incunabelen, door de Academie kan uitgegeven worden. De tekst is onderzocht geweest door de heeren de Flou en Gezelle, die er zich gunstig over geuit hebben.
De heer Gezelle treedt in eenige bijzonderheden aangaande den tekst, waar nog een en ander uit het middelfriesch in voorkomt. Spreker wijst ook nog op termen als bragen = brein, barn = kind, en andere, om tot de gissing te komen dat de oorspronkelijke tekst door een Westfriesch dialect beinvloed geweest is. Ook uit een historisch-theoogisch oogpunt heeft spreker in het handschrift merkwaardige bijzonderheden gevonden.
De heer Daems, na over den aard van soortgelijke werken gehandeld te hebben, wijst op een der jongste in de reeks, namelijk ‘den Spieghel van het kersten gheloof’ door Thomas van Herenthals.
Vervolgens beslist de Commissie dat de uitgave aan de heeren K. de Flou en Edw. Gailliard zal toevertrouwd worden.
De vergadering keurt deze beslissing goed.
Door den heer Coopman wordt verslag gegeven over het verhandelde in de zitting der Commissie van Nieuwere taal- en letterkunde.
Door deze wordt voorgesteld, op door de heeren Obrie en de Vos uitgebracht gunstig verslag, de uitgave van het werk: Inleiding tot de Studie der Analytische Scheikunde door Dr. A.-N.-H.