Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1898
(1898)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |
Zitting van 18 Mei 1898.Aanwezig de heeren Alberdingk Thijm, bestuurder, van Even, onderbestuurder, de Potter, bestendige secretaris; de heeren Claeys, jhr de Pauw, Gailliard, Gezelle, Hiel, Daems, Obrie, Coopman, de Vos, Broeckaert, Sermon, Coremans, Bols, de Flou, Claes, Arnold, Janssens, werkende leden; de heeren de Ceuleneer, Muyldermans, de Vreese, briefwisselende leden. De heer baron de Maere d'Aertrycke, werkend lid, verontschuldigt zich de zitting niet te kunnen bijwonen. Na lezing en goedkeuring van het verslag over de voorgaande zitting legt de bestendige secretaris de lijst neder der | |
Aangeboden boeken.Door de Regeering: Bibliographie de Belgique, 1898, nr 8. Revue sociale catholique, 1898, nr 7. Bulletin de l'Agriculture, 1898, nr 2. Revue de l'Université de Bruxelles, 1897-1898, afl. 4-7. Pour l'Art et le Progres, door Em. Gielkens. Bulletin de l'Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1898, nr 3. | |
[pagina 147]
| |
Mémoires couronnés, 48e deel, 8o. Wallonia, 1898, nr 4 Le Musée belge, Revue de philologie classique, 1898, nr 2. - Idem. Bulletin bibliographique, nr 4.
Door den bestendigen Secretaris der Academie: De gesteendrukte portretten van Tollens, Maria Doolaeghe, Mathilde van Peene en den kunstschilder X. de Cock. Uit den Vreemde, door J.-P. Hasebroeck.
Door den heer Willem de Vreese: Van Swighen. (Overdruk.)
Door den heer de Ceuleneer: Ter nagedachtenis van Eugeen Zetternam, door vrouwe van Ackere, geb. Maria Doolaeghe. A propos du rapport de la Commission flamande, par Langlois, 1860. Gedenkteeken aen J.-Fr. Willems toegewijd, 1848. Jacob van Maerlant, door C.-A. Serrure, 1867. Vlaamsche Poëzij, door vrouwe Courtmans, geb. Berchmans. Lof van den Landbouw en der Plantenkweekerij in Vlaenderen, 1835, door Dumon. De drie Zangers, Willems, Ledeganck, Van Duyse, door K. Bogaerd. Ledeganck. Lof der Schilderkunst, en de Zinnelooze, 1828. Aan mijne Medeleden der kon. Maatschappij | |
[pagina 148]
| |
van Rhetorica, te Gent, door C.-A. Vervier. 1820.
Door den heer Dr. A.-J.-J. van de Velde: Vijf voordrachten over de gisting.
Door den heer J.-H. Buitenrust Hettema: Taal en Letteren, 8e jaar, 4e en 5e aflev.
Door de Société d'Émulation, te Brugge, bijvoeglijke aflevering voor 1897.
Door de Académie royale d'archéologie de Belgique: Bulletin, nr 2, 1898.
Door den heer A. Siffer: Het Belfort, 1898, nr 5.
Door de Uitgevers van Biekorf, 1898, nr 8.
Door den heer Arseen van der Schelden: Nieuwe Fransche Spraekkonst ten gebruyke der Vlaemingen, 1836.
Namens mejuffer Mathilda Ramboux biedt de heer H. Sermon, met een waardeerend woord, een exemplaar aan van den pas verschenen dichtbundel dezer Schrijfster: Wat zei, wat zong dat kwezeltje? Hilda Ram. - Een dankbrief zal aan de dichteres worden toegestuurd. | |
[pagina 149]
| |
De heer bestuurder wenscht den heer Janssens geluk wegens zijne benoeming tot werkend lid en de hem verleende bevordering tot officier der Leopoldsorde. De heer Janssens dankt de Academie voor de vereerende onderscheiding, hem door gezegde benoeming bewezen; hij geeft de verzekering dat hij, in de wetgevende vergadering, en daar buiten, steeds de belangen der Nederlandsche taal en van het Vlaamsche volk zal blijven behartigen. (Toejuiching.)
De heer Obrie stelt voor, dat het bestuur der Academie een schrijven zou richten aan den heer Minister van Justitie, met het doel zijne welwillende aandacht te vestigen op de noodzakelijkheid om het opstellen van den Nederlandschen tekst der wetten en koninklijke besluiten, met het oog op de uitvoering der onlangs gestemde wet, toe te vertrouwen aan bevoegde personen. Spreker zegt dat bijna al de vertalingen, die thans in het Staatsblad voorkomen, met uitzondering van die, welke uitgaan van het Ministerie van Spoorwegen en Posterijen, doorgaans veel te wenschen laten. De heer Obrie vraagt dat zijn voorstel, bij dringendheid, in aanmerking genomen worde. De dringendheid wordt gestemd en de beraadslaging over het voorstel geopend. De heer Coremans drukt de meening uit, dat | |
[pagina 150]
| |
het nutteloos is bij den heer Minister aan te dringen, aangezien deze zich reeds met de inrichting van den vertalingdienst bezighoudt. Zijns inziens ware 't beter een drietal maanden te wachten en daarna de Academie te laten tusschenkomen, in geval de vertalingen niet zouden voldoen. Jhr. de Pauw treedt de zienswijze des heeren Coremans bij, en acht het minder betamelijk dat, in de gegeven omstandigheid, de Academie op dit oogenblik zich tot den heer Minister zou richten. Hierop drukt de heer Obrie de meening uit, dat zijn voorstel niets onbetamelijks behelst. Hij acht het gevaarlijk, eene proefneming van drie maanden te laten doen; moest deze niet goed afloopen, allerwege zou kritiek ontstaan, wat zeker dient vermeden te worden. De Nederlandsche tekst der wetten en besluiten behoort van eerstaf aan onberispelijk te zijn. De heer Claeys zou het voorstel eenigszins willen wijzigen. Hij wenscht dat het bestuur den heer Begerem, Minister van Justitie, de hulde en den dank der Academie zou betuigen wegens de stemming van het wetsontwerp der heeren Coremans en de Vriendt, en tevens de belangstelling der Academie uitdrukken in het werk, door de regeering begonnen om een degelijken vertalingdienst voor het Staatsblad te verzekeren: ook naar het oordeel der Academie is die vertalingdienst van het hoogste belang; van den beginne af moet | |
[pagina 151]
| |
alles zóó worden ingericht dat er geene kritiek kan over gemaakt worden. (Aangenomen.) | |
Dagorde.De vergadering gaat over tot het vaststellen der lijst van candidaten voor de opene plaatsen. Bij de namen, voorgesteld door de daartoe benoemde Commissie, worden eenige andere gevoegd. De Leden der verschillende keurraden voor de wedstrijden van 1898 deelen aan de vergadering hun verslag daarover mede. Ten slotte komt in behandeling een voorstel der Commissie voor het Woordenboek der Nederlandsche Taal, strekkende tot het uitgeven, door de Academie, van het Vocabulaer van Noël de Berlaimont (1542), en van het Vocabulario para aprender Franches Espannol y Flamincq (1520). Na eene korte woordenwisseling, daartoe betrekkelijk, wordt het voorstel aangenomen. Te 4 uur verklaart de heer bestuurder de zitting geheven. |
|