Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1903
(1903)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
Over Breughel's Nederlandsche spreekwoorden.Verslag van den heer H. Sermon.De Mededeeling des heeren L. Maeterlinck is zeker zeer lezenswaardig. Evenals Thackeray met Hogarth deedGa naar voetnoot(1), stelt hij ons Breughel als een denker en zedekundige voor. Zijne wijsgeerige en geschiedkundige stellingen zijn wel iets nieuws, want deze schilders zijn van dien kant nooit beschouwd geworden. Wat in het bijzonder de afbeeldingen der Vlaamsche Spreekwoorden betreft, deze zijn zeer keurig beschreven en ook gelezen, hetgeen niet altijd het geval is. Het ware misschien te wenschen dat al de verschillige schilderijen van Breughel en zijne navolgers konden vergeleken, de spreekwoorden keurig afgeschreven en de voorstellingen uitgelegd worden; dit schoone werk zou, wel is waar, tijd en ook geld kosten, want deze tafereelen zijn menigvuldig en ver verspreid. Inderdaad, behalve degene door den heer Maeterlinck beschreven, heb ik zelf er twee andere gezien, een op het kasteel van Odonk, te Bachte Maria-Leerne, en toen (1857-58-59) toebehoorende aan den Baron du Bois van Nevele, maar wat er van deze schilderij geworden is weet ik niet; eene andere behoorde toe aan den Antwerpschen | |
[pagina 93]
| |
zilverdrijver Lambert van Ryswyck. Na dezes dood werd die schilderij verkocht aan den heer V.d.B., en is thans nog te Antwerpen. Een kunstminnaar belooft er mij nog meer te doen kennen, doch in afwachting heb ik de eer de Academie voor te stellen, des heeren Maeterlincks Mededeeling, met de twee platen daartoe dienende, te laten drukken. | |
Verslag van den heer de Flou.Zooals mijn geachte collega de heer Sermon het zegt, bestaan er verscheidene schilderijen, waarop Vlaamsche spreekwoorden in beeld en handeling voorgesteld worden, met een min of meer uitvoerig bijschrift. Ook gravuren naar zulke schilderijen, en zelfs platen van eigen vinding des graveerders worden hier en daar aangetroffen. Zoo bezit het Museum van Oudheden te Brugge eene koperprent uit de XVIIe eeuw, waarop allerlei spreekwoorden in actie vertoond worden, met het algemeen onderschrift van Proverbia Flandrica, en daarbij de volgende Nederlandsche en Fransche versregels: Siet hier de weirelt gansch verkeert
Ick meyne spreucken daer men leert.
Hoe t' inde weirelt omme-gaet
By tvolck van alderhande staet.
l'Abus du monde icy voijez
Ou bien proverbes ordonnez.
Sur ce que se fait chasque iour
Tant par le peuple, que la cour.
| |
[pagina 94]
| |
Tafereelen, waarop meer algemeene denk beelden picturaal voorgesteld worden, vindt men ook. In de woning van den heer Gouverneur der provincie van West-Vlaanderen treft men er zulk een aan, waarop kennelijk de oppermacht van Fortuna's gaven voorgesteld wordt. De Fortuin strooit hareschatten rondom zich heen, terwijl Paus, Kardinalen en Priesters bedroefd en als verschrikt staan te kijken naar lieden van allen rang en stand - geestelijken, bedelaars, krijgslieden en boeren al dooreen - die zich verdringen om tot Fortuna te naderen, en intusschen het kerkelijk gezag misprijzend schijnen te bejegenen. Om den wille der nieuwheid van des heeren L. Maeterlincks beschouwingen durf ik ook de Academie het voorstel doen zijn opstel in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
Het voorstel wordt door de vergadering met eenparige stemmen aangenomen. | |
Dagorde.De heer Bestuurder brengt ter kennis dat aanstaanden maandag, 20 April, te Kortrijk zal plaats hebben de plechtige onthulling des borstbeelds van den dichter Dr. Guido Gezelle. Hij drukt de meening uit dat het betaamt dat de Koninklijke Vlaamsche | |
[pagina 95]
| |
Academie op dit eerebetoon aan wijlen ons hooggewaardeerd medelid vertegenwoordigd zij. De vergadering, met dit voorstel instemmende, duidt de heeren Sermon, onder-bestuurder, en de Potter, bestendige secretaris, als afgevaardigden bij het feest aan.
De vergadering gaat over tot het vaststellen van 't getal opene plaatsen van leden (éen briefwisselend lid, ter vervanging van den heer W. de Vreese, en twee buitenlandsche eereleden, ter vervanging van wijlen de heeren Schaepman en Nic. Beets) Worden benoemd om, samen met het Bureel, de lijst der candidaten vast te stellen: de heeren Claes, de Ceuleneer en van Even.
Thans wordt de beraadslaging geopend over het voorstel der heeren Coopman, de Vos, de Vreese, Obrie en Prayon-van Zuylen betreffende de herziening der Wetten. Na eene korte aanmaning van den heer Bestuurder om deze quaestie kalm en grondig te bepreken, vernieuwt de heer Claes zijn voorstel, in de vorige zitting nedergelegd: ‘Is het noodig onze Wetten te wijzigen?’ De stemming ongunstig zijnde over het voorstel tot herziening, is verdere bespreking nutteloos. | |
[pagina 96]
| |
De heer Alberdingk Thijm vraagt het woord. Met het oog op de laatste uitgaven der Academie wijst de redenaar andermaal op de noodzalijkheid van goede volledige inhoudstafels. Wat men ons nu geeft is hem gebleken ontoereikend, schier onbruikbaar te zijn. Opnieuw dringt hij bij het Bureel aan, dat hem in dat opzicht voldoening worde gegeven. De heer Bestuurder belooft den Spreker dat zijne opmerking zal worden in acht genomen.
De heer de Vos vraagt hoe het komt dat het verslag over den jongsten vijfjaarlijkschen Staatswedstrijd voor Nederlandsche letteren nog niet is verschenen. Door den bestendigen secretaris wordt hierop geantwoord dat wijlen de heer van Droogenbroeck door den keurraad van gezegden wedstrijd belast was met het opstellen van het verslag. Eenige maanden na het overlijden van den heer van Droogenbroeck werd dezelfde taak opgedragen aan den heer de Ceuleneer, wien ambtsbezigheden, tot heden, belet hebben het verslag geheel af te werken. Niemand het woord nog vragende, verklaart de heer Bestuurder de zitting te 4 1/4 uur geheven. |