Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1902
(1902)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[Verslag van den heer Th. Coopman over het jubelfeest der letterkundige vereeniging Snellaertskring]De heer Coopman vraagt het woord en drukt zich volgender wijze uit: Geachte Heeren, Waarde Medeleden, Het heeft de Academie behaagt mij tot haren afgevaardigde te benoemen op het jubelfeest van de Gentsche letterkundige Vereeniging Snellaertskring, onder kenspreuk Eigen Taal is d'echte Tolk, die op 4 Mei ll. de 25e verjaring van hare stichting heeft gevierd. Het is mij een aangename plicht UEd. naar Academisch gebruik een kort verslag over mijne zending uit te brengen. Op de plechtige letter- en toonkundige Feestzitting (te 11 ure 's morgens in Minards-Schouwburg) werden de afgevaardigden van de Vlaamsche maat- | |
[pagina 300]
| |
schappijen uit Gent, Antwerpen, Brussel en Leuven, welkom geheeten door den eerevoorzitter, hoogleeraar Julius Obrie. Onder de toejuichingen van de talrijke aanwezigen betuigde hij, uit naam der feestvierende vereeniging, zijn besten dank aan de verschillende afgevaardigden en drukte in 't bijzonder op de tegenwoordigheid van den afgevaardigde der Koninklijke Vlaamsche Academie, die daardoor aan den Snellaertskring een kostbaar blijk van waardeering had gegeven. Om die reden meende Uw afgevaardigde de toetreding der Academie te moeten verklaren. Hij sprak nagenoeg als volgt:
Hooggeachte Toehoorders!
Een woord van dubbelen dank zij mij geoorloofd. Ik dank den waarden Eerevoorzitter voor zijn hartelijk welkom. Ik dank den Heeren Voorzitter en Leden van het feestvierend Genootschap, omdat zij, door hunne uitnoodiging, de Vlaamsche Academie in de gelegenheid stellen, bij monde van haren afgevaardigde, uiting te geven aan de gevoelens van warme genegenheid, welke zij den Snellaertskring toedraagt. Haar zijn alle Vlaamschgezinde vereenigingen lief, zonder onderscheid, hoe zij heeten mogen of in welke richting zij streven; maar de Snellaertskring ligt haar nauw aan het hart, omdat hij haar een vriend is der allereerste ure, die medegejuicht | |
[pagina 301]
| |
heeft bij hare stichting; omdat de onpartijdige Snellaertskring steeds gelooft in hare onpartijdigheid, en meer dan ooit vertrouwt in het werk en de toekomst, ten bate van taal en letteren, van die koninklijke instelling. En daarom is het mij eene eer en een groot genoegen, hier, op deze plechtige vergadering, namens de Koninklijke Vlaamsche Academie, hulde te mogen brengen aan de goede, de geestelijke kracht die, gedurende het vierde eener eeuw, van den Jubilaris is uitgegaan; zijne belangstelling in de Nederlandsche letterkunde evenzeer als zijn kloek volgehouden strijd voor onze taalrechten te loven, en niet het minst mijne bewondering uit te drukken voor zijn edelaardig pogen om het Vlaamsche grondbeginsel boven alle partijschap ten troon te verheffen, omdat het is, niet het monopolium van dezen of genen, maar het gemeenschappelijk erfgoed van allen, die de taal en het volk, het vaderland en zijne instellingen, zonder de minste bijbedoeling, waarlijk zielslief hebben. En ook daarom is het mij een geluk den wensch te uiten, dat de Snellaertskring, die den hooggeschatten naam dien hij voert, ten volle waardig is, in de toekomst moge blijven wat hij tot heden is geweest: een toonbeeld van opofferings- en vlaamschgezindheid. Zijne heerlijkste feestgave zij hem op dezen heuglijken dag; het besef van den volbrachten plicht en de dankbaarheid van het nooit ondankbare Vlaanderen, | |
[pagina 302]
| |
Uit het Kort overzicht van de werkzaamheden der VereenigingGa naar voetnoot(1) blijkt, dat de Snellaertskring gesticht werd den 5n April 1877. De eerste oproep ging uit van de heeren Mr. J. Obrie en A. Siffer. Tot de 18 stichtende Leden behoorden: Mr. Herman de Baets, thans provincieraadsheer, Eugeen de Guchtenaere, onderwijzer, later Volksvertegenwoordiger, Karel Lybaert oudste, letterkundige, en zijne neven de kunstschilder Theophiel Lybaert en Karel Lybaert Jste, letterkundige, Mr. Albert Nijssens, later Minister van den Arbeid, Hendrik Schelstraete, candidaat-notaris, Hendrik van der Haegen, hulp-archivaris, en A. Vromant, hoofdonderwijzer te Sint-Amandsberg. Sedert 30 Januari 1879 werd den letterlievenden ingenieur Fabri telken jare het voorzitterschap vereerd. Snellaertskring hield 875 vergaderingen en 928 voordrachten over taal- en letterkunde, kunst en geschiedenis, tevens over schei-, natuur-, genees- en aardrijkskunde. Tot verdediging van de rechten onzer Moedertaal stuurde hij niet minder dan 276 vertoogschriften en brieven naar Z.M. den Koning, naar de Wetgevende Kamers en de Ministers, den Gouverneur, den Provincie- en Gemeenteraad; ook naar de Hoogwaardigheidbekleeders der Kerk, tot vervlaamsching van het onderwijs in de Bisschoppelijke colleges enz. | |
[pagina 303]
| |
Getrouw aan zijne wet, heeft de Snellaertskring er krachtig toe bijgedragen om eenheid in de werking tot stand te brengen onder de vlaamschgezinden van verschillende richting. Dat getuigen: het Courtmansfeest, het Van Duyse- en Willemsfeest, de inrichting der Vlaamsche Landdagen, het jaarlijks te Gent gevierde Guldensporenslagfeest, het ontstaan van den Vlaamschen Volksraad, van het Nationaal Vlaamsch Verbond enz. Op de taal- en letterkundige congressen te Breda, Brugge, Amsterdam, Gent, Arnhem, Antwerpen, Dortrecht, Gent en Nijmegen was hij steeds vertegenwoordigd door een groot aantal zijner Leden. In het Kort overzicht der werkzaamheden werd hulde gebracht aan ‘eenen der taaiste en hardnekkigste strijders voor de rechten onzer taal’, aan den man, ‘dien Snellaertskring als zijn vader liefheeft’, aan zijnen eerevoorzitter Mr. Julius Obrie, den huidigen bestuurder der Koninklijke Vlaamsche Academie.
In eene dikwerf toegejuichte feestrede handelde de heer voorzitter E. Fabri over de Vlaamsche Beweging en over het nut der samenwerking onder alle Vlamingen tot bereiking van het gemeenschappelijk doel. De heer Ondervoorzitter, Karel Lybaert Jste, maakte den uitslag bekend van den prijskamp voor eene novelle, uitgeschreven door den Snellaertskring. De uitgeloofde prijs werd toegewezen aan den | |
[pagina 304]
| |
heer Emiel de Grave, statie-overste te MoortzeleGa naar voetnoot(1). Ter gelegenheid van het 25-jarig jubelfeest werd het lidmaatschap van verdienste toegekend aan Uwen afgevaardigde, alsmede aan den volksvertegenwoordiger De Backer, den tooneelschrijver de Tière, en aan de heeren I.-J. de Beucker uit Antwerpen, en Hugo Mensinck uit Temsche. De plechtige vergadering - waarop onze bestendige Secretaris Fr. de Potter en onze Medeleden Dr. A. de Vos, Prof. de Ceuleneer en Dr. W. de Vreese insgelijks aanwezig waren - werd besloten met Vlaamsche liederen en koren, vertolkt door de Heeren en Dames van het gunstig gekende A Capellakoor, onder het bestuur van den toondichter Em. Hullebroeck. Tijdens het feestmaal, dat te 2 ure plaats greep, stelde de heer Voorzitter heildronken in op Koning Leopold, Koningin Wilhelmina en de presidenten Kruger en Steyn; daarna op de afgevaardigden der Vlaamsche genootschappen. Uw afgevaardigde antwoordde; hij dronk op den toenemenden bloei van den kring en op zijn ijverigen Voorzitter. Ter loops deelde hij mede, dat de verloren gewaande verzameling brieven van Dr. Snellaert eindelijk was weergevonden. Met zijnen wensch, dat de huidige bezitter, ons hooggeacht eerelid Jhr Ferd. van der Haeghen, er mocht toe besluiten zoo mogelijk de voornaamste stukken | |
[pagina 305]
| |
daarvan uit te geven, stemde gansch de vergadering in. Ook Uwe medeleden prof. de Ceuleneer en Dr. W. de Vreese voerden het woord. Deze laatste dronk op de goede verstandhouding die moet bestaan tusschen de strijdende en wetenschappelijke Vlaamsche Beweging, die beide onmisbaar zijn en elkander dus moeten schragen en steunen, daar een volk niet alleen beoordeeld wordt naar zijne quantiteit, maar ook en vooral naar zijne qualiteit.
Onder de menigvuldige goede indrukken, welke het jubelfeest van den verdienstelijken Snellaertskring bij mij heeft nagelaten, herinner ik niet zonder aandoening aan de geestdrift der jeugd, aan hare welgemeende, broederlijke eensgezindheid op het stuk van de vervlaamsching van het lager, middelbaar en hooger onderwijs. Voor het overige breng ik al de blijken van genegenheid en waardeering, welke mij dien dag te beurt zijn gevallen zoowel vanwege den Snellaertskring als vanwege de afgevaardigden der andere Vlaamsche genootschappen, op de Koninklijke Vlaamsche Academie over, met de gegronde hoop dat zij, door het eendrachtig streven voor taal en letterkunde, door ernstigen, steeds hooger klimmenden wetenschappelijken arbeid, het licht worde, naar hetwelk alle welmeenende Vlamingen, en inzonderheid de studeerende jeugd, verlangend uitzien. |
|