althans in een zeker opzicht, aangezien zijn pogingen werkelijk vruchteloos bleken. Maar zooals het zoo dikwijls gaat: hij deed eene wel kleine, maar toch niet onbelangrijke ontdekking op een der zijpaden, welke hij bij zijne nasporingen moest bewandelen. De tweede uitgave der Sinnebeelden verscheen in 1638, en nu bleek het, dat er op de universiteitsbibliotheek te Gent een uitgave uit dat jaar berust, die niet overeenkomt met diegene, welke door Blommaert voor zijne uitgave van Zevecote's werken gebruikt werd: het Gentsche exemplaar bevat 12 gedichten meer dan dat van Blommaert. Zouden er dus twee verschillende uitgaven in 1638 verschenen zijn? Ja en neen, want de heer Willems maakt het zeer waarschijnlijk, dat de uitgave, door Blommaert gebruikt, niets anders is dan een titeluitgave van die der Elzeviers uit het jaar 1626.
Als appendix deelt de heer Willems de gedichten mede, die wel in het Gentsche exemplaar, maar niet in dat van Blommaert voorkomen.
Ik heb de eer te adviseeren, dat deze verdienstelijke studie van Mr. L. Willems in onze Verslagen en Mededeelingen opgenomen worde.
Willem de Vreese.