Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1897
(1897)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 503]
| |
Zitting van 23 Juni 1897.Aanwezig de heeren baron de Maere, bestuurder, Alberdingk Thijm, onderbestuurder, de Potter, bestendige secretaris; de heeren Claeys, jhr de Pauw, Gailliard, Gezelle, Hiel, Snieders, Willems, Daems, Micheels, Obrie, Coopman, de Vos, Broeckaert, van Even, Sermon, Bols, de Flou, Claes, werkende leden; de heer de Vreese briefwisselend lid; de heeren Janssen en Segers, briefwisselende leden, verontschuldigen hunne afwezigheid. Na goedkeuring van het verslag over de voorgaande zitting deelt de bestendige secretaris de lijst mede der | |
Aangeboden boeken.Door de Regeering: Bibliographie de Belgique, 1897, nrs 9, 10 en 11. Coutumes des Pays et Comté de Flandre. - Quartier de Furnes, IIIe deel. Revue sociale catholique, nrs 7 en 8. Bulletin de l'Académic royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts, 1897, nr 4. Bulletin de l'Agriculture, 1896, nr 7. Wallonia, 1897, nr 5. Bulletijn van den Geschied- en Oudheidkundigen Kring, te Gent, 1897, nr 2. | |
[pagina 504]
| |
Compte rendu des séances de la Commission royale d'Histoire, 1897, nr 2. Een gerechtelijk drama in 1813, door Augustijn Thys. Revue Néo-Scolastique, 1897, nr 2.
Door de Redactie van het Woordenboek der Nederlandsche Taal, de 7e aflevering, 3e deel: Braaknoot-Brandschatten.
Door den heer J.-B. Martens, kannunik en leeraar: Electriciteit en Magnetisme. St.-Nicolaas, 1897.
Door den heer Buitenrust Hettema: Taal en Letteren, 1897, nr 3.
Door de Société belge de Librairie: Revue bibliographique belge, 1897, nr 5.
Door een ongenoemde: Catechismus voor de Vlamingen van alle standen en gezindheden, uitgegeven door den ‘Vlaamschen Bond’. Loven, 1888.
Door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen te 's Hertogenbosch: Alphabetische catalogus op de 4 deelen en 1e supplement van de catalogus der boekerij van gezegd Genootschap. De ‘Stuerghewalt’ of zoogenaamde ‘Booze Griet’ van 's Hertogenbosch. Verder: Biekorf, 1897, nrs 10, 11 en 12; Het Belfort, nr 6; Kempisch Museum, 3e jaar, nr 7. | |
[pagina 505]
| |
Door den bestendigen Secretaris: Catalogus van in- en uitlandsche Boomen en Heesters. (Latijnsche, Engelsche en Nederlandsche benamingen.) XVIIIe eeuw. L'instruction primaire en France avant la Révolution, par Allain. Levensschets van Jakobus de Kort, door Th.-Ign. Welvaarts. Huldebetoog ingericht ter begroeting van den eerw. heer Guido Gezelle als lid der Vlaamsche Taalkamer. Kortrijk, 1886. Notice biographique et littéraire sur Ch. van Hulthem. Gent, 1837.
Door den heer Edw. van Hove: Het Vlaamsche Leger. Het verzedelijken van het leger. Het Vrijwilligersleger. Tweede uitgaaf. De Vlaamsche taal in het leger.
Door den heer Felix Rodenbach: Revue trimestrielle de Droit, suivie d'un manuel de droit français-flamand. 1e aflevering.
Door de Académie royale d'Archéologie de Belgique: Annales, 1897, 2e-3e afleveringen. | |
Briefwisseling.Lezing wordt gedaan van eenen brief, gedagteekend 3 Juni 1899, aan de Academie gezonden | |
[pagina 506]
| |
namens het Comiteit, te Lier werkzaam om in die stad het standbeeld op te richten van kanunnik J.-B. David, taalkundige en geschiedschrijver, en waarbij de Academie wordt uitgenoodigd zich te laten vertegenwoordigen bij de onthulling van dat beeld, in de maand Augustus aanstaande. De vergadering gelast het Bureel om eene afvaardiging bij dat feest te benoemen.
Bij een schrijven van 15 Juni wordt door den heer Edward Peeters (Edward van Hove), aan de Academie gevraagd: 1o goedkeuring van zijn werk, strekkende tot vervlaamsching van het krijgswezen in België; 2o uitspraak tusschen drie opgegeven stelsels aangaande het vervlaamschen der ‘vakeigene krijgsuitdrukkingen’; 3o toekenning van een hulpgeld, om den schrijver in staat te stellen in betrekking te komen met al wie in Zuid- en Noord-Nederland zich met taal- en krijgskunde onledig houdt; 4o vergunning om zijne voortbrengselen, op dit gebied, aan de Koninklijke Vlaamsche Academie te mogen onderwerpen, en door haar te zien bekrachtigen. De vergadering, geraadpleegd, is eenparig van oordeel dat aan deze voorstellen geen gevolg kan gegeven worden.
De heer bestuurder verleent het woord aan den bestendigen secretaris, die zich nagenoeg volgenderwijze uitdrukt: | |
[pagina 507]
| |
In de zitting der Koninklijke Vlaamsche Academie van Maart 1893 bracht de vergadering hulde aan de nagedachtenis van Jan-Frans Willems, ter gelegenheid van het honderdste verjaren der geboorte van dien hoogstverdienstelijken Vlaming, te recht beschouwd als den vader, den hoofdman der Vlaamsche Beweging. Den 19 Maart 1897 was het eene halve eeuw geleden dat een andere, niet minder beroemde Vlaming, stierf, namelijk de dichter Karel-Lodewijk Ledeganck, wien zijne geboortestad, in Augustus aanstaande, een standbeeld zal oprichten. Ik stel voor, dat de Koninklijke Vlaamsche Academie voor den zanger der Drie Zustersteden zou doen, wat zij voor den geleerden uitgever van het Belgisch Museum gedaan heeft, namelijk hem eenige korte stukken, in gebonden of ongebonden stijl, dankbaar toe te wijden. Mogelijk ware 't niet ongepast, hier, bij gelegenheid, de begaafde mannen te herdenken, die vóór de stichting der Academie, hetzij op louter literarisch gebied, hetzij als kampioenen voor onze taalrechten, zich bijzonder verdienstelijk maakten; eenige hunner zijn reeds in 't paleis der Academie vereerd: Prudens van Duyse, Ledeganck, Snellaert, Maria Doolaeghe, Theodoor van Ryswyck, Philip Blommaert hebben hier hun marmeren borstbeeld, dank aan de vrijgevigheid der Regeering; bovendien is, aan den eerstgenoemde een waardeerend schrift van ons medelid den heer Micheels toegewijd. Beurtelings zouden Maria Doolaeghe, Joanna Berchmans, Snellaert, Fr. | |
[pagina 508]
| |
Rens, Albrecht Rodenbach en anderen hier eene hulde kunnen bekomen, welke zij wegens hunne rijke begaafdheden, of uit hoofde hunne diepe verkleefdheid aan het Vlaamsche volk, zeker verdienen. Treedt de Academie deze zienswijze bij, dan zou, gelijk ik zooeven voorstelde, de dichter Ledeganck in de zitting der maand Augustus kunnen herdacht worden. Mogelijk zou ons geacht medelid, de heer Claeys, hier de redevoering kunnen voordragen, welke het Feestcomiteit te Eekloo hem verzocht heeft aan den voet des standbeelds uit te spreken.
De vergadering, geraadpleegd, betuigt hare ingenomenheid met het voorstel en verzoekt den heer Claeys, in de eerstvolgende zitting, zijn besluit aangaande het voordragen van bedoelde feestrede, in de Academie, te doen kennen.
De heer Coopman brengt verslag uit over de zitting gehouden door de Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. De Commissie verzoekt het bestuur der Academie nogmaals aan te dringen bij den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs opdat hij de intichting van de Commissiën voor Nieuwere Taal- en Letterkunde en voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie bepaald regelen zou. De Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde verzoekt de Kon. Vlaamsche Academie hare | |
[pagina 509]
| |
uitgaven te laten geworden aan het Departement van Onderwijs te Pretoria, als een blijk van de toegenegenheid der Vlamingen voor het taal- en stamverwante volk in Transvaal. | |
Dagorde.De vergadering gaat over tot de stemming over de verslagen der beoordeelde handschriften, ingezonden voor de wedstrijden dezes jaars. Het eenig ingezonden handschrift over de eerste vraag: Verhandeling over de vormen van het werkwoord in het Oudfriesch, wordt den uitgeloofden prijs waardig gekeurd. Het bijgevoegde naambriefje geopend zijnde, wordt de heer Jozef Jacobs, student te Mechelen, als laureaat uitgeroepen. Tweede vraag: Opgave van bewijsplaatsen uit taalbronnen, voor elk der woorden, door Kiliaan als ‘vetus Flandricum’ opgegeven. De Academie kent, mits zekere in de verslagen uitgedrukte voorwaarden, den uitgeloofden prijs toe aan den schrijver van het werk, met kenspreuk: Thet is thet andert uppa there ôthere kest, hetwelk, na opening des naambriefjes, blijkt opgesteld te zijn de heer J. Jacobs, voornoemd. Voor de derde prijsvraag: Lijst der verwerpelijke neologismen, heden gebruikt in de Nederlandsche taal, met aanwijzing van hunnen oorsprong en hunne onnauwkeurigheid, alsmede van de juiste | |
[pagina 510]
| |
Nederlandsche woorden, uitdrukkingen of zegswijzen, was één antwoord ingezonden, aan hetwelk geen prijs wordt toegewezen. Eveneens wordt het eenig ingekomen handschrift ter beantwoording van de vierde prijsvraag: Een Volksboek over de geschiedenis van België van 1792 tot 1814, den uitgeloofden prijs niet waardig gekeurd.
Het tweede punt aan de dagorde is: kiezing van twee Buitenlandsche Eereleden. Worden gekozen, de heer Cam. Looten, letterkundige en hoogleeraar te Rijsel, en J.-H. Schimmel, letterkundige te Amsterdam.
Door den heer baron de Maere, bestuurder der Academie, en door heer den Micheels, wordt het opstel aangeboden, hetwelk door hen in de openbare zitting van 24 Juni zal voorgedragen worden.
Na bespreking van het voorstel des heeren W. de Vreese: Kan er iets gedaan worden om aan de werkzaamheden der Academie meer bekendheid te geven? verklaart de heer bestuurder de zitting geheven. |
|