van derdehalf jaar, wegens ziekte, eindelijk gegeven is, wederom in kloeken geest het woord tot U te richten, in afwachting dat ik het genoegen van uw gezellig verkeer als vroeger smaken moge, dan zij het eerst en vooral, om U allen hartelijk te danken voor de menigvuldige bewijzen van belangstelling en toegenegenheid, welke ik gedurende jaar en dag van U ontvangen heb, en vervolgens om eene dure plicht te volbrengen zoowel jegens een uitstekend Medelid en onze Academie, die hem niet vergeten mag, als jegens mijzelven, die niet ophouden zal de Dietsche Zaak als eene levenstaak te beschouwen.
Ten jare 1889, in zitting van 20 Februari, kondigde Steller dezes de viering aan, door gansch Nederduitschland, van ons Eerelid den beroemden Dichter Klaus Groth, ter gelegenheid zijner 70e verjaring.
In de Voordracht werd op de groote beteekenis voor Vlaanderen en geheel Nederland gewezen, van dezen volksdichter, den stichter eener naar het voorbeeld der Vlaamsche gevormde en daaruit ontstane letterkundige Beweging, in eene volksspraak, welke slechts tongvallig van de onze verschilt, en die gereedelijk verstaan en gelezen wordt, wanneer zij zuiver gesproken of naar een algemeen stelsel van Dietsche spelling geschreven is.
Eenstemmig en toejuichend trad de Koninklijke Vlaamsche Academie deze getuigenis bij, en gelastte haren veelgeachten Secretaris, met eene