Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1902
(1902)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Zitting van 19 Februari 1902.Aanwezig de heeren Obrie, bestuurder, van Droogenbroeck, onderbestuurder, de Potter, bestendige secretaris; de heeren Claeys, jhr. de Pauw, Gailliard, Daems, Coopman, de Vos, Broeckaert, Sermon, Bols, Claes, jhr. de Gheldere, Prayon-van Zuylen, Simons, de Ceuleneer, Segers, werkende leden. jhr. F. van der Haeghen, buitenlandsch eerelid; de heeren de Vreese en Joos, briefwisselende leden. Verontschuldigen hunne afwezigheid de heeren Alberdingk Thijm, Janssens, de Flou, van Even. De bestendige secretaris leest het verslag over de voorgaande zitting, hetwelk wordt goedgekeurd. | |
Aangeboden boeken.Door de Regeering: Bulletin des commissions royales d'art et d'archéologie, 40e jaar, nrs 1-6. Commission royale pour la publication des anciennes lois et ordonnances de la Belgique. Procès-verbaux des Séances. Septième volume, 5e cahier. Recueil des ordonnances des Pays-Bas autrichiens, 3e série, 1700-1794. Coutumes du pays et comté de Flandre. Quartier de Furnes. V. Coutumes de Nieuport. | |
[pagina 51]
| |
Revue sociale catholique, 1902, nr 4. De Hagelander, 8e jaar. Bibliographie de Belgique, 1902, nrs 1 en 2.- Bulletin des sommaires des périodiques. - Tables systématiques. Compte rendu des séances de la Commission royale d'Histoire, 1901, nr 4. Annuaires de l'Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts, 1902. Bulletin de la classe des Lettres, 1901, nrs 11 en 12. Wallonia, 1901, nr 12. Biographie nationale, 16e deel, nr 2. Bulletin der maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 9e jaar, nr 9. Arbeidsblad, December 1901 en Januari 1902. Inspection du Travail. Rapports annuels. Bulletin de l'Agriculture, 1901, nr 6. Revue du Travail, 1901, nr 12.
Door de Hoogeschool van Loven: Musée belge, 1902, nr 1. Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, 1902, nr 1. Leuvensche Bijdragen, 1902, nr 3.
Door den heer S. Daems: Handboekje tot aanleeren der taal gebruikt in de Norbertijner missiën van Oewelee, 1901. | |
[pagina 52]
| |
Door den heer J. Broeckaert: Rentboek van het Begijnhof van Dendermonde, (1499).
Door den heer Jos. Laenen: Le Ministère de Botto-Adorno dans les Pays-Bas autrichiens (1749-1753).
Door den heer Ern. Soens: Onuitgegeven gedichten van Anna Bijns, I.
Door den heer P.-J. Goetschalckx: Bijdragen tot de geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude hertogdom Brabant. 1e aflev.
Door den Oudheidkundigen kring van Dendermonde: Annales, 1901, nr 3.
Door het Historisch Genootschap van Utrecht: Collectanea van Gerardus Geldenhauer Noviomagus. Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Hardenbroek, 1e deel. Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, 22e deel.
Door het bestuur van de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage: Verslag over den toestand der Koninklijke Bibliotheek in het jaar 1900. | |
[pagina 53]
| |
Door de Hoogeschool van Upsala: Skrifter utgifna af kongl. humanistiska vetenskaps-samfundet i Upsala, 4e dl.
Door den heer E. Gielkens: Une modification à la loi sur le droit d'auteur.
De laatstverschenen afleveringen van Biekorf, de Student, Dietsche Warande en Belfort, St.-Cassianusblad, Vlaamsche Kunstbode, het Katholiek Onderwijs, de Taalstrijd hier en elders. | |
Briefwisseling.Mededeeling wordt gedaan van het bericht des overlijdens van Mevrouw van Peene, die vóor jaren, bij de herleving van het Nederlandsch tooneel in Vlaanderen, daar eene eervolle plaats bekleedde. - De vergadering beslist dat aan den zoon der overledene een brief van deelneming zal gestuurd worden.
De heer Daems biedt, namens den heer van Rooy, een door dezen opgesteld werk aan, getiteld: Geschiedenis van het wonderdadig Mariabeeld der Zandkapel te Noorderwijk. - Den schrijver zal de dank der Academie voor dit geschenk worden betuigd. | |
[pagina 54]
| |
Dagorde.
| |
Eerste prijsvraag.
| |
Tweede prijsvraag.
| |
[pagina 55]
| |
deze gebeurtenis uitgegeven, met wederlegging van de fabelen, die omtrent den Sporenslag in de wereld gebracht zijn. Eéne verhandeling, met kenspreuk: Mijne redenen zullen de oprechtigheid mijns harten en de wetenschap mijner lippen, wat zuiver is, uitspreken. (Job. 33.3.) | |
Derde prijsvraag.
| |
[pagina 56]
| |
voor de quaestie betreffende de zuivere uitspraak van de Nederlandsche taal, enz., de heeren Coopman, de Vos en Prayon-van Zuylen.
De heer Bestuurder verleent het woord aan den heer W. de Vreese om de door hem in Januari II. begonnen lezing voort te zetten over het Woordenboek der Nederlandsche Taal en de critiek in Zuid-Nederland. Bij het einde dezer voordracht betuigt de heer Bestuurder aan den heer de Vreese den dank der vergadering voor de mededeeling, welke in de Verslagen zal gedrukt worden.
De heer Am. Joos vraagt het woord en deelt de volgende taalkundige aanmerking mede:
In Kiliaan staat het volgende te lezen: Gruyte, fland. Viridis lenticula anatibus gratissima: lenticula palustris quae in paludibus et stagnis per oestatem aquae supernatat, gratissimum anatibus pabulum. Gruyten, omnino et perfecte canales expur gare, aquarum canales publicos purgare et fodere. Gruyt-gheld, vectigal quo penditur pro tollenda dissipandaque lenticula aquas operiente, quo limpidam haustris fistulisque hauriant ad concoquendam cerealem potum. Ad. Junius. Dr. Verdam merkt aan op het woord grute door Kiliaan opgegeven: | |
[pagina 57]
| |
‘De meening van Kil., dat het eene waterplant zou zijn (kroos; Bild. Gesl. “'t kroos in sloten en kreken; vanwaar bij Kil. gruyten, canales expurgare; bij Schuermans: gruiten of grutten, kuischen, ruimen, eene sloot)”, is reeds door anderen wederlegd. Zie over gruit, Nyh. 1,31 noot, en 405; V.d. Wall 150 vlg.; Warnkönig - Gheldolf, Hist. de la Flandre 3 § 36; R.v. Elburg 20; Matth. Anal. 3, 258 vlgg.; Noordewier, RO. 78; 230; Du Cange op grutum en grutta’. Het Woordenb. der Nederl. Taal gaat verder: Gruyte bij Kiliaan voor: eendenkroos (lenticula palustris) is verder alleen uit woordenboeken bekend; het moet voor een door hem verzonnen beteekenis gehouden worden (verg. Verdam 2, 2198); misschien deed gruiten (2de art.), slooten reinigen, hem deze beteekenis onderstellen. Kiliaan, hij zelf zegt het bij grute, heeft het woord in Vlaanderen gevonden. En uit opzoekingen gedaan in de Wasche polders waar Kiliaan uit Antwerpen gemakkelijk komen kon, blijkt dat de volgende woorden, die in Waasch Idioticon zullen staan, er in volle leven en wezen zijn. Gruit, z. nw., o. = (Kruidk) Eendenkroos, soorten van Lemna, lentille d'eau, fam Lemnac. Gruiten, werkw. overg., gelijkvl. = Kuischen, ruimen. De watergangen gruiten. Gruiten bestaat in riet, lisch en vooral gruit weg te nemen. Gruitzeisen, z. nw., vr. = Werktuig voorzien van een mes dat schuins gevestigd is op | |
[pagina 58]
| |
eenen stok van drij tot vier meters lang. De poldermannen bedienen er zich van om de groote watergangen van riet, gruit, enz. te zuiveren. Uitgruiten, werkw. overg. = Volledig kuischen. De poldermannen hebben de slooten uitgegruit. Dus Kiliaan heeft in het besproken punt noch verzonnen, noch ondersteld, en zij die zijne meening wilden wederleggen, hadden het mis op. Zeer waarschijnlijk is gruiten van gruit af te leiden, gelijk pluimen van pluim, kroozen van kroos; gruiten zou dus eigenlijk het gruit wegnemen beteekenen. Ik heb groote achting voor Kiliaan en 't is om hem de eer te geven, die hem toekomt, dat ik deze kleine aanmerking deed.
De heer Bestuurder dankt den heer Joos voor zijne taalkundige bijdrage, die ook aangenomen wordt voor de Verslagen; hij verklaart daarna (4 1/2 uur) de zitting gesloten. |
|