gedeeltelijk vermoord, de stad in een bloedbad herschapen, verwoest en eindelijk afgebrand.
Het werkje, dat ik U heden aanbiedt, is de eenvoudige afdruk van een handschrift door P. Schoutens ontdekt en dat geschreven is door eene ooggetuige, de overste der Annuntiaten te Tienen, door Zuster Anna Wielant; het draagt ten titel: Gedenkweerdige Avonturen, Alteratien, ende verstroijingen, jae Martelie, en verwoestinge, die de Annuntiaten binnen Thienen hebben geleden vande Geuzen Ao 1635 in het beginsel van Junius, tusschen de welcke den Eerw. Pater Egidius Dobblerius, die alsdan hunnen Biechtvader was, den 10 van die Maendt van de Geuzen is vermoort, en voorts soo verre als het eenigsints in 't schrift kan achtergelaeten worden.
Dat stuk, ook merkwaardig voor de Brabantsche taal van dien tijd, is een der afgrijselijkste tafereelen, die in onze nationale geschiedenis kunnen voorkomen. Het verhaalt hoe weerlooze vrouwen werden gehoond, beschimpt, uitgeplunderd, geslagen, gestampt, gehouwen en vermoord door de huurlingen van Prins Frederik-Hendrik; hoe die nonnen eindelijk meer dood dan levend, door tusschenkomst van eenige Fransche officieren, op eene soort van bierkar naar St.-Truiden zijn gevoerd geworden.
H. Sermon.