Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1900
(1900)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 491]
| |
Rijks-Schoolinspecteur. (Met de portretten van Ph. de Coster, J. van Beers en Sleeckx. - Lier, Jozef Van In, 1900.) Namens den heer Stinissen, Schoolopziener, heb ik de eer aan de Koninklijke Vlaamsche Academie een exemplaar aan te bieden van zijn werk De Normaalschool van Lier in de Nederlandsche Taalen Letterkunde. Reeds in het jaar 1806 werd in Nederland eene wet op het Lager Onderwijs uitgevaardigd. Zij werd in 1815, na onze vereeniging met dit land, ook in de zuidelijke provinciën toegepast. Dientengevolge kwam in 1817 de Normaalschool van Lier, tot het vormen van lagere onderwijzers, tot stand. Bernard Schreuder, onderwijzer te Baarn, werd met het bestuur belast. Hij was een bekwaam schoolman; aan hem is, in ruime mate, de bloei te danken, welke het lager onderwijs alras, onder het bestuur van Koning Willem, in België bereikte. Na de omwenteling van 1830 werd de Liersche Normaalschool gesloten. Zij werd in 1844 heringericht, ingevolge de wet op het lager onderwijs, welke twee jaren te voren tot stand was gekomen. Het Belgische Staatsbestuur had het geluk eenen man aan te treffen, dien allen, welke het met den bloei onzer taal en van ons volksonderricht wel meenen, dankbaar herdenken. Het was de eerwaarde heer De Coster, leeraar van zedelijke wijsbegeerte en hoogere wiskunde aan het Aartsbisschoppelijk Seminarie te Mechelen. Deze werd als Bestuurder | |
[pagina 492]
| |
der nieuwe Kweekschool voor lagere onderwijzers aangesteld, en tevens met den leergang van opvoedkunde en onderwijsleer belast. De Coster was een uitstekend paedagoog en tevens een warme Vlaming. Volgens Jan van Beers, die hem gedurende veertien jaren als leeraar ter zijde stond, was het André van Hasselt, die de aandacht van De Coster op Benecke's Psychologie en Paedagogie vestigde. ‘Met onvermoeibare vlijt zette hij zich aan het werk’, schrijft Van Beers, met het doel, om, ‘door dit nieuwe stelsel voorgelicht, de methodeleer streng van eenige eenvoudige grondstellingen af te leiden, even gelijk de meetkunst van eenige axiomata afgeleid is. Eerst sloeg hij de hand aan de leergangen van opvoedkunde en methodeleer, om ze naar de grondregels van Benecke's werken herin te richten; dan kwam de hervorming van het reken- en daarna die van het leesonderricht aan de beurt. Het was onder zijne meesleepende leiding en zijn aanstekelijk voorbeeld, tusschen meesters en leerlingen, een geestdrift van belang; ja, de heilzame invloed der hervorming, op het gebied der onderwijsmethoden, door De Coster ingevoerd, deed zich weldra gevoelen in bijna al de scholen van het Vlaamsche land’Ga naar voetnoot(1). De Coster had het geluk medewerkers te hebben, die in zijnen geest arbeidden: onder hen bekleedden | |
[pagina 493]
| |
Van Beers en Troch de eerste plaats. Troch werd eerst leeraar van aardrijkskunde en geschiedenis en later van opvoedkunde en onderwijsleer. Ons volksonderwijs heeft ook jegens hem de duurste verplichtingen. Op het vijftigste eeuwfeest der stichting van de Liersche Normaalschool, in 1894, getuigde de heer Hoofdinspecteur Troch van zijnen oud-Bestuurder De Coster: ‘Onverdeelde toewijding van leeraars en leerlingen aan de edele zaak der volksschool; de moedertaal, niet slechts als zelfstandig onderricht, maar ook als voertuig bij het onderwijs der andere leervakken; zielkunde, als grondslag der theorie van opvoedkunde en methodenleer; oefenschool voor de practische vorming der aankomende onderwijzers, ziedaar de hoofdmaatregelen, welke de schrandere geest van De Coster wist te nemen, welke zijn vast en beraden karakter wist te handhaven, en aan zijnen opvolger over te leveren’. In 1856 trad De Coster af, en werd door den E.H. Schoeters als Bestuurder vervangen. Wij hebben, evenals meer dan een collega der Academie, het geluk gehad onder de leiding van dezen uitstekenden man onze studiën te voltrekken. Met al zijne oud-leerlingen brengen wij hulde aan zijne groote bekwaamheid en aan de talrijke diensten, die hij aan het volksonderricht heeft bewezen. Evenals Troch, de leeraar van paedagogie en bestuurder der oefenschool, begreep Schoeters, dat de ontwikkeling van het Vlaamsche volk moet uitgaan | |
[pagina 494]
| |
van de ontwikkeling der Vlaamsche taal; beiden regelden daar het onderwijsstelsel naar, dat zij, door hun voorbeeld en hunne lessen, aan de toekomstige onderwijzers voorhielden. Thans is de heer Temmerman met het bestuur der Liersche Normaalschool belast. Twee jaren geleden werd hij voor zijne verhandeling: De Moedertaal is het eenig doel- en redematig voertuig der gedachte in Opvoeding en Onderwijs, door de Koninklijke Vlaamsche Academie bekroond. Men twijfele niet, of hij zal den Vlaamschen geest, die te allen tijde de leeraars en de leerlingen der kweekschool heeft onderscheiden, in eere houden. ‘De Normaalschool van Lier’, aldus drukte hij zich in 1896 in zijne Nederlandsche toespraak tot Zijne Majesteit den Koning uit, ‘heeft, met haren Vlaamschen aard, steeds een goed afgebakend, nationaal karakter behouden. Haar eerste Bestuurder, de onsterfelijke Ph. de Coster, gaf haar den stempel eener eigenaardige zelfstandigheid. Hij vervormde Duitsche theorie in echt Vlaamsche practijk; en dit karakter hebben wij, in ons opvoedingstelsel, ongeschonden bewaard.’ J. van Beers en Sleeckx werden beurtelings met den leergang van moedertaal belast. Wij weten met welk talent, met welke diepe overtuiging deze uitstekende leeraars ons op het hart drukten, dat het onze eerste plicht was onze leerlingen liefde voor de moedertaal in te boezemen, en nooit het groote grondbeginsel der Liersche Normaalschool te verloochenen, krachtens hetwelk de moedertaal het voertuig van alle onderricht behoort te zijn. | |
[pagina 495]
| |
Aan dit grondbeginsel is het Vlaamsch onderwijsgesticht steeds getrouw gebleven, zonder er een haarbreed af te wijken. Daaraan is haar bijval toe te schrijven, daaraan is het te danken, dat hare kweekelingen, op hunne beurt, de warmste liefde voor onze moedertaal aan hunne leerlingen hebben weten in te boezemen. Dit is de korte inhoud van de historische inleiding van het werk des heeren Stinissen. Hij zegt daarin insgelijks, dat op dit oogenblik zeven oudleerlingen der Liersche Normaalschool van de Koninklijke Vlaamsche Academie deel maken. Vervolgens deelt hij ons de namen van 63 oudleerlingen van dit gesticht mede, die de Nederlandsche letterkunde beoefend hebben, alsmede uittreksels uit hunne werken. De heeren Leden, die het boek zullen doorbladeren, zullen bemerken, wat overigens niet betwist wordt, dat aan de Liersche Normaalschool een ruim aandeel in den bloei onzer Letterkunde toekomt. Het zou moeilijk zijn een tweede onderwijsgesticht aan te halen, dat op dergelijke uitslagen mag bogen. In deze bladzijden heb ik niet alleen hulde willen brengen aan het werk van den heer Stinissen. Ik wilde vooral de zegenrijke gevolgen van het even natuurlijk als eenvoudig grondbeginsel doen uitschijnen: ‘De Moedertaal is het eenige doelmatig voertuig van alle onderwijs.’ Gustaaf Segers. | |
[pagina 496]
| |
Jhr de Pauw, met het oog op het uitschrijven van nieuwe prijsvragen, wijst op de nuttigheid der voortzetting van het door de Academie bekroonde werk des heeren D.L. Petit: Bibliographie der Middelnederlandsche Letterkunde; het ware noodig, (meent Spreker), dat door eene nieuwe prijsvraag de vollediging en bijwerking van dit werk wierde voorgesteld. - Deze vraag zal in aanmerking komen bij de heden te benoemen Commissie voor het vaststellen van prijsvragen.
De heer Bestuurder wenscht de nieuwbenoemde briefwisselende Leden welkom in de Academie. Hij hoopt veel van hunne vlijtige medewerking. De heer Mac Leod richt tot de vergadering eenige woorden van dank en belooft al het mogelijke te zullen doen om bij te dragen tot den bloei en den voorspoed der instelling. (Toejuichingen).
De vergadering gaat over tot het samenstellen der Commissie, belast met het voorstellen van prijsvragen. Worden gekozen: de heeren Broeckaert, Coopman, de Pauw, Gailliard en van Droogenbroeck. Het voorstel tot inrichting eener vierde bestendige Commissie (voor het onderwijs in de Nederlandsche taal, zie bl. 426) wordt, na eene korte gedachtenwisseling, aan welke deel nemen de heeren Simons, Prayon, de Ceuleneer, Coremans en van Droogenbroeck, bij acclamatie aangenomen. Onmiddellijk daarna gaat de vergadering over | |
[pagina 497]
| |
tot de benoeming der tien Commissieleden. Deze zijn de heeren: Alberdingk Thijm, Bols, Claes, de Ceuleneer, de Vreese, Mac Leod, Muyldermans, Obrie, Segers en Sermon. Het uur te ver gevorderd zijnde voor de aangekondigde lezing des heeren Segers: de eerste werken van Vondel, beslist de vergadering dat die lezing in eene der eerstvolgende zittingen zal plaats hebben. Te vier uren verklaart de heer Bestuurder de zitting gesloten. |
|