Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1906
(1906)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 972]
| |||||||||||
De Iersche taalbewegingReeds vroeger was het mij gegund de aandacht van mijne geachte collega's, de Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie, te vestigen (zie Verslagen en Mededeelingen, jaargang 1901, 2e halfjaar, blz. 81 en vlg.) op de alleszins belangrijke beweging, die in den loop der laatste jaren op touw werd gezet om de verdwijning der Iersche taal - het Gaëlisch - te beletten en haar, zoo mogelijk, weer de plaats te doen innemen, welke haar in het nationaal leven toekomt. Die beweging kwam geen oogenblik te vroeg, want het Iersch lag letterlijk op sterven. Honderd jaar geleden was het nog in geheel Ierland, op het platteland en zelfs in kleinere steden, de algemeene omgangstaal. Heden is het in verreweg de grootere helft van het eiland zoo goed als uitgeroeid en wordt het alleen nog gebezigd in betrekkelijk afgelegene en afgezonderde gewesten van het Zuiden en van het Westen. En zelfs daar wordt het jaar uit jaar in door het Engelsch meer en meer verdrongen. Bij de volkstelling van 1891 werd het ambtelijk vastgesteld, dat slechts 680.245 inwoners Iersch spraken en daaronder enkel 38.592, welke tevens geen Engelsch kenden, dus nog geene | |||||||||||
[pagina 973]
| |||||||||||
9 Ieren op 1000. Met inbegrip der tweetaligen was de verhouding der Ierschsprekenden tot ongeveer 15 ten honderd gezonken. Zooals ik het elders heb uiteengezet, was de snelle en bedenkelijke achteruitgang der Iersche taal in de eerste plaats aan het feit te wijten dat de millioenen Ieren, die of door den Grooten Hongersnood werden weggemaaid of te dien tijde en sindsdien hun Vaderland moesten verlaten, meestendeels tot de Ierschsprekende landelijke bevolking behoorden. Een tweede en misschien nog machtigere oorzaak van dat verval was de verspreiding van het onderwijs. Na 1830 werden er overal in Ierland, op kost der Regeering, voortreffelijke volksscholen ingericht; maar zij waren uitsluitend Engelsch en noch in die scholen, noch in de gestichten voor middelbaar en hooger onderricht, werd de aloude landtaal vermeld, laat staan onderwezen. Verscheidene elkander opvolgende geslachten werden aldus meer en meer verengelscht, ofschoon tevens door het onderwijs beter in staat gesteld om het hunne bij te brengen in den bangen strijd voor het handhaven van Ierland's nationaal bestaan. Zoo hopeloos scheen de toestand, dat de Iersche leiders in hun programma van de taalquaestie zelfs niet gewaagden. Zij waren zelven door en door verengelscht en de meesten, Parnell onder anderen, met de oude taal volstrekt onbekend. Daarbij was primum vivere de leus. Eerst vooral | |||||||||||
[pagina 974]
| |||||||||||
kwam het er op aan te zien hoe de Ieren het aan boord zouden leggen om lijf en ziel aaneen te houden; hoe men een einde zou maken aan den chronischen hongersnood, aan de akelige ellende, aan het stelselmatig uitzuigen en uitmoorden der boeren door hardvochtige uitheemsche grondeigenaars... Door Gladstone's landwetten en de overige daarop volgende maatregelen werd het doel grootendeels bereikt, terwijl de uitbreiding van het stemrecht aan de macht der landlords den doodsteek toebracht. En naarmate de economische en politieke toestanden verbeterden, ontwikkelde zich de zucht om ook op elk ander gebied naar middelen uit te zien, die 's lands nationale individualiteit zouden versterken. Met het oog hierop bestaat er in onze dagen geen machtiger band dan de taal. De ondervinding heeft het elders overvloedig bewezen. Een volk, dat zijne eigene taal bezit en aan die taal vasthoudt, kan ja onderworpen en verdrukt worden, maar toch blijft het bestaan, daar het door de veroveraars zedelijk niet kan worden opgeslorpt. Vandaar het ontstaan der Iersche taalbeweging.
Men weet dat die beweging, door de machtige Gaelic League en andere vereenigingen met voorbeeldigen ijver geleid, zich in korten tijd over geheel Ierland heeft uitgebreid. Zelfs in plaatsen gelijk de hoofdstad Dublin, die sedert eeuwen volkomen verengelscht zijn, wordt thans de haast vergetene landtaal door grooten en kleinen, door | |||||||||||
[pagina 975]
| |||||||||||
armen en rijken geestdriftig aangeleerd. En wat nog merkwaardiger mag heeten, zij, die zich op de studie ervan toeleggen en dezelve aanpreeken en aanmoedigen, behooren tot alle partijen. Het dient in het oog te worden gehouden, de Iersche Unionisten zijn in den grond even Ierschgezind als de aanhangers van de Home Rule partij. Indien zij het verbond met Engeland kost wat kost willen staande houden, het is omdat zij, eene kleine minderheid, zonder Engeland's hulp hun gezag over de meerderheid niet langer kunnen handhaven. Zoolang zij bij machte waren om buiten die hulp te heerschen, bleven zij de hardnekkigste tegenstanders van alle vreemde inmenging. Degenen, die op het einde der XVIIIe eeuw zich tot het uiterste tegen het sluiten der Unie verzetten, waren de voorzaten der tegenwoordige Unionisten. Maar zelfs dezen, behalve eenige Protestantsche dwepers, door blinden godsdienstijver gedreven, beginnen in te zien dat zij op de Britsche Regeering niet meer kunnen bouwen. Engeland wordt democratisch en, verre van de Iersche landlords bij voortduring te beschermen, heeft het Britsche Parlement zelf hunnen val bezegeld. Home Rule ja, dat is parlementaire scheiding, wordt voorloopig nog niet toegestaan, maar bestuurlijke zelfstandigheid en afschaffing van het bureaucratisch bewind, door de ambtenaarskliek van Dublin Castle verpersoonlijkt, werden officieel beloofd en zullen, naar alle waarschijnlijk- | |||||||||||
[pagina 976]
| |||||||||||
heid, binnen weinige maanden een voldongen feit zijn. Geen wonder dat de ontgoochelde Iersche Unionisten verbitterd zijn en het nationaliteitsgevoel, eene wijl lang bij hen door de stem van zelfzucht en eigenbelang gesmoord, weder opduikt. Hetzelfde overigens kan men in Wallis zien gebeuren. De Keltische volkstaal aldaar heeft niet zooveel geleden als in Ierland en wordt steeds door de meerderheid der bevolking gesproken. Doch juist om die reden werd zij tot op dezen dag door de regeerende kaste verafschuwd, die er trotsch op was haar niet te verstaan. En heden kan men in de nieuwsbladen lezen dat de voornaamste edelman uit die streek, de Markies van Anglesey, zijne kinders in het Welsch laat opbrengen en erop aandringt dat zij de taal van hunne landgenooten grondig zouden aanleeren.
Wat de ontwikkeling der Iersche taalbeweging ongemeen begunstigt is de vriendelijke houding der Roomsch-Katholieke geestelijkheid. Niet alleen parochiepriesters en monnikken, maar ook de meeste bisschoppen zijn wakkere voorstanders ervan. Het Iersch wordt in de priesterscholen onderwezen en het preeken in die taal doelmatig aangemoedigd, zelfs buiten Ierland in kerken door Ieren bezochtGa naar voetnoot(1). | |||||||||||
[pagina 977]
| |||||||||||
Intusschen moet ik er nogmaals op wijzen dat het doel der beweging geenszins het verdringen van het Engelsch en dezes vervanging door het Iersch is. De Ieren zijn ten volle bewust dat de kennis van het Engelsch voor hen onontbeerlijk is, daar zij anders alle gemeenschap zouden moeten opgeven met de twee landen waar millioenen hunner landgenooten leven, het Britsche Rijk en Amerika. En daarbij, met het Iersch alleen zouden zij zich onmogelijk op de hoogte der wereldbeschaving kunnen houden. Men heeft, ik weet het, dezelfde redeneering dikwijls genoeg aangewend om den Vlamingen aan te raden hunne betrekkelijk onbeduidende taal tegen eene der wereldtalen, hetzij het Fransch of desnoods het Hoogduitsch, te verwisselen. Maar de toestanden zijn geheel en al verschillend. In de eerste plaats is onze taal eene cultuurtaal, die eene literatuur, en bepaaldelijk eene wetenschappelijke literatuur bezit, welke voor geene andere de vlag hoeft te strijken. Een Vlaming dus, die niets dan Nederlandsch kent, is in het geheel niet van den stroom der algemeene beschaving afgesneden, zonder zelfs van de omstandigheid te gewagen dat onze moedertaal met Hoogduitsch en Engelsch zoo nauw verwant is, dat het ons wezenlijk weinig | |||||||||||
[pagina 978]
| |||||||||||
moeite kost boeken in die talen geschreven te leeren lezen. Van het alleenstaande of hoogstens met de even onaanzienlijke Keltische tongvallen van Wallis, Noordwest-Schotland en Neder-Bretanje vermaagschapt en overigens sedert eeuwen letterkundig niet meer beoefend Iersch, kan bezwaarlijk hetzelfde gezegd worden. Vervolgens is er een feit, dat niet uit het oog mag worden verloren, namelijk dat in Ierland de gansche bevolking, op weinigeduizenden na, thans Engelsch spreekt terwijl er ter nauwernood één Ier op zeven is die de oude taal nog kent. In Vlaamsch-België stelt men juist het tegenovergestelde vast. Met uitzondering van een verzwindend klein getal geheel verfranschte stedelingen, is iedereen het Vlaamsch machtig en hoeft alleen door doelmatig onderwijs in staat gesteld te worden om het zuiverder te spreken en naar behooren te leeren hanteeren. En wederkeerig, zelfs indien men de opgaven der ambtelijke statistieken aanneemt, en men weet dat zij het cijfer der tweetaligen overdrijven, - op zeven Vlamingen zijn er zes die geen Fransch verstaan.
De Iersche taalijveraars zijn er dus enkel op uit om hun volk tweetalig te maken door zorg te dragen dat in alle scholen, benevens het Engelsch, ook het Iersch zou onderwezen en aangeleerd worden; met andere woorden, in de Ierschsprekende streek zouden te gelijk Engelsch en Iersch de voertaal wezen, en elders het Iersch | |||||||||||
[pagina 979]
| |||||||||||
voorloopig gedoceerd worden als ten onzent het Hoogduitsch of het Engelsch. Mogelijk zal dit als een argument worden ingeroepen door degenen, die zoogezegd het Fransch in Vlaanderen willen verspreiden, maar onder dien dekmantel wezenlijk de ontvlaamsching van ons land beoogen. Laat ons elkander eens wel verstaan. Wij verzetten ons in het geheel niet tegen de studie van andere talen dan de onze. Wij bekennen gaarne dat alle Vlamingen er belang bij hebben eene practische kennis van het Fransch te bezitten. Indien het van ons afhing zouden wij er geen bezwaar in vinden dat eenieder hier te lande tweetalig of zelfs drie- of viertalig zou wezen. Dat is natuurlijk een ideaal, een waarschijnlijk onbereikbaar ideaal. Om 't even! Het is geoorloofd er naar te streven. Maar in die jacht op wilde ganzen gelieve men de werkelijkheid niet te vergeten. Laat u rekening houden met feiten en toestanden, die gij niet kunt wegmoffelen. Laat u geijkte waarheden, door de pedagogische wetenschap overal erkend, niet moedwillig vergeten. Het is eene dwaasheid en eene zonde de moedertaal naar den achtergrond te schuiven en zich uitsluitend op het aanleeren eener andere taal toe te leggen. Het is eene misdaad tegen de Maatschappij dat aanleeren zoodanig als het hoofddoel van het onderricht te beschouwen, dat de overige, honderdmaal noodiger vakken er door lijden en van lieverlede eene bijzaak | |||||||||||
[pagina 980]
| |||||||||||
worden. Wie daaraan twijfelt bewondere de prachtige vruchten, welke de stelselmatige verfransching van de lagere scholen te Brussel heeft afgeworpen: nergens worden zulke ‘générations de crétins’voortgebracht; nergens staat het zedelijk en verstandelijk peil van de eigenlijke volksklas zoo laag als in de hoofdstad. Eindelijk, laat u in 't oog houden dat de studie eener tweede taal niet te vroeg mag beginnen; dat eene voorbereiding onontbeerlijk is, anders gezegd, dat de geest van het kind eerst door eenige jaren onderwijs in de moedertaal dient gevormd en gesterkt te worden. Wie op het zand bouwt kan niet verwonderd staan kijken indien het huis scheef staat en mogelijk instort. Waren onze Vlaandersche ijveraars voor het Fransch te goeder trouw, zij zouden dit alles inzien. Zij doen het niet. Waarom? Eenvoudig omdat hun wensch om het Fransch te verspreiden niets anders is dan een schijnheilig voorwendsel. Het doel blijft het Vlaamsch uit het openbaar leven te drijven en aldus aan de verfranschte leden der hoogere standen de moeite te sparen zich de taal van hunne ‘minderen’eigen te maken. Om aan eenige duizenden ploutocraten en bureelheeren te behagen, moet het volk, welks kinderen enkel de lagere school kunnen bezoeken, kost wat kost de taal zijner meesters leeren radbraken. Hoeveel geslachten zullen elkander opvolgen eer men het doel zal bereiken? De | |||||||||||
[pagina 981]
| |||||||||||
geschiedenis van andere landen - en inzonderheid van Ierland - leert het ons. En het leert ons ook met welke rampen zulke onderneming onvermijdelijk gepaard gaat. Maar wij weten het bij onze eigen ondervinding. Wij weten waarom ons volk ruw, onbeschaafd en verachterd is; wij weten wat Vlaanderen te wijten heeft aan den ‘muur van ijs’tusschen de lagere standen en de geletterde klas door het verschil van taal opgeworpen. Dien ondragelijken toestand willen feitelijk onze Franskiljons voor eenen onbepaalden tijd bestendigen en bijgevolg den onzaligen klassenstrijd aanvuren. De Flaminganten willen er dadelijk een einde aan maken door de minderheid te verplichten de taal der meerderheid te leeren bezigen. Ziedaar het verschil. En het gezond verstand voegt er bij dat het voor den rijken burgerzoon, wien het noch aan tijd, noch aan middelen ontbreekt om een volledig onderwijs te ontvangen, vrij wat gemakkelijker is Vlaamsch te leeren dan voor het kind van boer en werkman, dat na zijn twaalfde jaar de school moet verlaten om zijn brood te gaan verdienen, het Fransch machtig te worden.
Intusschen laat ons tot de Ieren terugkeeren. Hunne bedrijvigheid op het gebied van opvoeding en onderwijs kan reeds na eenige jaren op tastbare vorderingen wijzen. Een tweetalig regiem zal ingevoerd worden in de scholen waarvan de leerlingen in meerderheid het Iersch als hunne | |||||||||||
[pagina 982]
| |||||||||||
huistaal aangeven. Reeds in 27 scholen, in de graafschappen Donegal, Mayo, Galway, Kerry en Cork gelegen, wordt dat regiem toegepast. In andere plaatsen waar de meerderheid Engelsch spreekt zal ten minste de Iersche taal als afzonderlijk vak worden onderwezen. In 1901 waren er maar 109 zulke scholen. Thans (1905) zijn er 1,204, behalve 376 avondscholen. Gedurende de laatste tien jaren hebben meer dan 1,000 onderwijzers het bekwaamheidsexamen afgelegd en houden het diploma van leeraar in het Iersch. De extra-jaarwedden der Iersche meesters, die in 1901 slechts £ 955 (fr. 23,875) bedroegen, beloopen nu bijna £ 12,000 (fr. 300,000) of ruim dertienmaal zooveel. In verband met die cijfers is het niet nutteloos aan te stippen dat er in de lagere (openbare) scholen van Ierland plaats is voor 819,309 leerlingen. Het getal der ingeschreven kinders is 742,457, maar gemiddeld zijn er niet meer dan 500,489 aanwezig. Met het oog op den godsdienst, is de verhouding de volgende:
Intusschen dient er op gelet te worden dat de Iersche taalbeweging, even weinig als ons eigen streven in Vlaanderen, een zuivere taal- | |||||||||||
[pagina 983]
| |||||||||||
strijd mag heeten. Juist als ten onzent is het handhaven der nationale taal niet het doel, maar eenvoudig een middel. Het doel is Ierland Iersch te maken en dus zedelijk en stoffelijk onafhankelijk van Engeland. Daartoe is natuurlijk de taal een machtige hefboom. Maar van geen minder belang zijn het kweeken van den volksgeest, het instandhouden van eigenaardige gebruiken en vooral de economische ontwikkeling van het land door de inwoners zelven. In dat laatste opzicht zijn de uitslagen bepaald wonderbaar. Samenwerking wordt thans in Ierland door de boeren, met even groot succes als in Denemarken, wijd en zijd beproefd en het hoofd van het Iersch Landbouw Departement, Sir Horace Plunkett, die zich in die richting zoo verdienstelijk maakte, mocht te recht schrijven: ‘Raffeisen beweerde, en onze ondervinding in Ierland heeft ten volle bewezen, dat zelfs in de armste gemeente de eerlijkheid en vlijt der leden ervan eenen volkomen vertrouwbaren grondslag opleveren’. En verder, sprekende van hetgeen doelmatige inrichting heeft tot stand gebracht, voegt hij er bij: ‘Wat men beproefd heeft en reeds verder dan loutere proefnemingen gevoerd, staat gelijk met een echte omwenteling in landbouwmethoden, die onze pachters zal toelaten met hunne buitenlandsche mededingers te wedijveren, zoowel wat het voortbrengen als het verkoopen betreft. Door hare stoffelijke en zedelijke uitslagen heeft die | |||||||||||
[pagina 984]
| |||||||||||
beweging aan den boer-eigenaar het praktisch middel geschonken om de levensquaestie op te lossen waarmede hij te worstelen heeft, een vraagstuk dat noch verbeteringen in de pachtvoorwaarden, noch onmiddellijke of toekomstige vermindering van het pachtgeld naar behooren hadden kunnen oplossen’. Ik voeg er slechts bij dat de Irish Agricultural Organisation Society, die op dat gebied werkzaam is, reeds meer dan tweehonderd takken telt. Dat kan eene gedachte geven van den afgelegden weg.
Sinn Féin (spr. Sjinn Feen), dat is Wij zelven alleen, is het motto van die nieuwere Iersche beweging en eene treffende samenvatting van hare gansche strekking. Het is het Iersche volk zelf dat zich door eigen werking en door eigen kracht moet trachten te redden. Enkele extremisten willen ook dat grondbeginsel op politiek gebied toepassen. Volgens hen is het eene dwaling afgevaardigden naar het Britsche Parlement te zenden, daar zij aldaar weinig of niets kunnen verrichten. De Ieren zouden dezelfde houding moeten aannemen als de Hongaren onder Deak vóor 1867, anders gezegd passieven tegenstand, dus weigeren de Britsche Regeering en de Britsche wetten te erkennen. De gekozenen van het Iersche volk, instede van naar Londen te gaan, zouden te Dublin regelmatig vergaderen en daar besluiten nemen precies alsof zij een Iersch Parlement waren, besluiten die | |||||||||||
[pagina 985]
| |||||||||||
wel geene kracht van wet zouden hebben, maar waarvan de zedelijke invloed overweldigend zou wezen. Op die wijze zou de Regeering onder den drang der openbare meening voor dat verzet van gansch een volk spoedig moeten zwichten. Theoretisch gesproken klinkt dat alles zeer mooi. In de praktijk echter zou het plan onvermijdelijk schipbreuk lijden. Tusschen de toestanden in Ierland en die in Hongarije bestaat er een hemelsbreed verschil. Hongarije was bijna even bevolkt en even machtig als Oostenrijk, en zonder Hongarije kon Oostenrijk niet voort. Engeland integendeel is tienmaal zoo bevolkt en honderdmaal rijker dan het arme Ierland en - het verleden heeft het genoeg bewezen - bezit de vereischte middelen om door dwangwetten en wapengeweld aan allen passieven of werkdadigen tegenstand een einde te maken. Overigens is het eene schreeuwende onrechtvaardigheid de diensten te betwisten, welke O'Connel, Parnell en hunne opvolgers aan hun vaderland hebben bewezen. Aan de Iersche leiders in het Britsche Parlement is het te danken dat de tegenwoordige beweging is kunnen ontstaan, want zij zijn het die hunne landgenooten van het juk der meestal uitheemsche landlords hebben bevrijd en wetten afgedwongen, welke voor gevolg zullen hebben eene bevolking van uitgehongerde, platgedrukte pachters, wezenlijk zoo machteloos als slaven of lijfeigenen, allengs tot de stelling te verheffen van | |||||||||||
[pagina 986]
| |||||||||||
onafhankelijke eigenaars, den door hen bebouwden grond ongestoord bezittende. Ten slotte meen ik de aandacht van allen die in de zaak belang stellen te moeten vestigen op de reeks alleszins lezenswaardige artikels, die in de Daily Mail onder den titel The New Ireland onlangs zijn verschenen, het eerste in het nummer van 12 December 1906. De opsteller ervan is de bekende schrijver Sydney Brooks en, al schijnt hij min of meer naar de zijde der Sinn Féin extremisten te hellen, zijne opgave der feiten is in alle opzichten volledig en leerrijk.
A. Prayon-van Zuylen. |
|