuiver wetenschappelijk standpunt, zeer zeker niet voldoende in dialect- en vakwoordenboeken alleen datgene te vermelden, dat elders onbekend is. De gevaren voor subjectief oordeelen zijn, zoodoende, veel te groot; waar dan nog bijkomt, dat men, bij zulke methode, niet te weten komt, wat in een bepaald dialect of vak niet bekend is (wat in menig geval belangrijker is dan het tegenovergestelde). De gewraakte opvatting is een overblijfsel uit den tijd, toen men meende de wetenschap het best te dienen met idiotica in den engen zin des woords; het is daarom thans ook beter te spreken van dialectwoordenboeken; en evenals deze, behoort een vakwoordenboek alle termen te vermelden die in het vak gebruikt worden, hetzij ze elders bekend zijn of niet.
Er worden in het werk van Dr. Leviticus een groot getal samenstellingen vermeld die niet nader verklaard worden en dat ook niet behoeven. De heer Boucherij heeft daaromtrent een opmerking gemaakt, die alle behartiging verdient, en welke ik gaarne ondersteun: in plaats van alle dergelijke samenstellingen als artikels te laten staan, zouden ze achter het voornaamste lid behooren opgesomd te worden, zooals dat b.v. in het Woordenboek der Nederlandsche Taal geschiedt.