Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1900
(1900)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBiographische aanteekening.Namens den heer Temmerman, Bestuurder der Staatsnormaalschool van Lier, heb ik de eer aan de Koninklijke Vlaamsche Academie een exemplaar aan te bieden van zijn werk: Handboek over de Opvoed- en Onderwijskunde, Gids voor Onderwijzers, Onderwijzeressen en Normalisten. Het boek is verdeeld in zeven afdeelingen, en handelt beurtelings over de opvoeding in het algemeen, de lichamelijke opvoeding, de opvoeding der ziel, de algemeene methodenleer, de bijzondere methodenleer, de schoolkunde en de bibliographie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 578]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der voornaamste werken over opvoeding en onderwijsleer. Men wordt gewaar, dat de schrijver de meeste dezer werken, vooral de Duitsche en de Noordnederlandsche, met zorg heeft bestudeerd. Verscheidene uitgebreide uittreksels komen zelfs in het Handboek voor, zoodat men er eene wezenlijke bloemlezing over onderwijs en opvoeding in aantreft. Doch, de heer Temmerman is sedert meer dan dertig jaren in het onderwijs werkzaam. Hij is een scherp opmerker, en een eigenaardige geest. Hij leeft voor zijn vak, zoodat het boek met eene overtuiging en eene warmte is geschreven, die aanstekelijk zijn. Het vormt een volledigen leergang van opvoedkunde en methodenleer voor de normalisten, en is een kostelijke leiddraad voor allen, die in het lager onderwijs werkzaam zijn. De wetenschappelijke studie der zielewetten, die ons door De Coster en Troch, naar het stelsel van Benneke, reeds werden voorgehouden, worden hier op bevattelijke wijze verklaard. Het hooge belang der opvoeding wordt uitmuntend uiteengezet; de voorschriften der algemeene en bijzondere methodenleer worden met zakenkennis ontwikkeld. De inrichting der school en de middelen tot het handhaven van orde en tucht worden door eenen man van het vak besproken. De verschillende programma's der kindertuinen, lagere, avondscholen, scholen voor volwassenen en lagere hoofdscholen, de schoolwetten, reglementen en ministerieële omzendbrieven worden medegedeeld en opgehelderd. Het hoofdstuk, dat de heer Temmerman aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 579]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het onderwijs der moedertaal wijdt, is hoogst merkwaardig. ‘De moedertaal’, zegt hij, ‘is het hoofdvak van het lager onderwijs. Comenius noemde de school, waar de kinderen van 6 tot 12 jaar het onderricht ontvangen, de school der moedertaal’. In strijd echter met deze woorden van den beroemden Moravischen opvoedkundige is de heer Bestuurder der Liersche Normaalschool voorstander van het onderricht der tweede taal in de lagere school. Dikwijls heb ik hem op dit punt bestreden, en de eerlijkheid eischt, dat ik dit hier ook doe. Het modelreglement der Lagere Scholen, door de Regeering den 1 Mei 1897 uitgevaardigd, schrijft het onderricht der tweede taal niet als verplicht vak voor. Het laat de gemeenteoverheden vrij het al of niet op het programma te schrijven. Hierover zegt de schrijver: ‘Stellig moet men hier met de tijdsomstandigheden afrekenen. Zoolang er geen leerplicht bestaat tot 13 of 14 jaar, zal er niet mogen aan gedacht worden een volledig leerprogramma voor de lagere school te doen afwerken. Er zijn ook plaatselijke omstandigheden, die moeten in acht genomen worden voor de uitbreiding, welke men aan 't programma geven mag. Dit geldt vooral voor de tweede taal. In scholen met een of twee onderwijzers doe men daar liefst niet aan mede. In kleine landelijke gemeenten wordt de kennis der tweede taal ook minder nagestreefd dan in vlekken en steden. Is het met het schoolbezoek slecht gesteld of afgebroken, ten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 580]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gevolge van gevergde medehulp der kinders in de huiselijke broodwinning, dan ook is het geraadzaam de tweede taal niet op 't programma te brengen, tenware de kennis derzelve een maatschappelijke noodzakelijkheid zou zijn, zooals in Brussel en voorsteden en in vele taalgrensdorpen’. (Bl. 359.) Dit kan men desnoods bijtreden, hoewel de leerlingen dezer scholen altijd achterlijk zullen zijn, wat hunne algemeene vorming betreft, tegen hen, die uitsluitend onderricht in de moedertaal ontvingen. Wat den schoolplicht betreft, merk ik op, dat in Nederland, Zweden, Denemark, waar deze bestaat, en waar zoomin als te onzent eene wereldtaal wordt gesproken, geene tweede taal wordt onderwezen, hoewel deze landen te recht fier op hun lager onderricht zijn. In het vijfde deel van zijn boek onderzoekt de heer Temmerman het grondbeginsel zelf. ‘Moet of mag eene tweede taal op de lagere school onderwezen worden? vraagt hij zich af.’ Wij beginnen met te verklaren, ‘antwoordt hij’, dat er eene goede harmonische ontwikkeling der hinders kan verkregen worden, zonder de tusschenkomst eener vreemde taal. Zielkunde noch methodenleer vorderen daartoe dit leervak.’ ‘Wanneer wij alleen het zuiver formeele doel beoogden, zouden wij zeggen, dat de tijd, aan 't aanleeren eener vreemde taal besteed, nuttiger aan de overige vakken zou gewijd worden, inzonderheid, zoolang wij, door gebrek aan schoolplicht, zoo erbarmelijk aan schoolverzuim lijden. Doch de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 581]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
school beoogt niet enkel het formeele doel der opvoeding; men eischt ook van haar dat zij het materieele doel nastreve, en daarom wordt er op vele plaatsen onderwijs in de tweede taal verlangd, door sommigen bepaald gevraagd en van de overheden geeischt. Het ligt niet in ons bestek de billijkheid van dezen eisch te onderzoeken. Dit leervak komt voor op 't modelprogram der lagere scholen en derhalve zullen wij hier de leermethode der tweede taal, voor ons, Vlamingen, de Fransche taal, uiteenzetten. Dit onderwijs heeft maar eene zeer geringe opvoedkundige waarde, en, in tegenstelling met hetgeen wij voor de overige leervakken vaststellen, verwerpen wij hier noch mnemotechniek, noch africhting, op voorwaarde, dat deze den weg, die naar het doel leidt, gemakkelijker en korter maken’ (Bl. 205). Stellig, wanneer het vak door de overheden voorgeschreven wordt, moet het onderwezen worden. Doch, de vraag is of dit niet in strijd is met het onderricht der moedertaal en het lager onderricht in het algemeen. Ik meen, dat dit niet ernstig kan betwist worden. Ik zal mij bepalen te zeggen, dat de tijd niet toelaat in de lagere school, welke ook hare leerkrachten zij, ernstige uitslagen in dit onderricht te verkrijgen, dan ten nadeele van de andere vakken, van de formeele vorming der leerlingen. Ware het tegenovergestelde zelfs het geval, dan nog zou het onderricht der tweede taal uit de lagere school moeten geweerd worden, aangezien de kennis daarvan slechts aan eene niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 582]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noemenswaarde minderheid zal te stade komen, en dat voor haar het onderricht geenszins mag ingericht worden. Men kan hierop antwoorden dat ook het nut van andere vakken kan betwist worden. Ik beken, dat het programma der lagere scholen schromelijk overladen is, en dat het aanzienlijk zou mogen besnoeid worden. Maar de andere vakken dragen dan toch, in mindere of meerdere mate, tot de harmonische opvoeding der leerlingen bij. Ik deel hier overigens eene tafel van werkzaamheden mede, welke door den bekenden paedagoog, Schuldirektor R. Seifert, in zijn befaamd werk Schulpraxis aanbevolen wordt. De schoolplicht duurt van zes tot veertien jaar; de kinderen komen aldus 8 jaar naar de school. Schoolverzuim bestaat niet. Men zal bemerken, dat het grootste belang aan het onderricht der moedertaal wordt gehecht.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 583]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De leerwijze welke de heer Temmerman voor hèt onderricht der tweede taal aanprijst, moet vooral bestreden worden. Deze is de zoogenaamde rechtstreeksche methode of Berlitzmethode. De onderwijzer houdt geene rekening met de moedertaal. Aan kinderen wijst hij eerst de voorwerpen, noemt die in de vreemde taal, en doet die woorden nazeggen. Vervolgens worden kleine zinnen gemaakt, zonder ooit tot vertalingen de toevlucht te nemen. In het kort, men gaat te werk, alsof men zich in een vreemd land bevond. Als natuurlijk gevolg gaat de heer Temmerman zoover, het Franschspreken op den koer aan te raden. Hij is er zelfs niet ver af de kinderen daartoe te willen dwingen. ‘Men leert sommige vakken aan met de tweede taal als voertuig der gedachte te nemen’, zegt hij, ‘of men verplicht de kinderen gedurende den speeltijd Fransch te spreken. Het eerste gaat tegen 't gezond verstand inGa naar voetnoot(1). Het tweede is min gevaarlijk; het legt evenwel aan het kind een vermindering van speelgenot op, die soms tot veelzijdigen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 584]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weerstand leidt, en de school aan sommige kinderen hatelijk maakt. De dwangmiddelen zijn in de opvoeding uitersten, waartoe men alleen in geval van volstrekte noodwendigheid zijn toevlucht nemen mag; als voorbehoedmiddel tegen 't kwade kunnen zij dienst doen, doch als ontwikkelingsmiddel is de waarde ervan grootelijks te betwijfelen. De persoonlijke invloed van den onderwijzer is hier van 't grootste gewicht. Vele geraken ertoe hun leerlingen, zonder dwang, gedurende den speeltijd Fransch te doen spreken. Zij leeren in de Fransche spreekoefeningen de woorden en zinswendingen aan, die bij de spelen gebruikelijk zijn, en zij zetten in den daaropvolgenden speeltijd de leerlingen in gang, spelen zelfs mede; de leerlingen vinden het aardig dit alles in 't Fransch te doen. Wat daardoor voor de vaardigheid in 't spreken te winnen is, valt licht in 't oog. De leerlingen leggen er die ongegronde vrees bij af, die de eerstbeginnenden voor 't spreken gewoonlijk weerhoudt. Daarin ligt meer voor 't bevorderen der belangstelling dan men wel denken zou. Wie overigens dergelijke en andere gelegenheden te baat neemt, op behendige wijze, komt ertoe de leerlingen, bij 't verlaten der school, heel wat conversatietaal mede te geven, die in 't latere leven gemakkelijk verdere toepassing en uitbreiding vindt’ (Bl. 210). Vooreerst ken ik, in heel het Vlaamsche land, geene enkele lagere school, waar men de kinderen dwingt, op de speelplaats, Fransch te spreken. In | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 585]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de provincie Antwerpen, althans, wordt overal de moedertaal gesproken. Dit Franschspreken op den koer, gevoegd bij de rechtstreeksche methode, acht ik het gevaarlijkste van alles, wat wij kunnen te vreezen hebben. Op de speelplaats moeten de kinderen vrij, luidruchtig spelen, en aan hun gevoel ongestoord lucht geven. Verbiedt men hun de moedertaal te spreken, zoo is dit onmogelijk. De geest der leerlingen rust niet, gedurende de uitspanningsuren. Het Nederlandsch taalgevoel gaat verloren. De Gallicismen winnen meer en meer veld. Het domme vooroordeel dat het Franschspreken den mensch een karakter van voornaamheid geeft, wordt onder de volksklas verspreid. De kiemen ter verachting der moedertaal worden daarin gezaaid, terwijl aan de oprechtheid, de opgeveinsdheid en openhartigheid, deze schoonste deugden van het kind, wezenlijk afbreuk wordt toegebracht. Ik zeg het met eene diepe overtuiging: het smart mij in een zoo uitmuntend boek een stelsel te zien vooruitzetten, dat eenen toestand in het leven zou roepen, die den schrijver zoozeer zou afschrikken als ons. Gelukkiglijk ken ik hem goed genoeg om te verzekeren, dat hij, zelfs in de school, die hij met zooveel onderscheiding bestuurt, deze gevaarlijke proefneming niet zal gedoogen. Hij zal integendeel haar Vlaamsch karakter meer en meer ontwikkelen, woordoor zij zich te allen tijde heeft onderscheiden. Konden wij het onderricht in de tweede taal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 586]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de programmas schrabben, in de scholen, waarin slechts een of twee onderwijzers werkzaam zijn, gelijk de heer Temmerman dit voorstelt, zoo zou ons lager onderricht er zich reeds alleszins goed bij bevinden. Zijn Handboek is stellig een der merkwaardigste leerboeken, die in België verschenen.
Gustaaf Segers.
Vanwege den heer A. Habets, leeraar bij het Koninklijk Atheneum van Hasselt, heb ik de eer aan de Koninklijke Vlaamsche Academie een exemplaar te schenken van zijne Correspondance inédite des Maires de Sittard, du 11 Vendém. an 9 au 30 Fructid. an 11. Gelijk men weet is Sittard een aangenaam stadje van Hollandsch Limburg. De Hollanders beschouwen het zoo wat als hun Zwitserland, omdat de streek het eenigst oneffen, afwisselend gedeelte des lands uitmaakt. Sittard is een bekend bedevaardsoord. Een wonderdadig beeld van Onze Lieve Vrouw, aldaar aangebracht uit Brugge, in 1649, door twee Zusters der Predikheerenorde, Maria van Broekhorst, van Kempen, en Ida Crockx, van Antwerpen, doen er tal van bedevaarders toestroomen. Doctor Habets, die door het stedelijk bestuur van Hasselt tot archivaris dezer stad komt aangesteld te worden, heeft in het aangeboden werkje | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 587]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de briefwisseling medegedeeld der Meiers van Sittard van 3 October 1800 tot 17 September 1803. Deze mededeeling over eene stad uit het Overmaassche is van geen belang ontbloot. Het voormalige hertogdom Limburg strekte zich uit tot aan de poorten van Aken. De geschiedvorscher mag zich derhalve niet bepalen tot de kennis van het huidige Limburg, een toestand die slechts van 1839 dagteekent. Uit hoofde der ligging van de plaats, en vooral der tijdsomstandigheden, bevatten de medegedeelde brieven wetenswaardige bijzonderheden. Wij denken dat zij met vrucht zullen gelezen worden door de liefhebbers onzer geschiedenis Leuven, 12 December 1900. Ed. van Even.
De heer Prayon-van Zuylen vraagt het woord en stelt aan de vergadering de volgende motie voor: ‘De Koninklijke Vlaamsche Academie brengt hulde aan den moed, waarmede onze stamgenooten, de heldhaftige burgers van Oranje Vrijstaat en Zuidafrikaansche Republiek, goed en bloed opofferen om de onafhankelijkheid van hun vaderland, hunne taal en hun nationaal bestaan te redden; Drukt de hoop uit dat de tijdige bemiddeling der Mogendheden aan de gruwelen des oorlogs een einde moge maken; Belast het Bestuur dien wensch aan de Belgische Regeering mede te deelen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 588]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vergadering, geraadpleegd, treedt deze motie bij met algemeene stemmen.
De Commissie van Rekendienst biedt de rekening aan over het jaar 1900. Zij wordt door de vergadering goedgekeurd.
De heer Prayon leest het vervolg van zijn antwoord aan den heer de Vreese, waarna de vergadering, op voorstel van den heer bestuurder, het geschil tusschen de heeren de Vreese en Prayon gesloten verklaart. Daarna legt de heer bestuurder ter stemming de vraag: of het opstel des heeren Prayon in zijn geheel zal worden opgenomen in de Verslagen en Mededeelingen der Academie. Na beraadslaging daarover beslist de vergadering dat de heeren Coremans, de Vos en Obrie het opstel zullen onderzoeken om oorlof tot drukken te kunnen geven. Te 4 1/4 uur wordt de zitting geheven. |
|