| |
| |
| |
Vergadering van 21 Februari 1906.
Aanwezig: de heeren Jan Broeckaert, bestuurder; Karel de Flou, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren Dr. H. Claeys, Jhr. Nap. de Pauw, Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Bols, Des. Claes, Alf. Janssens, Jhr. Dr. K. de Gheldere, Dr. L. Simons, Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Dr. Willem de Vreese, Jan Muyldermans, Jan Boucherij, Baron de Bethune en Amaat Joos, werkende leden;
de heeren Dr. C. Lecoutere en Omer Wattez, briefwisselende leden.
De heer Mr. Edw. Coremans, werkend lid, heeft laten weten dat hij verhinderd is de vergadering bij te wonen.
De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de Januari-vergadering. - Het wordt goedgekeurd.
Aangeboden boeken. - Daarna legt de Bestendige Secretaris de volgende lijst over van de aan de Academie aangeboden boeken:
Door de Regeering:
Ministère de l'Industrie et du Travail. Office du Travail et Administration des Mines. Rapports annuels de l'Inspection du Travail. 10me année (1904). Bruxelles, 1905.
| |
| |
Statistique générale de la Belgique. Exposé de la situation du Royaume de 1876 à 1900, redigé sous la direction de la Commission Centrale de Statistique en exécution de l'arrêté royal du 29 Mai 1902, 2me fascicule. Bruxelles, s.d.
Bibliothèque de la Faculté de Philosophie et Lettres de l'Université de Liège. Fascicule XV. Esquisse d'une histoire des études celtiques, par Victor Tourneur. Liège, 1905.
Ministère de l'Agriculture. Bulletin de l'Agriculture. Publié en exécution de l'arrété royal du 16 juillet 1885. - 1905. Tome XXI. Livraison 6. Bruxelles, 1905.
Periodieken: Annales de l'Académie Royale d'Archéologie de Belgique, 5e série, tome VII, 4e livraison, 1905. - Bulletin de l'Académie Royale d'Archéologie de Belgique, 1905, no V. - Annales de la Société d'Archéologie de Bruxelles, 1905, nos III et IV. - Arbeidsblad, uitgegeven door het Arbeidsambt van België, December 1905; 15 en 31 Januari 1906. - Bulletin des Musées Royaux, no 2, Novembre 1905. - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, nr 9, 1905, en nr 1, 1906. - Le Musée Belge, Revue de Philologie classique, no 1, 15 Janvier 1906. - Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée Belge, no 1, 15 Janvier 1906. - Revue Sociale Catholique, no 4, 1906. - Wallonia, no 12, Décembre 1905.
Door het Provinciaal Bestuur van Oost-Vlaanderen:
Officieele Processen-verbaal en stenographisch verslag der zittingen van den Provincieraad van Oost- Vlaanderen. Gewone zittijd van 1905. Gent, 1905.
Door het Bestuur van het Negende Vlaamsch Natuuren Geneeskundig Congres:
Het Drinkwatervraagstuk op het Negende Vlaamsch Natuuren Geneeskundig Congres, gehouden te Aalst, op 23n en 24n September 1905. (Zie letterkundige mededeeling op blz. 26.)
Door den heer Jan Bols, werkend lid:
Grammaire comparée des Langues Indo-Européennes, comprenant le Sanscrit, le Zend, l'Arménien, le Grec, le Latin, le Lithuanien, l'ancien Slave, le Gothique et l'Allemand, par M. François Bopp, traduite sur l seconde édition et précédée
| |
| |
d'introductions par M. Michel Bréal, professeur de grammaire comparée au collége de France. Deuxième édition. Paris, 1874-1878, 5 vol.
Grammaire des grammaires, ou analyse raisonnée des meilleurs traités sur la langue française. Ouvrage mis par l'Université au nombre des livres à donner en prix dans les collèges, par Ch.P. Girault-Duvivier. 20e édition, entièrement revue et corrigée d'après le nouveau Dictionnaire de l'Académie...., par P. Auguste Lemaire, professeur de Rhétorique au collège Louis-le-Grand. Paris, 1873, 2 vol.
Grammaire générale et historique de la langue française, présentant l'étude et l'analyse de la formation, des développements et des variations de notre idiôme national, depuis son origine jusqu'à nos jours par M. Poitevin. Paris, 1856, 2 vol.
Histoire de Belgique, par H.G. Moke, 4e édition. Revue, corrigée et considérablement augmentée, enrichie de huit cartes et de plusieurs tableaux généalogiques. Gand, s.d.
Histoire de Belgique depuis les temps les plus réculés jusqu'à la mort de Marie de Bourgogne par M. Meunier. Brux., 1847.
Arithmétique pratique, appliquée à l'Industrie, au Commerce et à la Banque, pouvant servir de complément à tous les traités élémentaires d'arithmétique. Ouvrage spécialement propre à la Belgique; contenant les anciennes monnaies qui avaient cours autrefois, les anciens poids et les anciennes mesures des différentes provinces et leur réduction en unités du système métrique. Par C.H. Barlet. Bruxelles, 1845.
Eenige regeltjes. Handboeksken waar de Vlaamsche studenten hunne moedertaal behoorlijk in leeren schrijven en uitspreken, door Jan Bols en Jan De Ruysscher, 6e uitgave. Lier, 1905.
Verder een twintigtal werken van klassieken aard.
Door den heer D. Claes, werkend lid:
Levensschets van Petrus Paulus Maria Alberdingk Thijm. Gent, 1905. (Overdruk uit het Jaarboek der Koninklijke Vlaamsche Academie voor 1906.)
Over min bekende en onuitgegeven schriften van Jan van Beers. Gent, 1905. (Overdruk uit de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, 1905.)
Door den heer Ad. de Ceuleneer, werkend lid:
Programma van het Eerste Nederlandsch Letterkundig Congres, den 26 Oogst 1849, te Gent gehouden.
| |
| |
Door den heer Victor van der Haeghen:
Geulincx. Etude sur sa vie, sa philosophie et ses ouvrages, par Victor van der Haeghen, docteur en philosophie et lettres, docteur en droit. Gand, 1886.
Beffroi, Halle aux Draps, Mammelokker, Hôtel de Ville, Grande Boucherie, Ancien Couvent des Dominicains, par V. van der Haeghen. (Extrait de Gand: Guide illustré.) Gand, 1905.
Les relieurs gantois du XIVe au XVIIe siècle. Résumé de la communication de M.V. van der Haeghen. (Extrait du Bulletin de la Société d'Histoire et d'Archéologie de Gand, 1904, no 8.)
Rapport sur les travaux de la Commission des Monuments de Gand en 1903, par Victor van der Haeghen, archiviste de la Ville. Gand, 1904. - Id., voor 1904.
Rapport sommaire sur les Archives de la Ville de Gand en 1903, par Victor van der Haegen. Gand, 1904.
Idem voor 1904.
Door den heer advocaat Arthur de Vos:
Bezit, Eigendom, Erfdienstbaarheden door Arthur de Vos, advocaat. (Uitgave der Vereeniging ‘Hooger Onderwijs voor 't Volk’, Antwerpen.) Antwerpen, z.j.
Door den heer K.H. de Quéker:
Herinneringen uit de Kinderjaren, door K.-H. de Quéker. Vorst, 1905.
Door den heer Roeland van de Casteele:
Gedenkboek van de Feesten, welke te Nieupoort werden gevierd, ter gelegenheid van de 75ste Verjaring van de Uitroeping van België's Onafhankelijkheid, door Roeland van de Casteele. Nieupoort, 1905.
Door Mejuffrouw Alberdingk Thijm:
P.P.M. Alberdingk Thijm door J. Sencie, hoogleeraar. (Overdruk uit Dietsche Warande en Belfort, jaargang 1906.)
Door den heer Arthur Cornette:
Eeuwfeest Karel Lodewijk Ledeganck. Feestrede uitgesproken door den heer Arthur Cornette, voorzitter der Inrichtingscommissie, in den Koninklijken Nederlandschen Schouwburg, 12 November 1905. Antwerpen, 1905.
| |
| |
Door den heer Louis Germain:
L'âme belge et le peuple flamand, par Louis Germain. Borgerhout, 1905. (Zie verder eene letterkundige mededeeling over dit werkje.)
Door den heer Dr. A. Habets, leeraar aan het Atheneum te Hasselt. (Zie verder letterkundige mededeeling.)
Johannes Andreas Kallen en zijn College te Sittard, door Dr. A. Habets, leeraar aan het Koninklijk Atheneum, archivaris der stad Hasselt, officier van het Openbaar Onderwijs. Sittard, z.j. (15 November 1905.)
Nieuwe banen in het Geschiedenisonderwijs, door Dr. A. Habets, leeraar aan het Koninklijk Atheneum, archivaris der stad Hasselt. Antwerpen, z.j. (Maart 1905.) (Overdruk uit Dietsche Warande en Belfort, jaargang 1905.)
Uitgave van het Davidsfonds nr 142. Kanunnik Davids Vaderlandsche Historie. Elfde deel (eerste aflevering). Geschiedenis van België (onder de Spaansche heerschappij). Tweede uitgave. Met voortzetting door Dr. A. Habets, leeraar van geschiedenis en archivaris der stad Hasselt. Leuven, 1905.
Door den heer Dr. F. Buitenrust Hettema:
Nomina Geographica Neerlandica. Uitgegeven door het Koninklijke Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap. - IVde deel. Friese plaatsnamen, tegelijk een Bijdrage tot de oude Aardrijkskunde van Friesland, door F. Buitenrust Hettema. Afleveringen I tot IV. Leiden, 1896-1899.
Door de Redactie:
Der Weltcourier. 1e jaargang, nrs 1, 2 en 3.
De Tuinbode, nr 2, Februari 1906.
Petits Edifices historiques receuillis par A. Raguenet, architecte, avec Notices descriptives facilitant l'étude des styles, 1904-1905, no 11.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn navolgende werken ingekomen:
Promenades dans Bruges, 2e édition. Texte de Charles de Flou. 173 illustrations de V. de Deyne. Liège, s.d.
De Gids. Februari, 1906.
| |
| |
Ruildienst.
De Belgische School, 1905-1906, nr 11. - Biekorf, 1906, nrs 2 en 3. - Bijdragen tot de Geschiedenis bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, Jan. 1906. - Christene School, 1905-1906, nrs 7 en 8. - Dietsche Warande en Belfort, 1906, nrs 1 en 2. - Den Gulden Winckel, 1906, nr 2. - Het Katholiek Onderwijs, 1905-1906, nr 4. - Neerlandia, 1906, nr 1. - Onze Kunst, 1906, nr 2. - De Opvoeder, 1906, nrs 1, 2, 3 en 5. - De Opvoeding, 1906, nr 2. - De Schoolgids, nrs 3 tot 7. - St.-Cassianusblad, 1906, nrs 2 en 2b. Stemmen onzer Eeuw, 1906, nrs 3 tot 7. - Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, 1905, nr 6. - Vlaamsche Arbeid, 1905-1906, nr 2. - De Vlaamsche Gids, 1906, nr 1. - De Vlaamsche Kunstbode, 1906, nr 1.
Ingekomen brieven. - De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met de volgende ingekomen brieven:
1o) Storting in de Schatkist. - Brief van 6 Februari 1906, waarbij de Weled. Heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs de ontvangst bericht van het bewijs van storting der som van fr. 356-07, zijnde de nettoopbrengst van de boeken voor rekening der Academie gedurende het afgeloopen dienstjaar 1905 verkocht.
2o) Van de Ven-Heremans' Stichting. - Brief van 13 Februari 1906, waarbij de Weled. Heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs de Academie bericht dat, ‘ingevolge onderrichtingen van den Weled. Heer Minister van Financiën, betreffende de gelden voortkomende van de aan de Académie Royale
| |
| |
de Belgique gedane en door de Regeering aanvaarde giften, de interesten waarover niet beschikt wordt, ten bate van de Stichtingen, op de Algemeene Spaarkas dienen belegd’, en dat deze maatregel op het beheer van de interesten van het Van de Ven-Heremans' Fonds moet toegepast worden.
3o) Wereldtentoonstelling te Luik in 1905. - Brief van 26 December 1905 (ingekomen den 10 Februari 1906), waarbij de heer Richard Lamarche, algemeen Commissaris van de Regeering, de Koninklijke Vlaamsche Academie bericht dat een ‘Diplôme de Grand Prix à la Collectivité des Académies’, in de derde klasse der Tentoonstelling, door de Jury werd toegekend.
Op 12 Februari werden in de Secretarie besteld de gedenkpenning en het diploma waarmede de Koninklijke Vlaamsche Academie dientengevolge vereerd is geworden. Beide stukken zullen in het Archief onzer Koninklijke Instelling bewaard blijven.
Bij brieve van 13 Februari heeft de Bestendige Secretaris aan den Weled. Heer Cyr. van Overbergh, voorzitter van de Afdeeling van Hooger Onderwijs en Wetenschappen aan de Tentoonstelling, ontvangst van de medaille en van het diploma bericht en hem den besten dank der Academie daarvoor betuigd.
| |
| |
Wellicht zal de Academie met voldoening vernemen, dat aan haren Bestendigen Secretaris eene gelijke onderscheiding is te beurt gevallen, voor de medewerking door hem bij het inrichten van gezegde afdeeling verleend.
4o) Ruildienst. - Brief van 16 Januari 1906, waarbij de heer Giuseppe Gabrielli, bibliothecaris der Regia Accademia dei Lincei, te Rome, de Koninklijke Vlaamsche Academie verzoekt hare Verslagen en Mededeelingen tegen de ‘Rendiconti’ van bedoelde ‘Accademia’ te willen ruilen. - Door den Bestendigen Secretaris werd, namens de Academie, op dien brief toestemmend geantwoord.
- Brief van 17 Februari, waarbij de Weled. Heer Prof. Dr. W. Seelmann, uit Charlottenburg, den Bestendigen Secretaris bericht dat het voorstel tot ruiling tegen het Zeitschrift des Vereins für Niederdeutsche Sprachforschung aangenomen is.
- Schrijven van 18 Februari, waarbij de Eerw. Heer Hipp. Delehaye, S.J., Bollandist, laat weten dat er in beginsel geen bezwaar bestaat wat het ruilen betreft van de Analecta Bollandiana tegen ettelijke uitgaven der Academie. Tevens schrijft de heer Delehaye dat hij de zaak verder met den Bestendigen Secretaris mondeling zal bespreken.
5o) Platen (photogravures) aan de Academie toebehoorende. - Brief van 9 Februari 1906,
| |
| |
waarbij de heer L. Maeterlinck, bestuurder van het Museum van Schoone Kunsten te Gent, de Academie verzoekt de platen betreffende de Nederlandsche spreckwoorden en Breughel en de prenten van zijn tijd, die haar eigendom zijn, te zijner beschikking te willen stellen, voor de nieuwe uitgave van zijn boek ‘Le Genre satirique dans la peinture flamande’. - Deze vraag werd door het Bestuur ingewilligd.
6o) Aangeboden boek. - Brief van 17 Januari 1906, waarbij de heer Rd van de Casteele, rustend leeraar van het middelbaar onderwijs te Nieupoort, aan de Academie een exemplaar schenkt van zijn Gedenkboek van de Feesten, welke te Nieupoort werden gevierd, ter gelegenheid van de 75e verjaring van België's Onafhankelijkheid.
7o) Prijsvraag over de Straatroepen. - Gedrukt bericht van 15 Februari, geteekend J.W. Enschedé, waarbij, namens het Bestuur der Vereeniging voor Noord Nederlands Muziekgeschiedenis te Amsterdam, de bemiddeling der Koninklijke Vlaamsche Academie wordt ingeroepen tot het bekend maken van de door haar uitgeschreven prijsvraag over de Straatroepen. - Op voorstel van den Bestendigen Secretaris beslist de Academie den tekst van bedoelde prijsvraag in hare Verslagen en Mededeelingen op te nemen:
‘Bilderdijk wenschte, in een zijner veelvuldige verzuchtingen om den dood, in het stille graf te liggen, ten
| |
| |
einde voor den Haagschen straatkreet doof te zijn. Ik ben te zeer van muzijkalen zin misdeeld, om te durven beslissen, of de schreeuwers der hoofdstad het van die, welke onze hofstad doorkrijschen, in welluidendheid winnen; maar ik mag de Amsterdamsche keelklanken wel, en verbaas er mij over, hoe het gehoor van onzen eersten dichter zijner verbeelding zoo zeer de wieken knotten kon’. Blijkt niet uit deze uiting, waarmede Potgieter zijn Blauw bes aanving (1845), hoe zeer hij zelf, maar ook in tegengestelden zin Bilderdijk, gevoelig waren voor de muziek die uit de straatroepen tegenklinkt? Inderdaad, zij hebben niet slechts waarde voor het folk-lore, maar eveneens voor de historie en de praktijk der muziekwetenschap, omdat tonale begrippen bij wijlen nog blijken onder het volk hardnekkig voort te leven. Zoo kon men op den 9 Juli 1905 op den Blauwburgwal te Amsterdam hooren roepen - de woorden waren onverstaanbaar -
met niet-verhoogden zevenden toon (c voor cis.) Een paar dagen later klonk in dezelfde buurt
Maar niet slechts is het belang der straatroepen alleen wetenschappelijk; ook artistieke waarde hebben zij. In het midden latende de kunstbeteekenis van de vierstemmige Les cris de Paris van Clém. Jannequin ( Collectio operum musicorum batavorum saeculi XVI, ed Fr. Commer,
| |
| |
tom. XII, p. 1) en de achttiende-eeuwsche driestemmige Gentsche Roep van de strate (Snellaert, Oude en nieuwe liedjes, 2e dr., Gent enz. 1864, p. 142) is het niettemin duidelijk, dat door componisten destijds reeds aan straatroepen een meer dan voorbijgaande beteekenis gehecht werd.
Dat ook aan de hedendaagsche door hen aandacht geschonken wordt, bewijst de roman-musical Louise van Gustave Charpentier (1900), waarin met een ultramoderne orkestbegeleiding de Straatroepen van de Butte Montmartre hoogst natuurlijk geimiteerd worden.
Voor Nederland is aan het opteekenen dier straatroepen nog niets gedaan. De Vereeniging voor Noord-Nederlands muziekgeschiedenis, in die leemte willende voorzien, stelt daarom als prijsvraag:
Er wordt gevraagd de opteekening van de straatroepen van een of meer Nederlandsche plaatsen, de muziek zoo nauwkeurig mogelijk genoteerd in toonhoogte, tonaliteit en metriek, de bijbehoorende woorden liefst in het klankschrift aangenomen door de Vereeniging tot onderzoek van taal en volksleven in het Oosten van Nederland. (Driemaandelijksche bladen, 3e jrg., no. 1, 2).
De antwoorden, gesteld in Nederlandsch, Fransch Engelsch of Duitsch en getypt of geschreven door een ander dan des auteurs hand, worden vrachtvrij ingewacht vóor of op 1 Mei 1907 bij den Secretaris J.W. Enschedé, Heerengracht 68, Amsterdam, bij wien exemplaren van deze prijsvraag op franco aanvraag kosteloos te verkrijgen zijn.
De schrijver teekent zijn antwoord niet; hij voorziet dit van een kenspreuk, welke hij, met opgaaf van zijn naam en woonplaats, herhaalt in een gesloten briefje, dat dezelfde spreuk tot opschrift heeft. De ingeleverde handschriften, zoowel de bekroonde als niet bekroonde,
| |
| |
blijven het eigendom van de Vereeniging, ook wat het auteursrecht betreft.
Voor het antwoord, dat het best voldoet aan de opgegeven vraag, wordt uitgeloofd een bedrag van f 100. -, onmiddellijk uit te betalen na de toewijzing van den prijs.
Het Bestuur der Vereeniging acht zich niet gehouden een antwoord, dat het beste is der ingekomen antwoorden, maar niettemin niet voldoet aan de gestelde eischen, te bekronen.
Indien een antwoord, hoewel bekroningswaardig, naar het oordeel der jury wijziging behoeft, zal het bedrag van den prijs niet eerder gegeven worden dan nadat de jury het gewijzigde antwoord goedgekeurd heeft.
Het Bestuur der Vereeniging behoudt zich het recht voor het bekroonde antwoord geheel of gedeeltelijk uit te geven, hetzij afzonderlijk, hetzij met andere tot een geheel verwerkt.
Als beoordeelaars der ingekomen antwoorden zullen optreden de heeren Ant. Averkamp te Amsterdam, Dr. G.J. Boekenoogen te Leiden, en J.W. Enschedé te Amsterdam.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Van de Ven-Heremans' Stichting. - Bekendmaking. - In het eerste Verslag over de Van de Ven-Heremans' Stichting, door de Commissie voor Nieuwere Taal en Letteren, den 17 Januari 1906, uitgebracht (zie op blz. 131-133), uitte deze den wensch, dat de oproep tot medewerking telken jare door den Bestendigen Secretaris zou vernieuwd worden, in den loop der maand Januari, door
| |
| |
bemiddeling van de dag- en weekbladen en wetenschappelijke tijdschriften.
Dientengevolge heeft de Bestendige Secretaris, op blz. 134 van het verslag der Januari-vergadering, eene Bekendmaking laten plaatsen en de Tijdschriften, waaraan de Verslagen en Mededeclingen der Academie worden gestuurd, dringend verzocht die bekendmaking te willen opnemen. Tevens heeft hij voor het Archief der Academie een afdruk gevraagd van het nummer waarin de gewenschte opneming zal voorkomen.
Bedoelde bekendmaking zal overigens, van tijd tot tijd, op den Omslag der Verslagen worden overgedrukt.
2o) Uitgaven der Academie:
a.) Verzending der uitgaven in 1905 van de pers gekomen. Den 19 Februari zijn door de zorgen van den Bestendigen Secretaris de in 1905 verschenen uitgaven aan al de personen, gestichten en genootschappen gestuurd geworden, welke die stukken ontvangen, te weten aan de 25 Buitenlandsche Eereleden, aan 30 Genootschappen en Onderwijsgestichten in België, aan 11 Openbare Boekerijen, Hoogescholen enletterkundige Genootschappen uit den vreemde, alsook aan 31 bijzonderen zoowel in het binnen- als in het buitenland.
b.) Maatregelen voor het verzenden van de uitgaven te beginnen met 1906. - Wegens het opzenden van de maandelijksche Verslagen en
| |
| |
Mededeelinge, van het Jaarboek en van de verdere Academische uitgaven aan de Buitenlandsche Eereleden, aan Hoogescholen, aan Genootschappen, Tijdschriften, Boekerijen van Onderwijsgestichten, enz., heeft de Bestendige Secretaris maatregelen getroffen opdat die uitgaven voortaan, zoowel in het binnen- als in het buitenland, opgestuurd worden, niet meer zooals vroeger eenmaal 's jaars, maar dadelijk nadat zij van de pers komen.
Dagbladen en Tijdschriften worden beleefd verzocht, voor het Archief der Academie, het nummer toe te sturen, waarin eenige bespreking van de werkzaamheid of van de uitgaven der Academie voorkomt.
3o) Lezing over Jan van Beers. - Bij brieve van 13 Februari, heeft de Bestendige Secretaris den weled. heer J.-E. Buschmann, te Antwerpen, den innigsten dank der Academie betuigd voor den dienst dien hij haar bewezen heeft, met de toelating te verleenen de lezing van den heer Des. Claes over Jan van Beers in hare Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
Tevens berichtte hij den heer Buschmann dat het Bestuur der Academie hem belast had 25 overdrukken van die lezing te zijner beschikking te stellen.
Bij brieve van 15 Februari meldt de heer Buschmann de ontvangst van de overdrukken en verzoekt hij den Bestendigen Secretaris aan den heer D. Claes de erkentelijkheid der familieleden
| |
| |
te betuigen ‘voor de hulde welke hij aan vader van Beers bracht en waarin, naast oprechte genegenheid, zooveel bewondering en hoogschatting doorstraalt’.
4o) Lezingen en Verhandelingen. Kopij voor den drukker. - De Bestendige Secretaris geeft eenige wenken aan zijne geachte Collega's over het gereedmaken van kopij voor den drukker. - Verschillende leden uiten den wensch dat het stuk, door den Bestendigen Secretaris afgelezen, in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen, en dat overdrukken daarvan ten dienste van de Leden der Academie gesteld worden. - Aangenomen. (Zie verder op blzz. 165-168.)
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Letteren. - a.) Verkiezing van een lid. De heer K. de Flou, secretaris, deelt aan de Vergadering mede, dat de Commissie, in hare vergadering van hedenmorgen, als candidaten heeft voorgesteld voor de verkiezing van een lid ter vervanging van wijlen P. Alberdingk Thijm:
den heer Th. Coopman, als eerste candidaat;
den heer Dr Simons, als tweede candidaat.
- Er zal in de Maart-vergadering tot de verkiezing overgegaan worden.
| |
| |
b.) Vergadering van 20 December 1905. Vervolgens legt de heer K. de Flou het volgend verslag over die vergadering ter tafel:
Zijn aanwezig: de HH. Gailliard, voorzitter; Broeckaert, Jhr. de Gheldere, Jhr. de Pauw, Dr. de Vreese, leden, en K. de Flou, secretaris.
Het verslag over het verhandelde in de vorige zitting wordt door den heer de Flou voorgelezen en door de vergadering goedgekeurd.
- Plaatsnamen. De H. Gailliard stelt voor, de uitgaven, te bezorgen door de leden van de sub-commissie voor de studie der plaatsnamen. op te nemen onder de uitgaven der Commissie voor Middelnederlandsche letteren.
Dit voorstel wordt aangenomen, gezien die subcommissie eigenlijk als een uitvloeisel der onze te beschouwen is en allereerst op middeleeuwsche en andere oude teksten te arbeiden heeft.
- Reglement der Commissie. De H. de Vreese leidt de bespreking in en licht verder het ontworpen artikel 1 toe. - Artikel 1 wordt aangenomen:
Art. 1. De Commissie voor Middelnederlandsche Taalen Letterkunde bij de Koninklijke Vlaamsche Academie bestaat uit tien leden, door de Academie te benoemen onder hare gewone leden, uit een dubbeltal door de Commissie voor elke plaats aan de Academie voor te dragen.
Artikel 2 wordt zonder bespreking aangenomen:
Art. 2. De Commissie is bevoegd, zich in bijzondere gevallen een of meer andere leden der Academie, die in haren schoot geen zitting hebben, maar wier voorlichting haar gewenscht voorkomt, toe te voegen en tot het bijwonen van een of meer harer vergaderingen uit te noodigen, met het doel hun advies in te winnen.
| |
| |
Artikel 3. De H. Gailliard wenscht het behoud van de voorrechten aan de Commissie toegekend, wat den voorzitter en den secretaris betreft, wier mandaat bestendig is. - De H. de Vreese acht het raadzaam de Commissie op gelijken voet te stellen als de overige academische commissiën. - De H. Gailliard verklaart niet verder te willen aandringen. - Art. 3 wordt aangenomen zooals het voorgesteld werd in het Ontwerp:
Art. 3. De Commissie benoemt in haren schoot een bestuur, bestaande uit: een Voorzitter, een Ondervoorzitter en een Secretaris, voor een tijdperk van twee achtereenvolgende jaren.
De Voorzitter en de Ondervoorzitter zijn bij hun aftreden niet onmiddellijk herkiesbaar; de Secretaris echter wel. De Voorzitter kan ook niet tot Ondervoorzitter benoemd worden.
Deze benoemingen hebben plaats in de laatste Commissievergadering van het tweede zittingjaar, en worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de Academie.
Artikel 4. De woorden ‘ten minste’, doelende op het aantal der te houden zittingen, worden weggelaten. Het artikel zal dus luiden als volgt:
Art. 4. De Commissie vergadert zes maal 's jaars, en steeds op dezelfde dagen waarop de Academie in pleno zitting houdt.
Artikel 5 wordt, na voorlezing, aangenomen:
Art. 5. De verslagen over de vergaderingen en werkzaamheden der Commissie worden in de Verslagen en Mededeelingen der Academie opgenomen, onmiddellijk na dat ze zijn goedgekeurd.
De overige artikelen van het ontwerp van Reglement zullen in Februari aanstaande besproken worden.
2o Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - De heer Th. Coopman
| |
| |
deelt mede dat, in hare vergadering van heden, de heer Dr. W. de Vreese eene lezing heeft gehouden over Eene derde redactie van het Lied van den hertog van Bruunswyc. De Commissie acht die verhandeling zóo belangrijk dat zij, bij eenparigheid van stemmen, voorstelt het werk op te nemen in de Verslagen en Mededeelingen der Academie. - Dit voorstel wordt goedgekeurd.
Nog deelt de heer Coopman mede, dat Dr. W. de Vreese beloofd heeft verdere opzoekingen te doen om het oorspronkelijk lied te ontdekken; met den uitslag zijner nasporing zal hij de Commissie in kennis stellen. Deze heeft haar geacht Lid vooraf dank gezegd.
3o) Commissie voor Rekendienst. - In hare vergadering van 19 Februari 1906, heeft de Commissie voor Rekendienst de volgende stukken, haar door den Bestendigen Secretaris voorgelegd, na onderzoek aangenomen:
a.) Algemeene rekening over het dienstjaar 1905;
b.) Begrooting voor het dienstjaar 1907. (Zie verder de Dagorde op blz. 156.)
| |
Letterkundige Mededeelingen.
1o) Door den heer Jan Boucherij, werkend lid, over het boek getiteld: Victor Jacobs. October-MDCCCCV. Ivo, Kampridder der Benadeelden. Uit het verleden der Antwerpsche Balie. (Antwerpen, drukkerij J.-E. Buschmann, 1905.)
| |
| |
Advocaat Victor Jacobs, van Antwerpen, heeft voor het Gedenkalbum van de Vlaamsche Conferentie der Balie van Antwerpen eene studie geschreven; getiteld: Ivo, Kampridder der Benadeelden. Uit het verleden der Antwerpsche Balie.
Met behulp van oude perkamenten, in het archief der Scheldestad berustende, teekende Mr. Jacobs eene belangwekkende schets van de zeden en gebruiken der advocaten en procureurs van de 16e tot de 19e eeuw. Vele bijzonderheden betrekkelijk de Confrerie van St.-Ivo (de advocatenorde), gesticht in 1630, worden beknopt medegedeeld en door uittreksels uit oude ‘Costuymen’ opgehelderd.
De instelling van de ‘busse’ of kas van onderlingen bijstand, om de noodlijdende practizijns of hunne weduwen te steunen, wordt hier besproken en door aanhalingen verduidelijkt, terwijl de betrekkingen der ‘Confraterniteit’ met de wereldlijke en de geestelijke overheid niet worden vergeten.
Nog andere wetenswaardigheden over de rechten en de voorrechten der Confrerie, over hare werkzaamheden en hare feesten, geeft Mr. Jacobs in zijne studie ten beste.
Ook de uitgave zelve dient geprezen te worden. Zij is opgeluisterd met verschillende platen, als daar zijn: een herdruk van de Titelplaat van de Acta Sanctorum, een zicht van het voormalig stadhuis, een van de ‘vierschaere’, de kapel van den H. Ivo in de St.-Jacobskerk van Antwerpen, het altaarstuk van G. Zegers uit de St.-Ivokapel derzelfde kerk en de St Ivo van Jacob Jordaens uit het museum van Brussel, benevens een tweetal kleinere teekeningen.
Uit al het voorgaande moge blijken, dat de studie van Mr. V. Jacobs, zoowel in opzicht van den inhoud als van de stoffelijke uitvoering, zeer belangrijk is, en dat de schrijver, voor het schenken van zijn werk aan de Academie, een woord van dank en hulde verdient.
Zijn voorbeeld vinde navolgers!
| |
| |
2o) Door den heer Mr. Julius Obrie, werkend lid, over het boekje getiteld: Louis Germain. L'Ame Belge et le Peuple Flamand. (Imprimerie J. Kamerling, Borgerhout-Anvers.)
Uit naam van het Nationaal Vlaamsch Verboud heb ik de eer aan de Academie een afdruk aan te bieden van het onlangs verschenen vlugschrift L'âme Belge et le peuple flamand door Louis Germain. In een helder en klemmend betoog bewijst de schrijver hoe onjuist de bewering is van hen, die om hun verfranschingswerk te rechtvaardigen, staande houden dat de Vlaamsche burgerij de Fransche taal kent en spreekt en de Fransche beschaving boven elke andere verkiest. Ondanks al hunne pogingen mochten zij er, na een onverpoosden arbeid van vijf en zeventig jaren, enkel in slagen op ongeveer vier millioen Vlamingen zevenhonderd duizend zoogenaamde ‘tweetaligen’ te vormen. En hoevelen zou men er onder dit getal niet vinden die, hoewel zij bij de volkstelling verklaarden de Fransche taal machtig te zijn, niet in staat zouden zijn ook maar het geringste nut te trekken uit hunne weinig uitgebreide kennis dier taal?
Hoevele anderen vindt men er niet onder de brave Vlaamsche burgers, welke zich inbeelden Fransch te spreken als een Parijzenaar, die een taaltje brabbelen, dat met het Fransch enkel den naam gemeen heeft? Zelfs bij hen, die door hun stand of hun beroep geacht worden tot de zoogenaamde ‘intellectueelen’ te behooren, zal men niet zelden kunnen waarnemen dat zij evenmin Fransch als Nederlandsch kennen.
Ook de bewering dat onder de hertogen van Bourgondië in de Vlaamsche en Waalsche gewesten eene gemeenschappelijke beschaving zou zijn ontstaan, vindt men hier besproken en weerlegd.
Moge dit werkje, dat van een echt vaderlandslievenden geest getuigt, in ruimer kring bekend worden,
| |
| |
ook daar waar men maar al te zeer geneigd is zich met fraaie, holklinkende woorden te laten paaien.
3o) Door den heer Des. Claes, werkend lid, over drie uitgaven van den heer Dr. A. Habets, leeraar aan het Koninklijk Atheneum te Hasselt en archivaris dier stad:
Uit naam van den heer Dr. A. Habets, leeraar in Geschiedenis en Archivaris der stad Hasselt, heb ik het genoegen aan de bibliotheek der Academie zijne laatste uitgaven ten geschenke te bieden.
1o Kan. Davids Vaderlandsche Historie, Xe deel, eerste aflevering.
De voortzetting van dat werk was door het Davidsfonds toevertrouwd geworden aan drie verdienstelijke mannen: Deken Bets, Mathot en de Potter. Alle drie zijn te Gode gegaan, eer zij de opgenomen taak hadden kunnen vervullen.
Sedert heeft een jonge talentvolle schrijver het op zich genomen dat werk gansch alleen te voltrekken, en het eerste deel van zijnen arbeid, het Xe deel van Davids Historie, loopende van 1577 tot 1581, bewijst dat het Davidsfonds in hem den rechten man heeft gevonden.
Om eenheid in het werk te behouden, moest hij natuurlijk het plan van David in acht nemen; maar hij heeft daarbij ook den schrijftrant van den gemoedelijken Professor gevolgd, en zal vast door ons volk even gaarne gelezen worden. Daarbij heeft hij zijne stof alzijdig toegelicht, zoodat de lezer op zijn woord vertrouwen mag.
Hij werke met iever voort om dat volksboek tot nut en genoegen der Vlamingen zoo spoedig mogelijk af te maken.
2o Johannes Andreas Kallen en zijn College te Sittard is eene goed gestelde biographie van een verdienste- | |
| |
lijken man, die zelfs buiten den kring van vrienden en kennissen belang kan wekken.
3o Nieuwe Banen in het Geschiedenisonderwijs, overgedrukt uit Dietsche Warande en Belfort, toont aan dat Prof. Habets niet aan den ouden slenter houdt, maar met zijnen tijd meêgaat, en waar 't pas geeft hem ook wel durft voorlichten.
| |
Dagorde.
1o) Boekerij. Jaarlijksch Verslag door den Bestendigen Secretaris. - Ingevolge art. 16 van het Reglement van inwendige orde voor het Secretariaat, brengt de Bestendige Secretaris verslag uit over den toestand van de Boekerij der Academie, gedurende het afgeloopen dienstjaar 1905. - De vergadering beslist dat dit verslag in de Verslagen en Mededeelingen zal worden opgenomen. (Zie verder op blzz. 161-164.)
2o) XXIXe Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres. - Op verlangen van den Heer Bestuurder, geeft de heer Th. Coopman eenige inlichtingen over het aanstaande Congres, dat op 26n Augustus en volgende dagen te Brussel wordt gehouden, en verzoekt om de bijtreding en de medewerking van al de Leden der Academie.
3o) Begrooting voor 1907. - De Bestendige Secretaris brengt de begrooting ter tafel, door hem voor het dienstjaar 1907 opgemaakt en door de Commissie voor Rekendienst, in hare vergadering van 19 Februari aangenomen. - Het stuk is
| |
| |
op het bureel ter inzage der heeren Leden neergelegd. - De heer Bestuurder verzoekt den Bestendigen Secretaris er lezing van te geven. - Na kennisneming wordt de begrooting goedgekeurd.
4o) Letterkundige Wedstrijden voor 1906. - De Bestendige Secretaris deelt aan de Vergadering de lijst mede der antwoorden, die voor deze wedstrijden werden ingezonden:
| |
I. - Gewesttaal
Men vraagt een zoo volledig mogelijk Zuid-Limburgsch Idioticon. (Hoofddialect: Sint-Truidensch.)
Prijs: 500 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
Steller van de vraag: de heer Th. Coopman.
Twee antwoorden met de volgende kenspreuken zijn ingekomen:
1o) | ‘De tijd is mij te kort.’ |
2o) | ‘Labore et Constantia.’ |
Worden tot leden van den keurraad aangesteld: de heeren L. Simons (ter vervanging en op verzoek van den heer Th. Coopman), P. Bellefroid en Dr. C. Lecoutere.
| |
II. - Vak- en Kunstwoorden.
Eene voliedige Nederlandsche vakwoordenlijst over de verschillende bedrijven van het Diamantvak (kloven, snijden, slijpen, zetten enz.), met vermelding, zooveel mogelijk, van de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen en met afbeelding van het gebruikt gereedschap en van de vormen.
Prijs: 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
| |
| |
Steller van de vraag: wijlen Dr. A. Snieders.
Twee antwoorden, met de volgende kenspreuken, zijn ingekomen:
1o) | ‘'k Zie de sterren geren. (Guido Gezelle.)’ |
2o) | ‘De taal is gansch het volk.’ |
Worden tot leden van den keurraad benoemd: de heeren V. Dela Montagne. G. Segers en J. Boucherij.
5o) Lezing van den heer Omer Wattez, briefwisselend lid. - De heer Omer Wattez houdt eene lezing over De nationale opvoeding door de letterkunde.
Als inleiding licht hij de begrippen ras, slam, natie, vaderland toe, die in onzen tijd meer dan ooit blootgesteld zijn aan de afbrekingszucht van onrustige geesten. Het vaderland wordt geheeten een ‘idee’ dat uitsterft; doch de heer Wattez bewijst dat het vaderland en de vaderlandsliefde eerder op gevoel dan op een ‘idee’ berusten, en dat dergelijk gevoel bij gezonde volkeren nog zoo gauw niet zal verdwijnen.
In het tweede gedeelte zijner verhandeling duidt de heer Wattez aan, dat de nationale letterkunde het best geschikt is om het gevoel der vaderlandsliefde te versterken en te veredelen. Die nationale letterkunde is voor de Vlaamsche gewesten de Vlaamsche beschaving, de spiegel van het Vlaamsche leven, de uitdrukking van den Vlaamschen geest.
Doch de letterkunde, die tot dat doel wordt aangewend, moet de zedenwetten niet miskennen. Is er eene kunstwet, die deze niet waarneemt, er is eene zedenwet, waarop de orde in de samenleving berust, en waaraan zich elk burger moet onderwerpen, al ware hij de eerste kunstenaar der wereld.
Onverschilligheid of toegevendheid van wege den leeraar, den opvoeder in zake lichtzinnige of onzedelijke kunst ware schuldig en onvergeeflijk.
| |
| |
De heer Wattez klaagt er over dat de ontwikkelde Vlamingen zich zoo weinig om onderwijs en opvoedkunde bekommeren. Voor het middelbaar onderwijs bestaat er in Vlaanderen nog geen tijdschrift. Letterkundige werken voor het onderwijs toegelicht, in goedkoope uitgaven, ontbreken volstrekt. In den vreemde, vooral in Duitschland, bestaan vele zulke uitgaven. De heer Wattez toont aan de leden der vergadering eenige zulker boekjes in Duitschland, Engeland en Amerika verschenen.
Hij drukt vooral op de noodzakelijkheid van in Vlaanderen niet alleen te spreken van taalonderwijs, waar het het Nederlandsch geldt, maar vooral van door onze taal en letteren onze beschaving te verspreiden en ze vast te knoopen aan de Germaansche zusterbeschavingen van Nederland, Duitschland, Engeland, Scandinavië, in stede van eeuwig en uitsluitend op Frankrijk, Rome en Athene te wijzen. Onze Nederlandsche boeken, bij het onderwijs gebruikt, zullen niet alleen taalboeken zijn, maar beschavingsboeken, waarin geen enkel vak van het Vlaamsche weten of kunnen wordt vergeten. Onze kunst, onze geschiedenis, onze critiek, onze schoonheidsleer, onze wetenschap moeten elk het zijne bijbrengen om onze jeugd, in het middelbaar onderwijs, op te voeden. Daardoor alleen zal ons volk zijne stambewustheid verkrijgen, en oprecht zijn vaderland beminnen.
Daarom is het ook tijd, dat wij van iets anders beginnen te spreken dan van onderwijs in de Vlaamsche taal, zooals dat nu gebeurt; maar dat de Vlaamsche en Nederlandsche letteren, zoo goed als de Fransche, Grieksche of Latijnsche, meewerken tot de vorming en ontwikkeling der jonge Vlamingen.
6o) Lezing door den heer Edw. Gailliard: De dubbele vocaal aa. - De heer Edw. Gailliard, bestendige Secretaris, deelt aan de Vergadering
| |
| |
twee oorkonden mede van 1282 gedagteekend, allebei van Westvlaamschen, of liever van Brugschen oorsprong, en waarin voorbeelden voorkomen van het gebruik van de dubbele vocaal aa in plaats van ae. Hij herinnert er aan, dat Jhr. M. Nap. de Pauw, op het Nederlandsch Congres te Breda (1881), voorbeelden van de dubbele aa heeft aangehaald, nl. uit een Obituarium van een der Godshuizen van Gent (XIIIe eeuw) en uit drie oorkonden van het einde der XIIIe eeuw, welke op het stedelijk archief van de stad Gent berusten.
- De heer Bestuurder stelt voor de lezingen van de heeren Wattez en Gailliard in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. - Aangenomen. (Zie verder blzz. 169 en 197.)
De vergadering wordt te vier uur gesloten.
|
|