zijn wel twee onderscheidene zaken. Zie eens hoe zij in de geschiedenis der Vlaamsche Beweging ver van elkander staan! Tautologie zal men niet zoeken in het herhaalde wat: wat, alleen staande, heeft geen beteekenis; aangesloten bij zijn werkwoord stelt het twee verschillende daden voor, de werking moge al of niet op hetzelfde voorwerp vallen.
Het vers in zijn geheel is eene verrassende en eigenaardige splitsing van den volzin ‘zij wilden en wonnen wat was recht,’ waar klaarblijkend twee voorstellen in besloten liggen.
II. Echt kikvorschachtig. Dit woord der beoordeeling is klanknabootsend, maar aan het vers ontbreekt die... hoedanigheid! Men kan ze, ja, er in brengen, opzettelijk, bij verkeerde lezing.
Het vers is geschreven voor Vlaamschen mond, het werd getoetst bij Vlaamsche uitspraak; niet naar Franschen tongval mag het verminkt worden en luiden: vatte vasse rek!
Lees het vers gelijk het geschreven staat, den nadruk leggende, gelijk de dichter het aanwijst en gelijk zin en plaats het vragen, op het voornaam woord recht, en dan - wat kwaakt er zoo erg, bij uwe natuurlijke en ongemaakte lezing, dat men er bij aan kikvorschachtigheid denkt? Doffe stem en verslijmde keel, en moedwilligheid daarbij, kunnen, ja, alles bederven, maar dat is den Schrijver niet te wijten.
III. Ook is de slappe w gansch ongeschikt om