Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1901
(1901)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| |
Zitting van 20 November 1901.Aanwezig de heeren Coopman. bestuurder; Obrie, onderbestuurder; de Potter, bestendige secretaris; de heeren Claeys, jhr. de Pauw, Gailliard, Alberdingk Thijm, de Vos, Broekaert, van Even, Sermon, Bols, de Flou, Claes, jhr. de Gheldere, Prayon-van Zuylen, Simons, de Ceuleneer en Segers, werkende leden; de heeren de Vreese, Muyldermans en Joos, briefwisselende leden. Door de heeren Daems, van Droogenbroeck en Janssens is bericht gezonden dat zij ter vergadering niet kunnen aanwezig zijn. De bestendige secretaris doet lezing van het verslag over de voorgaande zitting, hetwelk wordt goedgekeurd. | |
Aangeboden boeken.Door de Regeering: Rijmsnoer, door G. Gezelle. Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, 1901, nr 8. Compte rendu des séances de la Commission royale d'histoire, 1901, nr 3. Bulletin de la classe des Lettres et des Sciences | |
[pagina 238]
| |
morales et politiques et de la classe des Beaux-Arts. 1901, nr 8. Annuaire de la législation du travail (en Belgique), 4e jaar, 1900. Wallonia, 1901, nr 10. Le Musée belge, 1901, nr 4. Bibliographie de Belgique, 1901, nrs 19 en 20. - Idem. Bulletin des sommaires des périodiques, 1901, nrs 9. Bulletin der maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 1901, nr 7. Revue de l'Université de Bruxelles, 1901-1902, nr 1. Vlaamsche Zanten, III, 6e, 9e aflev. Sommaire idéologique des ouvrages et des revues de philosophie, 6e jaar, 21e afl.
Door den heer S. Daems: Levensschets van Hilda Ram.
Door den heer J. Muyldermans: De heerlijkheid der Kerk. Leerdicht van Joost van den Vondel. Met inleiding en aanteekeningen, heruitgegeven door kanunnik J. Muyldermans.
De laatstverschenen afleveringen van de Vlaamsche Kunstbode, St.-Cassianusblad, Biekorf, het Katholiek Onderwijs. | |
[pagina 239]
| |
Jhr. de Pauw vraagt het woord. Hij drukt de meening uit dat er in het verslag van den bestendigen Secretaris een leemte is, namelijk wat betreft de door hem gedane voorstellen betreffende de Handelingen van de Nederlandsche Congressen. Spreker denkt dat er in de laatste zitting eene Commissie is benoemd geweest om zijne voorstellen te onderzoeken. Is dit niet zoo, dan verklaart Jhr. de Pauw zijne voorstellen in te trekken. De heer Prayon-van Zuylen drukt het gevoelen uit, dat er redenen bestaan om de voorstellen aan te houden. De heer Bestuurder zegt dat de quaestie zal besproken worden als de dagorde tot dat punt zal gevorderd zijn. Hij richt daarna tot de vergadering de volgende toespraak: |
|