Romeinsch tijdperk, in Limburg, is genomen uit de nagelaten geschriften van wijlen ons diepbetreurd eerelid den eerw. heer Joz. Habets, en levert een wezenlijk belang op voor de geschiedenis.
De andere stukken bevatten insgelijks wetenswaardige bijzonderheden over Limburg in den voortijd.
Ed. van Even.
De heer W. de Vreese vraagt het woord voor eene mededeeling en drukt zich volgenderwijze uit:
‘Ik vraag vergunning om de aandacht der vergadering een oogenblik bezig te houden met iets, dat zeker hare belangstelling zal wekken. Bij de wet van 1890 op het hooger Onderwijs is er ook een doctoraat in de geschiedenis ingesteld, maar de verwachtingen, welke door vele Vlamingen daaromtrent werden gekoesterd, werden tot nog toe niet vervuld. Inderdaad, vaak is de klacht vernomen, dat de meeste jonge geschiedkundigen, die te Gent studeeren, zelfs als ze flamingant zijn, voor de Vlaamsche zaak verloren gaan, doordien ze hunne werken in het Fransch opstellen. Zij verdedigen zich, zooals ge weet, door te zeggen, dat het Nederlandschlezend publiek te klein is: dat het zoowel tegen het belang hunner wetenschap is als tegen hun eigen, in het Nederlandsch te schrijven. Alle goede Vlamingen achten die redeneering verkeerd; hoe het zij, ik acht mij gelukkig U te kunnen mededeelen, dat ook in dezen toestand verandering ten goede schijnt te zullen komen.