straten doortrokken; vóor het stadhurs sloten zich bij den stoet aan de Overheden en genoodigden, onder welke te noemen zijn de heeren Reinaert, burgemeester, de heeren van Dale, de Vos en Ghyoot, schepenen, Tack, staatsminister en lid van de Kamer der Volksvertegenwoordigers, Cantillon en Vercruysse, leden van het Senaat, Verriest, hoogleeraar te Loven, Hugo Verriest, pastoor te Ingoorgem; Reynaert, arrondissements-commissaris te Kortrijk; Eugeen van Oye, Th. Sevens en K. Lybaert, letterkundigen; Julius Lagae, beeldhouwer, en meer anderen Van de Koninklijke Vlaamsche Academie waren aanwezig, behalve Uwe twee afgevaardigden, de heeren Dr. de Gheldere en Alf. Janssens, de laatste door het Gezelle-comiteit uitgenoodigd om de feestrede uit te spreken.
Het gedenkteeken van den gevierden dichter is gesteld ter linker zijde van den hoofdingang der O.-L.-Vr.-Kerk, te midden van een sterlijk tuintje, dichtbij de Groeningestraat en rechtover de Gezellestraat, waar Guido een nederig huisje betrok. Het borstbeeld, in wit marmer gebeiteld door Lagae, prijkt op een groot voetstuk, in gepolijsten rooden gramet met bronzen in 't vuur vergulde fries. Op de vier hoeken zijn de wapenblazoenen van Vlaanderen, Brugge, Kortrijk en Roeselare, de drie steden waar de dichter zijn leven heeft doorgebracht.
Op den voorkant leest men een kort maar genoeg beduidend opschrift: