| |
Verslag van den Heer Dr. A. de Vos.
Hier hebben wij een handschrift, behelzende afschrift van een Latijnsch werk, uit de XIIIe eeuw, mitsgaders eene oude vertaling ervan in het Vlaamsch.
Vooraf komen 36 bladzijden, eene onafzienbare lijst inhoudende van dergelijke andere Latijnsche geschriften, met min of meer grond aan Alb. Magnus toegeschreven, - en eene levenschets van dezen schrijver.
Dit alles geven de HH. inzenders, niettegenstaande zij, bl. 61, uit vergelijking met eene andere uitgave van dit Liber aggregationis, ‘meenen te mogen besluiten, dat de schrijver van het voorliggend werk niet Albertus Magnus is’ (= Alb. von Bollstädt, - 1193-1280); nadat ze evenwel,
| |
| |
bl. 31, zich, om eene andere reden van soortgelijken aard, afvraagden: ‘Waarom zouden wij het Boekje der geheimen niet als een echt boek (van Alb. Magnus) aanschouwen?’
Nu, dit gewrocht, handelende over wonderkrachten van planten, dieren en gesteenten, met nog zeven bladzijden op het einde over de planeten en de uren van dag en nacht, werd, volgens de Inleiding der HH. Van de Velde, door Sighart een ‘thörichten Buch’ geheeten.
Dit gedeelte der kopij, - volop Middeleeuwsch Latijn en gek daarenboven, - kan de Academie, volgens mij, in geen geval uitgeven.
Laat ons dan zien of gemelde vertaling ervan wel door ons mag aangenomen worden. De HH. aanbieders, vooreerst, oordeelen zelve, ‘dat zij op eene zeer gebrekkige wijze gemaakt is’. Daarin is inderdaad veel onzin, zelfs met behulp van den Lat. tekst en de nota's, raadselachtig. Ik moet er, tot mijn spijt, bijvoegen, dat verbeteringen door hen in die nota's opgegeven, soms al even ongelukkig zijn. B.v., op de eerste bladzijde reeds, lezen wij: omnis scientia de genere bonorum est, vertaald als volgt: ‘de scientie oft de const is spruytende uyt een goede meyninghe’! En de HH. Van de Velde wijzen in dezer voege terecht: ‘Slechte vertaling, voor: dat alle scientie (wetenschap) onder het getal der goederen moet opgenomen worden’!!!
| |
| |
Bl. 106 wordt: donec acceptum portaverit weergegeven door ‘voor dat si dick drinken’. En de HH. Van de Velde verbeteren: ‘voor dat zij die zouden genomen en gedragen hebben’. - Confectio is overgesteld in ‘confectrie’. - Generat wordt in 't Vlaamsch ‘genereet’. - Veritatem inveni et veritatem suppono wordt: dat ik ‘deze waerheyt gevonden hebbe. Ende die waerheyt voorseete’? Welk laatste zindeel de HH. Van de Velde overzetten door: ‘de waarheid mededeelen wil’. De schrijver bedoelt natuurlijk door veritatem suppono, dat hij veronderstellingen geeft, waar hij geen bewezen, geen gevonden feiten verstrekken kan.
De gezamenlijke tekst van de vertaling is daarenboven slordig door onvolledigheid. Groote brokken zijn overgeslagen.
Is dan toch de inhoud van die vertaling, in opzicht van taal, merkwaardiger dan de vorm? Oordeelt liever. Er worden enkel vijftien planten met gekende Nederlandsche namen in genoemd. De 42 steenen hebben alle, zonder uitzondering, vreemde namen; en onder de achttien vermelde dieren worden er zestien in doodgewoon Dietsch aangeduid.
Dit alles geeft ons dus niets te leeren.
De aan- en opmerkingen vanwege de inzenders, anderzijds, betreffen schier uitsluitend varianten van den Latijnschen tekst. Hier en daar slechts vinden we daarin de namen, door Dodonoeus gegeven aan
| |
| |
planten, die hier in het handschrift met Grieksche en Chaldeeuwsche woorden gedoopt staan. Doch, in die namen zelf is er niets nieuws of benieuwends voor de studie der taal, dat mijne belangstelling wekken kan.
De bladzijden zelve, door de voorstellers bij het afschrift geleverd, zijn in eene vrij onvolmaakte taal geschreven, wat spelling en woordenkeus betreft. B.v., hier en daar aangeteekend: den hoofdstuk, het levensschets, een Arabiere geneeskundige, met den Arabischen wetenschap bekend; het goed uitslag; de orde der plantennamen verscheidt van de eene uitgave tot de andere; tegenstrijding; de vertaling heeft een bijzondere rangschikking, die met de Lat. uitgave gansch afwisselt.
Eindelijk, is dan toch het eigenlijk onderwerp van het werkje de hoogere belangstelling der Academie waard?
Dat onderwerp is buitensporig koddig, zeer benieuwend als bijdrage tot middeleeuwsche folklore en bijgeloof. In het meerendeel der gevallen is er geen quaestie van wonderbare genezing of bevrijding van kwalen; maar van de drolligste, ongelooflijkste, onnoozelste uitwerksels van allen aard.
Veroorlooft mij, enkele voorbeelden aan te halen. Eerst van de planten.
‘Het derde cruyt... virga pastoris-caerden Neemt dit cruyt met het sap mandragore ghetempert
| |
| |
ende gheeft het eenen hont oft ander beeste te eten, si sullen bevrucht worden ende vrucht hebben na haer natuere oft ghelyckenisse, van welcker vruchten indien ghy naemt den loochtant ende staeckt denzelven tant in eenighe spyze oft dranck, soo souden alle die ghene die daer af drincken, worden vechtende ende als ghi die slissen wilt, gheeft haer te drincken tsap van amantille, dat is valeriane, ende si sullen terstont vrede hebben met malcanderen.’
‘Het vijfste cruyt (vinca = maeghdepalm, vincoorde) ghepulverizeert met eertwormen ombewonden’ (vermibus terre circumvolutis, zegt de Lat. tekst) ‘heet, maeckt goede minne tussen man ende wijf, ist dat sijt gebruycken in spyse.’
‘Salvia. Dit cruyt gheputrificeert onder tmes in een glasen vat, daer sal eenen worm af comen oft eenen voghel hebbende eenen steert ghelyc een meerle van welcer bloede men ghenaect yemant aen die borst, hi sal sinen sin verliesen 15 dagen oft meer.’
Een paar staaltjes van de steenen.
‘Wildi weten oft u wyf suyver is. Neemt eenen steen, magnes gheheeten ende is yzer root verwe ende men vinten in die Indische zee enz. Legt desen steen op thooft van eender vrouwe, is si suyver si sal haren man omgrypen, ende ist so nyet, si sal terstont van den bedde vallen’.
‘Item wildi die beesten verwinnen ende alle
| |
| |
droomen uytlegghen ende toecomende dinghen propheteren. Neemt eenen steen die Esmundus gheheeten is oft Almadus. Ende is van menigherley colueren, het doet alle fenyn uyt. Ende doet den vyanden verwinnen ende tgheeft prophetie ende beduydinghen van allen droomen ende het doet alle gheraetselen verstaen.’
‘Verder. Item wildy propheteren van toecomende dinghen, neemt eenen steen, die Celonites gheheeten is. Ende is van purpuren coluere. Ende men vinten int hooft van der schiltpadde. Wie desen steen onder zijn tonghe heeft, hy sal toecomende dinghen weten te segghen.’
De werking van den steen Galerites, volgens Avicenna, is danig kras: Iste lapis teratur et lavetur sive lavata detur alicui mulieri, si virgo non sit, statim urinabit; si virgo est, non. De vertaling nu: ‘dat men den steen ontstukken wryft ende bewasschen, gheeft se eenighe vrouwen, ist dat si gheen maecht en is si sal terstont pissen, is si maecht, si en sal niet pissen’!
Nu tot slot een proefje van de eigenschappen der dieren.
‘Ist dat men syn bloet’ (van den Kameel) ‘opt hooft leydt int vel van eenen mol, als die sterren schynen, hem sal duncken dat hi eenen ruese is ende dat syn hooft tot in den hemel reyct,’ enz.
‘Ist dat men syn eyeren siedt’ (van een raaf) ‘ende weder in den nest leydt, terstont sal dye raeve
| |
| |
gaen totter rooder zee, in sommige eylanden, aldaer Aldoricus is beghraeven, ende haelt eenen steen, daermede ghenaect si haer eyeren, ende si worden terstont rou ghelyck van te voren’ enz.
‘Ist dat yemant therte van de tortelduyve over hem draecht, int vel van eenen wolf, nymmermeer hierna en sal hi hebben appetyt van luxurie.’
‘Item dat yemant therte van eenen honde aen dye slincker side draecht, alle dye honden sullen swyghen, soo wie dat de rechte ooghe van eenen wolf naeyt in syn rechter mouwe, menschen noch honden en moghen hem letten.’
Doch, om goede werkingen te verkrijgen, ‘soo suldyt wercken onder een goede planete, als onder Jupiter, ende Venus. Ende tot een quade sake, als onder Saturno ende Mars.’
‘Ghi sult aenmercken dat Jupiter ende Venus goet syn, Saturnus ende Mars quaet, Sol ende Luna middelbaer, maer Mercurius met den goeden goet ende metden quaden quaet.
Na dit overzicht, moet ik tot mijn leedwezen verklaren, dat ik, ondanks al mijn goeden wil, het ons ter uitgave aangeboden werkje, waaraan gewis toch veel tijd en arbeid besteed is, onze Commissie van Nieuwere Taal- en Letterkunde niet zou durven aanbevelen. De beweegreden der Heeren aanbieders, dat deze vertaling ‘waarschijnlijk een der eerste Nederlandsche werken uitmaakt, waarin wetenschappelijke namen opgegeven zijn’ en het eenen
| |
| |
blik laat werpen in de geneeskunde der oude tijden, schijnt mij niet voldoende genoeg.
Zou de Commissie van Middelnederlandsche letterkunde, voor hare doeleinden, wellicht het Boek der Crachten meer bruikbaar kunnen bevinden?
|
|