Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1901
(1901)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Zitting van 17 Juli 1901.Aanwezig de heeren Coopman, bestuurder, Obrie, onderbestuurder, de Potter, bestendige secretaris; de heeren Claeys, Jhr. de Pauw, Gailliard, Alberdingk Thijm, Daems, de Vos, Broeckaert, van Even, Sermon, Coremans, de Flou, Prayonvan Zuylen, Simons, Janssens, Jhr. de Gheldere, de Ceuleneer, Segers, werkende leden; de heeren de Vreese, Mac Leod en Joos, briefwisselende leden. Na vaststelling van het verslag van de vorige zitting, legt de bestendige secretaris de lijst neder der | |
Aangeboden boeken:Door de Regeering: Wallonia, 9e jaar, nr 6. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de Classe des Beaux-Arts, 1901, nr 5. Le Musée Belge, 1901, nr 3. Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 9e jaar, nr 6. Bibliographie de Belgique, 1901, nr 11-12. Idem. Bulletin mensuel des sommaires des périodiques, nr 5. Revue sociale catholique, 1901, nr 9. Revue de l'Université de Bruxelles, 1900 en 1901, nr 9. | |
[pagina 6]
| |
Arbeidsblad, 1901, nr 6. Epiménide de Crète, par H. Demoulin. Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, 1901, nr 6.
De laatstverschenen afleveringen van De Vlaamsche Kunstbode, St.-Cassianusblad, Biekorf, Het Katholiek Onderwijs, Dietsche Warande en Belfort. De heer Bestuurder staat recht en drukt zich uit als volgt: ‘Het is mij eene eer en een genoegen den geachten heer Amaat Joos hier welkom te mogen heeten. Hoe gaarne ik het ook zou doen, mag ik mij tot geene lofrede laten verleiden: de Kon. Vl. Ac. heeft immers den lof van den heer Joos uitgesproken door het feit zijner verkiezing tot haar briefwisselend lid. Ik moet mij dus bepalen bij eenen welgemeenden welkomstgroet en bij het uitdrukken van mijne, van ons aller overtuiging, dat de heer Joos voor de Academie een werkzaam en verkleefd lid zal wezen.’ (Toejuichingen.)
De heer Amaat Joos bedankt den Bestuurder, in het bijzonder, en de leden, in het algemeen, voor de eer hem aangedaan en het vertrouwen in hem gesteld.
‘Ik zal (zegt hij), mij van dit vertrouwen trachten waardig te maken. | |
[pagina 7]
| |
Mijne genegenheid en mijne bediening in de Normaalschool brachten er mij toe bij voorkeur de volkstaal te bestudeeren, de oude met de nieuwere spraakleer, de geschreven met de gesproken taal te vergelijken. In dit vak en in andere, waar het nuttig zou schijnen, zal ik altijd geerne, naar de mate mijner krachten, medewerken. En ik beloof u dat gij nooit te vergeefs zult gerekend hebben op mijne werkzaamheid en mijn goeden wil’. (Toejuichingen).
De heer Bestuurder herneemt het woord: Onder dagteekening van den 30n Juni ll., - zegt hij - heb ik persoonlijk van Dr. Kluyver eenen brief ontvangen. Ons hooggeacht eerelid, te Leiden teruggekeerd van zijne reis naar Gent, ‘waarvan hij zulke aangename herinneringen zal bewaren, betuigt nogeens zijn hartelijksten dank voor de vriendelijke ontvangst die hij van de leden der Koninklijke Vlaamsche Academie heeft mogen ondervinden’. |
|