| |
| |
| |
Vergadering van 16 Januari 1907.
Aanwezig: de heeren Karel de Flou, bestuurder; Des. Claes, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren Dr. H. Claeys, Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Broeckaert, Jan Bols, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Pr. Adolf de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Dr. Willem de Vreese, Jac. Muyldermans, J. Helleputte, Jan Boucherij, Baron de Bethune, Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest en Is. Teirlinck, werkende leden;
de heeren Dr. C. Lecoutere en Omer Wattez, briefwisselende leden.
De heer Mr. Edw. Coremans, werkend lid, heeft laten weten dat hij verhinderd is de vergadering bij te wonen.
De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de December-vergadering 1906. - Het wordt goedgekeurd.
De heer K. de Flou, bestuurder, richt tot de Vergadering de volgende toespraak:
Mijne Heeren,
Bij het aanvaarden van de waardigheid van Bestuurder der Koninklijke Vlaamsche Academie, wensch ik, na herhaalden dank voor uw vereerend vertrouwen,
| |
| |
U eenige woorden toe te sturen, die eenigermate kunnen gelden als een programma, waarin het welzijn van ons genootschap, de vruchtbaarheid zijner betrachtingen en de geregelde uitbreiding van zijnen werkkring beoogd worden.
In België zijn de academiën uitvloeisels van het openbaar gezag. Zij moeten de weerspiegeling zijn van de intellectuëele toestanden, en zij hebben voor last het hoogere bestuur, gevraagd of ongevraagd, voor te lichten in alle zaken, die binnen de palen hunner bevoegdheid liggen.
Het komt mij niet toe te onderzoeken of ons genootschap wel in allen deele aan die vereischten voldoet; maar ik heb kunnen waarnemen, dat zijn beheer in de laatste tijden zóó veel aan orde en regelmaat, en dus ook aan waardeering van hoogerhand, bijgewonnen heeft, dat zelfs de gang zijner werkzaamheden er gunstig door beïnvloed is geworden.
Doch, om steeds aan hare roeping trouw te kunnen blijven, en in de toekomst nog betere waarborgen van degelijkheid op te leveren, is het een hoofdvereischte dat de Academie alzulke mannen van naam en erkende verdienste in haar midden telle, als de omstandigheden zelve als noodig zullen aanwijzen. Er mag immers uit het oog niet verloren worden, dat er gevaar kan in gelegen zijn, zekere vakken onzer werkzaamheid te zien bekrimpen of te laten achteruitblijven bij de wetenschappelijke verrichtingen van hierbuiten.
Daarom is het een plicht, telkens het geval zich voordoet, de toetreding van erkende talenten te betrachten. Wel is niet iedereen bereid om aan de werkzaamheden van een officiëel korps deel te nemen; wel vinden er enkelen bezwaar in om, anders dan van een persoonlijk standpunt, voor het welzijn van taal en letteren te ijveren; maar het algemeen belang kan door zulk eene houding niet bevorderd worden, evenmin als door hen, die het lidmaatschap van eene Academie als eene enkele
| |
| |
vereering van hunne bekwaamheden beschouwen. Een schrijver of geleerde, die bij ons eene benoeming als briefwisselend lid aanvaardt, moet zijne aanstelling opnemen als de beantwoording van een openbaar beroep op zijne bestendige werkzaamheid in zake van taal, letteren en wetenschap. Het lidmaatschap eener Academie wordt immers niemand toegedacht als eene eervolle sinecure; want het is een post van vertrouwen, dewijl er 's lands middelen in gemoeid zijn en de regeering van den Staat gerechtigd is om, bij het afloopen van ieder dienstjaar, rekenschap van het doen en laten der vereeniging te vragen.
Als ik op onze standregelen let, dan valt mij, van verschillende zijden, in het oog, dat ons genootschap moet samengesteld zijn uit philologen, letterkundigen en geleerden; en het komt mij voor, dat deze drie categoriëen niet zoo regelmatig vernieuwd en aangevuld worden als te wenschen is. Weleens zagen wij eenen dichter door eenen archivaris vervangen en een letteroefenaar in de plaats van eenen philoloog treden, op het gevaar af, een der drie vakken onzer bevoegdheid te verzwakken of eene ongewenschte hegemonie tot stand te zien komen.
Ik twijfel er niet aan, Mijne Heeren, of gij zult er mede instemmen, dat men de leden onzer Academie aanwerven moet met het oog op de behoeften harer bestendige commissiën. Misschien zal ik, in den loop van dit bestuursjaar, de gelegenheid vinden om een voorstel in dien zin aan uwe vergadering te onderwerpen; misschien ook om zekere artikelen onzer wetten in beter verband te laten brengen met de wassende behoeften onzer Academie.
Onze boekerij, ofschoon zij welvoorzien is, moet ons geregeld het letterkundig leven en de philologische bedrijvigheid op ons taalgebied en daarbuiten voor oogen kunnen brengen. Ik verhoop dat er dit jaar op onze begrooting een zeker krediet daartoe zal ingeschreven worden.
| |
| |
De vier bestendige commissiën der Academie zullen dan ook gelieven zorg te dragen een of meermalen 's jaars bij het Bestuur voorstellen in te dienen tot het aankoopen van boeken en tijdschriften, waaraan de behoefte bij hare werkzaamheden zal zijn gebleken.
Bij het voorstellen van prijsvragen, die door de Academie behooren uitgeschreven te worden, hoop ik dat er voortaan in de eerste plaats zal worden gelet op de meest opgemerkte leemten in zake van taalwetenschap, van letterkunde en van historische studie, met achterstelling van alzulke vraagstukken waarvan de behandeling aan geene dringende noodwendigheden zou voldoen.
Vertrouwende, Mijne Heeren, dat uwe verlichte medewerking mij geen oogenblik ontbreken zal, ga ik over tot de behandeling der zaken, die thans op onze dagorde staan.
Daarna wenscht de heer Bestuurder den heer Is. Teirlinck geluk met zijne verkiezing tot werkend lid en zegt hem hoe het voor de Leden eene ware voldoening is geweest, aldus aan zijn bekend talent en aan zijne gebleken werkzaamheid eene welverdiende hulde te mogen brengen.
De heer Is. Teirlinck belooft de belangen der Academie steeds ter harte te nemen.
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Observatoire Royal de Belgique. Annuaire astronomique pour 1907. Bruxelles, 1906.
Tijdschriften: Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts,
| |
| |
1906, nos 9 et 10. - Bulletin de la Commission Royale d'Histoire, 1906, no 3. - Bulletin des Commissions Royales d'Art et d'Archéologie, 1905, nos 11 et 12. - Bulletin de l'Académie Royale d'Archéologie de Belgique, 1906, no 4. - Annales des Travaux Publics de Belgique, 1906, no 6. - Arbeidsblad uitgegeven door het Arbeidsambt van België, 1906, nr 21. - Bibliographie de Belgique, 1906. Première partie: Livres, no 23; deuxième partie: Publications périodiques, no 23. - Bulletin des Musées Royaux, 1906, no 3.
Door het Provinciaal Bestuur van Oost-Vlaanderen:
Bijvoegsel aan het Bestuurlijk Memoriaal, Deel CLXXX, 1906. Officieele Processen-verbaal en stenographisch verslag der zittingen van den Provincieraad van Oost-Vlaanderen. Buitengewone zittijd van 1905; Eerste en tweede buitengewone zittijd van 1906, en gewone zittijd van 1906. Gent, 1906.
Door het Beschermingskomiteit der Werkmanswoningen van het arrondissement Gent:
De werkmanswoningen in de gemeenten rond Gent. I. St.-Amandsberg. Verslag over het onderzoek gedaan ten jare 1906, door de Heeren J. Van Renterghem en P. De Buck. St.-Amandsberg bij Gent, 1906.
Id. II. Wondelgem. Verslag... door de Heeren Ferd. De Clercq en P. De Buck. Id. 1906.
Door de Redactie van het Feestalbum:
Feestalbum van Gent voorwaarts. Gent, 1905-1906.
Door het Middencomiteit van Groeninge:
De Kouter. Maandschrift verschenen in 1900, 1901 en 1902, onder toezicht van het Middencomiteit van Groeninge, met medewerking van verscheidene voorname letterkundigen. Feestnummer, uitgegeven in het jaar 1906, na de onthulling van het Gedenkteeken. Kortrijk, 1906.
Door de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden:
Tijdschrift voor Nederlandsche Taal en Letterkunde. 24ste deel, 4de aflevering; 25ste deel, 1ste tot 4de aflevering.
Handelingen en Mededeelingen over het jaar 1905-1906. Leiden, 1906.
Levensberichten der afgestorven Leden. Bijlage tot de Handelingen van 1905-1906. Leiden, 1906.
| |
| |
Door het Historisch Genootschap, te Utrecht:
Bijdragen en Mededeelingen. 27ste deel. Amsterdam, 1906.
Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap. Derde serie, nr 22. Register op de Journalen van Constantijn Huygens jr. Amsterdam, 1906.
Door het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, te Middelburg:
De Uitvinding der Verrekijkers. Eene bijdrage tot de beschavingsgeschiedenis, door C. de Waard jr, uitgegeven met steun van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. 's Gravenhage, 1906.
Door het Verein für niederdeutsche Sprachforschung:
Niederdeutsches Jahrbuch. Jahrbuch des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung. Jahrgang 1906 XXXII. Norden und Leipzig, 1906.
Door het Kongelige Danske Videnskabernes Selskab:
Oversigt over det Konkelige Danske Videnskabernes Selskabs Forhandlinger. 1906, nrs 4 en 5. (Bulletin de l'Académie Royale des Sciences et des Lettres de Danemark, Copenhague.) Kobenhavn, 1906.
Door de Kungelige Universitet, te Upsala:
Uppsala Universitets Arsskrift, 1905. Filosofi, sprakvetenskap och historiska vetenskaper. 2. Den Arnamagnaeanska Handsckriften 315 F.a.av Anton Karlgren. Uppsala, 1904.
Id. 3. Program utgifna vid Upsala Universitet 1599-1700. Bibliografi af Ernst Meyer, docent vid Upsala univ., biblioteksamanuens. Id., 1905.
The Gender of Words denoting living beings in English and the different ways of expressing difference in sex, by A. Knutson, lic. phil. By due permission of the Philosophical Faculty of Lund to be publicly defended in lecture Hall VI, October 10, 1905, at 4 o'clock p.m., for the degree of doctor of philosophy. Lund, 1905.
Nuckömalet. I Inledning ock Ljudlära. Akademisk avhandling av Gideon Danell. Stockholm, 1905.
Om Overgangen av đ = d, i Fornisländskan och Fornnorskan. Akademisck avhandling av. Hilding Celander. Lund, 1906.
| |
| |
Om Adjektivering af Particip, en studie inom Nusvensk Betydelselära. Akademisk avhandling som med vederbörligt Tillstand för vinnande af Filosofisk Doktorsgrad vid Lunds Universitet till offentlig granskning framställes a auditoriet n: r VI Lördagen den 19 Maj 1906 kl. 10 F.M., af Hjalmar Lindroth, fil. lic. Id. Lund, 1906.
Zur Kollektivbildung im Slavischen. Akademische Abhandlung zur Erlangung der Doktorwürde der philosophischen Fakultät in Uppsala, vorgelegt und am 25 Mai 1906 um 10 Uhr Vormittags im Hörsaal N: o V öffentlich zu verteidigen von Carl. Magnus Stenbook, lic. phil. Uppsala, 1906.
Die mittelniederdeutsche Version des Bienenbuches von Thomas von Chantimpré. Das erste Buch. Akademische Abhandlung... in Lund aus 23 Mai 1906 um 10 Uhr VM im Hörsaal N:o VI öffentlich zu verteidigen von N. Otto Heinertz, lic. phil. Lund, 1906.
Studier i Ynglingatal. Inbjudningsskrift till ähörande af den offentliga föreläsning med hvilken professorn i kemi Oscar Widman tillträder sitt embete. Af Herik Schück, kungl. Universitetets i Upsala N.V. Rektor (Upsala, 1905.)
Id. Inbjudningsskrift till ahörande af den offentliga föreläsning med hvilken professorn i civilrätt Alfred Ossian Winroth, tillträder sit embete. AfHenrick Schück. (Upsala, 1905.)
Die Sprache in dem altfranzösischen Martinsleben des Dean Gatineau aus Tours. Eine Untersuchung über Lautverhältnisse und Flexion. Vers und Wortschatz, von Torsten Söderhjelm. Wird mit Genehmigung der philosophischen Fakultät der Universität Helsingfors am 7 Februar 1906 um 10 Uhr VM. im hist.-phil. Hörsal zur öffentlichen Verteidigung vorgelegt. Helsingfors, 1906.
Málaháttr, en Studie i Fornisländsk Metrik af Bruno Sjöros, fil. kand. Framställes met tillständ af Filosofiska Fakulteten vid Kejserliga Alexanders-Universitetet i Finland till offentlig granskning i historisk-filologiska lärosalen mändagen den 28 maj 1906 kl. 10 f.m. Helsingfors, 1906.
Studien über eine mitteldeutsche Ubersetzung des altgutnischen Rechtes von Samuel Ekelund. Lund, 1906.
Les expressions figurées d'origine cynégétique en français. Thèse pour le doctorat par Edgar Nicolin. Upsal, 1906.
| |
| |
Quelques commentaires sur la plus ancienne chanson d'états française, le Livre des manières d'Etienne de Fougères, par Kerstin Hard af Segerstad, licenciée ès lettres de l'Université d'Upsal. Thèse pour le doctorat, présentée à la Faculté des Lettres de l'Université d'Upsal et publiquement soutenue le 29 Mai 1906, dès 10 h. du matin, salle N:o VIII. Upsal, 1906.
Door den heer Jan Boucherij, werkend lid:
Algemeen Nederlandsch Verbond. Groep België. Antwerpsche Tak. Het Vlaamsch Programma. Verslag over de Vlaamsche grieven en hun herstel, uitgebracht door August Bossaerts, Frans van Laar, Lodewijk Plessers, om de 50e verjaring te herdenken van het instellen van de Vlaamsche Commissie (27 Juni 1856). Borgerhout, 1906.
Verhandelingen van de Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding. Nr 87. De landverhuizing bij de planten, door Oscar van Schoor. - Nr 88. De Veroordeeling van Galileo Galilei en de Onfeilbaarheid der Kerk, door den E.H.A. van Roey. - Nr 89. De School der Natuur, door A. de Vos. - Nr 90. Lichaam en Ziel, door den E.H.J. van Hove.
Door den heer L. Maeterlinck, bewaarder van het Museum van Schoone Kunsten te Gent:
Le genre satirique dans la peinture flamande. Deuxième édition. Augmentée, revue et corrigée. Bruxelles, 1907.
Door den heer K. Callant, te Gent.
Erkende Maatschappij van Onderlingen Bijstand. Boekdrukkers Ziekenbeurs. Vereenigde Kleermakers van Gent. Honderdjarig Jubelfeest. Plechtig gevierd op 8 Juli 1906. Propagandaboekje, opgedragen aan alle maatschappijen van Onderlingen Bijstand van België. Gent, 1906.
Door de Redactie:
De Tuinbode, 1907, nr 1. - Oudheid en Kunst, 1906, nr 2.
Ingekomen boeken. Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
De Trappenbouwer. Het trapteekenen maken en stellen door Joh. Voetberc, Directeur v/d Ambachtsschool te Sneek. (Als bijvoegsel in-folio): 40 Platen in portefeuille. Uitvoerige beschrijving van het teekenen, maken en stellen van trappen. Harlingen, z.j. (1905.)
| |
| |
Geschiedenis van het Nederlandsche Volk door P.J. Blok. Zevende deel. Leiden, 1907.
Economie Sociale. A. de Foville. Membre de l'Institut. Ancien Directeur de l'Administration des Monnaies. La Monnaie. Paris, 1907.
De Gids, Januari 1907.
Ruildienst. - De Belgische School, 1906, nr 9. - Biekorf, 1906, nr 24 en bladwijzer; 1907, nr 1. - Bijdragen tot de Geschiedenis van het aloude Hertogdom Brabant. December 1906. - Christene School, 1906-1907, nr 4. - Den gulden Winckel, 1906, nr 12. - De Katholiek, 1907, Januari. - Het Katholiek Onderwijs, 1906-1907, nr 3. - Natuur en School, 1907, nr 11. - Nederlandsch Archievenblad, 1906-1907, nr 2. - Neerlandia, 1906, nr 12. - Noord en Zuid, 1906, nr 12. - Onze Kunst, 1907, nr 1. - De Opvoeder, 1906, nr 34; 1907, nrs 1 en 2 - De Opvoeding, 1907, nr 1. - De Schoolgids, 1906, nrs 48-50; 1907, nr 1. - St.-Cassianusblad, 1907, nr 1. - De Student, 1907, nr 1. - Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, 1906, nr 6. - Het Vlaamsch Bestuur, 1906, Tafel. - Vlaamsche Arbeid, 1906-1907. nr 2. - De Vlaamsche Kunstbode, 1906, nr 12. - Vragen van den Dag, 1907, nr 1. - Volkskunde, 1906, nrs 7-9.
Ingekomen brieven. - De Bestendige Secretaris stelt de Academie in kennis met de ingekomen brieven.
1o) Afsterven van den heer Dr. Am. de Vos, werkend lid. - Brief van 8 Januari 1907, waarbij Mevrouw weduwe Amand de Vos den Heer Bestuurder en de heeren Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie haren innigen dank en dien harer kinderen betuigt, voor de eer aan haren betreurden echtgenoot bij zijn afsterven bewezen. Mevrouw de Vos zegt inzonderheid dank aan den Bestendigen Secretaris der Academie voor de
| |
| |
plechtige hulde door hem aan den geliefden doode gebracht.
De Bestendige Secretaris acht het plicht aan de Vergadering te vermelden, dat de portretten van wijlen Dr. A. de Vos, die aan de heeren Leden der Academie door hem werden gezonden, te zijner beschikking werden gesteld door de administratie van De Vlaamsche Strijd, aan wie daarvoor een hartelijk woord van dank wordt toegestuurd.
2o) De heer Is. Teirlinck tot werkend lid verkozen. - a.) Brief van 12 Januari 1907, waarbij de weled. heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs aan de Academie een afschrift stuurt van het Koninklijk Besluit van 31 December 1906, houdende goedkeuring der verkiezing van den heer Is. Teirlinck, briefwisselend lid, tot werkend lid, tot vervanging van wijlen Dr. Am. de Vos.
b.) Brief van 1n Januari 1907, waarbij de heer Is. Teirlinck de heeren Leden der Academie dankt zegt voor zijne verkiezing tot werkend lid en belooft zijne beste krachten aan de belangen der Academie te wijden.
3o) Uitgaven der Academie. - Brief van 4n Januari 1907, waarbij het college van burgemeester en schepenen der stad Brussel de Koninklijke Vlaamsche Academie zijnen dank betuigt
| |
| |
voor de toezending van hare uitgaven aan de stedelijke Normaalschool voor onderwijzers dezer stad.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Medisch Woordenboek. - Wedstrijden. - Een persoon die zich sedert een geruimen tijd onledig houdt met het bewerken van een Medisch Woordenboek (vertalend, verklarend en lichtjes beschrijvend), vraagt dat door de Academie dienaangaande eene prijsvraag uitgeschreven worde. Met bedoelden persoon zullen wij het voorzeker eens zijn, dat het ontstaan van dergelijk boek van het hoogste nut zou zijn, vooral als 't op de allerjongste ontdekkingen der medische wetenschap gesteund is.
De Bestendige Secretaris herinnert er aan, dat het Bestuur van het Xe Vlaamsch Natuuren Geneeskundig Congres, verleden jaar te Brugge gehouden, bij zijn schrijven van 3 October 1905 aan de Academie heeft medegedeeld dat ‘in eene vergadering van het plaatselijk Bestuur der Vlaamsche Congressen in Brugge, de wensch werd geuit een Woordenboek te zien verschijnen, in hetwelk de Vlaamsche vakwoorden nevens de Fransche zouden opgegeven worden’.
Aldus luidde de brief door de heeren Dr. Eug. van Steenkiste, voorzitter, en Dr. Raphaël Rubbrecht, secretaris, namens het Bestuur van gezegd Congres aan de Academie gestuurd.
| |
| |
In onze vergadering van 18 October 1905 (zie Verslagen en Mededeelingen over 1905, blz. 630), werd beslist de zaak naar de Commissie voor prijsvragen te verzenden.
Bedoelde Commissie kwam den 23 Juli 1906 bijeen. Zij belastte den Bestendigen Secretaris de heeren Dr. van Steenkiste en Dr. Rubbrecht te verzoeken de vraag, door hen gesteld, in hun aanstaande Congres grondig te willen overwegen en op duidelijker wijze aan de Academie bekend te maken wat eigenlijk hunne bedoeling is. Bij brieve van 25 Juli 1905 werd derhalve aan die heeren gevraagd: ‘Verlangt gij namelijk een Nederlandsch-Fransch en Fransch-Nederlandsch Woordenboek, 1o over natuurkunde, en 2o over geneeskunde, met inbegrip van heelkunde, van vroedkunde, van gezondheidsleer, enz.?’.
Op dit schrijven is tot nog toe geen bepaald antwoord binnengekomen. De Bestendige Secretaris stelt diensvolgens voor het bespreken der voormelde vraag tot uitschrijving van eenen wedstrijd ook aan de Commissie voor prijsvragen op te dragen. - Aangenomen.
2o) Rentestelsel der zes laatste eeuwen. - De heer J. Bols heeft den 5 Januari aan den Bestendigen Secretaris een schrijven medegedeeld van 24 December 1906, waarbij de Eerw. Heer Buvé, pastoor te Bost (bij Thienen) hem bericht, dat hij ‘een aanzienlijk getal nota's over het
| |
| |
Rentestelsel der zes laatste eeuwen bijeen heeft’. De heer Buvé hoopt met die nota's een werkje te kunnen samenstellen dat de economisten en archiefkundigen zou welkom zijn. Edoch hij wenscht te vernemen, of zulk opstel onder de uitgaven der Academie zou kunnen opgenomen worden. - Namens het Bestuur, werd de zaak naar de Commissie voor Geschiedenis verzonden.
In hare vergadering van heden, werd derhalve die Commissie met het schrijven van den heer Buvé in kennis gesteld; zij heeft den opgelegden last aanvaard en eene commissie van drie leden benoemd, bestaande uit de heeren Broeckaert, K. de Flou en Edw. Gailliard, welke over de in te zenden verhandeling verslag zullen uitbrengen. - Goedgekeurd.
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - Van de Ven-Heremans' stichting. Tweede verslag. - Namens de Commissie brengt de heer Th. Coopman, secretaris, verslag uit over de werkzaamheid betreffende het Van de Ven-Heremans' Fonds en dezes geldelijken toestand. (Zie verder op blz. 141-143.) - Ingevolge art. 4 van het koninklijk besluit van 13 Mei 1905, houdende goedkeuring van het Reglement van deze stichting, zal een afschrift van het Verslag aan den Weled. Heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs worden overgemaakt.
| |
| |
2o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, bio- en bibliographie - De heer J. Broeckaert, secretaris, brengt ter kennis van de Academie, dat in de morgen-vergadering der Commissie, de heer Jhr. Dr. Karel de Gheldere eene zeer belangwekkende lezing gehouden heeft over eene zonderlinge legende, die te Vladsloo en in de omstreken dier gemeente nog bekend is. De Commissie wenscht dat die lezing in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen worde. - Goedgekeurd.
3o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. De heer Jan Boucherij, secretaris, legt het volgende verslag ter tafel over de morgen-vergadering door de Commissie gehouden:
In deze vergadering werden de laatste maatregelen besproken aangaande de uitgave van het Bijblad.
M. Gustaaf Segers, voorzitter der Commissie, deelde een nota mede over het Examen van Kantonalen Schoolopziener voor het lager onderwijs. Deze voorlezing gaf aanleiding tot eene ernstige bespreking. Er werd besloten dat deze beknopte studie in het Bijblad zal opgenomen worden.
De Commissie drukt ten slotte den wensch uit, dat het drukken van het werk van den heer G. Segers: Onze Taal in het Middelbaar Onderwijs, zou bespoedigd worden.
| |
Voorstel namens het Bestuur.
Commissie tot voorstelling van candidaten voor de openstaande plaatsen van briefwisselend lid of van buitenlandsch eerelid. - Namens
| |
| |
het Bestuur geeft de Bestendige Secretaris lezing van het volgende voorstel:
Men heeft bij de Commissie tot voorstelling van candidaten voor het lidmaatschap in de Academie wel eens ondervonden dat het moeilijk viel om binnen het gestelde tijdsbestek de noodige inlichtingen in te winnen over de voor te dragen candidaten. Dewijl de candidaten in meer dan een opzicht vooraf dienen besproken te worden, acht het Bestuur het wenschelijk dat er van nu af aan die Commissie meer tijd gegund worde, tot het inzamelen van alle inlichtingen, waarop zij steunen moet vooraleer tot eene bepaalde voordracht te kunnen overgaan.
Het Bestuur stelt dan ook voor de benoeming der Commissie op de dagorde van de toekomende vergadering te brengen. De Commissie zou eerst eenige officieuse bijeenkomsten, op de dagen der maandelijksche vergaderingen, kunnen houden (zonder bezwaar voor de schatkist) en, als het de gepaste tijd is, haar omstandig verslag indienen.
- Dit voorstel wordt aangenomen.
| |
Dagorde.
1o) Commissie voor Rekendienst voor 1907. Benoeming van drie Leden, welke, met het Bestuur der Academie, de Commissie voor Rekendienst zullen uitmaken. - Op voorstel van den heer Bestuurder worden aangewezen: de heeren Mr. Julius Obrie, Dr. W. de Vreese en Dr. Julius Mac Leod.
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. Verkiezing van een lid der Commissie tot vervanging van wijlen Alfons Janssens.
| |
| |
Candidaten: de heeren Jac. Muyldermans en Dr. C. Lecoutere.
Worden door den heer Bestuurder als stemopnemers aangewezen de heeren Dr. H. Claeys en Th. Coopman.
Wordt verkozen: de heer Jac. Muyldermans.
3o) Wedstrijd over het Diamantvak. - Bekroond antwoord van den heer Dr. Leviticus. Verslagen door de heeren V. dela Montagne, Jan Boucherij en Gustaaf Segers ingezonden. - Een afdruk van die verslagen werd aan de heeren werkende Leden der Academie medegedeeld; de Vergadering acht het dan ook niet noodig dat er tot de lezing worde overgegaan.
Met betrekking tot bedoelde verslagen, doet de Bestendige Secretaris de volgende mededeeling aan de Academie:
Met het oog op de verslagen door de heeren keurders over het antwoord van den heer Dr. Leviticus in de Juni-vergadering 1906 uitgebracht, ging van ons geacht collega Dr. Willem de Vreese een voorstel tot wijziging uit (zie de Verslagen en Mededeelingen over 1906, op blz. 503-504), dat door de Academie werd aangenomen. De heer de Vreese stelde voor dat eventueele bekroning afhankelijk zou gemaakt worden van de voorwaarde, ‘dat de artikelen die geen eigenlijke vaktermen, maar inrichting en geschiedenis van de Diamantnijverheid betreffen, uit het woor- | |
| |
denboek zouden gelicht worden en omgewerkt tot eene samenhangende inleiding’. Het Bestuur stelt derhalve voor dat het verbeterde Hs. van den heer Leviticus ook naar den heer Dr. de Vreese zou verzonden worden, met verzoek een kortbondig verslag in te dienen. Het ingezonden antwoord zal wellicht een van de bijzonderste vakwoordenboeken zijn, tot nog toe door onze Academie uitgegeven: er mag dan ook geene moeite gespaard worden, opdat het boek alleszins goed ineenzitte.
- De Vergadering, na zich bij de besluitselen der heeren Keurders aangesloten te hebben, verzoekt den heer Dr. de Vreese het antwoord van den heer Dr. Leviticus, wat het bewerken van de Inleiding betreft, te willen nazien en op zijne beurt een kortbondig verslag daarover uit te brengen.
4o) Lezing door den heer A. de Ceuleneer: Pedro de Gante. - De heer de Ceuleneer leest het eerste deel van zijne studie, die in de eerstvolgende vergadering zal voortgezet worden.
5o) Lezing door den heer Dr. C. Lecoutere: De heer Dr. C. Lecoutere vestigt de aandacht van de Academie op eene oude legende over den oorsprong der Begijnen, welke voorkomt in verschillende Dietsche handschriften, afkomstig uit het Begijnhof te Diest, in een ouden Vlaamschen druk en in een Latijnsch handschrift; deze twee
| |
| |
laatste stukken bevinden zich op de Koninklijke bibliotheek te Brussel. Na die verschillende teksten beschreven te hebben, handelt Spreker over de onderlinge verhouding er van; verder bespreekt hij eenige eigenaardigheden, alsook de waarde en de vermoedelijke herkomst van die legende. Ten slotte worden de verschillende redacties aan de Academie voorgelegd.
De Vergadering beslist, op voorstel van den heer Bestuurder, dat de lezing van den heer Dr. C. Lecoutere in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
De vergadering wordt te 4 1/2 gesloten.
|
|