Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1896
(1896)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 557]
| |
De Patriot J.-A.-F. Pauwels als gelegenheidsdichter herdacht.In 1887 plaatste onze al te vroeg gestorven Collega de heer L. Mathot, in de Verslagen der Kon. Vlaamsche Academie, eene lezenswaardige verhandeling over den Antwerpschen dichter Jan-Antoon-Frans Pauwels, gekend onder den naam van den poeet-patriot, die in 1747 werd geboren en in 1823 overleed. In breede trekken schetste Mathot het leven van den zonderlingen man af, die, bij zijnen haat jegens de Fransche overheersching, de edelste vaderlandsliefde, naast echte vroomheid voegde. Professor C.-P. Serrure en Jan-Frans Willems handelden beurtelings over Pauwels,en Mathot stelde de lijst der werken op, door den goeden man gedurende het tijdverloop eener halve eeuw vervaardigd. Bijna elk jaar gaf hij een boek uit, waarvan verscheidene bladzijden aan den godsdienst waren toegewijd. Eene buitengewone gelegenheid stelde mij in het bezit van een aantal gedichten van Pauwels, in 1815-16 en 17 uitgegeven. Aanleiding daartoe was zijne vurige vaderlandsliefde, met zijne godsdienstige gevoelens gepaard. Inderdaad volgens het werk: Geschiedenis der St.-Andrieskerk, door wijlen mijnen vriend P. Visschers uitgegeven, werd in de maand November 1813 het jubelfeest der Instelling van de broederschap van O.L. Vrouwe van Bijstand en Victorie | |
[pagina 558]
| |
met buitengewonen luister in de St.-Andrieskerk gevierdGa naar voetnoot(1). Korts daarna gaf de val van Napoleon aanleiding tot menige ontboezeming. Pauwels vervulde, als het ware, het ambt van factor of dichter van het genootschap. Wij hebben hier vóór ons liggen de gedichten, die hij maandelijks gedurende bijna drie jaren in het licht zond, en wij moeten bekennen, dat er verscheidene tusschen zijn, welke zich onderscheiden door die hoedanigheden, welke wij reeds hebben vermeld. De voornaamste hebben wij afgeschreven en wij denken dat zij zullen bijdragen niet alleen om 's dichters karakter, maar tevens zijn trant van versificatie, te doen gelden. Het eerste stukje dagteekent van 1 Maart 1815; het laatste van December 1817. Vreemd genoeg, de man, bekend voor zijne strenge zeden, maakt soms gedichten, waarin hij, zooals weleer de geniale Anna Bijns, zich als den grootsten zondaar afschetstGa naar voetnoot(2). Inderdaad in zijn gedichtje van Juny 1816 zegt hij het volgende: ‘Hoe ben ik van de regte baen
Door myne zonden afgegaen!
Hoe ben ik om een korte vreugd
Gewéeken van de waere deugd!’
| |
[pagina 559]
| |
En in zijn stukje van December 1817: ‘'k Ben in zonden blyven stéeken,
'k Heb volherd in d'overdaed,
En in drinken zonder maet,
In het looven van gebreken;
Weelde streelde mij het hert,
Wellust bragt mij in de smert.
'k Heb het schepsel aengebeden,
'k Leefde voor de zinn'lykheid.
Tot welke zonderlinge gevolgtrekkingen komt men niet wanneer men voor waarheid neemt, wat de schrijvers ons voordichten! Alles was ijdelheid in Pauwels oogen; doch op het tijdstip, dat hij beleefde, werden zijne, voor ons, droge zedelessen gretig aanhoord, en genoot hij eene zekere befaamdheid, die hem toeliet zijne uitgaven voort te zetten. Het zij eens en vooral gemeld, dat de broederschap van O.L.V. van Bijstand thans nog eene van de voornaamste is, aan den dienst der Patrones van Antwerpen toegewijd. Men mag zeggen dat een gevoel van eerbied zich ondanks ons zelven van ons meester maakt, terwijl men deze gedichten leest. De vrome man, die de gruwelen van het Fransch bestuur van nabij had gekend, zocht troost in de beoefening onzer nationale letteren, waarin hij zijne diep godsdienstige gevoelens, benevens zijne gehechtheid aan onze reine Vlaamsche zeden en aan onze vrije instellingen uitdrukte. P. Génard. |
|